Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het afhaken van studenten met een studietoelage tijdens hun studie in het hoger onderwijs
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het studierendement in het Vlaams hoger onderwijs lijkt al enkele jaren in een dalende trend te zitten: uit cijfers die mijn collega Hannelore Goeman in april van dit jaar opvroeg, blijkt dat de drop-out met 6,32 procent toenam sinds 2016-2017. Natuurlijk rijst dan de vraag hoe die daling in het studierendement te verklaren is, waar die zich exact situeert en vooral wat we beleidsmatig moeten doen om vooruitgang te boeken.
Hoewel alle kansengroepen binnen de studentenpopulatie het moeilijker hebben, blijkt dat vooral beursstudenten het opvallend slechter doen in het hoger onderwijs. Sinds het academiejaar 2016-2017 nam het aantal studenten met een studiebeurs die vroegtijdig met hun studies stopte, met maar liefst 23,6 procent toe, terwijl het aandeel drop-outs bij de niet-beursstudenten met slechts 1,74 procent toenam. Ook wanneer men corrigeert voor de toename van het aantal beursstudenten is er nog steeds een toename van 11,4 procent te zien. Vooral generatiestudenten met een studiebeurs die starten aan een hogeschool lijken het moeilijker te hebben. Daarnaast valt ook op dat beursstudenten er over de hele lijn een lager studierendement halen dan niet-beursstudenten. Ze zetten hun studies sneller stop en ze halen minder goede resultaten in vergelijking met medestudenten die geen statuut als beursstudent hebben.
De inschrijvingskosten voor het hoger onderwijs in Vlaanderen zijn in vergelijking met andere landen relatief beperkt. De mediane studiekost bedraagt ongeveer 1500 euro en omvat onder andere de inschrijving, handboeken, uitstappen, enzoverder. Daarnaast moet er natuurlijk ook gekeken worden naar leefkosten – onder meer een kot – en vervoerskosten. Toch valt uit de cijfers hierboven af te leiden dat er nog steeds financiële drempels bestaan die het studiesucces mee bepalen. Hoewel een studiebeurs studenten dus wel toegang geeft om te starten aan een opleiding in het hoger onderwijs, stellen we toch vast, op basis van uw cijfers, minister, dat deze studenten het nog altijd moeilijker hebben om hun studiecarrière succesvol te doorlopen.
Maar uit die cijfers zijn ook positieve lessen te trekken: de coronacrisis en de shift naar het afstandsonderwijs lijkt mij in eerste instantie een positief effect te hebben gehad op het studierendement van vooral de werkstudenten. Dat is toch opvallend. En dat is iets wat we post corona in ons hoger onderwijs zeker zullen moeten meegeven. Als we zien dat werkstudenten het zoveel beter doen, dan kan ik dat alleen maar verklaren door te kijken naar het feit dat ze nu veel meer flexibiliteit hebben gekregen bij het uitgesteld volgen van de lessen. Onderwijsinnovaties die tijdens het voorbije academiejaar hun weg vonden naar de onderwijspraktijken kunnen volgens mij echt wel bijdragen tot een verdere democratisering van het hoger onderwijs.
Maar er zijn natuurlijk heel veel vragen te stellen bij deze cijfers. Minister, deze cijfers geven aan dat er een probleem bestaat bij het studierendement van beursstudenten. Welke initiatieven zult u nemen om de oorzaken daarvan verder onder de loep te nemen en aan te pakken? Uit de reacties in de pers heb ik daar alvast veel bereidheid toe gehoord.
Erkent u de noodzaak om beursstudenten, en bij uitbreiding alle studenten uit andere kansengroepen, naast financiële tegemoetkomingen zoals een studiebeurs ook verdere, gerichte begeleiding aan te bieden?
In uw visienota Voorsprongfonds wordt aangegeven dat er initiatieven genomen zullen worden voor “vernieuwende, innovatieve opleidingstrajecten die zich specifiek richten op kwetsbare doelgroepen”. Echter, daar worden geen voorstellen gedaan om kwetsbare studenten zoals beursstudenten verder te ondersteunen. Welke mogelijkheden ziet u daar om onderwijsinnovaties die door corona naar voren zijn gekomen extra in te zetten en te verankeren met het oog op een gerichtere ondersteuning voor beursstudenten?
Bent u ten slotte bereid om extra investeringen te doen in de studiebegeleidingsinitiatieven van de hoger onderwijsinstellingen, waaronder studietrajectbegeleiding? Ik merk dat gewoon bij mijn eigen faculteit, en wij zijn een van de grootste faculteiten. Ze zijn hier met drie en die overload aan werklast is gigantisch.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega Segers heeft de cijfermatige situatie al goed geschetst. Ik ga dat zeker niet herhalen. Het was een zeer pertinente vraag van collega Goeman, en voor mij was de vastgestelde trend verrassend. Hij staat haaks op de gelijke kansen die wij in het hoger onderwijs willen garanderen. Elke student moet – daarover zijn wij het allen eens –, ongeacht zijn sociaal-economische status, op basis van zijn of haar talent de kans krijgen om dat talent te ontwikkelen.
Ik begrijp ook dat het voor u, minister, niet eenvoudig is om eenduidig oorzaken vast te stellen voor die trend. Er zijn verschillende oorzaken denkbaar. Studenten met een studietoelage moeten vaker bijklussen om hun studies te betalen. Professor Onderwijseconomie Ides Nicaise geeft aan dat studenten met een studietoelage vaker studenten met een migratieachtergrond zijn, waarbij ook bijvoorbeeld de taalbarrière een rol speelt. Nog andere oorzaken worden bij de universiteiten en hogescholen zelf gezocht: met name het gebrek aan personeel dat voorhanden is voor een degelijke en effectieve begeleiding. In een korte reactie in het studentenblad Veto geeft u, minister, bij monde van uw woordvoerder, aan dat een kwalitatief en kwantitatief onderzoek aan de gang is en dat op basis daarvan zal worden bijgestuurd.
Ik heb hierover volgende vragen. Hoe evalueert u deze vaststelling? Is zij voor u verrassend? Welke beleidsinitiatieven overweegt u om de verontrustende trend te breken of zelfs om te keren? Kunt u inzicht geven in het onderzoek waarvan sprake is? Welke onderzoeksvragen worden gesteld? Wat is het toepassingsgebied van het genoemde onderzoek? Welke timing heeft dit onderzoek?
Ik kreeg daarnet niet direct mijn microfoon aan. Zo kon ik de heer Warnez niet eerst proficiat wensen met de geboorte van Kasper.
Minister Weyts heeft het woord.
Het optimaliseren van de studie-efficiëntie in het hoger onderwijs is een belangrijke doelstelling van de Vlaamse Regering, zoals wordt benadrukt in het Vlaams regeerakkoord. Wij stellen vast dat het studierendement van studenten niet hoog genoeg ligt, dat studenten er alsmaar langer over doen om een diploma te behalen en dat studenten jammer genoeg ook onderweg afhaken. Een lichtpuntje hierbij is evenwel dat de meest recente cijfers, voor het afgelopen academiejaar, positief waren. Maar dat is wellicht atypisch en ongetwijfeld toe te schrijven aan de coronacrisis. Ik betwijfel of wij hier kunnen spreken van een trendbreuk. Mogelijk is het een eenmalig effect door gebrek aan afleiding en andere activiteiten. Er viel niets anders te doen dan zich te buigen over de boeken. Je kunt je trouwens afvragen of dat effect zou blijven duren als de crisissituatie zou aanslepen. Maar ik ben aan het afwijken.
Wat ik wel belangrijk vind, is dat wij de problematiek benaderen voor alle studenten. Het probleem beperkt zich niet enkel tot beursstudenten of andere kansengroepen. Ik zou ook afzonderlijk focussen op deze groep van studenten. We willen de studie-efficiëntie van alle studenten verbeteren. Elke student is echter anders, elke student heeft andere talenten, noden, eigenheid. Het is niet zo dat alle studenten die een studiebeurs hebben, hetzelfde zijn en dezelfde noden zouden hebben. We werken liever op de noden dan op de achtergrond van studenten. We vertrekken hierbij vanuit het universele ontwerp.
Ik geef een voorbeeld: wij geven vorming aan studenten met faalangst, onafhankelijk of zij nu een studiebeurs hebben of niet. Wij geven vorming aan studenten met eetstoornissen. Wij geven vorming in examenplanning met studietips aan minder goed studerenden enzovoort. Dat zijn allemaal gerichte maatregelen, die meer opbrengen dan het zoeken van de gemeenschappelijke deler bij mensen met een studiebeurs.
Er zijn bijlessen, zomerscholen, extra modules en zo voor alles wat studenten nodig hebben: extra taallessen, ondersteuning bij het academisch Nederlands, maar ook wiskunde, psychologische bijstand en dergelijke. Studenten met een studiebeurs proberen we zo goed mogelijk te informeren en te ondersteunen.
Er is het initiatief van ‘centen voor studenten’, waar alle informatie te vinden is. We hebben het Steunpunt Inclusief Hoger onderwijs (SIHO), dat specifiek Vlaanderenbreed in functie van studenten uit kansengroepen werkt en dat sinds dit jaar op mijn initiatief ook werkt rond het mentale welzijn van studenten. Ook het centraal platform dat het SIHO aan het uitbouwen is met een e-healthaanbod, zal studenten nog meer kansen bieden.
Dit jaar gaan alle zesdejaars secundair onderwijs voor het eerst een folder ontvangen met alle informatie over het aanvragen van studietoelagen, wie er wanneer recht op heeft, wat dat financieel zou kunnen betekenen. Als studenten goed geïnformeerd zijn en sneller hun aanvraag indienen, dan kan die sneller behandeld worden en zal ook dat stress verminderen en studiekansen verhogen. Deze week hebben we de 60.000e studiebeurs toegekend, dat is een record. We zijn in Vlaanderen vooruit.
Een werkgroep met vertegenwoordigers van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA), de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS), mijn administratie en mijn kabinet, is op basis van een uitgebreide data-analyse op zoek gegaan naar goede maatregelen om de studie-efficiëntie van studenten te verhogen. Deze werkgroep heeft vastgesteld dat er bij de beursstudenten een grote groep is met een laag studierendement: ongeveer 30 procent van de studenten met een studietoelage heeft een studierendement van minder dan 30 procent.
Studenten met een studietoelage komen ook vaak uit kwetsbaardere groepen. Het gebeurt dat beursstudenten ongeacht hun studietoelage toch nog bijklussen om te kunnen studeren, wat natuurlijk een extra druk op deze studenten legt en nefast is voor hun studierendement. Dit zou een van de verklaringen kunnen zijn.
De maatschappelijke context en het feit dat men een steeds diversere en grotere instroom kent in het hoger onderwijs, speelt wellicht ook een rol. Studiebegeleiders worden hierdoor steeds meer belast.
We kunnen dus verschillende mogelijke oorzaken naar voren schuiven, maar op dit moment zijn we niet zeker van de precieze causale verbanden. Er is kwalitatief onderzoek nodig om in kaart te brengen welke factoren een rol spelen.
Goede mentoring en studiebegeleiding zijn belangrijk. Het is belangrijk dat de hogeronderwijsinstellingen hier voldoende in investeren en het is mijn overtuiging dat ze dat ook doen. Ook hier wil ik benadrukken dat een goede begeleiding zeer belangrijk is voor alle studenten met een laag studierendement.
Er werd verwezen naar de mogelijke rol van het Voorsprongfonds hoger onderwijs. Ik zie dat als een grote kans voor een doorstart na de coronaperikelen, om enkele al lang hangende aandachtpunten zoals rationalisatie en een beter beleid voor levenslang leren aan te pakken via dat fonds, maar ook om zaken die goed zijn gelopen het afgelopen jaar, te behouden. Het afstandsonderwijs is in het hoger onderwijs verplicht en snel ingevoerd, met vallen en opstaan hier en daar, maar het zou zonde zijn om het nu volledig weer te vervangen door onderwijs op de campus. We kunnen misschien ook positieve gevolgen overhouden aan corona. Ik voorzie voor het Voorsprongfonds een eenmalige impulsfinanciering van 60 miljoen euro.
Momenteel werkt mijn administratie, samen met de hogescholen en universiteiten, een voorstel uit van operationalisering van het Voorsprongfonds. U hoort daar weldra meer over.
Ik sluit af door de studenten die momenteel aan het luisteren of kijken zouden zijn, van harte alle succes toe te wensen om dit academiejaar toch nog op een mooie manier af te sluiten. Het is moeilijk om met dit mooie weer verleidingen als de terrasjes en straks ook het EK te weerstaan. Want nu komt alles samen. Alles wat tevoren niet mocht, mag nu plots allemaal en net in een periode waarin je wordt verondersteld je te concentreren op andere zaken. Dat maakt het misschien dubbel zo moeilijk. Het is nog even doorbijten. Ik wens u van harte alle succes.
Voorzitter, ik heb bij dezen geantwoord op alle vragen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, u hebt veel gezegd. Maar er is ook heel veel nog niet gezegd. Ik weet nu al dat ik straks, na het aflopen van mijn vraag, op mijn honger zal blijven zitten.
Ik vind het een zeer goed idee dat u deze werkgroep hebt opgestart. Ik kijk er echt naar uit wat dat zal opleveren. En eigenlijk zou ik nu al willen voorstellen dat we daar op dat moment ook een gedachtewisseling rond zouden organiseren. Want wat er uiteraard niet mag gebeuren – en we zeggen dat vaak – is dat je afkomst je toekomst bepaalt. Maar uit de cijfers die werden opgevraagd en die u hebt gegeven, blijkt dat dat toch wel het geval dreigt te zijn. En dat mogen we echt niet laten gebeuren. In ons land is onze enige grondstof onze hersenen. We mogen geen enkel talent verspillen. Wanneer je ouders het moeilijker hebben, wanneer ze het Nederlands niet machtig zijn, mag dat je eigen talenten niet in de weg staan. Je moet alles kunnen halen uit de capaciteiten waarover je beschikt.
Als wij nu vaststellen dat er een groeiende kloof is tussen de zwakste en de sterkste studenten, moeten we daar extra op inzetten. Want u zei daarnet dat u zich niet per se wilt focussen op die groep van beursstudenten. Maar wat moeten we dan wel doen? Die werkgroep is alvast een eerste goede zaak.
We hebben met z'n allen gezien dat corona de ongelijkheden alleen maar heeft versterkt. Ik heb dat vorig jaar ook gezien bij het lesgeven en het examineren. Maandag begin ik opnieuw, met mondelinge examens langs digitale weg. Dan merk je, één, dat er veel te leren valt. De cijfers zeggen dat de studenten het in het algemeen beter doen, en zeker de werkstudenten. Dat heeft te maken met de opnames van de lessen. Ik zie dat trouwens ook bij mijn studerende zonen. We zullen dat meenemen. We zullen dat behouden. Ik ben vastbesloten om, of ik nu in het auditorium lesgeef of digitaal, die opnames ter beschikking te blijven stellen, want die helpen ongelooflijk goed, en zeker de werkstudenten.
Twee, we dachten dat de digitale kloof gepasseerd was. Dat is echter niet zo. Ook in het hoger onderwijs zijn er heel wat studenten zonder laptop, zonder goed netwerk, zonder goede wifi, maar ook zonder een rustige plek om te studeren. Zelfs bij het afnemen van examens heb ik vaak heel veel lawaai gehoord op de achtergrond, zodat ik dacht: komaan! Een student die zelfs zijn examen niet in alle rust kan afleggen, dat is niet goed.
Mentorschap en studiebegeleiding zijn ongelooflijk cruciaal. Maar daar zijn echt handen tekort. Echt waar. Ik kan u dat vanop het terrein meegeven: we hebben daar gewoon handen tekort.
Wat ook uit de cijfers blijkt – wij hebben de cijfers opgemaakt en ze zijn ook wel duidelijk – is dat het belangrijk is dat we een tweede kans blijven geven aan de studenten. Minister, bent u bereid om te bekijken hoe we de verschillen tussen instellingen inzake heroriëntering kunnen verklaren? Want uit onze cijfers zien we bijvoorbeeld dat de UGent en de UHasselt het veel beter doen ten aanzien van de heroriënteerders. Ze doen het significant beter dan de andere universiteiten. Zo zijn de criteria in bijvoorbeeld de KU Leuven veel strenger: als je niet een derde van de punten hebt behaald, mag je gewoon niet meer opnieuw inschrijven. Dat blijkt niet goed te zijn. Want de eerste studiekeuze die je maakt, is het diploma dat je wilt behalen.
Minister, bent u bereid om de analyse te maken? En ten tweede, bent u bereid om te kijken naar de best practices van bijvoorbeeld de UGent en de UHasselt? Ik verwijs ook naar de VUB. Wij hebben natuurlijk heel veel studenten met migratieachtergrond en beursstudenten, omdat we in Brussel gevestigd zijn. Bent u bereid om na te gaan hoe we kunnen leren uit die best practices?
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, u geeft aan dat u maatregelen wilt voor alle studenten, en dat lijkt mij uiteraard terecht. We moeten iedereen ondersteunen, daar is geen twijfel over. Toch denk ik dat een pleidooi voor gerichte maatregelen op zijn plaats is, gerichte maatregelen die uiteraard ook voor iedereen beschikbaar zijn. Want als uit dat onderzoek bijvoorbeeld zou blijken dat taal een dermate belangrijk gegeven is voor het studierendement, dan moeten we daarop gaan inzetten. Als blijkt dat de hoogte van de studietoelage cruciaal is voor het studierendement, moeten we daarop inzetten. We zien ook uit de cijfers dat studenten met een functiebeperking sneller afhaken. Misschien is er daar een kader nodig dat sterker is.
Ik denk dat dat pleidooi voor gerichte maatregelen op basis van onderzoek toch wel een terecht pleidooi is om het recht op onderwijskansen te garanderen, ook omdat dat misschien net de ‘quick wins’ kunnen zijn om die cijfers van dat studierendement omhoog te brengen.
Ik kijk dus zeker uit naar de resultaten van de werkgroep die u hebt opgericht. Dat is een goed initiatief. Ik heb nog de bijkomende vraag of u zicht hebt op de timing van de resultaten rond die werkgroep, minister.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat we hier een belangrijk thema aansnijden, en ik deel de mening van de minister dat we moeten kijken naar al onze studenten. Ik hoor collega Segers zeggen dar ze haar lessen opneemt. Ik denk dat dat voor alle studenten een belangrijk gegeven is en dat dat handig zou zijn. Ik kan u trouwens iets verklappen. In mijn studententijd bestonden er nog minidiscs, dat was toen revolutionair. We namen daar zelf ook een aantal lessen mee op om die nadien opnieuw te kunnen beluisteren. En dat heeft toch een aantal studenten geholpen. Daar ben ik het dus alleszins mee eens.
De minister heeft gezegd dat we het verder moeten onderzoeken en analyseren. Vervolgens hoor ik toch minstens één collega, die zelf ook aan de universiteit werkt, zeggen dat ze daar toch iets in ziet. We moeten toch opletten, want een verband en een causaliteit is toch nog altijd niet hetzelfde, collega Segers. Ik roep toch op om minstens het onderzoek dat de minister naar voren heeft geschoven, af te wachten. We zien inderdaad iets, maar we weten niet wat dat is.
Ten derde verwijs ik graag naar het regeerakkoord. In ons regeerakkoord hebben we echt op een aantal punten in verband daarmee ingezet. Voor wie het erbij wil nemen: pagina 38 en 39 kan ik zeker aanbevelen. Daar hebben we het over de viertrapsraket. Daar moeten we ook goed kijken naar de oriëntatie van studenten. Want dat is ook een belangrijk punt. Als studenten niet slagen, moeten we dat dan in grote mate toewijzen aan het feit dat ze te weinig ondersteuning hebben gehad? Ik wil dan eerder kijken naar wat we daarin zeggen: wat was de carrière in het secundair onderwijs? Hoe was die oriëntatieproef? Wat werd er gedaan rond heroriëntering en dergelijke meer? Dat lijkt mij minstens even belangrijk te zijn. Minister, kan dat ook meegenomen worden in de analyse?
Een laatste punt dat ik wil aanstippen is dat we natuurlijk spreken over studenten in het hoger onderwijs en studenten aan de universiteit. Studentenbegeleiding, studentenondersteuning, kijken waar ze nood aan hebben, is dat belangrijk? Ja. Maar ik wil hier een docent quoten, het zijn niet mijn eigen woorden: “Op een bepaald moment was ik aan het twijfelen of ik mijn eigen masterverhandeling aan het lezen was, dan wel het resultaat van wat de student zelf had gemaakt om aan te tonen dat hij zelfstandig onderzoek kan doen.” Daar moeten we op een bepaald moment voor opletten. Als er te veel nood is aan ondersteuning en begeleiding is heroriëntatie misschien wel op zijn plaats.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor de interessante vraag. De cijfers zijn wat ze zijn. We kunnen er niet naast kijken. De uitval bij studenten met een beurs ligt gevoelig hoger dan bij studenten zonder beurs. Dat is ook een kloof die groeiend is, en die zich vooral bij de hogescholen wat situeert, als ik de cijfers goed bekijk. Maar de minister heeft het ook gezegd: we hebben allemaal een beetje het raden naar de oorzaken. We hebben allemaal ongeveer wel een idee, maar het is toch niet helemaal duidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat de oorzaken zeer divers zullen zijn. Daarom zullen we ook met een zeer diverse aanpak moeten komen. Daarom juichen wij ook toe dat u daarvoor een werkgroep hebt opgericht.
Ik sluit mij een beetje aan bij de vraag van collega Warnez, want die werkgroep is toch al een tijdje bezig. Ik heb nog schriftelijke vragen daarover teruggevonden. De werkgroep is al in de loop van vorig jaar opgericht. Mijn vraag is wanneer wij daarvan de definitieve resultaten verwachten. Het is toch, zoals collega Daniëls zegt, een belangrijke topic uit het Vlaams regeerakkoord om het studierendement omhoog te krijgen. Dat is in de eerste plaats belangrijk voor de studenten zelf en voorts ook om ervoor te zorgen dat wij geen nutteloos geld stoppen in hoger onderwijs.
Een deelaspect daarvan is de vraag naar de studievoortgangsmaatregelen die de instellingen zelf hebben gevonden en toepassen en in hoeverre er daarin een grote diversiteit is. We moeten daar ook eens naar kijken. Moeten we niet meer eenvormigheid brengen in de maatregelen van studievoortgangsbewaking van de verschillende instellingen van hoger onderwijs, universiteiten en hogescholen? Meer specifiek wordt er bij de hogescholen een probleem gemeld dat het niet altijd even duidelijk is, dat de communicatie aan de studenten en potentiële studenten beter moet worden. Je moet goed weten als je aan een instelling een bepaalde studie aanvat, welke studievoortgangsbewaking er gehanteerd wordt en dat, als je er niet aan voldoet, de studie niet kunt voortzetten. Dat is een boodschap die wij ook moeten durven brengen. Net zoals collega Daniëls vind ik de heroriëntatie ook cruciaal. Als je ziet dat het nooit zal lukken, moet je dat ook durven zeggen. Dan moeten wij niet proberen om de pijn te rekken.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Ik heb hierover ook een aantal artikels in de pers gelezen, met titels zoals “Hoger onderwijs verdrinkt massaal beursstudenten”. Tja, dat is toch wel wat tendentieus, alsof universiteiten bewust beursstudenten naar de uitgang zouden leiden. Dat lijkt mij alleszins geen goede weergave van de werkelijke complexiteit in deze kwestie. Beursstudenten vallen sneller uit dan niet-beursstudenten. Hoe komt dat? Er zijn inderdaad heel wat onduidelijkheden over de oorzaken hiervan. Onze fractie heeft hierbij toch enkele bedenkingen. Beursstudenten zitten vaker bij de lagere SES-geledingen (socio-economische status) van onze maatschappij. Het is bekend dat die groep vaker gekenmerkt wordt door hinderpalen om tot goede leerprestaties te komen, zonder dat zij gediscrimineerd worden door een instelling van het hoger onderwijs of door de overheid.
Ik denk dat wij ons eerder de vraag moeten stellen in hoeverre jongeren in lagere SES-groepen vaker een foute studiekeuze maken bij de overgang van het middelbaar naar het hoger onderwijs. Misschien kunnen een grotere verspreiding van de Columbusoriëntatieproef in het zesde middelbaar en een betere informatieverstrekking vanwege de hogere onderwijsinstellingen zeker nuttig zijn. Maar meer doorslaggevend zullen en moeten de ijkingstoetsen zijn. Zo kan men inschatten of een student al dan niet een goede startpositie heeft voor een bepaalde richting waardoor foute studiekeuzes zoveel mogelijk kunnen vermeden worden.
Als blijkt dat studenten een opleiding zeker aankunnen maar het moeilijk hebben door sociaaleconomische problemen, dan kunnen zij begeleid worden. Er bestaan daarvoor nu al veel manieren en diensten in onze instellingen van hoger onderwijs. Dan is het belangrijk dat de overheid voldoende blijft investeren in de studentenvoorzieningen. Zeker voor volgend academiejaar verwacht ik een grote financiële fall-out door de coronacrisis. De cijfers van het coronajaar 2019-2020 moeten wij voorzichtig beschouwen. Er waren studenten die het deze winter moeilijk hadden om hun studies vol te houden. Door de coronacrisis vrees ik dat de drop-out van dit academiejaar, 2020-2021, hoger zal zijn. Voor een deel zal dat te maken hebben met financiële factoren, vooral dan voor werkstudenten. Maar een groot deel zal ook veroorzaakt zijn door psychosociale factoren, zoals de minister ook al aanhaalde. Wij hebben al heel wat alarmsignalen horen afgaan. Een betere investering in studentenvoorzieningen en in psychosociale dienstverlening zal hopelijk eerst en vooral die groepen met risico op drop-out ondersteunen.
Waar we zeker waakzaam voor moeten zijn, is de hoge drop-out bij studenten met een functiebeperking. Hier moeten we meer de concrete noden van de studenten in kaart brengen en in de mate van het mogelijke remediëren. Veel hogeronderwijsinstellingen doen hier al inspanningen toe, maar de vraag is natuurlijk of dat voldoende is. Dat zou het best verder onderzocht worden.
De heer Danen heeft het woord.
Ik hoor in de bijkomende vragen tal van redenen waarom het studierendement van bepaalde groepen lager is. Ik hoorde dat het zou kunnen liggen aan de lagere SES-score, aan geen of een oudere computer, een slecht netwerk, geen plaats om te studeren, een functiebeperking, een slechte studiekeuze. Er worden al remediëringen naar voren geschoven. Ik weet niet waaraan het ligt, ik zou ook suggesties naar voren kunnen schuiven.
Minister, is de scope van de werkgroep voldoende ruim om breder te kijken dan we tot nu toe deden? We zijn allang aan het nadenken en maatregelen aan het nemen, maar we hebben nog geen duurzaam succes geboekt. Worden de hogeronderwijsinstellingen actief betrokken bij de werkgroep? Als dat niet gebeurt, zou ik willen vragen om dat alsnog te doen.
Minister Weyts heeft het woord.
Veel tussenkomsten gaan grosso modo in dezelfde richting. Men zoekt naar de causaliteit en oorzaken van de daling van of lagere studie-efficiëntie bij studenten met een studiebeurs. Dat moeten we echt eens kwalitatief onderzoeken.
De betrokken werkgroep heb ik geduid. Wie zit daar in? Dat zijn de VLIR, de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), de VVS en mijn administratie en kabinet. In eerste instantie voeren we een uitgebreide data-analyse. Dat is kwantitatief. We moeten dat aanvullen met kwalitatief onderzoek. Met de cijfers alleen – dat is de discussie die zich nu afspeelt – kan je maar blijven gissen naar sommige oorzaken of causale verbanden.
Er werd heel terecht verwezen naar oriëntatie. Wat mij betreft, is de problematiek natuurlijk ook onlosmakelijk verbonden met de studie-efficiëntie, de toetsing en remediëring. ‘Tout se tient’ in dit verhaal. Dat is ook een voorwerp van betrokken werkgroep.
Tot slot, ik zei dat het studierendement wel gestegen is in het academiejaar 2019-2020, een half coronajaar. Het is gestegen met 2 à 3 procent, dat is een gevoelige stijging, maar dat zal wellicht maar een eenmalig effect zijn.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u voorzitter, dank u minister, en alle collega’s om aan te sluiten. We zitten hier op een heel belangrijke thematiek. Ik weiger te geloven, en jullie met mij, dat de drop-out van beursstudenten, die dan nog eens sterk is versterkt door corona, te wijten zou zijn aan de lagere competenties van de studenten. Er zijn andere oorzaken. Die zijn complex, en daar moeten wij, meerderheid en oppositie samen, ons grondig over buigen. Het is een fundamenteel probleem. We mogen geen enkel talent in onze maatschappij verloren laten gaan. Het kan niet zijn dat je afkomst je toekomst en je kansen in het leven gaat bepalen.
De werkgroep is goed. Verschillende collega’s vroegen naar de timing van de resultaten. Minister, het onderzoek dat u voert is ook nodig. Ik zou willen oproepen om de cijfers structureel vrij te geven, zodat ook de universiteiten zich daar kunnen over buigen.
Ten slotte wil ik nog iets zeggen met betrekking tot de heroriëntatie. Collega Daniëls, u zegt dat het bij de heroriëntatie zit. Nee, als uit die cijfers blijkt dat de universiteit die het strengste is qua heroriëntatie, significant de slechtste cijfers haalt, dan moeten we dat herbekijken. We moeten dat bekijken. Want het kan zijn dat je moet heroriënteren, maar je had wel voor de richting gekozen die je wilde doen. De structurele problemen die nu naar boven komen, zijn toegang tot wifi, computer, begeleiding, werkplek, en ook het feit dat beurstudenten vaak ook moeten werken. Als die problemen meespelen, dan is heroriëntering niet de oplossing. Want die fundamentele, structurele problemen blijven.
Minister, één, ik wil de collega’s voorstellen om daar eens een gedachtewisseling over te houden of een hoorzitting met een aantal experten.
Twee, het lijkt mij essentieel dat die cijfers worden vrijgegeven. Over de grenzen van meerderheid en oppositie heen moeten we deze problematiek verder aanpakken, zodat iedereen de kans krijgt die hij verdient.
De heer Warnez heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het lijkt mij een goed idee van collega Segers dat we, op het moment dat de resultaten er zijn, een hoorzitting houden over het studierendement.
Ik wil iets verduidelijken. Collega Daniëls, ik steun u absoluut in het feit dat we op zoek moeten gaan naar versterkende maatregelen voor alle studenten: oriëntatie, snelle heroriëntatie. Anderzijds is mijn pleidooi dat we onze ogen er niet voor mogen sluiten dat de ene groep gewoon sneller afhaakt dan de andere. Dat is een kwantitatief gegeven. Ik zie het onderzoek en de resultaten. Ik denk dat de minister daar terecht van zegt dat het niet enkel kwantitatief mag zijn, maar ook kwalitatief.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.