Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, de Vlaamse Regering heeft al eerder ingezet op het erkennen van verworven competenties en heeft een EVC-beleid (elders verworven competenties) uitgebouwd op basis van beroepskwalificaties. Zo kunnen we de beschikbare profielen op de arbeidsmarkt optimaal inzetten. Via EVC-trajecten kan men de nadruk leggen op talenten, competenties, kennis en ervaring. De Vlaamse Regering werkte eerder al een kader uit om verworven competenties te kunnen laten erkennen. Dat gebeurt in een EVC-traject, dat bestaat uit vier stappen: het benoemen van de competenties, het in kaart brengen van de competenties, het laten beoordelen van competenties en het certificeren van competenties. Er zijn ook EVC-testcentra, bijvoorbeeld via het volwassenenonderwijs, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) of sectororganisaties. Momenteel kan men voor diverse beroepen zijn of haar ervaring laten erkennen.
Het gemeenschappelijke kwaliteitskader voor EVC-standaarden houdt rekening met de mogelijkheid van een geactualiseerde EVC-standaard. Dat is zo geregeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019. De basis voor een EVC-standaard is de bijhorende beroepskwalificatie. Als de beroepskwalificatie wordt aangepast, kan het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS) de ontwikkelingscommissie samenbrengen om de EVC-standaard te actualiseren. Na goedkeuring van een geactualiseerde EVC-standaard door de bevoegde ministers geeft AHOVOKS aan welke van de bestaande EVC-instrumenten binnen het jaar moeten worden aangepast. Vanaf dat moment is zowel de erkenning van nieuwe EVC-testcentra als het toezicht op bestaande EVC-testcentra gebaseerd op de geactualiseerde EVC-standaard.
Artikel 2 van hetzelfde besluit bepaalt dat een lijst van beroepskwalificaties waarvoor een EVC-traject kan worden uitgewerkt ter kennisgeving aan de Vlaamse Regering wordt voorgelegd. De lijst is opgemaakt rekening houdend met de inbreng van onderwijs- en opleidingsaanbieders, sectoren, organisaties of strategische adviesraden, en met de maatschappelijke of economische relevantie. Ook VDAB is daar steeds bij betrokken.
Er zitten een aantal extra assessments en EVC’s in de pijplijn. De ontwikkeling van de instrumenten kost echter heel veel energie en tijd, maar ook veel geld. De pedagogische begeleidingsdiensten kregen tot nu toe al twee keer projectmiddelen. Gezien het vele werk is niet duidelijk hoe men dit zonder extra middelen verder kan uitwerken. Daarnaast zijn er ook wel wat vragen omtrent de EVC-financiering in het volwassenenonderwijs. Voor enkele beroepskwalificaties die eerder zijn uitgebreid, zoals kinderbegeleider, is de financiering onvoldoende. Ook de inplanning van de EVC’s binnen een centrum voor volwassenenonderwijs (CVO) is niet vanzelfsprekend. CVO’s hebben in dezen meer zekerheid nodig.
Minister, vandaar de volgende vragen voor u. Wanneer wordt duidelijk voor welke nieuwe beroepskwalificaties er een EVC-traject zal worden uitgewerkt? Erkent u de geschetste problemen? Worden er nog extra middelen uitgetrokken voor de pedagogische begeleidingsdiensten specifiek om deze EVC-ontwikkelprocessen voort te zetten? Hoe zult u tegemoetkomen aan de vragen van de CVO’s omtrent de financiering en de inplanning?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil eerst zeggen dat wij jaarlijks een bevraging bij alle belanghebbenden organiseren om na te gaan voor welke beroepskwalificaties het zinvol is om die EVC-trajecten uit te werken. Dit voorjaar hebben we opnieuw de diverse sectoren en onderwijs- en opleidingsaanbieders bevraagd. We stelden ook al vragen over de concrete implementatie van de EVC-trajecten. Bijvoorbeeld, wie zal optreden als EVC-testcentrum? Zal er ook worden geïnvesteerd in het uitwerken van een praktijkproef? Hoe groot is de potentiële doelgroep die men voor ogen heeft? Op basis van de resultaten van die bevraging bepalen we nu in overleg met het Departement Werk en Sociale Economie en VDAB de prioriteiten. De definitieve selectie van de beroepskwalificaties waarvoor er een EVC-traject zal worden uitgewerkt, zou dan eind deze maand moeten kunnen gebeuren. Het concreet uitwerken van die EVC-trajecten start dan eerst met de ontwikkeling van EVC-standaarden. In september zien we dat. De volledige lijst met alle beroepskwalificaties waarvoor EVC-trajecten kunnen worden uitgewerkt, zullen we ook altijd opnemen op de website www.erkennenvanverworvencompetenties.be.
Het klopt dat het uitwerken van EVC-instrumenten om de beoordelingen van de verworven competenties uit te voeren, tijdrovend en ipso facto dus ook duur is voor de centra voor volwassenenonderwijs. Om daaraan tegemoet te komen heb ik ervoor gekozen om dit jaar 130.000 euro toe te kennen voor EVC-projecten. Daarmee kunnen de CVO’s leraren gedeeltelijk vrijstellen om over de centra heen op een uniforme wijze nieuwe EVC-instrumenten te kunnen ontwikkelen. Ik geef ook een subsidie van 75.000 euro om een projectmedewerker aan te trekken, die als taak heeft de betrokken CVO’s uit alle netten te ondersteunen en ook mee die EVC-instrumenten te ontwikkelen.
Ik wil ook meegeven dat er voor de financiering van de EVC-trajecten in het volwassenenonderwijs verschillende mogelijkheden zijn. Wat de erkende EVC-testcentra betreft, naast de projectmiddelen die ik al heb vernoemd, is sinds 1 september in het decreet voor het volwassenenonderwijs ingeschreven dat CVO’s die erkend zijn als EVC-testcentrum, per geteste EVC-kandidaat aanvullende leraarsuren kunnen ontvangen voor het daaropvolgende schooljaar. Dat is een vorm van structurele financiering. Die dient ook, opnieuw, voor het ontwikkelen en afnemen van de evaluaties. Dat laat centra dus toe om personeelsleden in te zetten om als assessor op te treden in de EVC-trajecten, en tegelijk ook om tussentijds de proeven bij te sturen of te actualiseren.
In het kader van Edusprong zullen we daarnaast ook relancemiddelen uittrekken voor het uitwerken van een gemeenschappelijk vrijstellingenkader ter ondersteuning van de centra. Daardoor kunnen de centra hun expertise bundelen in het versneld uitwerken van vrijstellingstesten, met respect, natuurlijk, voor de rol die de pedagogische begeleidingsdiensten ter zake opnemen.
Kortom, ik hoop dat u kunt merken dat we wel wat belang hechten aan een doel- en maatgericht EVC-beleid. Ik sta erop dat elke cursist bij zijn binnenkomst in een centrum ook wordt gescreend in functie van een vlot traject naar de juiste modules. Als bij die screening zou blijken dat een potentiële cursist niet de volledige opleiding moet doorlopen, maar vrijstellingen kan krijgen, dan is de kans veel groter dat die volhoudt. Dat lijkt me een win-winsituatie: potentiële cursisten haken minder snel af en behalen het bewijs van een beroepskwalificatie, de centra genereren middelen door de inschrijvingen en de reeds bestaande kwalificatiebonus, en de maatschappij telt meer gekwalificeerde mensen. Iedereen wint dan, dus.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. U haalde het aan: dit is winst voor de hele samenleving. 2021 is het jaar van het levenslang leren. Corona zorgt ervoor dat er toch nog wel een extra uitdaging is en blijft. In elk geval denk ik dat onze fractie in dezen een belangrijke partner kan zijn om bij elke Vlaming de ‘leergoesting’ te doen groeien. U geeft aan dat er een EVC-coördinator komt. Dat kan ik alleen maar toejuichen. Anderzijds hoor ik ook wel hoeveel werk het daadwerkelijk is om alles in orde te brengen. Dat is ongezien. Vandaar ook mijn vraag. Minister, u spreekt over extra uren die zouden kunnen worden gegenereerd door het afnemen van EVC-assessments enzovoort. Wat betekent dat? Hoeveel uren zijn er dan al toegekend? Dat is immers in een laatste fase, natuurlijk. De middelen die nu worden gevraagd, zijn middelen die nodig zijn voor de voorbereidende processen. Zullen daarvoor nog extra middelen worden ingezet?
Over de inplanning was er ook nog niet echt een duidelijk antwoord. Wat is uw visie daarop? Erkent u dat?
Dan heb ik nog twee extra puntjes. EVC’s worden niet gebruikt om generieke competenties te valideren, want die zijn niet gekoppeld aan een beroepskwalificatie. Ziet u mogelijkheden op dat vlak? Hoe zouden we daaraan kunnen sleutelen als we echt willen dat mensen meer opleidingen volgen en kwalificaties halen, en dat ze niet afhaken? Ik denk dat we daar alles aan moeten doen, en dan is het misschien ook wel belangrijk om te onderzoeken hoe we die generieke competenties kunnen valideren.
Dan is er nog de invulling van de EVC’s, die heel sterk gericht zijn op het behalen van een eindkwalificatie. Deelcompetenties kunnen enkel worden gevalideerd als ze als dusdanig in een beroepskwalificatie worden omschreven. Dat gebeurt echter zelden, omdat dat niet de insteek is van een beroepskwalificatie, waardoor EVC’s minder geschikt zijn om vrijstellingen te genereren en de leerroute in te korten. Minister, ik denk dat daar ook nog winst te boeken is, door daarop in te zetten. Ik vraag mij af of u dat ook zo ziet.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega’s, het thema van de EVC’s is een thema dat we met de N-VA en met velen al lang aansnijden. Het is volgens mij ook een gebied dat nog te veel onontgonnen is voor onze instellingen in het hoger onderwijs en ons volwassenenonderwijs. Er wordt op bepaalde momenten ook nog te veel gekeken binnen associaties, wat ik betreur. De waarde en de kracht van wat iemand heeft verworven door elders te werken, door de ervaring die hij heeft opgedaan, mogen we immers echt niet onderschatten. Uiteraard hangt daar ook een kwaliteitselement aan vast. De kwestie is dan natuurlijk hoe we de elders verworven competentie bepalen, hoe die wordt gevalideerd, welke civiel effect we daaraan geven en hoe we dat evalueren. Dat is inderdaad de moeilijkheid als het gaat over EVC’s.
Minister, wat de punten betreft die u naar voren hebt gebracht, die EVC-instrumenten, die projectmedewerker, dat lijkt me een goede opstap. Er zijn al samenwerkingen tussen hogescholen, tussen universiteiten om dat in kaart te brengen. Ik wil eigenlijk een oproep doen aan alle instellingen en alle instanties: maak, als we spreken van onaangeboorde groepen, nu met corona van de nood een deugd. Er zijn veel mensen die blijkbaar hebben ontdekt dat de job die ze doen, interessant is geweest, maar dat er blijkbaar ook nog andere interessante jobs te doen zijn, mensen die ooit hebben gekozen en zich nu heroriënteren. Ik denk dat het EVC-instrument daar het geknipte instrument voor is, en ik denk dat we dat inderdaad verder moeten faciliteren. Ik roep echter onder andere de hogeronderwijsinstellingen ertoe op om de oogkleppen af te nemen en verder te kijken dan ‘Komt die van bij ons of komt die niet van bij ons?’ Dat zegt immers natuurlijk niets over de competentie van die persoon in kwestie.
Minister Weyts heeft het woord.
De vraag werd gesteld hoe dat dan in zijn werk gaat met de aanvullende leraarsuren die de CVO’s dan ontvangen voor het ontwikkelen en afnemen van EVC-tests. Er is een regeling getroffen waardoor het CVO 12 aanvullende leraarsuren per geteste kandidaat ontvangt voor een beroepskwalificatie of een deelkwalificatie die volgens het opleidingsprofiel minder dan 300 lestijden vergt. Gaat het over tussen 300 en 800 lestijden in het opleidingsprofiel, dan krijgt het CVO 18 aanvullende leraarsuren. Voor opleidingsprofielen die 800 of meer lestijden behelzen, krijgt men 24 aanvullende leraarsuren.
Wat geeft dat tot op heden? Het is natuurlijk een moeilijk parcours, maar wel een parcours dat we absoluut willen afleggen. Daar hoef ik het argument van de twee laatste sprekers niet voor te herhalen. Sinds de goedkeuring van de regelgeving zijn er zeventien EVC-standaarden ontwikkeld. Tien zijn erkend door mezelf en collega Crevits. Op basis van de tien erkende EVC-standaarden zijn er zeven EVC-instrumenten goedgekeurd. Die drie andere EVC-instrumenten worden op dit moment herwerkt, omdat er daar bij de toetsing wel wat tekorten werden vastgesteld.
Momenteel worden er door 28 erkende EVC-testcentra EVC-trajecten aangeboden. Dat zijn 25 CVO’s en 3 aanbieders die geen CVO zijn, maar die wel erkend zijn via het gemeenschappelijk kwaliteitskader. Over het aantal kandidaten kan ik nog geen gevalideerde cijfers meegeven. Die zullen dra wel volgen, denk ik, maar dat is nog even wachten.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Onze fractie wil er alles aan doen om die EVC’s ook nog meer ingang te doen vinden. Minister, we kijken uit naar wat u allemaal nog in de pipeline hebt hierrond.
De vraag om uitleg is afgehandeld.