Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, recente stelde ik u een schriftelijke vraag over het aantal personeelsleden met een functiebeperking. Bij de analyse van het antwoord stelde ik tot mijn tevredenheid vast dat er ieder jaar meer onderwijspersoneelsleden met een beperking worden tewerkgesteld. In 2012 waren dat er nog 83 personeelsleden of 72,65 voltijdequivalenten (vte). Negen jaar later zijn er nu toch al 208 mensen die samen 164,23 voltijdequivalenten vertegenwoordigen.
Het grootste aantal personeelsleden met een functiebeperking vinden we in het secundair onderwijs. Vandaag zijn daar 89 mensen tewerkgesteld. In de centra voor basiseducatie en in internaten zijn dat er het minst: telkens worden er slechts drie personeelsleden met een arbeidsbeperking tewerkgesteld.
Het is goed nieuws dat het aandeel van personen met een beperking dat in het onderwijs is tewerkgesteld, jaar na jaar stijgt. Maar toch blijft hun relatief aantal tegenover de rest van de groep heel erg beperkt.
Het aandeel leraars met een beperking bijvoorbeeld bedraagt slechts 0,11 procent van het totale lerarenkorps. Voor kleuteronderwijzers en kinderverzorgers is dat nog veel minder: respectievelijk 0,06 procent en 0,05 procent tegenover het volledige personeelsbestand van kleuteronderwijzers en kinderverzorgers. De grootste groep van mensen met een beperking is aan de slag in een omkaderingsfunctie zoals administratief medewerker of conciërge.
In zijn advies rond diversiteit binnen onderwijs, stelt de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) dat in het schooljaar 2018-2019 slechts 0,7 procent van de studenten in de lerarenopleiding een tegemoetkoming van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) genoot en dus een beperking heeft. Tegelijkertijd hekelt de SERV ook het gebrek aan consequente en doordachte monitoring en onderzoek rond diversiteit in het algemeen in de lerarenopleiding en in het lerarenberoep.
In dit kader is het ook interessant om er het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap bij de hand te nemen. Naar aanleiding van de tweede bespreking van de implementatie van het VN-Verdrag in België, suggereerde het VN-Comité aan België om maatregelen te treffen rond het promoten en ondersteunen van opleiding en aanwerving van leerkrachten met een beperking.
En ten slotte verwijs ik ook graag naar ons eigen regeerakkoord waarin gesteld wordt dat ons lerarenkorps een betere weerspiegeling van de maatschappij moet worden.
Minister, welke zijn uw concrete ambities rond het verhogen van de tewerkstelling van onderwijspersoneelsleden met een beperking of chronische ziekte? Hoe werkt u aan deze ambities?
Hoe zult u schoolbesturen stimuleren en ondersteunen om nog meer mensen met een arbeidsbeperking of chronische ziekte aan te werven?
In welke mate zult u organisaties die focussen op het inzetten van mensen met een beperking in het onderwijs, zoals bijvoorbeeld Konekt, concreet ondersteunen om scholen nog meer en beter te bereiken?
Hoe zult u werk maken van een consequente monitoring en verder onderzoek naar diversiteit zoals gevraagd door de SERV?
Minister Weyts heeft het woord.
We streven allen naar een lerarenkorps dat zo maximaal mogelijk een weerspiegeling is van de samenleving.
Diversiteit in de personeelsformatie is een meerwaarde voor een school of instelling. Maar anderzijds is de ruimte om hierop in te grijpen voor mij als minister, maar evengoed voor de brede overheid, natuurlijk beperkt – tenzij we het debat zouden voeren in termen van quota, wat ik absoluut niet zou wensen.
De schoolbesturen zijn autonoom om hun wervings- en personeelsbeleid te voeren. Zij zijn het best geplaatst om de juiste kandidaten aan te werven die het best bij hun noden, verlangens en wensen aansluiten.
Zij kunnen binnen de beschikbare omkadering of met eigen middelen personeel aanstellen. Er bestaan op Vlaams niveau daarbij al heel wat stimulansen, incentives vanuit de bevoegde beleidsdomeinen die het vereenvoudigen om personen met een arbeidsbeperking te kunnen aanwerven.
Het welzijnsbeleid is daarmee ook een verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Voor de mogelijkheden waarover een schoolbestuur beschikt om bijvoorbeeld een personeelslid met een chronische ziekte te kunnen integreren, hebben we een specifieke omzendbrief voorzien, namelijk ‘Welzijnsbeleid voor werknemers in het onderwijs: aangepast of ander werk’.
Wat personeel in onderwijs betreft, denk ik dat het belangrijk is om te begrijpen dat vooral het tekort aan geschoolde leerkrachten momenteel de prioriteit is. Ik denk dat het tekort van die omvang is dat schoolbesturen in de praktijk nu al met een meer open blik naar de arbeidsmarkt kijken. Als voorbeeld haalt u Konekt aan, een organisatie met een grote maatschappelijke meerwaarde wat betreft de inclusie van mensen met een beperking. Dat is een bijzonder zinvol integratieproject, maar het gaat hier voor alle duidelijkheid niet over geschoolde leraren. Ik denk dat zij vooral bezig zijn met projecten in kleuterscholen, met co-begeleiders in het kleuteronderwijs, waarbij de school ook nog stagebegeleiding moet voorzien. Dat is echt eerder een integratieproject, dan een schooltewerkstellingsproject.
De SERV pleitte in zijn advies voor een doorgedreven monitoring van de diversiteit van het onderwijspersoneel. Wat betreft gender en functiebeperking kunnen we de gegevens nu al uit onze eigen databank halen. Ik heb recent een nulmeting laten houden naar de herkomst van het onderwijspersoneel door een koppeling met de gegevens van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ). We vallen daar terug op de definitie van buitenlandse herkomst zoals is vastgelegd door de Vlaamse Regering. Dat betekent: iemand van wie de huidige nationaliteit of de geboortenationaliteit niet de Belgische is of iemand van wie de geboortenationaliteit van de vader of de moeder niet de Belgische is. Daar zien we dat het aandeel leerkrachten van buitenlandse herkomst beperkt is, maar wel stijgt. In 2013 bedroeg dat aandeel 4,9 procent en in 2019 was dat 6,4 procent. Ik denk niet dat ik die cijfers al eerder heb meegegeven.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden en de cijfers. In deze vraag lag mijn focus niet echt op de diversiteit, maar de cijfers zijn toch wel interessant. Ik ga zeker nog een keer opnieuw luisteren en de cijfers ook noteren.
Inclusief onderwijs: ik had het al vermeld en u wijst er ook op dat we er inderdaad voor moeten zorgen dat ons onderwijs een afspiegeling is van de samenleving. Ik zie het niet alleen als een afspiegeling, maar ik vind ook dat we leerkrachten als rolmodellen moeten zien. Als er dan rolmodellen zijn van mensen die voor de klas staan met een functiebeperking, dan denk ik dat dat alleen maar onze inclusiviteit, ons inclusief onderwijs en onze inclusieve samenleving kan ondersteunen.
U legt ook de link met het lerarentekort. Wat mij betreft, moeten we iedereen die voor de klas wil staan, die in het onderwijs tewerkgesteld wil worden, de kans geven om dat te doen. U verwijst ook naar een nieuwsbrief en de mogelijkheden die er zijn. Mijn vraag is – en ik heb daarover ook al een schriftelijke vraag ingediend –: is er voldoende kennis over de tegemoetkomingen die men voorziet? Via het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) zijn er ook een aantal tegemoetkomingen. Is men daar binnen het onderwijs voldoende van op de hoogte? Hoe kunnen we onderwijsbesturen daar nog meer attent op maken?
U had het ook over het integratieproject, u had gelijk dat personen met een handicap geen personen zijn die effectief ook betaald worden. Ze hebben geen diploma, maar er bestaat wel een opleiding voor. Het feit dat we in tijden van levenslang leren iedereen stimuleren om competenties op te doen, kunnen we alleen maar stimuleren. Minister, anderzijds vind ik het nogal frappant dat er zoveel organisaties bestaan en dat er eigenlijk geen organisatie bestaat die zich inzet om meer personen met een handicap in het onderwijs te werk te stellen. Ik denk dat dat misschien wel iets is waar we naar op zoek moeten, hoe we dat voor een stuk gaan kunnen stimuleren en waarmaken. U hebt ooit de intentie gehad om een onderwijsambassadeur aan te stellen. Misschien moeten we wel op zoek naar een onderwijsambassadeur met een functiebeperking om op die manier net de diversiteit binnen ons lerarenkorps wat te verhogen.
Ik kijk uit naar uw reactie op een aantal van mijn voorstellen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Vandromme, ik wil even inpikken op wat u op het einde zei. Moeten we op zoek naar een onderwijsambassadeur met een functiebeperking? Ik denk dat we vooral op zoek moeten gaan naar een goede onderwijsambassadeur die ervoor zorgt dat we maximaal mensen naar het onderwijs kunnen laten gaan. Dat zou willen zeggen dat we een onderwijsambassadeur zonder functiebeperking die dat wel goed zou kunnen doen, een handicap geven, namelijk dat hij geen handicap heeft. Dat lijkt me een rare redenering. Ik volg het beeld dat u schept. Als we leerkrachten met een functiebeperking hebben, moeten we die ook in het onderwijs meenemen.
Ik heb daarbij een bedenking. Dergelijke debatten worden ook gevoerd in de hogescholen. In welke mate en met welke functiebeperkingen kun je een leraar effectief een leraar laten zijn? Sta me toe. We zien weinig problemen in een leraar met een motorische functiebeperking, maar een leerkracht met een mentale beperking of met dyscalculie is een andere zaak. Ik zie collega Vandromme neen knikken. We zijn het daar al zeker en vast over eens. Ik ben blij dat er daar geen misverstand over is. We moeten opletten dat we daarin niet te voluntaristisch zijn, maar dat is bij deze gecorrigeerd. We moeten wel streven naar de maximale inzet van mensen met de juiste competenties in het onderwijs, ook als ze bijvoorbeeld een motorische beperking hebben. We moeten dat maximaal faciliteren. Minister, u haalde Konekt aan. Ik denk dat we die organisatie maximaal mee moeten ondersteunen om dat waar te maken.
De heer Danen heeft het woord.
Mijn collega Meuleman heeft daarover in het verleden al een aantal vragen gesteld. We vinden het als partij heel erg belangrijk dat diversiteit in het onderwijs een belangrijk aandachtspunt is, blijft en nog meer zal worden. Ik voel ook dat er in de commissie daarvoor een heel groot draagvlak bestaat. De SERV heeft eind vorige zomer daarover een rapport uitgebracht. U hebt ernaar verwezen, minister. Ik stel vast dat u met een aantal aanbevelingen aan de slag bent gegaan. U hebt een nulmeting gedaan en u bent ook bezig met een betere monitoring. Ik wil u daarvoor bedanken.
Ik vraag me een aantal zaken af. U zegt dat het aantal leerkrachten met een niet-EU-achtergrond in het onderwijs wat toeneemt. Dat is op zich een goede zaak. Dat zou een weerspiegeling van de samenleving moeten zijn. Weet u of dezelfde stijging waar te nemen is bij de lerarenopleiding? Ik neem aan dat u dat misschien niet uit het hoofd weet, maar ik zal u daarover dan een schriftelijke vraag stellen. Dat lijkt me belangrijk.
Ten tweede hebben we vanmorgen een hoorzitting gehad over re-integratie na ziekte. Ik zal niet alles herhalen wat ik vanmorgen heb gezegd, maar ik denk dat we ook op het vlak van re-integratie na ziekte een aantal beperkingen moeten wegnemen. Die moeten het mogelijk maken dat mensen met beperkingen vanwege ziekte of het wegvallen van motorische of andere functies terug ingeschakeld kunnen worden, eventueel halftijds. We hebben daarover vanmorgen een hele discussie gevoerd. We moeten toch beginnen na te denken hoe we op dat vlak ook kunnen bijdragen tot meer diversiteit.
Ten derde ben ik blij dat we het debat hier in de commissie vrij genuanceerd kunnen houden. Natuurlijk staan competenties voorop. Dat staat buiten kijf. Daarover is er geen enkele discussie. Ik ga ervan uit dat mensen met een diverse achtergrond, met een bepaalde handicap of die op een op een andere manier divers zijn, hetzelfde soort competenties hebben als niet-diverse mensen. Als we dat op een goede manier aanpakken, zullen we zonder quota komen tot een veel diverser lerarenkorps. Ik roep de autonome schoolbesturen op om de platgetreden paden van de werving te verlaten en verder te kijken dan ze momenteel doen. Het zal sowieso moeilijk zijn omdat de kosten op de arbeidsmarkt groter worden. Ik denk dat heel wat schoolbesturen een heel goed aanwervingsbeleid voeren, maar sommige andere besturen vullen dat heel beperkt in. Als ze het wat ruimer zouden doen, zouden we al heel wat stappen vooruit zetten. Organisaties zoals Konekt kunnen op dat vlak bijsturen. We zijn dan ook voorstander van de toezegging om dergelijke organisaties beter te ondersteunen.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik wil ook kort nog even aansluiten, omdat het natuurlijk een heel breed thema is. Ik denk dat we allemaal, over alle partijgrenzen heen, onderschrijven dat het lerarenkorps een afspiegeling moet zijn van een inclusief Vlaanderen, waar we allemaal voor staan. Maar de relatie met het lerarentekort is ook aangehaald. Dat we daar meer dan een tand moeten bij steken is ons ook allemaal genoegzaam bekend.
De onderwijsambassadeur is al aangeraakt. Daar is al heel veel naar gevraagd maar we hebben nog geen antwoord gekregen. Bij deze herhalen we de vraag. U hebt in het verleden wel al geantwoord dat er gewerkt wordt met een communicatiebureau, waar inderdaad ook naar de rolmodellen is verwezen. Die rolmodellen gaan inderdaad over een breed spectrum, die staan als het ware symbool voor een inclusief Vlaanderen, dat iedereen vertegenwoordigt, ongeacht iemands achtergrond, afkomst of eventuele beperkingen. De vraag is hoever het staat met dat communicatiebureau. In welke mate hebben zij oog voor een divers lerarenkorps?
Minister Weyts heeft het woord.
We hebben vorige week nog maar de vraag met betrekking tot de communicatie besproken. De timing kan ik mij nu ook niet meer voor de geest halen, maar dat is ongetwijfeld wel opgenomen in het verslag.
Wat de thematiek vandaag betreft, dat er geen organisatie voor tewerkstelling voor personen met een handicap is in het onderwijs: ik zou eens moeten bevragen of dat werkelijk zo is. Alleszins wil ik wel de scholen aanmoedigen om net het perspectief en de steven te wenden naar vooral de ondervertegenwoordigde doelgroepen. Want daar is ook de winst het grootst.
Als je over diversiteit spreekt, dan wordt het debat enkel gevoerd over personen met een mentale of fysieke beperking, terwijl het natuurlijk ook gaat over andere categorieën, zoals genderpersonen en personen met een migratieachtergrond, enzovoort. Daar zou ik wel graag op focussen, opnieuw net omdat daar de winstkansen het grootst zijn. Daar kunnen we meer zieltjes winnen om in te schakelen. Sowieso zullen we rond deze specifieke problematiek een werkgroep oprichten rond re-integratie, waar de opdracht zal zijn om ook mensen met een beperking mee te nemen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord. Ik heb misschien nog een aantal punten. Als ik vraag naar een ambassadeur met een functiebeperking, dan wil ik vooral ook wijzen op het feit dat de grootste winst te halen is uit de doelgroepen die ondervertegenwoordigd zijn in ons onderwijs. De minister haalde het ook al aan. En dan denk ik dat we misschien verschillende onderwijsambassadeurs moeten hebben om net als rolmodel te kunnen dienen om die specifieke mensen te kunnen aanspreken. Dat was een kleine bedenking.
Ten tweede blijf ik ervoor ijveren en blijf ik ook herhalen dat we van onze leerkrachten moeten verwachten dat dat mensen zijn die expert zijn, die een diploma gehaald hebben, een educatief diploma. Dat betekent dus ook, collega Daniëls, dat ze geslaagd zijn. Als u doelt op het feit dat we mensen voor de klas zouden zetten met mentale beperkingen, dan kan dat niet de bedoeling zijn. Ze moeten altijd een diploma gehaald hebben. Ik ken trouwens ook mensen die met bepaalde leerstoornissen toch voor de klas staan, en die zich misschien zelfs heel sterk kunnen inleven in wat het is om als leerling met een leerstoornis in een klas te zitten. Maar die hebben dan heel veel inspanningen gedaan om hun diploma te behalen. Zo heb ik zelf ooit een leerling in de klas gehad die stotterde, en ze is erin geslaagd om nu zelf in de klas te staan. Ik hoor ze soms nog via de sociale media, en ze is nog altijd heel trots dat ze die keuze heeft gemaakt.
Ik heb nog een derde puntje, al wil ik de hoorzitting van deze morgen niet overdoen. Ik denk dat we daar heel veel uit geleerd hebben. Wat mijn bezorgdheid is, is dat we niet moeten gaan nadenken over welke aspecten eigen zijn aan het onderwijs en scholen die de inclusie voor een stuk gaan belemmeren, maar wel over welke onderwijs- en schoolspecifieke aspecten die inclusie net kunnen bevorderen. Hoe kunnen we die aspecten versterken? Minister, ik kijk uit naar de verdere inspanningen in uw beleid om ons lerarenkorps meer divers te maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.