Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het jaarverslag 2020 van Child Focus, waaruit de toename van de seksuele uitbuiting van minderjarigen blijkt
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Voorzitter, het weglopen van kinderen is in Vlaanderen nog steeds een actueel probleem. Om de noden en de behoeften van deze kinderen beter te begrijpen en inzicht in de oorzaken van het weglopen te krijgen, is er nood aan onderzoek. In maart 2020 is dan ook het Europees project ‘Running Away: Drivers, Awareness, and Responses’ (RADAR) gestart. Dit onderzoek heeft tot doel de kennis over de ervaringen van weglopers te vergroten, aanbevelingen te formuleren om de interventies ten aanzien van weglopers te verbeteren, en beleidsmakers te begeleiden in de ontwikkeling van doeltreffende middelen om de bescherming te verbeteren en het aantal gevallen van weglopen te verminderen.
Uit het onderzoek blijkt dat de ervaren stigmatisering van weggelopen minderjarigen door professionals wordt beschouwd als een van de redenen waarom weglopers mogelijk geen passende steun en bescherming krijgen. Het weglopen wordt regelmatig aanzien als problematisch gedrag, wat betekent dat kinderen zelf schuld hebben aan het feit dat ze weglopen. Professionals moeten echter steeds in het achterhoofd houden dat dit wegloopgedrag verschillende oorzaken kan hebben en dat het weglopen de kinderen mogelijk in gevaarlijke situaties kan brengen.
Om dit op te lossen, zou een destigmatiseringsproces in gang moeten worden gezet door middel van campagnes en door te werken aan de integratie van een ethisch of antistigmabeleid voor professionals. Daarnaast is de manier waarop de kinderen na het weglopen worden opgevangen zeer belangrijk en bepalend voor de toekomst. Er moet voor worden gezorgd dat de professionals en de volwassenen op dit cruciaal moment gepast reageren.
Minister, hoe zult u de aanbevelingen die in het project zijn geformuleerd in de huidige aanpak van weggelopen kinderen implementeren? Bent u van plan op preventie in te zetten? Zult u investeren in preventieve campagnes die zich tot ouders en jongeren richten?
Erkent u dat er meer ingezet moet worden op het vroeg identificeren van Adverse Childhood Experiences (ACE’s)? Zult u hierbij investeren in de nodige ondersteuning om de risico’s die gepaard gaan met ACE’s te verminderen? Hoe zult u dit doen?
Welke initiatieven neemt u om nog meer te investeren in onderzoek naar deze problematiek?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Voorzitter, minister, beste collega’s, nogmaals dank dat ik hier vandaag in jullie commissie aanwezig mag zijn. Ik sluit mij ook graag aan bij de problematiek die collega Wouters zonet aanhaalde.
Op 18 mei verscheen het jaarverslag 2020 van Child Focus. En waar in het begin van de coronacrisis voor gevreesd werd, is jammer genoeg werkelijkheid geworden. De coronacrisis heeft een enorme impact gehad op het welzijn van kinderen. De stijgende cijfers in het rapport tonen dan ook aan dat er dringend actie ondernomen moet worden.
Over het algemeen is er een stijging van 47 procent in het aantal dossiers inzake seksuele uitbuiting. Dit komt neer op 2205 nieuwe dossiers in 2020 alleen al. Daarnaast steeg het aantal dossiers van grensoverschrijdende sexting met 38 procent, sextortion met 84 procent en grooming met 71 procent. Tegen de verwachtingen in steeg ook de seksuele uitbuiting van minderjarigen. Zo opende Child Focus 66 dossiers van deze vorm van seksuele uitbuiting. Dit is een behoorlijk aantal, zeker gezien de lockdown, die ervoor zorgde dat iedereen moest thuisblijven. In 2020 zag Child Focus ook een zeer sterke toename van rapportering van seksuele misbruikbeelden. Via stopchildporno.be kregen ze 2056 meldingen binnen. Een angstaanjagende evolutie is dat er steeds meer virtueel materiaal circuleert dat ook realistischer wordt. Helaas zorgen versleutelingen en privacy-instellingen ervoor dat het niet makkelijk is om illegaal beeldmateriaal te melden of op te sporen.
Naast deze stijgende cijfers zijn er ook enkele dalingen merkbaar. Zo is het aantal dossiers van weglopers met 11 procent afgenomen. De verklaring hiervoor is terug te vinden in de maatregelen die hiervoor werden opgelegd. Kinderen zaten soms letterlijk thuis opgesloten, wat uiteraard het weglopen bemoeilijkte. Ten slotte zijn ook het aantal internationale kinderontvoeringen fors gedaald. Het sluiten van de grenzen door de coronamaatregelen kan hier een rol in gespeeld hebben.
Minister, over het algemeen kan besloten worden dat de coronacrisis toch duidelijk zijn sporen heeft nagelaten op de werking van Child Focus. Er mag zeker niet vergeten worden dat deze cijfers nog maar het topje van de ijsberg zijn en dat het reële aantal vaak nog een pak hoger ligt. De strijd tegen seksuele uitbuiting van minderjarigen moet dan ook een beleidsprioriteit zijn en worden om de veiligheid van kinderen te waarborgen.
Minister, hoe evalueert u die nieuwe cijfers uit het jaarverslag 2020 van Child Focus?
Welke oorzaken ziet u voor de stijging van seksuele uitbuiting van minderjarigen in de prostitutie?
Welke lessen worden er getrokken om het beleid omtrent de aanpak van seksuele uitbuiting te optimaliseren?
Hoe zult u ervoor zorgen dat seksuele misbruikbeelden sneller gemeld kunnen worden? Welke initiatieven neemt u in overleg met de betrokken ministers om beter te kunnen ingrijpen bij seksuele misbruikbeelden en te voorzien in betere ondersteuning van de slachtoffers en een snellere opsporing van de daders?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, het RADAR-onderzoek biedt een bijzonder interessante inkijk in het wegloopgedrag van kinderen: de drijfveren, het bewustzijn omtrent weglopen en de manier waarop we reageren, en dat in een internationaal perspectief.
Het onderzoek doet enkele interessante vaststellingen. Zo identificeert het onderzoek kinderen die herhaaldelijk wegloopgedrag vertonen als een groep die bij professionals vaak een gevoel van frustratie oproept en daardoor meer kans loopt op stigmatisering en een gebrek aan steun. Een andere vaststelling is dat kinderen uit verschillende groepen ook verschillende trajecten zullen moeten meemaken en aan andere risico’s zullen worden blootgesteld. Het onderzoek benoemt ook het gebrek aan vertrouwen in leeftijdsgenoten of volwassenen in hun leven als een belangrijke belemmerende factor om daadwerkelijk hulp te zoeken.
Een vierde sleutelgedachte uit het onderzoek wijst op het belang van scholen in de preventie en de ondersteuning van risicojongeren. Daarbij wordt het belang van de rol van de leraar als te vertrouwen volwassene door de deelnemers aan het onderzoek benadrukt. Het RADAR-rapport werpt zo een breder licht op deze problematiek, en toont de noodzaak aan om hier nog gerichter op in te zetten en de verworven expertise te verbreden naar een breder beleid. Om dit verder te concretiseren, onderzoeken we de mogelijkheden om de resultaten van dit rapport te integreren in zowel het brede, preventieve als het meer gespecialiseerde aanbod. We gaan hiervoor ook verder in overleg met Child Focus.
Wat het preventieve luik betreft, en heel concreet de bewustmaking van professionals, werkt Child Focus op dit moment aan een vormingstraject, dat in het najaar beschikbaar zal zijn, voor de politiediensten enerzijds en de sociaal werkers en begeleiders in de voorzieningen anderzijds. Ik kan in dit kader ook refereren aan de campagne ‘Laat je niet pakken’, uitgerold door Child Focus in het kader van slachtoffers van tienerpooiers. Weglopen is echter vaak een symptoom van onderliggende problemen, dus ook het blijven inzetten op de brede geestelijke gezondheid en de weerbaarheid van kinderen en jongeren is belangrijk. We agenderen de resultaten van het rapport ook op de eerstvolgende bijeenkomst van de stuurgroep tienerpooiers. De werkgroep beeldvorming zal nagaan op welke manier er een koppeling kan worden gemaakt met aankomende campagnes, en of er ook andere acties nodig zullen zijn. Wat preventie betreft, wijst het onderzoek ook op het belang van hulplijnen voor kinderen en jongeren met wegloopgedachten. De versterking van zowel telefonische als chatmogelijkheden bij Awel en Nupraatikerover.be zal hiertoe alvast een belangrijke bijdrage kunnen leveren.
Net zoals bij de vraag inzake preventie is het evident dat we trachten de risico’s die gepaard gaan met ACE’s te verminderen. De uitrol van nieuwe initiatieven, zoals één gezin - één plan (1G1P), of het inzetten op de versterking van de zorggarantie voor het jonge kind, tonen het belang dat we al hechten aan het snel en adequaat kunnen ingaan op diverse noden en het aanpakken van problemen voor ze escaleren. Het voorkomen van ACE’s op zeer jonge leeftijd, waarvan geweten is dat kinderen de trauma’s ervan gedurende zeer lange tijd ervaren, is ook een van de uitgangspunten achter de geïntegreerde aanpak voor de eerste duizend dagen waarvan we op dit ogenblik werk maken.
We starten met een grondige analyse van de RADAR-studie en de studie van Child Focus, en agenderen het thema, zoals aangegeven, binnen de werkgroep beeldvorming van de Vlaamse stuurgroep. Afhankelijk van deze analyse en overleg met zowel Child Focus als de initiatiefnemers van de RADAR-studie, bekijken we of verder onderzoek zinvol is.
De cijfers komen helaas niet helemaal als een verrassing. Er is het voorbije jaar blijvend ingezet op overleg met Child Focus, omdat het onze bekommernis is om voor kinderen en jongeren een klimaat te creëren waarin ze zich op relationeel en seksueel vlak veilig kunnen ontwikkelen en ontplooien. De samenwerking met Child Focus komt concreet tot uiting in de uitvoering van het Vlaamse actieplan voor een betere bescherming van slachtoffers en een strakkere aanpak van tienerpooiers. Hierbij is Child Focus een partner die sterk betrokken is bij zowel de overkoepelende stuurgroep als de diverse werkgroepen. Diverse elementen uit het jaarverslag van Child Focus maken onderdeel uit van deze vergaderingen. Zo is er aandacht voor preventieve acties, het in kaart brengen en evalueren van online tools, de opvang en de begeleiding van slachtoffers van tienerpooiers en de link met relevante partners, zoals politie, parket en medische en therapeutische zorg. Toch zijn er enkele opvallende tendensen die extra aandacht vragen, zoals de toename van de rapportering van beelden van seksueel misbruik. De bevindingen uit het jaarverslag van Child Focus staan morgen op de agenda van de Vlaamse stuurgroep.
Zoals Child Focus aangeeft, is de seksuele uitbuiting van minderjarigen in de prostitutie een complex fenomeen dat vaak onder de radar blijft. Sinds enkele jaren worden in de Vlaamse stuurgroep tienerpooiers de cijfers die worden verzameld vanuit de assessments van mogelijke slachtoffers van tienerpooiers, door Payoke geëvalueerd. Ondanks de grotere focus op het thema en een bredere bekendmaking binnen de jeugdhulporganisaties en de campagnes van Child Focus, merken we op dit moment geen stijging in het aantal dergelijke aanmeldingen. Anderzijds lijkt de sterke stijging van voornamelijk online seksuele uitbuiting het voorbije jaar te kunnen worden gekoppeld aan de maatregelen die gepaard gingen met de covidpandemie. Het zal dus belangrijk zijn om op te helderen hoe de stijging van seksuele uitbuiting van minderjarigen in de prostitutie zich hiertoe verhoudt, en welke andere accenten er moeten worden gelegd om gerichte acties te ondernemen.
Op dit moment worden er diverse initiatieven genomen om extra in te zetten op het versterken van de weerbaarheid van minderjarigen, de vorming van de diverse relevante actoren, het versterken van juridische ondersteuning, de koppeling van medische en psychische zorg en de aanpak van daders. De bevindingen uit het jaarverslag benadrukken vooral de nood om hier verder intensief op te blijven inzetten. Recent werd er daarom door de Vlaamse stuurgroep voor geopteerd om drie werkgroepen op te zetten, die diepgaander en efficiënter beleid kunnen ontwikkelen op het vlak van aanbod/regie, beeldvorming en daders.
Een bijkomend belangrijk aspect voor een betere aanpak is de preventie en de ondersteuning van potentiële daders. Hierin speelt Stop it Now! een cruciale rol. Stop it Now! heeft in zijn jaarverslag melding gemaakt van een stijgend aantal oproepen van downloaders van beelden van misbruik van minderjarigen. De volgende campagne zal zich dan ook expliciet richten op downloaders van misbruikbeelden, op mensen die op zoek gaan naar zogenaamd ‘jong materiaal’, ‘teens’ enzovoort. Het doel van deze campagne is het vergroten van bewustzijn: niet enkel bewustzijn van datgene waarnaar men zoekt, maar ook van het bijkomend effect dat het zoeken naar bepaald materiaal ook het aanbod van minderjarigen in de hand werkt. Daarnaast willen we mensen met deze campagne ook naar de zelfhulpmodule doorverwijzen, als dat nodig is.
Uw vraag met betrekking tot het melden van misbruikbeelden en het opsporen van daders is het voorwerp van een bespreking in de Vlaamse stuurgroep, aangezien daar zowel de federale partner van Justitie als de afgevaardigden van het kabinet van de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving aanwezig zijn. Met betrekking tot daderpreventie onderzoeken we momenteel hoe we de werking van Stop it Now! structureel kunnen verankeren vanaf 2022.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Ik merk toch ook uw bezorgdheid over deze problematiek. Zoals ik in mijn vraagstelling al heb aangegeven: preventie is heel belangrijk. Het betrekken van en luisteren naar kinderen en jongeren die ervaring hebben met weglopen of dreigden weg te lopen, is een aanbeveling uit het onderzoek naar de preventie ervan. Zult u dergelijke ervaringsdeskundigen dan ook inzetten in acties gericht op preventie? Wanneer is de volgende bijeenkomst van de stuurgroep?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. De cijfers die ik daarnet opnoemde, zijn hallucinant. U zegt zelf dat die cijfers niet als een verrassing komen. Dan vraag ik me eerlijk gezegd af of u in uw rol als minister van Welzijn niet eerder had kunnen ingrijpen vooraleer dergelijke cijfers naar buiten kwamen, vooraleer dit daadwerkelijk plaatsvond, maar dat even terzijde. Ik hoop alvast op een grondig antwoord van uw kant.
Child Focus lanceerde een nieuwe preventietool rond sexting en genderstereotypes, namelijk sextoooh.be. Dat is een app voor leerkrachten, jeugdwerkers en begeleiders die werken met jongeren tussen 12 en 15 jaar. Via methodes wordt erover nagedacht hoe genderstereotiep gedrag of verwachtingen een rol spelen in hoe jongeren kijken naar of omgaan met sexting.
Minister, welke doelstellingen worden vooropgesteld met die preventietool? Wanneer zal die helemaal op punt staan? We vragen ons ook af op basis van welke argumenten ervoor werd gekozen om deze preventietool te lanceren. Waarom werd er in deze tool ook voor gekozen om de genderstereotypes hierbij te gaan betrekken?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Bij Child Focus meldde men eigenlijk dat de online veiligheid van kinderen momenteel hun grootste zorg is. Ik versta dat ook volledig. Ik denk dat wij onze jongeren zo vroeg mogelijk moeten leren omgaan met die online tools, met sociale media en dergelijke. Wat de tienerpooiers betreft, stelde Child Focus vooral twee grote problemen vast. Enerzijds is er het ronselen en benaderen van potentiële slachtoffers, anderzijds het aanbieden ervan, net omdat dat ook grotendeels online gebeurt en dat heel moeilijk te traceren is. Daarnaast doen slachtoffers ook zelden melding. Ik denk dat meisjes heel goed moeten worden gesensibiliseerd over het feit dat er van hen misbruik kan worden gemaakt of zelfs dat er misbruik van hen wórdt gemaakt. Je hebt het darkweb, er zijn privacyinstellingen, er is de versleuteling van onlineberichten op sociale media. Dat maakt het natuurlijk allemaal moeilijk om daders te vinden. Toekomstig beleid zal dus ook vooral het inzetten zijn op de online veiligheid van onze kinderen en jongeren.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik wil nog even terugkomen op de weglopers. Als voormalig hulpverlener kan ik eigenlijk wel bevestigen dat er soms in bepaalde situaties wel onbegrip of weinig geduld was voor jongeren die wegliepen, ook vooral omdat iedereen zeer ongerust was als jongeren, als minderjarigen wegliepen, omdat ze in zeer onveilige situaties zouden terechtkomen of in handen van personen zouden vallen die het niet zo goed met hen voorhadden. Als die jongeren dan werden teruggevonden, dan was het altijd zo van ‘kom, gedraag je, ga naar huis, loop niet weg’. Er was dus soms inderdaad wel wat onbegrip, maar veeleer uit ongerustheid over die jongere zelf.
Ik wil zeker niet veralgemenen en wil deze problematiek absoluut niet relativeren of minimaliseren, maar er is natuurlijk ook wel een kleine groep jongeren die dat weglopen vaak ook wel gebruiken als ze iets niet krijgen of iets niet mogen. Daar moeten we wel realistisch in zijn. Daar moeten we ook wel rekening mee houden.
Wat de redenen betreft waarom jongeren weglopen, we hebben er vooral op Europees niveau een zicht op wat die redenen precies zijn. Minister, hebt u er een zicht op waar het zwaartepunt van die redenen waarom kinderen in Vlaanderen weglopen zich precies bevindt? Het lijkt me niet slecht om dat te weten, zodat we het beleid daar ook goed op kunnen afstemmen.
Minister, er wordt al jaren gesproken over het feit dat de rapportage van de cijfers van Child Focus zich vooral op Belgisch niveau bevindt. Uw voorganger, Jo Vandeurzen, heeft in het verleden al aangegeven dat hij daar Child Focus zeker over zou aanspreken, om eventueel ook cijfers voor Vlaanderen te kunnen krijgen. Het is misschien niet slecht dat u dat opnieuw zou opnemen, vooral om te kunnen zien of er regionale verschillen zijn, of er problemen zijn die bij ons minder of net iets meer voorkomen, maar ook om te zien of ons beleid ook effect heeft.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, het rapport van Child Focus bevestigt helaas een aantal dingen waarvoor in de commissie al werd gevreesd tijdens heel het afgelopen jaar. Ik heb een paar bijkomende vragen aan u die nog niet zijn besproken. Ten eerste, Stop it Now! is een goed initiatief, moedig, zelfs een beetje tegen de tijdsgeest in. Kunt u eens ingaan op de evolutie in de cijfers van Stop it Now!? Gaan die gelijk op met de hogere cijfers die Child Focus hier rapporteert? U zegt dat u bijkomend gaat investeren, en ook de manier waarop u mensen wilt bereiken bespreekt u, maar hoe gaat dat op dit moment?
Ten tweede, een vraag na deze lockdowns. We hebben heel vaak gesproken over deze problemen van misbruik en geweld tegen kinderen waar we tegenaan kijken, waar het beleid tegenaan kijkt. Het is natuurlijk niet uitgesloten dat we weer in een situatie van lockdown zouden terechtkomen. Wat leert deze afgelopen periode u, met betrekking tot het beleid en om kinderen in deze situatie te beschermen?
Ten derde zijn er de hulplijnen. Minister, er is een paar keer besproken dat er problemen waren met de ‘response rate’ en met de bereikbaarheid van de hulplijnen. Hoe zit dat op dit moment? Hoe is de bereikbaarheid van 1712, van de CAW's enzovoort?
De heer Daniëls heeft het woord.
De vorming van kinderen en jongeren is natuurlijk belangrijk met al deze thema's. Ik wil er iedereen toch op wijzen, ook alle voorstanders van vrijheid van onderwijs, dat we die zaken gelukkig hebben opgenomen in de nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs. Alles wat sexting betreft komt er in naar voren, maar ook loverboys en tienerpooiers. Als je tegenover een 16-jarige over loverboys begint, dan zou dat nog positief kunnen klinken, maar dat is het absoluut niet.
We hebben die zaken opgenomen in de eindtermen, samen met online veiligheid. Ik wil dit voor de volledigheid van het debat toch even meegeven.
Minister Beke heeft het woord.
Collega's, een concreet antwoord: morgen komt die Vlaamse stuurgroep opnieuw samen.
En nog een paar aanvullende antwoorden: heel recent heeft Child Focus in het kader van preventie een EHBV-cursus (Eerste Hulp Bij Verdwijningen) gelanceerd. Mevrouw Blancquaert, Child Focus kan zelf prioriteiten aanbrengen en een aangepaste strategie uitwerken. Dat is ook hun rol.
Wat de genderdiversiteit betreft: dat is een belangrijk thema. Zo hebt u in het RADAR-rapport kunnen lezen dat sommige jongeren bijzonder kwetsbaar zijn voor wegloopgedrag, onder meer omdat ze zich onbegrepen voelen of hun gevoelens niet op een juiste manier kunnen plaatsen.
Collega Verheyen, die weglopers hebben zeer uiteenlopende profielen. Het RADAR-rapport drukt ook net op het belang van een brede scope als men een aanpak wil uitwerken.
Stop it Now! heeft een sterke stijging vastgesteld in het aantal meldingen, een groot deel daarvan door naasten die zich zorgen maken over het gedrag van iemand in hun omgeving. Vorige week hebben we daar ook nog een persbericht rond uitgestuurd. Exacte cijfers kunnen via een schriftelijke vraag worden opgevraagd.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, ik denk dat er meerdere uiteenlopende gerichte campagnes en doeltreffende middelen nodig zijn om weglopers te beschermen en vooral om het aantal gevallen van weglopen te verminderen.
Onderzoek naar de oorzaken van het weglopen en om de noden en behoeften van die kinderen beter te kunnen begrijpen, is belangrijk. De stem van de jongeren meenemen in de preventie zal zeker een meerwaarde zijn. Dank u wel.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, onze fractie volgt de problematiek van tienerpooiers al heel lang op, zowel in deze commissie als in de commissie Justitie. Helaas zien we nog geen licht aan het eind van de tunnel, maar we blijven dit uiteraard ten gronde opvolgen.
Collega Daniëls, u mag zoveel opnemen in uw eindtermen als u wilt, zonder degelijke maatregelen zal het helemaal niets uitmaken, want deze problematiek reikt zoveel verder dan gewoon het aanpassen van de eindtermen. Ik heb het gevoel dat u altijd wat schermt met te zeggen dat de eindtermen zijn aangepast, dat het probleem dus is opgelost en dat we ons geen zorgen meer hoeven te maken.
Ik denk dat u het rapport van Child Focus niet hebt gelezen en dat u niet op de hoogte bent van de problematiek. Ik raad u aan om dat zeker eens te lezen. Het zijn schrijnende cijfers. Dan weet u wat u moet aanpassen en aankaarten in uw regering, en dan weet u wat er moet worden gedaan aan die problematiek. Bij dezen, collega Daniëls, een beetje huiswerk voor vanavond.
Minister, ik zou u willen bedanken voor uw antwoord. Als ik u bijkomende vragen stel, krijg ik meestal een zeer vaag en oppervlakkig antwoord. Ik zal zoals steeds mijn bijkomende vragen en de vragen van mijn eerste tussenkomst nogmaals schriftelijk indienen, zoals ik al een beetje gewend ben als ik vragen aan u stel. Dat is jammer. U spreekt over weglopers, maar we hebben het hier ook over sexting en grooming en over een veel ruimere problematiek. We zullen dus alles nogmaals schriftelijk indienen en ik begrijp dat u blijkbaar wat meer tijd nodig hebt om u voor te bereiden als er vragen worden gesteld in een tweede tussenkomst.
Voorzitter, naar slechte gewoonte dien ik alles opnieuw schriftelijk in om een degelijk antwoord te krijgen.
Ik suggereer ook een koffietje met collega Daniëls.
Ik kijk er alvast naar uit.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.