Report meeting Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over het voornemen om het drugsmilieu te laten opdraaien voor de kosten van de opruiming van labo's en dumpingen
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, slechts drie jaar geleden werden er in de provincie Limburg drie drugslabo’s ontdekt en dertig locaties waar drugsafval werd gedumpt. Vorig jaar ging het helaas al om veertien labo’s en vijftien dumpingen. Aan de overzijde van de grens, in Nederlands-Limburg, liggen die aantallen nog veel hoger. De Vlaamse provincie Limburg is helaas goed voor de helft van alle vaststellingen in Vlaanderen. Steeds vaker wordt drugsafval ook rechtstreeks in de natuur geloosd, wat doet vermoeden dat er nog veel meer dumpingsites zijn. Er is bij criminaliteit natuurlijk altijd een vrij groot ‘dark number’ en we kennen dus helaas misschien slechts het topje van de ijsberg.
Minister, op 22 april laatsleden reageerde u met een visie om met alle Vlaamse betrokken diensten te komen tot een geïntegreerde aanpak, tot een uniforme werkwijze. Zo wilt u bijvoorbeeld ook milieudiensten betrekken om het opruimen van zulke dumpingsites te bevorderen. Daarbij haalt u niet enkel het parket en de politiediensten aan, maar ook de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM), de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en Fluvius. Met een geïntegreerde aanpak kan informatie-uitwisseling versterkt worden en kunnen alle betrokken partijen sneller en daadkrachtiger optreden dan vandaag het geval is, zowel op het vlak van handhaving als op het vlak van milieu. Ik heb begrepen dat de eerste samenkomst daarover met alle betrokkenen die u daarover rond de tafel wilt brengen, plaatsgevonden heeft op 22 april.
Daarnaast, minister, lanceert u de niet onbelangrijke oproep tot het installeren van een federaal boetefonds, zodat de opruimkosten, de ecologische kosten en alle maatschappelijke kosten via boetes betaald kunnen worden door wie daarvoor verantwoordelijk is, namelijk die criminele drugsbendes.
Minister, ik heb daarover de volgende vragen aan u. Met welke partners wilt u een gezamenlijke aanpak rond drugsafval uitwerken? Welke conclusies heeft die eerste samenkomst gebracht? Is er al contact geweest met de bevoegde federale minister omtrent het installeren van een boetefonds voor de financiële kosten van veroordeelde drugscriminelen? Hoe situeert dit initiatief zich binnen de globale aanpak van de georganiseerde criminaliteit?
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik wil me aansluiten bij deze vraag van collega Brouns. U hebt enkele weken geleden aangekondigd dat u een boetefonds wilt oprichten om drugslabo's en -dumpingen te ruimen op kosten van de drugsveroordeelden. Ik stelde u daar enkele maanden geleden al een vraag over. Dat zijn inderdaad zware kosten. Die maatschappelijke kosten, die nu gedragen worden door de overheid, wilt u verhalen op diegenen die meewerken in het criminele circuit, een milieu waarin heel veel geld kan worden verdiend. Ik kan dat alleen maar positief beoordelen.
Ik ben dan ook een voorstander van uw initiatief. Zoals collega Brouns al aanhaalde, liggen de cijfers zeer hoog, zeker in Limburg. Ik heb u daar begin februari al eens over ondervraagd. Ik heb toen ook gevraagd of Vlaanderen niet meer kon doen om die illegale dumpingen van drugsafval tegen te gaan. Ik vind dat het initiatief dat u nu aankondigt, daar perfect in past.
U stelde dat de financiële middelen uit dat circuit kunnen worden ingezet voor preventie, begeleiding van slachtoffers van drugscriminaliteit, maar ook in de sanering van gebieden waar de chemische restproducten van drugslabo’s werden of worden gedumpt.
Mijn eerste vraag sluit aan bij die van collega Brouns. Minister, hoe ziet u dit concreet? Welke maatregelen zult u hiervoor uitwerken en binnen welke termijn kunnen we die verwachten?
Hoe zullen de betrokken instanties, zoals de OVAM, Fluvius en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) in deze aanpak worden betrokken? Zal de OVAM een coördinerende rol opnemen in de opsporing van dumpingen, zoals u eerder suggereerde in antwoord op mijn vraag van begin februari?
Voor het boetefonds kijkt u naar de federale minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Verlinden. Hoever staat het met die gesprekken? Hebt u al een zicht op de concrete uitwerking en timing van dat boetefonds? Verlopen die gesprekken ook in samenhang met alles wat te maken heeft met de administratieve sancties, die u ook wilt opdrijven vanuit Vlaanderen in samenspraak met de federale overheid?
Ik kijk uit naar uw antwoorden.
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, er was op het terrein nood aan een gemeenschappelijke aanpak rond drugsafval. Op 22 april is dus op mijn initiatief een rondetafel doorgegaan rond drugsafval met de voornaamste betrokken actoren op het terrein.
Uiteraard waren daar medewerkers aanwezig van mijn kabinet Justitie, Handhaving en Omgeving, evenals het parket Limburg, het parket Antwerpen en de federale politie met de centrale directie van de bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit. Verder waren de volgende instanties aanwezig: de Clan Lab Response Unit (CRU) van de federale politie, het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC), de VVSG, de civiele bescherming, de federale gerechtelijke politie Antwerpen, de federale gerechtelijke politie Limburg, de afdeling Handhaving van het Departement Omgeving, Fluvius en de OVAM. Dat is dus een hele boterham.
De bedoeling van de rondetafel was om met alle betrokken instanties van gedachten te wisselen over hoe we deze dumpings het best uniform in heel Vlaanderen kunnen aanpakken. We willen dus nagaan welke entiteit daar het best welke rol in kan opnemen, want vandaag neemt niemand die rol op, met alle gevolgen van dien. De volgende onderwerpen zijn aan bod gekomen: opsporing en handhaving, de oprichting van een single point of contact (SPOC) op Vlaams niveau, de financiering van de opruimkosten, preventie en communicatie. Er wordt nagegaan welke knelpunten er zijn en waar stroomlijning nodig is. De komende maanden zal er per thema verder worden gewerkt.
We stelden vast dat er op Vlaams niveau binnen onze bevoegdheden wel mogelijkheden zijn om sowieso al een aantal knelpunten aan te pakken. Een van de zaken die bijvoorbeeld naar boven kwamen, was het feit dat bij drugsvondsten heel specifieke parameters gemeten moeten worden om de verontreiniging vast te stellen. Dat heeft een prijskaartje en dat kan dus niet altijd zomaar standaard meegenomen worden. Een single point of contact op Vlaams niveau zou bij een drugsvondst wel de opdracht kunnen geven aan het betrokken labo om deze specifieke parameters te onderzoeken als er duidelijke aanwijzingen zijn dat het om drugs gaat. Dit is maar een voorbeeld om de richting aan te geven waarin we denken en waarin we in de komende maanden gestroomlijnde voorstellen willen uitwerken.
De financiële en maatschappelijke kosten bij het saneren van een drugsdumpplaats of drugslabo zijn natuurlijk een belangrijk onderwerp. Ik ben er voorstander van dat de vervuiler hiervoor moet opdraaien. Een beetje naar analogie met bijvoorbeeld het Verkeersveiligheidsfonds zou er idealiter een fonds moeten worden opgericht waar een deel van de boetes van drugsveroordeelden in gestort wordt om dumpingplaatsen op te ruimen, zodat de kosten niet langer gedragen moeten worden door ons allemaal, door de gemeenschap. Ik heb een eerste contact gehad met de daarvoor bevoegde collega, de heer Van Quickenborne, om werk te maken van een dergelijk fonds. Mijn diensten en ikzelf zijn ook bereid daar de volle medewerking aan te verlenen. Zijn diensten hebben laten weten daar zeker voorstander van te zijn en verder te bekijken met de federale minister van Begroting wat er allemaal mogelijk is.
Als er met een ‘globale aanpak’ de gerechtelijke aanpak van georganiseerde criminaliteit bedoeld wordt, dan is het uitkijken naar het gerechtelijke verhaal dat in het Nationaal Veiligheidsplan wordt geschreven door de federale ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie. Hiervoor ben ik natuurlijk niet bevoegd. Vlaanderen heeft ter voorbereiding van de Kadernota Integrale Veiligheid weliswaar een aantal zaken als belangrijk naar voren geschoven, zoals de aanpak en vervolging van milieudelicten, waaronder drugsdumpings. Inzake de bestuurlijke aanpak en ondermijning van georganiseerde criminaliteit kunnen die drugsdumpings beschouwd worden als aanleiding voor de bestuurlijke verstoringspolitiek. Ze waren een van de eerste signalen voor de verschuiving van de Nederlandse criminele drugsscene. Door nu op een gelijkaardige manier als in Nederland aan vroegdetectie van mogelijk malafide ondernemingen te doen, proberen we die illegale drugseconomie uit onze gemeentes te weren. Met de uitwerking van het decreet DIOB (Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen) geven we hier gestalte aan.
Dit fonds zou dus gefinancierd kunnen worden door een bijdrage van daders die een inbreuk hebben gepleegd op de bepalingen van de Drugswet en door een bijdrage van overtreders die drugs in het verkeer hebben gebruikt.
Zoals reeds aangehaald, wordt momenteel bekeken welke instanties het best welke rol opnemen in dit verhaal. Een coördinatierol voor de OVAM behoort hierbij tot de mogelijkheden. We zijn dat aan het uitwerken. Wat zeker is, is dat we op gewestelijk niveau echt ons deel willen doen, waar we kunnen en waar we bevoegd zijn.
Zoals eerder aangehaald, werd er contact opgenomen met federaal minister Van Quickenborne, die positief tegenover dit idee staat en het verder zal opnemen. Wij houden dan ook verder contact met de federale collega’s.
De heer Brouns heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor dit zeer duidelijke antwoord. We moeten helaas dit soort vragen stellen. We moeten ons daar helaas over buigen. Drugsafval is helaas een toenemend fenomeen, een grensprobleem dat gelinkt is aan de georganiseerde drugscriminaliteit. Ik denk dat het goed is dat u tot een optimale modus operandi probeert te komen.
Het is uiteraard niet zo dat er vandaag een complete chaos is op het terrein. Met steden en gemeenten, lokale en federale politie hebben we daarvoor een vrij goed plan van aanpak. De meldingen gebeuren vaak heel laagdrempelig bij een gemeente, bij een technische dienst, waarna de lokale politie een eerste beoordeling maakt. De OVAM komt dan ter plaatse, er worden bodemstalen genomen, de federale politie wordt dan ingeschakeld met specifieke diensten die dan ook de civiele bescherming inschakelen voor het transport. Maar het is uiteraard een hele operatie, een enorme maatschappelijke kost die inderdaad bij de vervuiler moet liggen en niet bij de maatschappij. Het Verkeersveiligheidsfonds kan inderdaad een mooi en inspirerend voorbeeld zijn voor een boetefonds, om de kosten te verhalen op de criminelen zelf.
Minister, de essentie blijft – en daarover zult u het met mij eens zijn – dat we er eigenlijk alles aan moeten doen om dat soort criminaliteit te voorkomen. U hebt al verwezen naar een aantal initiatieven daarrond. Ik denk dat de lokale besturen nog veel meer dan vandaag die poortwachtersfunctie moeten kunnen vervullen. Als ik naar de lokale realiteit kijk, dan gebeuren die dingen vaak op plaatsen waar ik het niet verwacht. Die recente labo’s vind je terug in tuinhuisjes, bij gezinnen waarvan je het niet direct verwacht als je hen ‘onthaalt’ in je stad of gemeente. Daarom is het heel belangrijk dat er een kader is rond de integriteitsbeoordeling op het niveau van de openbare besturen, opdat we bij die eerste screening van bedrijven, organisaties en families kunnen nagaan of die mensen bonafide dan wel malafide intenties hebben bij de vestiging op het grondgebied.
Ik wil dus nogmaals een oproep doen, minister. Ik weet dat u daarmee bezig bent, maar ik denk dat we op dat vlak echt wel naar een hogere versnelling mogen en moeten schakelen om te komen tot een geïntegreerd kader rond de integriteitsbeoordeling door openbare besturen. Ik heb dus een heel concrete vraag. Welke timing ziet u daarvoor? Hoe ziet u dat landen, met Vlaanderen versus de federale overheid, dit kader rond de DIOB-wetgeving?
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik heb een bedenking en een vraag. U hebt opgesomd welke instanties erbij betrokken zijn. Het is heel goed dat alle instanties die er ook maar iets mee te maken hebben, deelgenomen hebben aan die rondetafel. Maar natuurlijk weet u – beter of minstens even goed als ik – dat, hoe meer instanties hierbij betrokken zijn, hoe moeilijker het is om concreet op het terrein iets te bereiken. We kijken dus uit naar de realisaties. Het boetefonds dat u aangekondigd hebt, is inderdaad iets heel concreets.
U zei dat u op gewestelijk niveau zeker en vast uw rol wilt spelen in deze hele aangelegenheid. Ik kan dat alleen maar toejuichen. Ik denk ook dat het goed is dat, zoals u antwoordde op mijn vraag in februari, de OVAM het single point of contact zou worden. Ik ga daar dus volledig mee akkoord. Ik wil dus zeggen: werk daaraan door, want dat is wel heel belangrijk.
Ik heb nog een laatste korte vraag. U zegt dat u contact gehad hebt met minister van Justitie Van Quickenborne. Maar ik zou ook wel willen weten welke contacten u op dit ogenblik hebt met de minister van Binnenlandse Zaken. Want hoe je het ook draait of keert, ook deze problematiek kadert in die van de globale bestuurlijke handhaving, waarbinnen elk niveau, zowel federaal als Vlaams, een bepaald bevoegdheid heeft. Ik heb er al eerder op gehamerd dat een goede taakverdeling daar enorm belangrijk is, dus ook in het kader van deze specifieke drugsproblematiek van de dumpings en dergelijke.
Ik zou nog eens willen vragen hoever het in het kader van de bestuurlijke handhaving staat met de afspraken met uw federale collega van Binnenlandse Zaken daarover.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, we hebben hier in het verleden ook gesprekken en vragen over gehad. Ik wil aangeven dat ik de vragen van de collega’s ondersteun, zeker ook wat het preventieve luik betreft.
U hebt bij voorgaande vragen ook aangegeven dat u zou willen werken aan een ‘single point of contact’ op Vlaams niveau. Ik heb toen aangegeven dat dat inderdaad mogelijk interessant is, maar dat er dan ook een zekere permanentiedienst moet kunnen worden gegarandeerd. Want de dumpingen worden op de meest gekke momenten vastgesteld. We hebben in het verleden ook vastgesteld dat je op die momenten heel snel alle diensten ter plaatse moet kunnen krijgen. De OVAM heeft in dezen zeer veel expertise als het gaat over controle en advisering op het vlak van aanpak, labomogelijkheden en analyses en dergelijke meer. Maar die permanentie is dan wel een cruciaal element. Hebt u daar ondertussen meer zicht op? Wie zou dat ‘single point of contact’ kunnen gaan invullen? En op welke manier kunt u die permanentie garanderen, om ervoor te zorgen dat er op het terrein zo snel mogelijk kan worden gewerkt?
Wat betreft de kostprijs en het boetefonds hebben we in het verleden al aangegeven dat het een goed voorstel zou zijn om daar effectief werk van te kunnen maken. Maar ook daar is er een bezorgdheid. Als het boetefonds eenmaal uitgewerkt is, is het misschien iets dat minder fel speelt, maar toch moet ik vaststellen dat inzake het opruimen en/of het nemen van stalen en dergelijke meer er op het terrein vaak enige terughoudendheid is: wie gaat welke kosten op welk moment dragen? Je hebt het lokale bestuur, Vlaanderen, de federale overheid. Op het moment dat er op het terrein eigenlijk snel geschakeld moet worden, komen die discussies soms naar boven, wat eigenlijk niet gezond is.
Ik weet dat er lokaal al diverse afspraken zijn. Er is soms een solidaire verdeling van kosten tussen een aantal gemeenten die bijvoorbeeld in dezelfde brandweerzone zitten. Maar dat is niet overal zo. Het is belangrijk dat we daar uniformiteit in krijgen en dat we ook zekerheid krijgen over wie welke kosten wanneer opneemt, zodat die discussies op het terrein kunnen worden vermeden. En het liefst worden zoveel mogelijk van die kosten ook gedragen door de veroorzakers, eventueel via een boetefonds. Ik hoop dat dat element ook wordt meegenomen.
Minister Demir heeft het woord.
Mevrouw Rombouts, dat is een zeer terecht element, dat we ook zullen meenemen.
Jullie hebben daar in het verleden ook redelijk wat vragen over gehad, collega's. Ik heb daar ook met de professionals in Limburg over gesproken, die daar heel wat ervaring in hebben. Uniformiteit verkrijgen, is sowieso de bedoeling van heel die aanpak, vandaar dat we op de eerste rondetafel iedereen uitgenodigd hadden die daar op het terrein iets mee te maken heeft. De bedoeling is nu om daar in de komende weken en maanden, in de loop van mei en juni, verder aan te werken in kleine groepjes, per actiepunt. Niet alle instanties zullen dus verder bij alles betrokken worden. Ook op federaal niveau is er nu afstemming hierover bezig. Daar wordt ook over teruggekoppeld naar ons.
We werken ook aan dat ‘single point of contact’. Een permanentiedienst zou daar inderdaad ook in moeten zitten. Dat ligt mee op tafel ter bespreking. Ook over de kosten is er momenteel een duidelijke richtlijn vanuit het parket Limburg. Elementen daaruit zijn ook naar boven gekomen op de rondetafel. Dat nemen we dus mee.
Wat betreft de Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen (DIOB), collega’s, weten jullie dat het voorontwerp klaar is. Vlaanderen is klaar. Het is helaas de federale overheid die er precies toch naar neigt om niet mee te doen. Maar wij dringen daarop aan. Ik denk dat dat de beste manier is om dat te doen. Als de federale minister van Binnenlandse Zaken niet wil meedoen, dan doet ze niet mee, maar het zou natuurlijk wel een gemiste kans zijn.
We zullen er bij de federale collega nogmaals op aandringen om mee te werken aan de DIOB. Ik had toch begrepen dat zij dat ook belangrijk vindt, maar voorlopig krijgen we daar geen reactie op. Ik vind het heel raar. Ik weet niet wat daar speelt. Voor mij is het in ieder geval een kwestie van zo goed mogelijk samenwerken, vooruitgaan, de lokale besturen versterken. Wij zijn klaar met het voorontwerp. Ik kan natuurlijk ook niet blijven wachten op de federale minister. De collega's hier in de commissie kunnen misschien ook eens aandringen bij de partijgenoten.
De heer Brouns heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik herhaal dat het een goed initiatief is. En zoals de collega's hebben aangehaald, denk ik dat ook dat ‘single point of contact’ een interessant initiatief kan zijn ter ondersteuning van de lokale besturen, die elke dag in de weer zijn, maar 7 op 7 en 24 op 24 is dat natuurlijk niet zo evident – burgemeesters uiteraard wel. Die dumpingen komen inderdaad ook vaak bij ons of bij de lokale politie terecht. Een Vlaams gecoördineerd punt kan dat alleen maar ondersteunen.
U zult begrijpen dat wij vanuit onze positie nogmaals de nadruk leggen op het voorkomen ervan. Het nieuwe decreet met het DIOB-kader kan daarin een belangrijke rol spelen. Ik ben ervan overtuigd dat wij samen met de federale overheid en Vlaanderen een sterk en robuust kader kunnen maken ter ondersteuning van de lokale besturen, zodat wij die poortwachtersfunctie wel degelijk kunnen gaan vervullen om mensen met slechte intenties zoveel mogelijk te kunnen weren.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, nog eens bedankt voor uw antwoord.
Ten eerste vind ik het heel goed dat u altijd Limburg aanhaalt en dat u daar ook heel veel initiatieven neemt. Wie zou ik zijn om daar tegen te zijn, als Limburger? Maar natuurlijk moet het de bedoeling zijn dat het uitgerold wordt over geheel Vlaanderen en dat ook de andere provincies meedoen.
Ten tweede kan ik u alleen maar ondersteunen. Ik heb dat al een paar keer gedaan met vragen en zal dat ook blijven doen. Ik betreur ook ten zeerste dat de federale minister van Binnenlandse Zaken niet meewerkt aan heel deze aangelegenheid. Want zolang dat niet gebeurt, leidt dat tot een onduidelijke communicatie naar de politiezones en gemeenten, die daarin een zeer belangrijke rol spelen. En bovendien zal het moeilijk zijn om tot die specifieke taakverdeling te komen. Ik ga ervan uit dat mijn goede CD&V-collega's, die zelf altijd zeer actief tussenkomen op dit punt en zelf ook punten daaromtrent aanbrengen, wat ik toejuich, er bij de federale collega op aandringen dat er ten minste gepraat wordt en dat er schot in komt, op het terrein en in de concrete zin van het decreet dat u naar het parlement zou willen brengen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.