Report meeting Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, het is niet de eerste keer en het zal niet de laatste keer zijn dat deze zaak hier besproken wordt.
U ondertekende op 6 mei een open brief gericht aan de drie covoorzitters van de conferentie over de toekomst van Europa, waarin Vlaanderen, geflankeerd door zestien andere Europese regio’s, om meer inspraak voor de regio’s in de conferentie vraagt. “We zien een zorgwekkende trend waarbij de EU-wetgeving onvoldoende rekening houdt met de rol van de regio's”, klinkt het. U liet optekenen in Knack dat de brief “past in ons streven” – uw streven dus – “om de sterkere regio’s binnen Europa te laten samenwerken en de stem van de regio’s luider te laten klinken tegenover de Europese Commissie en andere Europese machtscentra.” U stelde vervolgens dat u ook zelf initiatieven wilt nemen ‘binnen afzienbare tijd’ – in mijn vraagstelling staat dat tussen aanhalingstekens – om tot meer samenwerking tussen de sterke regio’s in Europa te komen. “Vlaanderen, een natie in wording, wil blijven schitteren in Europa”, concludeerde u, waarvan akte; ik vind dat geen slechte stelling.
Het is goed dat de Vlaamse Regering zich inspant voor een grotere rol voor de regio’s in de Europese besluitvorming en voor hen een duidelijke rol in de toekomst van Europa weggelegd ziet. Toch mag men niet uit het oog verliezen dat Vlaanderen niet louter een regio is in een van de Europese lidstaten. Vlaanderen beschikt namelijk over een bevoorrechte positie in de Europese Unie – dat kan niet luid genoeg benadrukt worden. Die positie vloeit voort uit de unilaterale verklaring, nummer 51, die België aflegde bij het afsluiten van het Verdrag van Lissabon. Deze verklaring is hier al vaak ter sprake gekomen en zal in de toekomst nog vaak aangehaald worden. Ze is belangrijk. Het is belangrijk dat we die telkens opnieuw aanhalen tijdens discussies ter zake.
De plenaire bijeenkomsten in het kader van de conferentie over de toekomst van Europa zullen bestaan uit 108 afgevaardigden van nationale parlementen, 108 Europese parlementsleden en 54 leden van regeringen. Onvoldoende rechtstreekse betrokkenheid van het Vlaams Parlement zou in tegenspraak zijn met de positie die we verkregen hebben door de verklaring bij het Verdrag van Lissabon. De tijd dringt, want de plenaire vergadering van de conferentie zou deze maand al een eerste keer samenkomen om de verdere organisatie te bepalen.
In mijn vraagstelling is dit natuurlijk een beetje een opvolgingsvraag op die van collega Vanlouwe uit het verleden. In het Vlaams regeerakkoord lezen we dat het de ambitie is van deze Vlaamse regering om Vlaanderen een onbetwiste referentie te maken in het Europa van de jaren 20. Daarenboven wil deze regering volgens het regeerakkoord rechtstreeks relaties onderhouden en een netwerk uitbouwen in alle EU-instellingen en rechtstreeks politieke contacten leggen binnen Europa en met de EU-instellingen. Het is weliswaar problematisch dat de manier waarop de vertegenwoordiging van België in de Europese Unie geregeld wordt, nog steeds gebaseerd is op een samenwerkingsakkoord uit – houd u vast –1994. Dat is al heel lang geleden – bepaalde kijkers waren toen misschien zelfs nog niet geboren. U kondigde eerder al aan dat u de gesprekken met de Federale Regering over een hervorming van de verschillende relevante samenwerkingsakkoorden dringend wilt opstarten. Ik heb hierover sinds het begin van deze legislatuur al verschillende vragen gesteld aan u, minister-president. In het begin verwees u steevast terecht naar het feit dat er toen nog geen Federale Regering was, maar, minister-president, ondertussen is die er toch al even. Of ze goed werk levert, dat is vatbaar voor heel veel commentaar, maar dat is hier niet aan de orde.
U ondertekende eerder al een open brief aan de Europese leiders waarin Vlaanderen samen met 23 regio’s meer betrokkenheid opeiste bij het Europese herstel na corona. Bent u van oordeel dat er bereidheid heerst bij de Europese leiders om een prominentere rol voor de regio’s te erkennen of is er in de tussentijd weinig veranderd? Waarop baseert u desgevallend dit oordeel?
Wilt u zelf initiatieven nemen om de samenwerking tussen de sterke regio’s in Europa te verbeteren? Welke initiatieven, los van de brief die u ondertussen ondertekend hebt, hebt u op het oog en wanneer mogen we deze verwachten? Naar welke regio’s kijkt u in het bijzonder om nauwer samen te werken?
In welke mate werden er nog initiatieven genomen om het samenwerkingsakkoord van 1994 grondig te herzien? Welke initiatieven plant u op dit vlak nog te nemen? Ik denk dat we gaandeweg toch van een zekere urgentie mogen spreken. Ik hoop dat u hieromtrent goed nieuws voor mij hebt.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Zoals u correct aanhaalt, heb ik begin mei samen met een twintigtal collega’s een brief gericht aan de drie covoorzitters van de conferentie over de toekomst van Europa. In deze brief pleiten we voor meer inspraak voor de regio’s in de conferentie. Deze brief kadert binnen onze bredere inspanningen om regio’s met wetgevende bevoegdheden sterker te betrekken bij de Europese beleidsvormgeving en besluitvorming. Ik ben mij uiteraard bewust van de unieke positie waarin Vlaanderen zich bevindt. We gebruiken die positie ook om de vraag naar meer regionale vertegenwoordiging luider te doen klinken.
Of er veel bereidheid bestaat bij de Europese leiders om op deze vraag in te gaan, moeten we nog afwachten. Ik ken in elk geval al één lidstaat waar er weinig animo zal heersen, maar dat mag ons niet doen afzien van het bepleiten van onze zaak. De toekomstconferentie wordt overigens niet enkel bevolkt door regeringsleiders, dus er zijn potentieel meerdere wegen om ons punt tot op de conferentie te brengen.
Ik heb in elk geval ook op 5 mei 2021 in mijn gesprek met Europees commissaris Šuica in het Vlaams Parlement de problematiek en de unieke constitutionele positie van Vlaanderen nogmaals benadrukt. De commissaris was hiervan duidelijk onder de indruk en toonde begrip voor onze vragen inzake directe betrokkenheid en autonomie.
Het is duidelijk dat we moeten blijven inzetten op het versterken van de positie van de regio’s in de EU en van onze rechtstreekse contacten met de Europese instellingen. In die zin blijven we initiatieven zoals Regions for EU Recovery en RLEG steunen, zowel in het kader van de conferentie over de toekomst van Europa als breder. Die samenwerking met sterke regio’s is iets waar ik verder op zal blijven inzetten. U vroeg aan welke regio’s ik dan dacht. De regio’s die die initiële brief hebben onderschreven zijn, denk ik, een goed startpunt. Of ze allemaal zullen meedoen, weet ik niet, maar ik moet eerlijk zeggen dat het reizen door corona ernstig beperkt is. Ik denk dat als je zo’n samenwerking wilt opzetten, je je eerste contacten fysiek moet kunnen leggen.
Wat betreft uw vraag over het samenwerkingsakkoord van 1994: alle entiteiten binnen België zijn overtuigd van de noodzaak om het samenwerkingsakkoord te actualiseren. Ik heb de andere deelstaten uitgenodigd om de voorbereidingen voor ons voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in 2024 aan te grijpen om de gesprekken over de actualisering zo snel mogelijk op te starten en een uitnodiging in die zin te richten aan de federale collega’s. Er is al een eerste overleg geweest met mevrouw Wilmès, federaal minister van Buitenlandse Zaken. In mijn maandelijks gesprek met de eerste minister heb ik er ook telkens op aangedrongen om vaart te zetten achter die besprekingen. Ik merk bij de federale overheid wel de bereidheid om die gesprekken af te ronden, maar niet de sense of urgency, als ik mij een beetje genuanceerd mag uitdrukken. Wij blijven daar dus verder op aandringen, en wij niet alleen. Ook de andere deelstaten zien er de noodzaak van in dat die samenwerkingsakkoorden snel onder de loep worden genomen en snel worden aangepast, zodat we ons kunnen voorbereiden op het Europees voorzitterschap, waarin ook de regio’s in het licht van 2024 hun rol moeten spelen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, bedankt voor uw antwoord. Het is goed dat u ernaar streeft om de regio’s binnen Europa meer te betrekken bij de Europese beslissingen. Ik wil echter nogmaals beklemtonen dat Vlaanderen natuurlijk meer is dan een regio. Ik weet het: ik hoef u daar niet van te overtuigen, maar ik wil het hier toch verder benadrukken.
U stelt dat Europees commissaris Šuica begrip toonde voor onze situatie toen ze naar het Vlaams Parlement kwam en hierover door u werd aangesproken. Het is misschien een vraag waar ik een negatief antwoord op zal krijgen, maar heeft ze hierover initiatieven aangekondigd? Ik vermoed van niet. Dergelijke personen zijn natuurlijk heel voorzichtig. Indien ze dat niet heeft gedaan, zult u haar hieromtrent in de toekomst dan verder aanspreken? Ik denk dat dat wel belangrijk is. Een Europees commissaris mag wel begrip tonen, maar dat is behoorlijk vrijblijvend, natuurlijk: ‘Ja, ik heb begrip voor uw verzuchtingen, maar voor de rest kijk ik er niet naar.’ Ik denk dat het wel een belangrijk gegeven is dat we hieromtrent de Europees commissaris blijven aanspreken. Ik neem aan dat u hiervoor de geschikte persoon bent, de ideale persoon als minister-president van Vlaanderen.
U zegt vervolgens dat alle entiteiten binnen België akkoord gaan en begrijpen dat die samenwerkingsakkoorden van 1994 heronderhandeld moeten worden. Ook daarbij wil ik benadrukken dat dit meer dan een kwarteeuw geleden is. Ondertussen is België al een beetje veranderd, en gelukkig maar. Het is lang niet zoals ik het zou willen, maar meer dan een kwarteeuw geleden zijn in 1994 die samenwerkingsakkoorden tot stand gekomen. Nu werken we nog steeds op basis van die akkoorden. Dat is toch wel niet te schatten, zou ik zeggen.
Minister-president, het is me op het einde van uw antwoord opgevallen dat u zegt dat er wel bereidheid is, maar u voegde daar licht smalend aan toe dat er niet echt een ‘sense of urgency’ aanwezig is. Die plaats ik zeker tussen aanhalingstekens. Ik vind dat eerlijk gezegd problematisch, want als men nu nog geen sense of urgency met betrekking tot de akkoorden van 1994 die heronderhandeld moeten worden heeft, dan zijn we ver weg. Dit is wachten op Godot, maar wachten op Godot die in 2024 volledig achterhaald zal zijn. Ik moet u hieromtrent waarschijnlijk niet overtuigen, maar dit kan toch niet. 2024? We zijn 2021, dat is drie jaar. Als er nu nog geen sense of urgency is, dan zitten we echt wel met een probleem in dit land. Het is echter niet de eerste keer dat ik die conclusie trek.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Ik dank collega Deckmyn voor de vraag en ook zeker de minister-president voor zijn antwoord en het initiatief dat hij reeds genomen heeft om zich samen met andere regio’s tot de covoorzitters te richten. Ik gebruik liever de term ‘deelstaat’, omdat we uiteindelijk exclusieve bevoegdheden hebben. Het is ook zo dat er zelfs in de federale wetgeving reeds over deelstaten wordt gesproken, en ik denk dat Vlaanderen een volwaardige deelstaat is, met exclusieve bevoegdheden, net zoals onze collega’s in het Waalse Gewest en in beperkte mate ook de collega’s in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voor de gewestbevoegdheden.
Ik vind het een positieve zaak dat er initiatieven worden genomen met andere deelstaten in de Europese Unie. Ik denk dat we ten aanzien van de Europese Commissie moeten blijven benadrukken dat dit een federaal land is met deelstaten die exclusieve bevoegdheden hebben.
Ik ben ook een beetje nieuwsgierig naar wat Europees commissaris Šuica op 5 mei daaromtrent ten aanzien van u nog heeft gezegd. Rekening houdend met haar bevoegdheid moet ze ook beseffen wat de positie is van de deelstaten binnen die toekomstconferentie, binnen de toekomst van Europa.
Ten slotte is die hele discussie met betrekking tot de samenwerkingsakkoorden iets wat nu al jaren aansleept. Ik denk niet dat wij elkaar, van welke fractie of partij we ook zijn, hiervan moeten overtuigen. We hebben hier al meermaals vragen over gesteld, we hebben hier resoluties over opgesteld. Ik ben ervan overtuigd dat we ook de Vlaamse Regering niet moeten overtuigen van die absolute noodzaak om de wetgeving in overeenstemming te brengen met de constitutionele, institutionele indeling van dit land.
Ik vind het een goede zaak dat u dat nu koppelt aan het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in 2024, maar het is ook een oproep aan collega’s die partijgenoten en fractiegenoten in de federale Kamer hebben om daar een gelijkaardig standpunt in te nemen. Wij wensen dat die samenwerkingsakkoorden in overeenstemming zijn met de institutionele realiteit van het land. Dat wil zeggen dat die wetgeving dat niet langer mag blokkeren, dat wij ook exclusieve bevoegdheden hebben, bevoegdheden die wij in Vlaanderen en ook internationaal willen uitoefenen, en dat onze diplomatieke vertegenwoordiging daarvoor die mogelijkheid moet hebben. Die mag niet geblokkeerd worden op dat federale niveau.
Ik weet zeker dat ik daar niemand van onze collega's, en ook zeker de Vlaamse Regering niet, van hoef te overtuigen. Het kan niet zijn dat dit blijft aanslepen en dat er geen stappen vooruit worden gezet door veto’s die er uiteindelijk worden gesteld. Ik ben dan ook zeer blij dat ook de andere deelstaatregeringen die ambities delen, en ik denk dat er inderdaad op die manier iets geforceerd zal moeten worden.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik hoor hier dat er aan de overkant niet zozeer een sense of urgency bestaat om rond die samenwerkingsakkoorden verder te werken en ze te heronderhandelen, maar ik wil toch even zeggen dat die vraag om te heronderhandelen al sinds jaar en dag in alle mogelijke regeerakkoorden staat en dat de vorige Federale Regering die sense of urgency dan blijkbaar ook niet voelde. Oké, er zijn nu ook weer mensen van andere partijen aan de andere kant van de taalgrens bevoegd voor Buitenlandse Zaken; ik weet niet of het daarmee te maken heeft. Maar wij staan ook achter het standpunt om die onderhandelingen te gaan voeren.
Ik vind het eigenlijk heel slim wat u gedaan hebt, minister-president, om dit met uw collega’s voor te bereiden naar aanleiding van 2024 – ook meteen het dertigjarig bestaan van die akkoorden –, zodat we ons daarover kunnen buigen als ons land, België, voorzitter is van de Europese Unie, en zodat we dan naar oplossingen kunnen zoeken.
Dit verzwakt ons land ook op het internationale niveau. Als je op den duur nooit nog een standpunt kunt aannemen omdat de ene regio of deelstaat dit zegt en de andere iets anders, dan neem je geen positie meer in, en dat is ook niet goed. Het is dus in ieders belang, zowel dat van de federale staat als van de deelstaten, om ons hier grondig over te buigen en om te kijken waar de oplossing zit, zodat we ten minste op internationaal vlak nog een beetje kunnen wegen op wat daar allemaal gebeurt, want dat heeft uiteraard invloed op ons klein landje: hoe kleiner je bent, hoe meer buitenland en hoe meer buitenlandse impact. Dat hoeven we niet te zeggen in Vlaanderen, dat zo’n belangrijke exportregio is.
Ik ben het dus eigenlijk wel eens met de collega’s. Ik vind het een slimme aanpak. Laat ons hopen dat het deze keer dan wel effect heeft. We zullen onze collega’s aan de overzijde hier zeker over aanspreken.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Heeft mevrouw Šuica, de Europese commissaris, initiatieven aangekondigd? Wel, ze heeft wel gezegd dat ze dit mee ging nemen naar de besprekingen om de samenstelling van de verschillende delegaties in het toekomstcongres te bekijken. Wij volgen dat met haar administratie op, maar tot hier toe heeft dat nog niet tot resultaat geleid, voor alle duidelijkheid.
Dat u zich opwindt over het gebrek aan de sense of urgency … ik hoop dat u daarmee niet op mij doelt. Ik was hier maar boodschapper. Bij mij, bij ons, bij de Vlaamse Regering leeft die sense of urgency zeker en vast. Wij zijn voorbereid, wij hebben onze documenten overgemaakt aan de Federale Regering, dus wij zijn te allen tijde bereid om rond de tafel te gaan zitten en die kwestie uit te discussiëren.
Mevrouw Brouwers, als lid van de vorige Federale Regering voel ik me wel een klein beetje aangesproken. Laat me zeggen dat er toen wel intensief genegotieerd is tussen de Federale Regering en de Vlaamse Regering, maar dat men voor een van de drie samenwerkingsakkoorden niet tot een vergelijk is kunnen komen. Voor de twee andere wel, maar iedereen achtte het raadzaam om de drie samen te concluderen en niet een ervan uit het geheel los te wrikken. Je kunt je daar veel vragen bij stellen: was het niet beter om dan toch aan te nemen wat op tafel lag en dat toch al binnen te rijven? Je kunt je daar allemaal vragen over stellen, maar dat was het gegeven. Er is zeker aan gewerkt, dus ik ga ervan uit dat we samen met deze Federale Regering nog eens een inspanning gaan doen om dit toch te kunnen concluderen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, als u stappen wilt zetten richting de herwerking van die samenwerkingsakkoorden, dan zal dat natuurlijk snel moeten gebeuren. Ik heb mij nogal smalend uitgelaten over het feit dat er geen sense of urgency is, maar ik wind mij zeker niet op ten opzichte van u, minister-president. Ik moet het aan iemand overbrengen, en dat bent u dan natuurlijk. Ik hoop dat er snel concrete initiatieven worden genomen, en daar zult u natuurlijk wel stappen in moeten zetten en daarvoor zult u spanning op de boog moeten garanderen. Daarom vond ik deze vraag vandaag zeker op haar plaats. Ik hoop dat er ter zake stappen worden gezet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.