Report meeting Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik ga afsluiten in Limburg. De afgelopen weken hebben we weeral via de media een aantal verontrustende berichten over de sneltram Hasselt-Maastricht kunnen vernemen. Dit keer kwamen de berichten vanuit Nederland, van de wethouder van Maastricht, die aan zijn gemeenteraad had laten weten dat hij zich ernstige zorgen maakt over de sneltram, vooral dan wat het tracé in Hasselt betreft, waar volgens de Nederlandse partners afgesproken is dat de aanpassingen niet mogen leiden tot vertraging, tot meerkosten of tot verlies van reizigerspotentieel aan Nederlandse zijde.
In die raadsbrief heeft die wethouder ook gezegd dat het moeilijk is om rond dit thema met de Vlaamse partners aan tafel te komen en naar oplossingen te zoeken. Daarom zou er op dat moment – begin april was dat – ook een brief vertrokken zijn naar u, als bevoegd minister, met de vraag om meer duidelijkheid en opheldering te krijgen.
Ondertussen hebben we gisteren ook nog andere verontrustende berichtgeving via de media kunnen vernemen. Die ging dan vooral over de kostprijs van het project. U hebt met de Nederlandse partners rond de tafel gezeten, ook met alle partners. Uit de startprijzen van de offertes zou blijken dat die een heel stuk – een kwart volgens de media – hoger liggen dan begroot is.
Minister, hebt u een brief van de stad Maastricht en de provincie Nederlands Limburg ontvangen over de sneltram? Zo ja, wat was de inhoud en wat is uw reactie erop?
Welk overleg heeft er de afgelopen tijd plaatsgevonden tussen u, De Lijn, Maastricht en de provincie Nederlands Limburg? Hoe verlopen die gesprekken?
Zijn er met de Nederlandse partners afspraken gemaakt over de tracéwijziging in Hasselt? Zo ja, welke?
Hoever staat het met de gunningsprocedure en het onderzoek naar de tracéwijziging in Hasselt? Zal de vooropgestelde timing nog steeds gehaald kunnen worden?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Robeyns, voor uw vragen. Samen met u heb ik een en ander in de pers mogen lezen, zowel in Het Belang van Limburg alsook in De Limburger. Wat dit betreft wil ik zeker ook alle transparantie aan de dag leggen en op uw vragen ingaan.
Ik heb inderdaad een brief ontvangen van de stad Maastricht. Die is hier op het kabinet toegekomen op 2 april. Die is ook via email toegekomen. Die zat in mijn mailbox terwijl ik hier samen met jullie in de commissievergadering zat. Met name op 1 april is die brief mij ook gemaild. Ik had mijn mailbox die dag niet meer volledig kunnen traceren, maar ik heb alleszins de dag nadien de brief wel uitgebreid in de pers mogen lezen. Wat dit betreft, vind ik dat je, als er een dispuut is, als er een geschil is, daar niet onmiddellijk mee naar de pers moet lopen, maar dat je een dergelijk geschil eerst aan de vergadertafel moet oplossen. Vandaar heb ik onmiddellijk het initiatief genomen om een vergadering te beleggen. Ik had een vergadering belegd op 9 april, maar dat kon niet voor de Nederlandse collega’s. Uiteindelijk is er dan wel op 19 april een overleg geweest, waar ik nog op zal terugkomen.
De brief gaat voornamelijk over het tracé op het grondgebied van Hasselt. In de brief geeft men vanuit de Nederlandse collega’s aan dat het tracé dat in Hasselt wordt gekozen, geen administratieve en financiële gevolgen mag hebben voor Maastricht of voor de afspraken die zijn opgenomen in de addenda bij de kaderovereenkomst die in 2014 met Maastricht gesloten is. Met andere woorden vraagt Maastricht daar een financiële compensatie. Zij vragen de terugbetaling van de compensatie die zij hebben betaald naar aanleiding van de scopewijziging op Nederlands grondgebied. Zij vragen tevens een schadevergoeding van 150.000 euro per maand voor elke mogelijke vertraging. Voor alle duidelijkheid: dat schrijven is geprotesteerd, aangezien wij van oordeel zijn dat er op dit ogenblik geen sprake is van schadeclaims.
Wat uw tweede vraag betreft: hoeveel overleg heeft er de afgelopen maanden plaatsgevonden en hoe verlopen die gesprekken? Er is tussen de partners een bestuurlijke werkgroep, waar enerzijds de stad Maastricht alsook het provinciebestuur in zit en aan Vlaamse zijde uiteraard De Lijn en ikzelf. Wij hebben tussen januari 2020 en eind januari 2021 zes vergaderingen gehad. De eerste twee vergaderingen in 2020 waren fysieke vergaderingen, nadien hebben we om begrijpelijke redenen via Teams een aantal vergaderingen gehad. De laatste vergadering, van 25 januari 2021, was schriftelijk afgehandeld. Daar zijn dus telkens heel wat dossiers besproken, alsook de vooruitgang zowel inzake de aanbestedingsprocedure als inzake de verdere onderzoeken die moesten plaatsvinden op Vlaams grondgebied.
Wat uw derde en vierde vraag betreft, wil ik al onmiddellijk meegeven dat de bedragen die ikzelf ook heb kunnen lezen, zowel in De Limburger als in Het Belang van Limburg, niet stroken met de realiteit. Maar u weet – net zozeer als in het vorige dossier – dat ik ook in deze zaak omtrent de aanbestedingsprocedure, zowel inzake de tramtoestellen als inzake de infrastructuur en de stelplaatsen, niet veel kan zeggen, zolang de onderhandelingen niet zijn afgeklopt en de gunning niet finaal rond is. Ik kan u wel al formeel zeggen dat de bedragen die we in de kranten konden lezen, niet correct waren. Wie die bedragen daar gebracht heeft, is mij een raadsel. Door het feit dat ze niet correct zijn, spreekt dat dan misschien ergens ook wel voor zich.
We hebben alleszins samen met de Nederlandse partners altijd aangegeven dat er nog een haalbaarheidsstudie moest gebeuren in Hasselt, om te kijken hoe het tracé daar nu exact zal verlopen. Die haalbaarheidsstudie is intussen gefinaliseerd. Er zijn daarover tal van adviezen gegeven. Het is nu zaak om de volgende stappen te zetten. De Nederlandse projectpartners weten dat. Ook op het overleg dat we afgelopen maandag hebben gehad, heb ik het daar met hun nog eens duidelijk over gehad. Het is nu zaak om te kijken welke volgende stappen we zullen kunnen ondernemen. U weet dat, indien er rond de haalbaarheidsstudie en het tracé voorafgaandelijk iets finaal wordt afgeklopt, dat sowieso door de Vlaamse Regering zal moeten gebeuren. Het dossier kent zijn verder verloop.
Wat de gunningsprocedure betreft, onderzoeken De Lijn op Vlaams grondgebied en de Nederlandse partners op Nederlands grondgebied hoe het verder moet met die verschillende offertes en of men dan al dan niet kan gunnen. Ik kan u in ieder geval wel meegeven dat er voor beide, zowel infrastructuur als tramtoestellen, telkens maar één aanbieder is. Dat kan uiteraard wel wat impact hebben op enerzijds de kwaliteit en anderzijds de prijszetting. Los van de prijzen en dergelijke kan ik u vandaag nog niet meer meegeven, aangezien ook daar de procedure nog lopende is.
Ik hoop hiermee uw vragen te hebben beantwoord. Als er bijvragen zijn, dan hoor ik het wel. Ik dank u.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben het er absoluut mee eens dat je beter rond de tafel gaat zitten dan via de media berichten aan elkaar te sturen.
We zitten in een gunningprocedure. U verwijst naar de vorige vraag om uitleg, over de Mobiliteitscentrale. Ik hoop dat dit dossier niet hetzelfde verloop zal kennen.
U zegt dat er maar één aanbieder is. Ik moet weer voortgaan op wat we in de media hebben gelezen. Dan blijkt dat er oorspronkelijk drie consortia waren. Volgens wat we daar lezen, is de reden om af te haken het feit dat het dossier onzeker is, dat er onduidelijkheid bestaat en blijft bestaan. U zegt dat de haalbaarheidsstudie werd gefinaliseerd. Op eerdere vragen hebt u geantwoord dat de project-MER, de basis om te kunnen vertrekken, er midden dit jaar zou zijn. Zitten we dan nog altijd op schema om die tram in 2024 te laten rijden? Want dat was toch de vooropgestelde timing. Daarop hebt u mij nog niet geantwoord.
En wanneer zal dat tracé dan eindelijk definitief worden afgeklopt? Ik zeg niet dat dat alle schuld treft, maar als die lange onduidelijkheid en onzekerheid tot gevolg heeft dat potentiële consortia niet meer deelnemen en we maar één aanbieder hebben, die dan een zeer hoge prijs heeft, dan brengen we op die manier het project in het gedrang. En als er één ding is waarover geen enkele twijfel bestaat, dan is het dat hoe sneller dat traject gerealiseerd wordt, hoe beter. Daar moeten we absoluut voor zorgen. Het is hoog tijd dat we in Limburg eindelijk hoogwaardig openbaar vervoer hebben. Daarover wil ik geen onduidelijkheid laten bestaan.
Twee, ik heb u goed begrepen: de Nederlanders hebben een forse schadevergoeding geclaimd. In het bericht van De Wethouder heb ik gelezen dat zij beweren dat er afspraken zijn rond: geen meerkosten, geen vertragingen in reizigerspotentieel. Als ik het goed begrijp, zegt u dat die afspraken er niet zijn of dat er geen verlies van reizigerspotentieel is, dat er geen meerkosten zijn en dat het niet klopt dat de timing niet zou worden gehaald.
Alleszins, minister, ik kan alleen maar zeggen dat ik al die negatieve berichtgeving in de media betreurenswaardig vind. Dat is absoluut niet de goede manier om dit dossier tot een goed einde te brengen. Ik hoop alleszins dat dit alsnog tot een goed einde gebracht kan worden.
Mevrouw Moors heeft het woord.
Minister, ik had begrepen dat het Boulevardtracé al afgeklopt was in het begin van deze regeerperiode en dat iedereen daaraan vasthield. Ik dacht ook dat er al duidelijkheid en eensgezindheid was over de eindhalte in Hasselt, namelijk dat die gesitueerd zou worden ter hoogte van de Bampslaan. Die herinrichting van de Bampslaan zou ook kaderen in de volledige herinrichting van de stationsbuurt van Hasselt. Zoals we allemaal weten, wordt er in Hasselt gewerkt aan een masterplan, waarin dit alles mee opgenomen zal worden. Het doel daarvan is dat iedereen die gebruikmaakt van die lijn – of het nu Spartacus of een tram is – en afstapt aan de Bamptslaan, onmiddellijk het gevoel heeft in de stationsbuurt te zijn en op een afstand van 400 meter het station ziet liggen, waar dan een bus of trein genomen kan worden.
Minister, met die wetenschap in gedachten, denk ik dat de scope van Hasselt behouden blijft en dat het station van Hasselt bediend blijft. Dat is wel iets heel anders dan wat men in Nederland voorstelt, met het station op een afstand van anderhalve kilometer van de nieuwe eindhalte, met de Maas als barrière. Op dat vlak wil ik toch wel een duidelijk verschil aangeven, namelijk dat Hasselt vasthoudt aan het station als eindpunt en dat de scope daar dus behouden blijft. Dat wilde ik toch nog even in de verf zetten.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. In dit dossier zijn er heel veel veronderstellingen, heel veel als’en en maar’en. Ik vind dat bijna al die veronderstellingen de verkeerde kant opgaan. Ik wil niet al te ver ingaan op die veronderstellingen, want dan zult u wellicht zeggen dat die niet zeker zijn en dat die nog bekeken moeten worden.
Ik wil wel even ingaan op twee feitelijkheden, op dingen die wel vaststaan. Mijn eerste opmerking gaat over het tracé in de Hasseltse binnenstad. Ik vind dat een heel troebel gegeven. Dat is niet enkel mijn interpretatie, dat is wat ik zie, lees en hoor bij vele mensen. Ongeveer een half jaar geleden, in oktober 2020, hebt u een studie besteld over het tramtracé in de binnenstad van Hasselt. U hebt toen laten weten dat die studie midden 2021 klaar zou moeten zijn. Wanneer zal die studie klaar zijn? Ik kan al inschatten wat er zal gebeuren, maar dat is dan ook weer een veronderstelling. In die studie zal wellicht geen heel duidelijke keuze gemaakt worden. Het zal dan wellicht weer overgelaten worden aan de politici om keuzes te maken. Dan staan we alweer verder van huis. Het lijkt wel een straatje zonder eind.
Minister, wanneer wordt die studie effectief opgeleverd? Wat zal er dan daarmee gebeuren? Wat zijn dan de volgende stappen?
Een tweede vraag gaat over het feit dat er zich nu blijkbaar nog maar één consortium ingeschreven heeft voor dit dossier. Ik stel dus vast dat de industrie blijkbaar niet meer echt gelooft in een goede afloop van deze zaak, anders zouden meer consortia zich wellicht ingeschreven hebben. Er heeft zich dus slechts één consortium ingeschreven. Hoe staat u daartegenover? U kunt niets zeggen over prijzen, dat begrijp ik helemaal. Maar het is wat vergelijkbaar met het bouwen van een huis – voor velen wellicht herkenbaar. Als je aan een aannemer andere dingen vraagt dan vooraf werd afgesproken, dan zijn dat de zaken waaraan een aannemer of een consortium geld kan verdienen. Als nu inderdaad dat binnenstadtracé niet duidelijk is, en het wordt dan achteraf via een bericht van terechtwijzing ingevoegd, dan begrijp ik dat het consortium dan het voorrecht heeft om dat te doen en zijn prijs kan bepalen. Ik vind het dus allemaal heel troebel en heel onduidelijk. Ik vrees vooral ook dat de kosten – die nu al bijzonder hoog zijn – nog erg uit de hand zullen lopen. Minister, ik wil van u weten hoe u daar tegenover staat, dat bijkomende element buiten contract, namelijk het binnenstadtracé.
Ik wil nog een laatste vraag stellen. U zei zonet dat er van alles in de kranten heeft gestaan over wat collega Robeyns heeft gevraagd, wat niet allemaal klopte. Ik wil dus aan u vragen wat er niet klopte. Wat zijn zaken die manifest onwaar zijn maar de voorbije dagen wel in de kranten stonden over Spartacus en Lijn 1?
De heer Keulen heeft het woord.
Minister en goede collega’s, het minste wat je kan zeggen over de huidige stand van zaken, is dat er een probleem is op het vlak van vertrouwen. Dat er slechts één indiener is van een offerte, heeft alles te maken met de aanhoudende negatieve berichtgeving en ook met het feit dat men in het dossier al zolang aan het surplacen is, in een standstill staat. Daardoor hebben een aantal potentiële inschrijvers het zekere voor het onzekere gekozen en beslist er niet aan te beginnen.
Aan de andere kant, minister en goede collega’s, blijf ik nog altijd heel sterk overtuigd van dat idee van hoogwaardig openbaar vervoer in Limburg, en dat door middel van drie Spartacuslijnen. Ik denk dat Limburg daar ook absoluut behoefte aan heeft. Dat is ook het grote manco. Zeker bepaalde delen van Limburg zijn onvoldoende of zelfs niet ontsloten via het openbaar vervoer. De inter-Limburgse verbindingen zijn onvoldoende, evenals de lijnen richting de stations, om zo de verbinding te maken met Brussel en Antwerpen voor pendelaars en andere reizigers. Dat hebben wij hier onvoldoende. Daarop wilden wij een antwoord bieden via De Lijn, via een Vlaams initiatief. Dat was eigenlijk de basis van dat hele Spartacusproject.
Minister, ik zou de dingen nu procedureel laten verlopen zoals ze moeten verlopen. Maar ik was en ben nog steeds een sterke believer van het idee van hoogwaardig openbaar vervoer in Limburg. Ik wil vragen om hier ondertussen over na te denken en te onderzoeken of er geen alternatieven zijn, bijvoorbeeld een trambus, naar analogie met wat er bestaat voor die Spartacuslijn 2 tussen Hasselt en Maasmechelen. Ik denk dat men hier, wat de kosten betreft, de zaken inderdaad weer onder controle krijgt.
De basis blijft uiteraard een vrije bedding. De basis is uiteraard ook het hele idee van de verknoping, het aanvoeren van potentiële reizigers via andere openbaarvervoersmodi. Dat moeten we alleszins overeind zien te houden. Ik zou dat alleszins nu ook laten onderzoeken en vooral niet het kind met het badwater weggooien, want ik vrees dat we anders inderdaad in een bepaald stramien gaan terechtkomen en voor dat scenario pas ik. Als de nood aan de man is, moet je ook met een open blik de situatie weer in ogenschouw durven nemen en nog altijd het waardevolle van het project erkennen. Dat staat nog altijd als een paal boven water. Ik denk dan aan eventuele alternatieven als een trambus, naar analogie met die Lijn 2, onder de voorwaarden die ik heb gesteld, namelijk een vrije bedding en het idee van de verknoping, want dat is cruciaal om een modal shift te bewerkstelligen. Mensen laten de wagen enkel staan als ze op regelmatige basis en aan betaalbare tarieven een openbaarvervoersalternatief hebben.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik begrijp alleszins dat het traject in Hasselt klaar ligt en dat er dus ook kan worden verdergegaan. Ik begrijp dat u op dit moment inderdaad niet kunt spreken over de aanbesteding. Collega Danen, ik vind het goed geprobeerd van u om de minister uit te dagen om te weerleggen wat er fout is, maar ik denk dat de minister in de lopende procedure geen uitspraken kan doen.
Collega Keulen, ik denk dat het alternatief van de trambus een alternatief was om snel iets op te starten. Dat hadden we zes of zeven jaar geleden kunnen doen, om daar voorlopig al iets te laten rijden. Maar vandaag ligt onze ambitie bij het realiseren van die lightrail. Net zoals we destijds de problemen hebben aangepakt die zich voordeden bij de Wilhelminabrug in Maastricht, moeten we de problemen, als die zich vandaag voordoen, ook oplossen en ervoor zorgen dat we een snel en efficiënt vervoer hebben, via die lightrail, van Maastricht naar Hasselt.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel collega’s voor de vele bijkomende vragen. Ik hoop dat ik ze allemaal genoteerd heb.
Ik ga het eerst over de timing hebben. Mevrouw Robeyns, u vraagt of de timing nog haalbaar is. Ook collega Ceyssens wijst daarop. We willen een lightrail, dus de timing moet ook gerespecteerd worden. Voor alle duidelijkheid – en dat staat ook duidelijk in de brief van de Nederlandse collega’s –, men gaat uit van een timing van exploitatie in 2026. Op grond daarvan geeft men vanuit Maastricht aan dat zij een exploitatie willen in 2026 en vindt men dat, als die timing niet gehaald wordt, een schadeclaim verschuldigd is. Het Nederlandse Rijk wil ook maar een budget ter beschikking stellen van Maastricht, als de exploitatie er in 2026 komt. Is die timing haalbaar? Ik hoop van wel, maar ik zeg ook ‘hoop’, ik zeg niet ‘met 200 procent zekerheid’. Waarom niet? Omdat er nog heel wat moet gebeuren.
Het is inderdaad door een aantal collega’s al terecht gezegd: er moet nog een omgevingsvergunning aangevraagd worden. We hebben het daarstraks al gehad over de Raad van State, maar we weten ook dat in het kader van omgevingsvergunningen meermaals mensen richting de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) stappen. We moeten ook nog heel wat onteigeningen realiseren: er moeten niet minder dan 294 grondinnames gebeuren. Kortom, we werken allemaal naarstig verder, dat hebben we ook gedaan met de aanbestedingsprocedure. U weet dat in mei 2019 de selectieleidraad gelanceerd was, dat wij vervolgens in navolging van die selectieleidraad drie bedrijven geselecteerd hadden waarmee verder onderhandeld werd. Op basis daarvan is er nu finaal, zowel voor Infra als voor de tramtoestellen, telkens één offerte ingediend. Veel meer kan ik daar verder niet over kwijt, dan dat men op dit ogenblik dus gaat kijken wat nu verder kan.
Mijnheer Danen, u zegt dat twee feitelijkheden vaststaan, ten eerste die studie midden 2021. Ik kan u verzekeren – ik dacht dat ik dat bij de eerste ronde al geduid had – dat die haalbaarheidsstudie voor het tracé klaar is. Mevrouw Moors schoof het hier al terecht naar voren als het boulevardtracé en ook in het regeerakkoord werd het voorgesteld. Ook alle andere mobiliteitspartners hebben er adviezen over gegeven. Met ‘mobiliteitspartners’ bedoel ik uiteraard onze administraties, alsook de stad Hasselt. In die haalbaarheidsstudie komen drie scenario’s naar voren, natuurlijk gelinkt aan het boulevardtracé als dusdanig. Ik ga ze niet in detail aanhalen, want de haalbaarheidsstudie is een studie van een kleine driehonderd bladzijden. Alleszins is er het scenario boulevardtracé 1, met een enkele richting over de hele kleine ring of boulevard. En er zijn twee andere scenario’s met een dubbel spoor: een met een dubbel spoor in het noordelijk gedeelte en een met een dubbel spoor in het zuidelijk gedeelte. Dat zijn de drie mogelijke scenario’s van het boulevardtracé.
Wat zijn dan de volgende stappen? Zoals ik daarstraks al zei: hiermee naar de Vlaamse Regering gaan, kijken hoe het nu verder moet inzake het tracé. Mevrouw Moors, ik ben het volledig met u eens dat dit misschien wel een kleine wijziging is van een tracé, maar dat dit geen wijziging is van de scope, zoals onze Nederlandse collega’s graag zouden willen zien. Zij blijven dit beschouwen als een scopewijziging, dit natuurlijk met de knowhow dat men in Maastricht wel al degelijk een scopewijziging heeft gedaan. U weet dat er in 2014, kort na het sluiten van de kaderovereenkomst tussen Nederlandse zijde en Vlaamse zijde, toen grote financiële, planmatige, majeure problemen zijn ontstaan aan Nederlandse zijde, problemen die finaal zijn opgelost door twee tussenkomsten van de Nederlandse Raad van State, de laatste keer eind 2018.
Dus als het gaat over de vertragingen inzake Spartacus, mijnheer Danen, dan hebben die heel veel te maken met een aantal elementen op Nederlands grondgebied. In 2014 is daar het hele verhaal on hold gezet tot eind 2018. Ik wil daar niet met de vinger wijzen maar die vertragingen zijn niet aan ons te wijten. Wij zijn naarstig blijven voortwerken.
In mei 2019 is de selectieleidraad goedgekeurd. Vervolgens is die haalbaarheidsstudie voor het boulevardtracé uitgewerkt. Die gaat binnenkort opnieuw richting Vlaamse Regering. Ik denk dat de bedenkingen van de heer Keulen ter zake terecht zijn. Men wil een hoogwaardig openbaar vervoer in Limburg en dat liever vandaag dan morgen, ongeacht of dat nu via een tram of een trambus gebeurt.
Voor Spartacuslijn 2 heb ik zelf al gezegd dat we voor het dossier dat sinds 2016 volledig stilligt, een alternatief moeten onderzoeken. We willen daar de vlucht vooruit nemen met een trambus, uiteraard volledig in vrije bedding. Als het geen volledig vrije bedding is, dan mogen we het vergeten, en dan blijft het bij het bestaande. Dat willen we uiteraard niet, we willen dat hoogwaardig openbaar vervoer, ongeacht of dat dan een tram is met bovenleiding, een tram met elektrische voeding onderaan of een trambus. We moeten volop inzetten op het tracé, de vergunning aanvragen voor het tracé, zorgen dat die driehonderd kleine innemingen zo snel mogelijk gebeuren en nadien zo snel mogelijk de knoop doorhakken over het vervoermiddel dat daar finaal zal rijden.
We blijven voortwerken aan die haalbaarheidsstudie. Daar zijn heel wat serieuze bedenkingen over geformuleerd. U weet dat Spartacuslijn 2 over het tracé tot en met Diepenbeek over eenzelfde traject loopt als Spartacus 1. We moeten nagaan hoe dat traject daar perfect kan worden afgestemd waarbij rekening moet worden gehouden met de voertuigkeuze. Onze administratieve diensten zijn daarover in nauw onderling overleg, en ook het Agentschap Wegen en Verkeer is daar nauw bij betrokken. Zij moeten immers waken over de doorstroming van onze wegen.
Kortom, we werken er hard aan voort. En wanneer er een beslissing moet worden genomen, dan doe ik dat liever aan de vergadertafel dan in de pers.
Mijnheer Danen, u vraagt wat er nu wel en niet klopt over wat in de kranten is verschenen. Ik zal niet in detail ingaan op wie wat heeft gezegd aan Nederlandse zijde. Dat laat ik voor hun rekening. Ik kan u wel zeggen dat de bedragen die zijn opgenomen niet stroken met de werkelijkheid. Ik kan u nu echter niet de juiste bedragen geven omdat ook daar de standstillperiode in het kader van de openbare aanbesteding loopt.
Is er een juridisch probleem met het feit dat men één consortium heeft ingediend, een voor traminfra en een voor tramtoestellen? We zijn bezig dit juridisch te analyseren maar volgens de administratie zou dat geen probleem zijn voor het verder sluiten van een gunning. Men kan daar dus mee verder maar men zal natuurlijk volop verder moeten onderhandelen en zeer goed moeten waken over de kwaliteit enerzijds en de prijssetting anderzijds. De prijzen liggen nu een pak hoger. Dat is de realiteit. We moeten ervoor zorgen dat ze niet nog verder de pan uit swingen.
Voorzitter, ik denk dat ik alle vragen heb beantwoord, maar we zullen nog meer dan eens op dit dossier terugkomen.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kan niet zeggen dat ik ben gerustgesteld, maar het dossier zal zeker nog terug aan bod komen.
Mijnheer Keulen, ik denk dat ik uw woorden zal gebruiken. De realisatie van het Spartacusproject, de hoogwaardige ontsluiting van onze provincie met het openbaar vervoer, is voor onze geloofwaardigheid als politici absoluut noodzakelijk. We kunnen het ons niet permitteren dit dossier niet tot een goed einde te brengen. We hebben al zo veel geïnvesteerd. Er zijn nog hindernissen die we moeten nemen, maar we kunnen het ons voor de geloofwaardigheid van ons allen niet permitteren dit niet te doen. Het is een warme oproep. We moeten allemaal ons gezond verstand gebruiken. We zijn het er allemaal over eens dat de Spartacusverbinding er al lang had moeten zijn. Dat betekent een ontsluiting met hoogwaardig openbaar vervoer dat concurrentieel met de wagen is en dat van een knooppunt- en netwerkdenken uitgaat. Dit moet in het belang van alle Limburgers worden gerealiseerd, liever gisteren dan vandaag. Hindernissen zijn er om te worden overwonnen. Er is maar een manier om die hindernissen te overwinnen en dat is allemaal samen de krachten bundelen. Wat dat betreft, is dit nog eens een warme oproep.
De vraag om uitleg is afgehandeld.