Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik wil het hebben over de reviewstudie van hoogleraar Erwin Ooghe in het kader van de centrale toetsen. In de nieuwste editie van Leuvense Economische Standpunten publiceerde hoogleraar Erwin Ooghe zijn bevindingen omtrent de gestandaardiseerde, genormeerde en gevalideerde proeven – G-toetsen – of gemeenzaam de centrale toetsen genoemd.
Hij maakte een reviewstudie op basis van 61 studies, waarvan 49 uit de USA. Het is niet onbelangrijk dat er 49 uit de USA bij waren. Daarin onderzocht hij de gevolgen van het openbaar maken van de resultaten van scholen. Het is een debat dat hier bij ons ook dikwijls terecht wordt gevoerd en moet gevoerd worden. Ik vind dat een belangrijk debat, ook in vele nuances. Er is deze week nog een zeer interessante studiedag geweest daarover.
Uit zijn literatuurstudie haalt hij onder meer volgende bevindingen: “De impact van responsabilisering op niet-cognitieve kennis en vaardigheden is niet gekend. De impact op cognitieve HS-toetsen (High Stake-toetsen zoals de centrale toetsen) is, gemiddeld gezien, positief. Deze gemiddelde impact is eerder beperkt, maar wel groter voor cognitief zwakkere leerlingen waardoor de ongelijkheid in cognitieve kennis en vaardigheden zou afnemen. Indien wordt gekeken naar de impact van responsabilisering op cognitieve LS-toetsen (Low Stake-toetsen), dan verkleint of verdwijnt deze positieve impact of wordt zelfs negatief. Spillovereffecten naar andere LS-vakken zijn niet eenduidig. En de effecten op langere termijn (bv. op diploma’s hoger onderwijs en inkomen) zijn onzeker. Men verwijst vaak naar ‘teaching to the test’ om deze zwakkere LS-uitkomsten te verklaren.”
Daarnaast geeft hij ook allerlei redenen om aan te tonen dat het niet wenselijk is om de resultaten van deze G-proeven publiek te rapporteren. Als besluit geeft hij wel mee dat de toetsen kunnen uitgroeien tot een waardevol aanvullend instrument om onze onderwijskwaliteit op te volgen en, waar nodig, bij te sturen in het kader van interne kwaliteitszorg. Een belangrijke opmerking bij deze reviewstudie zijn de grote verschillen tussen Vlaanderen en USA. Dat heb ik daarnet al aangehaald. En daardoor is het ook moeilijk, collega’s, om een-op-eenconclusies te trekken voor de Vlaamse context.
Bijkomend weten we, minister, dat u voorstander bent van een uitzondering op de openbaarheid van bestuur. Op die manier kunnen de resultaten op schoolniveau wel worden bezorgd aan de onderwijsinspectie, maar zijn ze niet beschikbaar voor het brede publiek.
Tot slot gaf u in de commissievergadering van 1 april 2021 aan dat u er alles aan zult doen om de negatieve elementen, zoals de bestaande bezorgdheden over de opmaak van ‘school rankings’, toetsfraude, ‘teaching to the test’ en curriculumvereniging, te vermijden.
Collega’s, bij die ‘teaching to the test’ wil ik toch nog even opmerken dat dat niet altijd negatief moet zijn. Want nu gebeuren er in scholen ook examens, toetsen enzovoort en geven leerkrachten les met het zicht op evaluatie. Trouwens, voor de pedagogen hier aanwezig is het altijd belangrijk dat je op voorhand de beginsituatie kent en ook heel duidelijk de doelen van een les aangeeft, en ook of die al dan niet zullen worden getoetst en op welke manier. Er is dus altijd wel een vorm waarbij je daarmee rekening houdt.
In de gesprekken die we een tijdje geleden voerden met de onderwijsinspectie, bij de hoorzitting over de Onderwijsspiegel, gaven zij aan dat het een zinvol aanvullend instrument kan zijn. Op dit moment proberen we het proces te bekijken. Maar die elementen kunnen waardevolle informatie geven over de onderwijskwaliteit.
Minister, wat is uw reactie op deze publicatie? Zal het universitaire steunpunt aan de slag gaan met deze bijkomende studie, en op welke manier?
Op welke manier zult u proberen de negatieve elementen te vermijden? Ik heb er aantal opgesomd.
Zal de uitzondering op de openbaarheid van bestuur worden doorgevoerd om de resultaten van de toetsen bekend te maken op schoolniveau, richting onderwijsinspectie, maar niet met de bedoeling om dit op websites of – godbetert – in een krantenartikel te kunnen lezen?
Minister Weyts heeft het woord.
Zoals u weet, werd de opdracht om de toetsen te ontwikkelen gegund aan een universitair steunpunt bestaande uit alle vijf de Vlaamse universiteiten en twee hogescholen. Alle bestaande expertise inzake toetsontwikkeling in Vlaanderen is daardoor gevat. Diverse onderzoekers in het steunpunt blijven uiteraard up-to-date met de meeste recente ontwikkelingen en publicaties.
De studie van professor Ooghe geeft een specifieke, maar dus ook beperkte focus, aangezien 49 van de 61 studies in zijn reviewstudie uit Amerika komen. Maar ze biedt wel een overzicht van het onderzoek naar het publiek rapporteren van schoolresultaten, zoals dat trouwens in vele staten van de Verenigde Staten gebeurt. Als wij verhuizen naar Texas of California, dan kun je op het internet vinden hoe elke school daar scoort op ‘state exams’.
Maar dit is net hetgeen dat we in Vlaanderen niet willen met de Vlaamse toetsen. Het is expliciet niet de bedoeling om de testresultaten openbaar te maken. Dat leidt immers tot strategisch gedrag van scholen, zowel gewenst gedrag als ongewenst gedrag. En het is al zeker niet de bedoeling om rankings van scholen te gaan maken. Dat werd ook expliciet opgenomen in het Vlaamse regeerakkoord. We zullen er alles aan doen om zulke hitlijsten van scholen te vermijden, want ze zouden de misvatting voeden dat de kwaliteit van een school te vatten zou zijn in één cijfer.
Op dit moment bekijken we juridisch in hoeverre het mogelijk is om een uitzondering te maken op de openbaarheid van bestuur. De resultaten op schoolniveau worden dan wel gedeeld met de onderwijsinspectie, maar zijn niet consulteerbaar door anderen. De openbaarheid van bestuur is een grondwettelijk recht en daarom moeten we dat grondig onderzoeken.
De uitzondering op de openbaarheid van bestuur is één instrument om het gevaar van rankings te vermijden. Daarnaast zijn er nog andere instrumenten, die vooral te maken hebben met de wijze waarop schoolresultaten gepresenteerd kunnen worden. Daarvoor bieden de haalbaarheidsstudies, die werden uitgevoerd om zicht te krijgen op de randvoorwaarden bij de implementatie van de centrale toetsen, wel wat inspiratie over hoe we kunnen rapporteren, zodat het opstellen van rankings lastig of zelfs onmogelijk wordt.
Momenteel zijn we de scenario’s uit de haalbaarheidsstudie grondig aan het bekijken om te vermijden dat er bij de implementatie van de Vlaamse toetsen nog andere negatieve elementen kunnen optreden. U hebt ze vermeld: toetsfraude, ‘teaching to the test’ en curriculumvernauwing. De onderzoekers die de haalbaarheidsstudies uitvoerden, lijstten verschillende strategieën op, elk met hun voor- en nadelen. We bekijken in overleg, ook met het universitaire steunpunt, voor welke strategieën we zouden opteren.
Ik wil nog even ingaan op het veelgehoorde argument en de kritiek ten opzichte van de testen, namelijk ‘teaching to the test’. Het is absoluut onwenselijk dat de leerlingen in de scholen urenlang getraind zouden worden met toetsvragen uit vorige jaren. We weten uit het buitenland dat dat soort ‘item teaching’ van de leerlingen een soort papegaaien maakt die oppervlakkig kunnen reageren op toetsvragen, maar die onvoldoende de inhoudelijke bagage hebben. In een recent interview zei professor Johan Van Braak – hij leidt het steunpunt – trouwens dat het steunpunt rijke toetsen zal ontwikkelen waarvoor de leerlingen inzicht, analytisch vermogen en redeneervermogen nodig zullen hebben, dus dat de leerlingen niet zomaar ‘geprept’ of voorbereid kunnen worden op de toetsten door uren toetsboekjes in te vullen of oefeningen te gaan drillen.
Verder geef ik ook mee dat we op 12 mei gestart zijn met het eerste ‘high-level forum’ omtrent de Vlaamse toetsen. Ik vind het belangrijk dat alle stakeholders in het onderwijsveld mee zijn en hun stem kunnen laten horen bij de verdere uitrol van dat project. Ik wil een zo sterk mogelijk draagvlak hebben. Dit overleg wil ik een viertal keer per jaar laten samenkomen. Ik heb ook aan Dirk Van Damme gevraagd om op dat vlak mee aan de kar te trekken. Hij heeft dat toegezegd. Voor dat stakeholdersforum zie ik als taken het opvolgen van de voortgang en ontwikkelingen in de verschillende sporen binnen dit beleidsproject, het geven van een forum voor feedback en input vanuit de stakeholders en het verstrekken van alle correcte informatie over de uitrol van dat project, de timing en de flankerende maatregelen. Op die manier wil ik echt maximaal proberen om de stakeholders hun licht te laten schijnen op de fundamentele beslissingen die we nemen. Ik wil wel meegeven: het high-level forum staat naast de stuurgroep die het universitaire steunpunt ter harte neemt. Dat is dus niet ter vervanging ervan.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel.
Ik wil eerst en vooral alle partners van het high-level stakeholdersforum bedanken dat ze mee in het project stappen. Ik denk dat er in het verleden op sommige vlakken nog heftige tegenstand was, maar nu ziet iedereen effectief in dat dergelijke gevalideerde, genormeerde en net- en koepeloverschrijdende testen absoluut bijdragen tot onderwijskwaliteit. Dat is een mijlpaal in het onderwijs die we nu genomen hebben. Dat is een hele goede zaak.
Absoluut, we moeten het als Vlaanderen beter doen. En inderdaad is gewoon ‘item teaching’ ongeveer het domste wat we kunnen doen in alle richtingen. Je maakt jezelf iets wijs. Je gaat niet aan leerlingen effectief leren om met rijke toetsen om te gaan. Dat is geen goede zaak. Wat meet je? Valide en betrouwbaar meten is daar belangrijk. Daar zijn wij als N-VA-fractie absoluut grote vragende partij voor. Daarom haal ik het ook aan. ‘Teaching to the test’: als je een goede test hebt, die rijk toetst, dan heb je ook rijke teaching, wat maakt dat de onderwijskwaliteit verhoogt.
Ik ben blij te horen dat u inderdaad die openbaarheid van bestuur op dat vlak wilt opheffen. Ik hoop en ik meen dat iedereen die het goed meent met de onderwijskwaliteit, daar ook op juridisch vlak in meegaat. Wat we vandaag doen in het kader van PISA-resultaten (Programme for International Student Assessment) of wat er ook gebeurt in het kader van bijvoorbeeld OVSG-proeven (Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten) of interdiocesane proeven, daar is op zich ook geen openbaarheid of toch niemand die daarop aanstuurt. Dus het lijkt me dat we daar toch ook wel de pendant hebben om dat te doen.
Een vraagje dat ik hier wel nog bij heb, betreft die uitrol. Gaan daarbij proefprojecten worden opgestart? Hebt u een timing voor de uitrol daarvan?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, de overzichtsstudie van professor Ooghe is een belangrijk onderzoek, dat ons helpt om het doel dat we met de toetsen voor ogen hebben, ook scherp te krijgen. Een heldere toetsfinaliteit is heel belangrijk. Ik denk dat we daar nu nog geen echte duidelijkheid over hebben. Iemand sprak me aan over de te ‘Weytse’ proeven, minister. Ik weet niet of het goed is dat ze naar u vernoemd zouden worden, maar ik dacht dat dat op een andere manier geschreven was. Maar goed, dat is een klein grapje om toch te laten onthouden dat we ons daarop moeten focussen.
Een responsabiliserende insteek die verantwoording vooropstelt, zorgt ervoor dat doel en middelen omgekeerd worden. Niet het versterken van de onderwijskwaliteit staat dan voorop, wel het verbeteren van toetsresultaten. Ik denk niet dat dat de bedoeling kan zijn. Onze Vlaamse toetsen moeten niet zozeer de toetsresultaten verhogen, maar er wel voor zorgen dat de kwaliteit van ons onderwijs en de leerwinst van leerlingen duurzaam versterkt worden. Een meer ontwikkelingsgerichte en ondersteunende benadering, eerder dan een responsabiliserende benadering, lijkt ons daarom eens te meer aan de orde. Ik vroeg mij af, minister, of u dit ook volgt. De vraag is natuurlijk hoe we dit dan realiseren. De haalbaarheidsstudie leert ons op dat vlak zeer veel en het is van belang ons maximaal door die wetenschappelijke inzichten te laten informeren.
Ik streep nog een aantal zaken aan. Collega Daniëls wijst terecht op de openbaarheid van bestuur, die toch belangrijk is om de opmaak van rankings te vermijden. Ik denk dat het moeilijk zal zijn om die opmaak van rankings te proberen te vermijden. Dat proberen is voor onze fractie in elk geval te vrijblijvend. Ik denk dat we onze politieke verantwoordelijkheid moeten opnemen en er alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat dat het geval niet zal zijn. Ook inzake andere negatieve effecten, zoals toetsfraude, ‘teaching to the test’ en curriculumvernauwing moeten we de vinger aan de pols houden.
Een ander iets, minister, waarover we moeten waken, is dat we ons de vraag moeten stellen of de kosten en baten nog in evenwicht zijn. Als je kiest voor ‘high stake’-toetsen, dan moeten die ook afgenomen worden door gespecialiseerde mensen. Dat is toch een grote kost. Laat ons de geïnvesteerde middelen vooral inzetten op datgene waarvoor ze bedoeld zijn: de onderwijskwaliteit zelf.
Als ik het hier goed lees, dan is een van de zeven sporen in het beleidspunt rond de toetsen en het verhogen van de onderwijskwaliteit net het zoeken naar draagvlak. Ik denk dat er in Vlaanderen een draagvlak is voor formatieve, ontwikkelingsgerichte ‘low stake’-toetsen, ter ondersteuning van de onderwijskwaliteit. Ik denk, minister, dat we ons vooral moeten aansluiten bij dat draagvlak en misschien al een motto moeten vooropstellen: ‘low stake, high impact’-toetsen. Ik hoop dat u dit kunt volgen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dit is inderdaad een interessante vraag, wat onze partij betreft. Wij zijn zeker voorstander van deze proeven. Ze kunnen een waardevolle troef zijn om de onderwijskwaliteit op te volgen, zowel op schoolniveau als qua bijsturing op leerlingenniveau. Dan is de vraag in hoeverre we die resultaten daarvan publiek mogen maken. Ik vind dat een interessante kwestie, en ik ben er nog niet uit hoe dat nu mag gebeuren. Ik denk dat het goed is dat daar nu over nagedacht wordt.
Het onderzoek dat voorligt, is natuurlijk vooral Amerikaans geïnspireerd. De vraag is of dat transponeerbaar is op onze Vlaamse situatie. Ik denk dat dat heel moeilijk zal worden, want die proeven zijn totaal nieuw. Tijdens de volgende jaren zal blijken welk effect zij hebben. Dat is dus voor een stuk pionierswerk.
Professor Ooghe toont aan dat alles zomaar open en bloot publiceren uiteraard negatieve effecten heeft die de positieve ondergraven en daar zijn wij dus ook geen voorstander van. Maar we vragen ons af of het omgekeerde, daar totaal niets van naar buiten brengen, veel zoden aan de dijk zal zetten. Scholen hebben veel vrijheid om te onderwijzen en het beste uit de leerlingen te halen, maar ze dragen ook een stukje verantwoordelijkheid en moeten ook rekenschap afleggen. Wij zouden dan ook niet graag zien dat alles puur interne keuken blijft voor enkele beleidsmakers, de inspectie en de onderzoekers en dat daar niets van naar buiten mag komen, wat in de praktijk dan misschien toch zal gebeuren. Het is dus een evenwicht zoeken tussen de twee uitersten. Misschien kan men anoniem een publieke rapportage doen op schoolniveau. Eventueel kan men die laten begeleiden door de percentages SES-leerlingen (socio-economische status) en anderstaligen, om de resultaten daarvan te kaderen.
De heer Danen heeft het woord.
Ik denk dat we vooral moeten kijken waarom we die testen willen. Dat is zeker niet om een ranking te maken en te zien wie de beste is of zich het beste aanpast aan de verwachtingen, maar wel een vorm van interne kwaliteitstoetsing, een instrument om de kwaliteit te verbeteren. Ik denk dat testen goed kan zijn, maar daarnaast moet er nog veel meer gebeuren en moeten scholen ook worden begeleid. We moeten kijken hoe ze daarmee aan de slag zijn. Minister, ik neem aan dat u bereid bent om daar ook nog aan te werken. Zult u dat doen?
Minister Weyts heeft het woord.
Die testen zijn vooral bedoeld om te passen in onze ambitie en ons streven naar een betere onderwijskwaliteit. Zij zijn een belangrijk instrument dat ons toelaat om naar onszelf te kijken. Nu zijn wij godbetert afhankelijk van buitenlandse onderzoeken, zoals PISA en Progress in International Reading Literacy Study (PIRLS).
We willen weten hoe het eraan toegaat en hoe onze onderwijskwaliteit evolueert. Daarnaast willen we ook de leerwinst kunnen vaststellen en informatie kunnen geven aan scholen en leerkrachten over de mate waarin zij en hun leerlingen presteren ten opzichte van vergelijkbare scholen. Dat is een schat aan informatie die enkel kan bijdragen tot een betere onderwijskwaliteit.
Noem het ‘Weytse’ proeven, ik zal de suggestie meenemen, maar Vlaamse proeven zijn voor mij ook prima – dat schurkt tegen elkaar – omdat zij ook echt verankerd zitten in ons Vlaams regeerakkoord. We hebben daar duidelijke afspraken en ambities over geformuleerd. Nu moeten we ervoor zorgen dat we ons verzekerd weten van een afdoende draagvlak, ook bij de stakeholders. Vandaar dat highlevelforum dat we hebben opgericht.
Wat het budget betreft, hebben we meer dan 13 miljoen euro uitgetrokken. Dat is toch aardig wat geld.
We voorzien de proefsetting, de kalibratie – nog zo’n duur woord – van de toetsen in mei-juni 2023, zowel voor het secundair als voor het basisonderwijs om dan volledig te kunnen uitrollen in 2024.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk we dat een naamcompromis hebben, namelijk de Vlaamse ‘Weytse’ proeven. Dan hebben we alles. ‘Weids’, want we willen breed evalueren, niet item-respons, niet een op een. Daar was iedereen duidelijk over. ‘Weyts’ kunnen we op verschillende manieren schrijven. Wie foute spellingen hanteert, kan zeggen dat het fout is, en iemand die daar vrijer in is, kan zeggen dat het juist is. We benadrukken ook dat het gaat over de Vlaamse situatie en over de Vlaamse onderwijskwaliteit.
Collega’s, het parlement moet er over meerderheids- en oppositiepartijen heen voor kiezen om de vinger aan de pols houden van onze onderwijskwaliteit, om niet af te hangen van een vierjaarlijks internationaal onderzoek en om scholen inzage te geven. Uiteraard wil dat niet zeggen dat het allemaal verdoken moet gebeuren en onder de mat moet worden geveegd. Ik verwijs naar de doorlichtingsverslagen van de Onderwijsinspectie. Die worden natuurlijk wel gepubliceerd. De resultaten van die toetsen moeten daar niet in, want dan zit je met hetzelfde resultaat. In de algemeenheid van de schooldoorlichting kan er worden gekeken welke leerlingen een school genereert en ook welke analyse de school daarvan in haar eigen beleid maakt en hoe ze zich inzet om die onderwijskwaliteit te verhogen.
Collega’s, ik denk dat iedereen het erover eens is dat je niet gewoon kunt zeggen dat je goed bent omdat je zelf zegt dat je dat bent. Dat punt zijn we voorbij. We zijn dat alle ouders, alle leerlingen en alle leerkrachten verschuldigd. Een van de vragen die leerkrachten stellen, is of ze wel goed bezig zijn. We kunnen het ons niet permitteren om dan tegen de spiegel te zeggen dat we goed bezig zijn, al was het maar omdat de internationale vergelijking ons met de neus op de feiten drukt dat we wel degelijk achteruitgaan. Minister, u hebt alle steun van de N-VA-fractie om dat te ontwikkelen in het belang van de Vlaamse onderwijskwaliteit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.