Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, dit is een discussie die we al vaker hebben gevoerd, en een heel belangrijke, als we het ernstig menen met de aanpak van kinderarmoede in Vlaanderen.
Het Federaal Planbureau heeft een analyse gemaakt van de hervorming van de federale AKBW-regeling (Algemene kinderbijslagwet) naar de diverse regionale versies, waaronder het Vlaamse groeipakket. De analyse bevestigt nogmaals dat er globaal eigenlijk bijzonder weinig effect is op het armoederisico van kinderen, dat nauwelijks afneemt in vergelijking met de vroegere situatie, vóór de hervormingen. In het scenario voor nieuwe gezinnen gaat het om een afname met 0,1 procentpunt in Vlaanderen, ten opzichte van 0,2 procentpunt in Wallonië en 1,1 procentpunt in Brussel, maar voor de meest kwetsbare gezinnen, in het bijzonder grote gezinnen en eenoudergezinnen, is er zelfs sprake van een toename van het armoederisico. Dat hebben we al vaker aangekaart, en dat wordt nu ook door het Planbureau bevestigd. Dat is zo voor gezinnen met vier of meer kinderen in Vlaanderen en Wallonië en voor eenoudergezinnen specifiek in Vlaanderen.
De resultaten doen ons opnieuw besluiten dat de uitdagingen op het vlak van kinderarmoede vandaag eigenlijk nog altijd even groot zijn als voorheen. Ik wil daarbij ook opmerken dat door de hervorming vandaag een groter deel van de kinderbijslag wordt toegekend op basis van inkomen. Minister, dat er extra sociale toeslagen zijn gekomen, is iets waarnaar de regering en uzelf, en ook de meerderheidspartijen, altijd verwijzen. De afname van de bijdrage van het universele gedeelte, die eigenlijk de leeftijdsbijslagen vervangt, doet dat effect teniet. Dat is bij dezen opnieuw bevestigd. Toch creëert de hervorming een perspectief om het risico op armoede in de toekomst wel nog effectiever aan te pakken, bijvoorbeeld door het verhogen van die inkomensgerelateerde toeslagen.
Minister, ik had dus een aantal vragen voor u. We hebben intussen ook hoorzittingen gehad. Erkent u dat, zoals uit dit rapport blijkt, het Vlaamse groeipakket specifiek wat kinderarmoedebestrijding betreft het minst positieve rapport kan voorleggen? Welke initiatieven wilt u nemen om de impact van het groeipakket op het armoederisico van gezinnen met kinderen te vergroten? We hebben die hoorzittingen gehad. Eigenlijk pleitte zowat iedereen daar unisono voor een verhoging van de sociale toeslagen. Bent u bereid om dat alsnog te doen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, zal dat gepaard gaan met een verhoging van het totale budget of wilt u die verhoging binnen het bestaande budget van het groeipakket doorvoeren? Zult u ook een specifieke inspanning leveren voor eenoudergezinnen en grote gezinnen, aangezien die hun armoederisico zelfs zagen toenemen door de introductie van het groeipakket?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, het Federaal Planbureau heeft inderdaad een analyse voorgesteld van de regionale kinderbijslagsystemen. Het is jammer dat dit onderzoek is gebeurd zonder voorafgaand overleg met de bevoegde diensten van de deelstaten, en dat ook de voorlopige resultaten niet werden voorgesteld en besproken met de diensten en de deelstaten. Wellicht zouden zo’n overleg over de aanpak, de scope en de methode, en een bespreking van de voorlopige resultaten, enerzijds tot een beter onderzoek hebben geleid, en anderzijds ook voor meer beleidsrelevante conclusies hebben gezorgd. Het is daarom ook goed dat u deze vraag hier vandaag stelt. Zo geeft u mij de gelegenheid om een correcter en vollediger beeld op te hangen van het groeipakket in relatie tot de conclusies van dat onderzoek.
Uitspraken over winnaars en verliezers van hervormingen – gebaseerd op een verschil van meer dan 5 euro per maand – en de vergelijking van de deelstaten zijn in dit onderzoek bijvoorbeeld uitsluitend gebaseerd op de gezinsbijslagen. U weet dat het groeipakket ruimer gaat dan enkel de gezinsbijslagen. Bij de hervorming is het budget gedeeltelijk geheroriënteerd in functie van doelstellingen binnen het geïntegreerd gezinsbeleid. Het Planbureau houdt geen rekening met de kinderopvangtoeslag, met de kleutertoeslag en vooral ook niet met de schooltoeslag. Het budget van die schooltoeslag is meer dan verdubbeld, en dat komt ten goede aan een ruime groep van gezinnen met een laag inkomen, waaronder eenoudergezinnen. Het feit dat 150.000 extra kinderen een schooltoeslag kregen en dat de bedragen in het secundair onderwijs gemiddeld met meer dan 200 euro werden verhoogd, wordt door het Planbureau op geen enkele manier meegenomen.
Dat het Planbureau deze fundamentele heroriëntering en herverdeling niet meetelt, is voor mij de belangrijkste reden waarom ik mij niet kan vinden in de conclusies zoals ze in het rapport zijn geformuleerd. Eerlijk gezegd vind ik dat ook redelijk onbegrijpelijk van het Planbureau.
Ook het niet meetellen van de strijd tegen de ‘non-take-up’ vertekent de resultaten. Zeker wat de schooltoeslagen betreft, is er dankzij de automatische rechtentoekenning in het groeipakket veel non-take-up aangepakt. Het rapport bevestigt dat het effect van de oude kinderbijslag op het armoederisico bij gezinnen met kinderen niet het gevolg was van een bewuste keuze voor een selectief gedeelte van de kinderbijslag, maar wél een gevolg van een hoger universeel rangbedrag voor gezinnen met meer kinderen en leeftijdstoeslagen. Het armoedereducerende effect van de vroegere kinderbijslag was dus veeleer toevallig. In het groeipakket is er daarentegen bewust voor gekozen om een extra tegemoetkoming te doen voor gezinnen waar de nood groter is. De inkomensselectiviteit krijgt meer gewicht in het kinderbijslagstelsel. Het rapport toont ook aan dat de hervorming vooral gezinnen met een laag inkomen ten goede komt. Als alle kinderen de nieuwe groeipakketbedragen ontvangen, dan zal 11,2 procent van het budget van de gezinsbijslagen, dus zonder de schooltoeslagen, worden benut voor die sociale toeslagen.
Ik wil nog benadrukken dat we er met de invoering van het groeipakket in zijn geslaagd om zowel de verworven rechten te garanderen als een volledig nieuw systeem in te voeren, binnen een budgetneutraal kader. Het is positief dat het Planbureau zijn analyse steunt op een ruime empirische basis, maar het is niet duidelijk of de steekproef voldoende representatief is voor de populatie gezinnen met kinderbijslag en in het bijzonder voor de gezinnen met lage inkomens. Om daar meer inzicht in te krijgen, heeft Opgroeien overleg gevraagd met het Planbureau.
Ten slotte citeer ik graag uit een onderzoek van Frank Vandenbroucke en Anne-Catherine Guio in opdracht van de Koning Boudewijnstichting in 2018: “Het nieuwe systeem kan worden gezien als een stap voorwaarts naar een doelgericht universalisme en het vermindert ook de financiële werkloosheidsval, met name in Vlaanderen (waar bijkomende dynamische en positieve effecten worden verwacht na de implementatie van de hervorming, ook vanwege administratieve verbeteringen waardoor meer mensen er een beroep op zullen doen).” Men had ook ‘een stap vooruit’ kunnen zeggen, maar het werd “een stap voorwaarts”.
Momenteel ontvangt zo’n 10 procent van de kinderen de nieuwe groeipakketbedragen. Dat betekent dat het groeipakket nog niet op kruissnelheid is. We laten wel onderzoeken hoe we de impact van het groeipakket op het armoederisico eventueel nog kunnen vergroten. We kijken daarvoor in eerste instantie naar de doelmatigheid van de toeslagen. Voor een verhoging van het bestaande budget zijn momenteel geen middelen beschikbaar.
Wat de eenoudergezinnen betreft, heeft het bruteren van de inkomensgrenzen van de schooltoeslag een belangrijke impact. Voor de hervorming van de schooltoeslag was er al een positief effect van 1,1 procent bij eenoudergezinnen. Dit effect is nog groter geworden met de integratie van de schooltoeslag in het groeipakket, en dit zowel bij de bestaande als bij de nieuwe eenoudergezinnen, waar we een extra daling zien met 0,5 procentpunt voor bestaande en met 1,5 procentpunt voor nieuwe eenoudergezinnen. Wat grote gezinnen betreft, kan op zich niet worden gesteld dat het armoederisico toeneemt, maar het neemt ook niet af. We kunnen dus stellen dat het nieuwe systeem even goed is als de oude kinderbijslag, maar meer gericht is, door de hogere bedragen voor de sociale toeslagen. We zien bovendien een statistisch significante daling ten opzichte van de armoedekloof.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Het is wel een beetje een teleurstellend antwoord, moet ik zeggen, waarin u vooral probeert de studie plat te nuanceren. Ik begrijp dat u zegt dat u liever had gehad dat het Planbureau daar voorafgaand overleg over had gehad. Ik kan u echter zeggen dat onze partij, als oppositiepartij, maar zelfs ook de collega’s van de meerderheid, denk ik, ook liever hadden gehad dat er voorafgaand overleg was geweest over de evaluatie van het groeipakket, net zoals alle stakeholders en alle experten dat trouwens ook graag hadden gehad. Misschien is dat een les die u daar dan uit kunt trekken. Bovendien was er bij de opmaak van het groeipakket en de armoedetoets ook al sprake van het stijgend armoederisico voor grote gezinnen. Dat wordt hierdoor bevestigd.
Het is teleurstellend dat u, ook na alle hoorzittingen die we hebben gehad, eigenlijk niet bereid bent om extra in te zetten op die sociale toeslagen. Ik vind dat redelijk onbegrijpelijk. Ik wil dus nogmaals vragen waarom u dat niet wilt doen. Dat is een tool die we hebben om de kinderarmoede echt stevig aan te pakken.
Er zitten ook een aantal onrechtvaardigheden in het systeem. Bent u dan ten minste bereid om die dingen recht te zetten, in afwachting van een grondigere hervorming van het groeipakket?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, aan uw antwoord hoor ik dat we moeten vaststellen dat er in Vlaanderen heel wat onderzoekswerk wordt gedaan, maar dat mensen niet met elkaar communiceren. Het agentschap communiceert niet met het Federaal Planbureau. Nu hoor ik wel dat er achteraf wel contacten zijn geweest. Ik hoop dus echt dat men samen naar oplossingen zoekt. We hebben ook hoorzittingen gehad. We hebben daar tal van voorstellen gehoord, suggesties om systemen te verbeteren. Het gaat dan niet alleen over de sociale toeslag en de armoedegrenzen, maar eigenlijk ook over andere concrete problemen, zoals de combinatiegezinnen. De problemen in de pleegzorg zijn amper naar boven gekomen. Ook de vraag wat men al dan niet onder ‘vervangingsinkomen’ verstaat, zorgt voor problemen. We hebben heel wat adviezen en voorstellen gehoord. Op welke manier gaat u daar nu verder mee? Is dat een proces dat voorbij is, of gaat u toch proberen om het groeipakket beter te maken, zowel met het oog op armoede als met het oog op heel wat andere problemen die nog rijzen?
De heer De Reuse heeft het woord.
Voorzitter, we hebben hier de voorbije weken inderdaad de hoorzittingen gehad in verband met de evaluatie van het groeipakket, hoorzittingen die er natuurlijk ook zijn gekomen als een gevolg van de regionalisering van de kinderbijslag. Minister, namens het Vlaams Belang wil ik toch nog eens zeggen dat wij heel tevreden zijn, net zoals de Gezinsbond trouwens, met die regionalisering. Op die manier kunnen we zelf onze eigen prioriteiten leggen in het beleid. Ik denk dat we het er wel allemaal over eens kunnen zijn dat we door de automatische rechtentoekenning een stap voorwaarts hebben gezet ten opzichte van wat er vroeger was, ook een stap voorwaarts in de armoedebestrijding. Enerzijds daalt de kinderarmoede door het nieuwe systeem, maar er is dus blijkbaar ook een tegenbeweging te zien, die deze kinderarmoede doet toenemen. Het is dan ook van groot belang dat we duidelijk in kaart brengen bij welke groepen deze kinderarmoede stijgt. Ik vergelijk het een beetje met het tekort aan sociale woningen. Door de migratie naar ons land, die steeds verder gaat, komt er een grote groep mensen hierheen die recht heeft op een sociale woning. Daar is noch plaats, noch geld voor. Ik ben dan ook blij dat professor Van Lancker vorige week tijdens de hoorzitting in deze commissie liet weten dat er momenteel een studie rond armoede-import in voorbereiding is. Wij kijken dus alvast uit naar de resultaten daarvan.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik ben er toch een beetje verbaasd over dat de minister hier moet aangeven dat die studie van het Planbureau zonder medeweten van het agentschap en zonder bespreking van de resultaten is gebeurd. Dat is toch geen manier van werken als je een dergelijke studie doet. Mevrouw De Martelaer, u draait het om. Neen, het is het Planbureau dat de studie heeft gedaan en dat geen contact heeft opgenomen, niet andersom. Dat kan ik dus alleen maar betreuren.
Minister, u hebt het al gezegd: een aantal zaken worden nu automatisch toegekend. Ik vind dat men daar eigenlijk nogal licht overheen gaat. Vroeger was er een heel grote non-take-up: mensen maakten daar vroeger geen aanspraak op, maakten daar geen gebruik van. Nu is ervoor gezorgd dat ze daar wél gebruik van maken.
Collega’s, sommigen denken dat kinderarmoede opgelost zal zijn door nog meer sociale toeslagen, nog meer kinderbijslag te geven. Ik vind dat te kort door de bocht. De collega’s die die vraag stellen, weten dat. Het gaat immers over veel meer.
De manier om in een gezin het inkomen te verhogen, is gaan werken. Dat is een manier om het inkomen te verhogen. Een tweede manier om de generatiearmoede te doorbreken, is sterk onderwijs. Dat zijn twee pijlers waar deze regering absoluut op inzet.
Op die hoorzittingen heb ik allerlei voorstellen gehoord, maar het waren allemaal voorstellen die veel extra geld kosten, waarbij de betrokkenen nooit zeiden vanwaar dat geld moest komen. De mensen van Netwerk tegen Armoede gaven een zeer lang exposé, maar het kwam er eigenlijk op neer dat alles moest stijgen, maar vanwaar dat moest komen: geen idee. Dat vind ik toch jammer.
We zullen dit in zijn totaliteit zeker blijven opvolgen en kijken welke de mogelijkheden zijn.
Minister Beke heeft het woord.
Collega's, er waren goede redenen om de toenmalige kinderbijslag naar de deelstaten over te hevelen, omdat het Planbureau en anderen in die periode naar voren brachten dat door het dalend aantal kinderen er minder uitgaven zouden zijn in de kinderbijslag en dat die zouden kunnen worden aangewend voor de betaling van de pensioenen. Door de kinderbijslag over te hevelen naar de deelstaten, hebben we die minderuitgaven niet gebruikt. We hebben ze gebruikt om bijkomende sociale uitgaven te kunnen doen. Op termijn is dit zeker een versterking van de kinderbijslag, los van alle andere elementen die zijn ingezet.
Ik heb ook aangegeven dat ik laat onderzoeken hoe we de impact van het groeipakket op het armoederisico nog verder kunnen verhogen. Ik heb daarbij ook gevraagd om dat te doen binnen een context van budgetneutraliteit. We zullen zien wat dat oplevert.
Deze kinderbijslag is een evenwicht tussen universeel en selectief. Universeel: elk kind telt. We komen uit een situatie waarbij kinderen – of het nu het eerste, tweede of derde kind was – een verschillende basistoeslag konden krijgen. In de periode daarvoor, toen het nog federaal was, was er zelfs een verschil naargelang je het kind was van een werknemer, een zelfstandige of een ambtenaar. Die uitvlakking werd federaal gelijkgetrokken in de periode daarvoor. Nu is er een universele basistegemoetkoming. Dat is om de opvoedingskosten van kinderen te kunnen compenseren.
Daarnaast zijn er selectieve toeslagen. Dat is nu net het jammere, namelijk dat men sommige wel, maar andere helemaal niet in de studie heeft opgenomen. Dat vind ik wat onbegrijpelijk. Zoals gezegd: we hebben inderdaad contact opgenomen.
Als de studie van het Planbureau een van de twee grote brokken van het groeipakket meetelt, en niet de schooltoeslagen, dan is het moeilijk om daar een volledige conclusie over te geven. Dat stelt het resultaat niet in vraag, maar het geeft wel aan dat je dan niet kunt spreken over een totale analyse van het groeipakket.
Wat de non-take-up betreft: die is vooral via de schooltoeslagen aangepakt, want daar was een bijzonder grote groep van kinderen die er theoretisch recht op hadden, maar er in de praktijk geen gebruik van maakten. Dat maakt ook dat we daar met zoveel kinderen extra zitten.
De heer Anaf heeft het woord.
Het is inderdaad een evenwicht tussen universaliteit en selectiviteit. Inderdaad, elk kind telt, maar als je ziet dat er in Vlaanderen één kind op de zeven opgroeit in een situatie van armoede, dan wil dat zeggen dat dat evenwicht niet juist zit, en dat we daarmee moeten schuiven. Ik kan me er echt niet bij neerleggen dat we niet meer kunnen doen aan kinderarmoede dan we nu doen.
Ik noteer hier dat er weliswaar wordt nagedacht over verschuivingen op lange termijn, maar dat er na de evaluatie van het groeipakket, die zo goed als afgerond is, geen aanpassingen gaan gebeuren aan bepaalde zaken die echt onrechtvaardig zijn, bijvoorbeeld aan de situatie van halfwezen, om maar één zaak te noemen.
Ik heb u net de vraag voorgelegd, maar u hebt er niet op geantwoord. Ik hoop dat u dit alsnog zult herzien. Ik kan me daar echt niet bij neerleggen. We hebben alvast een voorstel van resolutie ingediend, samen met de collega's van Groen en PvdA. We gaan dit op de agenda blijven zetten, want het is te belangrijk om niet meer te doen voor kinderen, en vooral voor kinderen in armoede. Ik vind het heel teleurstellend dat deze Vlaamse meerderheid daar blijkbaar heel weinig van wakker ligt. Wij gaan het op de agenda blijven zetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.