Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Uit een enquête bij artsen en apothekers leren we dat het niet goed gaat met onze artsen. Meer dan de helft van de artsen heeft meer tijd nodig om zich te ontspannen en voelt zich na de werkdag slap en fysiek vermoeid. Een op de drie is emotioneel uitgeput tijdens het werk en laat zich steeds afstandelijker uit over de job. Bij artsen jonger dan 40 jaar is de score hoger. Zes op tien artsen zijn soms al moe vooraleer ze aan hun job beginnen. Bij jongere artsen loopt dat op tot 75 procent.
Artsen schrijven zichzelf medicatie voor. Een op de drie heeft het afgelopen jaar medicatie gebruikt, maar in driekwart van de gevallen was dat niet nodig. Jonge artsen slikken ontstekingsremmers en paracetamol. Oudere artsen gebruik veeleer slaap- en kalmeermiddelen. Psychiaters en anesthesisten nemen hun toevlucht tot psychoactieve stoffen en een kleine minderheid gebruikt ook drugs.
Een op de vijf artsen zegt meer te drinken dan gezond is. Bij spoedartsen is het gebruik van alcohol hoger dan gemiddeld. Een op de vier van hen zegt dat ze soms niet kunnen stoppen met drinken.
Dit zijn slechte cijfers. Corona heeft duidelijk ook een negatieve impact gehad op onze artsen. We weten dat huisartsen slechte patiënten zijn. Ze hebben vaak zelf geen huisarts en ze bespreken hun zelfmedicatie ook niet met collega’s.
Minister, artsen hebben het afgelopen jaar mee in de vuurlinie gestaan en nadat de pandemie voorbij is, zullen ze nog heel wat uitgestelde zorg op zich moeten nemen. Hoe wilt u de artsen ondersteunen om te vermijden dat ze uitvallen?
Middelengebruik blijkt een methode te zijn geworden om om te gaan met stress. Dat is natuurlijk niet de juiste aanpak. Hoe wilt u artsen bereiken met alternatieve methoden om aan stressbeheersing te doen en om ademruimte te creëren?
Minister Beke heeft het woord.
De coronacrisis heeft een belangrijke impact op de mensen die tewerkgesteld zijn in de zorg- en welzijnssector. Artsen zijn daarop geen uitzondering. Ook als de crisis voorbij is, zal de druk nog lange tijd aanhouden, onder meer om te antwoorden op uitgestelde hulpvragen.
Om die reden is er dan ook al een breed beschikbaar hulpaanbod uitgebouwd, gaande van zelfzorg tot laagdrempelige eerstelijnshulp tot meer intensieve psychologische hulp. De Vlaamse overheid heeft in het kader van het actieplan Zorgen voor Morgen verschillende initiatieven opgezet, zoals de website www.dezorgsamen.be, waarover we eerder in deze commissie al spraken. Via de website worden tools aangeboden om de mentale veerkracht te ondersteunen en is informatie beschikbaar over de gepaste ondersteuning in antwoord op een psychische nood. Alle aangeboden informatie op de website is bijeengebracht door experten en wetenschappelijk gefundeerd. En uiteraard kunnen ook artsen hier terecht voor ondersteuning.
Er is ook het verhogen van de capaciteit van de zogenaamde eerste helpers. De eerste helpers zijn nabije steunfiguren van de medewerkers in de zorg- en welzijnssector. Zij dienen te worden ondersteund in hoe ze hun rol als eerste helper vorm kunnen geven. We zien verschillende taken voor deze eerste helper: het detecteren van een collega in nood, het connecteren van deze collega met het beschikbare hulpverleningstraject, het opvolgen van de collega in kwestie. De eerste helper kan zich zowel in de voorziening bevinden als buiten de voorziening. Doordat er wordt ingezet op de eerste helpers is dit project bijzonder duurzaam. Deze kennis op het terrein is niet enkel interessant in tijden van coronacrisis, maar ook voor erna, en zeker ook voor artsen. In dit kader zijn er al filmpjes en webinars ontwikkeld.
Sinds april van dit jaar is de zorgscreener op het platform www.dezorgsamen.be verder uitgebreid met de mogelijkheid om rechtstreeks in contact te worden gebracht met een hulpverlener.
Indien de screener detecteert dat er mogelijk psychische problemen zijn, zullen de hulpverleners of desgevallend ook artsen die zich aanmelden, verder gecontacteerd worden door diensten met specifieke expertise om een verdere screening op psychische problemen uit te voeren en eventueel door te verwijzen naar eerste of tweede lijn gespecialiseerde hulpverlening in de geestelijke gezondheidszorg.
De Vlaamse Regering heeft op 17 juli 2020 circa 1,5 miljoen euro extra toegekend aan de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) voor de versterking van hun aanbod aan psychosociale bijstand op de eerste lijn. Met de versterking van dit aanbod willen we inspelen op de noden en signalen die naar boven komen in het kader van psychosociale ondersteuning tijdens en na coronatijden. Een van de prioritaire doelgroepen waarop deze uitbreiding zich richt, zijn medewerkers in welzijns- en gezondheidszorg en de thuiszorg die voor hulp en ondersteuning niet direct terecht kunnen binnen hun eigen werkcontext.
Daarnaast kan ik nog wijzen op enkele initiatieven die door mijn federale collega, minister Vandenbroucke, worden ontwikkeld, onder meer de mogelijkheid voor alle ziekenhuismedewerkers om een beroep te doen op psychologische ondersteuning of actieve professionele begeleiding om psychosociale risico’s op het werk te voorkomen en het initiatief om bijkomende psychologische hulp voor zelfstandigen in nood te voorzien via acht gratis psychologische sessies.
Ik geef nog mee dat het platform ARTS IN NOOD beschikbaar is. Dit platform is een onafhankelijke structuur uitgewerkt door de Orde der Artsen, waarbij vertrouwenspersonen artsen in psychische nood kunnen bijstaan en ondersteunen. Het project richt zich vooral naar artsen die gezondheidsproblemen of persoonlijke zorgen meedragen, kampen met een burn-out enzovoort.
Domus Medica ontwikkelde in samenwerking met Doctors4Doctors het concept ‘co-artsen’: een laagdrempelig initiatief waarbij huisartsen terechtkunnen bij een soort vertrouwenspersoon binnen de eigen kring. Co-artsen zijn artsen die nabij willen zijn voor de collega-huisartsen als eerste helper.
De cijfers rond middelengebruik bij artsen baren ons inderdaad zorgen. We kunnen ervan uitgaan dat de kennis over de impact van alcoholgebruik en andere middelen bij artsen hoger ligt dan bij het brede publiek. Kennis is evenwel maar één factor die een rol speelt in gedrag. De hoge werkdruk en competitieve omgeving waarbinnen artsen werken, kan ertoe leiden dat deze gezondheidsprofessionals naar alcohol, drugs of medicatie grijpen als copingstrategie.
Bovendien maken de eigen positie als gezondheidsexpert en de geringe bespreekbaarheid van middelengebruik dat artsen en apothekers de vraag naar hulp vaak zeer lang uitstellen. De ‘treatment gap’ voor alcoholproblematiek ligt gemiddeld reeds op achttien jaar.
Data en informatie vormen een eerste stap in het zichtbaar maken en het bespreekbaar stellen van middelengebruik onder artsen en apothekers. VAD voorziet geen specifieke acties naar artsen rond hun eigen middelengebruik.
In het kader van het preventieve gezondheidsbeleid leggen we binnenkort een nieuwe beheersovereenkomst met een partnerorganisatie rond geestelijke gezondheidsbevordering voor aan de Vlaamse Regering. In het finale voorstel, zoals het recent is besproken met het agentschap Zorg en Gezondheid en mijn kabinet, zijn acties voorzien gericht op de setting werk en meer specifiek binnen de context zorg en welzijn, dus ook de doelgroep artsen. Het is de bedoeling om binnen de nieuwe beheersovereenkomst ten aanzien van mensen die tewerkgesteld zijn in de zorg- en welzijnssector, in te zetten op gezondheidsbevorderende methodieken, niet enkel gericht op het individu maar ook op omgevingsvariabelen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Dat laatste is alleszins een goede zaak. Er is veel te weinig aandacht voor die doelgroep. Artsen worden vaak gezien als rolmodel of als ‘robots’. Vaak denken ze dat van zichzelf. Vaak zijn het jammer genoeg de slechtste patiënten. Zoals u zelf zei, zoeken ze vaak geen hulp. Vaak hebben ze geen eigen huisarts. Ze kunnen zichzelf medicatie voorschrijven, praten daar niet over met collega’s. Solo werkende artsen kunnen dat sowieso al niet.
Wat ik heel belangrijk vind, en wat artsen echt zou kunnen helpen, is die administratieve rompslomp die zij ondervinden, wegnemen. Dat ervaren zij als heel storend en verhoogt de druk. We hebben dat nu ook in deze coronaperiode gezien. In gewone omstandigheden is de druk al hoog, maar door de coronapandemie is daar nog heel wat extra werk bij gekomen. Administratieve rompslomp wegnemen, is één zaak. Voldoende praktijkondersteuning, taken die ook door een verpleegkundige uitgevoerd kunnen worden, zodat een deel van het werk al ontlast wordt, is heel belangrijk om op in te zetten.
Vooral jongere artsen hebben last van vermoeidheid en dergelijke. De vervrouwelijking van het beroep – vroeger was de arts klassiek een man, hij werkte voltijds en zijn vrouw nam de telefoon op – speelt een rol. Er zijn nu vooral vrouwelijke artsen. Ze werken vooral met twee, hebben een gezin. Dat maakt het alleen maar zwaarder. Bij die groep moeten we zeer aanklampend werken. U spreekt over de website www.dezorgsamen.be. U weet natuurlijk dat artsen niet geneigd zijn om zo’n website te bezoeken. Zo ken ik ze.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
De overheid mag inderdaad niet langer doof blijven voor de hulpkreten van artsen. Heel wat van de artsen die nood hebben aan hulp zijn voorstander van ondersteuningsprogramma’s om die problemen aan te pakken. Ze vragen naar tools om hun veerkracht te verbeteren. Toch zien we al heel wat acties ter ondersteuning van de artsen. Minister, u had het over ARTS IN NOOD, over Doctors4Doctors. Er is ook nog MediQuality.
Zijn de bestaande onlinediensten en platformen voldoende gekend bij de artsen? Denkt u dat er nood is aan een kader voor een efficiënte ondersteuning van artsen?
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, collega Saeys sprak al over de administratieve overlast. We hebben daarover al van gedachten gewisseld. Daarbij kwam de werkbaarheidsmonitor vorig jaar als proefproject. Heeft die monitor dezelfde conclusies teweeggebracht als de enquête?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, administratieve overlast en de mogelijkheden van delegatie naar praktijkassistenten zijn elementen die zeer zwaar wegen op de schouders van een arts – als zoon en broer van artsen weet ik erover mee te spreken, ik hoor dat ook wel. Er zitten elementen in die kloppen, alleen zijn dat federale aangelegenheden waar wij op dit ogenblik geen instrumenten hebben om rechtstreeks in te interveniëren.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik hoop vooral door deze vraag te stellen dat men meer en meer gaat beseffen hoe zwaar artsen het wel hebben. Zeker nu meer dan ooit, moeten we hen ondersteunen en aanklampend werken, omdat ze heel goed zijn in het maskeren van symptomen en er moeilijk over praten. Dat aanklampend werken is zeer belangrijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.