Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
De enkele keren dat ik in deze commissie kom, heeft het meestal te maken met de taalwetgeving en de faciliteitengemeenten, een thema dat mij nauw aan het hart ligt. En ook dit keer gaat het opnieuw over het aanleggen van taalregisters door verschillende faciliteitengemeenten, die eigenlijk de Franstalige inwoners via het gemeenteblad oproepen om hun taalvoorkeur te laten registreren. Dit was eerder gebeurd in Drogenbos, maar het is nu ook gebeurd in Kraainem, waar men in het gemeenteblad stelt dat je als Franstalige inwoner ervoor kunt kiezen om je taalvoorkeur te laten registreren voor je individuele communicatie met het gemeentebestuur.
Het is niet de eerste keer dat die overtredingen in de faciliteitengemeenten plaatsvinden. In het verleden gaf u telkens aan dat de regering een consequent beleid voert, gericht op de handhaving van de omzendbrieven-Peeters en -Martens, die nog steeds van toepassing zijn. De Vlaamse Regering dient zich dan ook maximaal te verzetten tegen pogingen om de juiste Vlaamse interpretatie van de faciliteiten uit te hollen. U gaf telkens aan deze dossiers via de gouverneur verder te onderzoeken.
Deze oproep van het gemeentebestuur van Kraainem strookt in ieder geval niet met de filosofie van die omzendbrieven-Peeters en -Martens. We mogen immers niet tolereren dat de faciliteitengemeenten evolueren naar de facto tweetalige gemeenten. De faciliteitengemeenten liggen op het Vlaamse grondgebied en moeten die taalwetgeving correct naleven. Een assertieve houding lijkt ons hier dan ook op zijn plaats. Die oproep om een taalregistratie door te geven vanuit een gemeentelijk infoblad, is niet alleen een flagrante overtreding van die omzendbrieven, maar het gaat zelfs ook in tegen de arresten van de Raad van State, arresten omtrent taalkeuze en een redelijke termijn van taalkeuze doorgeven. Die arresten stelden expliciet dat gemeentebesturen de inwoners niet specifiek mogen benaderen voor de aanvraag van een taalregistratie. De aanvraag kan vanuit de burger komen, maar niet vanuit het gemeentebestuur. Het is dus zelfs tegenstrijdig met die arresten van de Raad van State.
Minister, wat hebben de onderzoeken naar de vorige overtredingen inzake taalregistratie in de faciliteitengemeenten opgeleverd? Bent u het met mij eens dat ook hier weer sprake is van een overtreding van de taalwetgeving? Welke acties zult u ter zake ondernemen?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw De Coninck, voor ik antwoord wil ik u toch even attent maken op het feit dat u verwezen hebt naar omzendbrieven. U hebt twee belangrijke omzendbrieven vernoemd, namelijk de omzendbrief-Peeters van 1997 en de omzendbrief van de heer Bourgeois van 2010, maar u bent de uiterst belangrijke omzendbrief van minister Marino Keulen van 2005 vergeten. Ik moet er als partijgenoot toch op wijzen dat ook toenmalig minister Keulen ter zake een toonaangevende omzendbrief heeft gemaakt.
U verwijst naar de vorige overtredingen inzake taalregistratie, onder meer in Drogenbos. Tijdens de commissievergadering van 20 oktober 2020 gaf ik aan wat de resultaten van het onderzoek van de gouverneur waren. U kunt die in het zittingsverslag terugvinden. De gouverneur bevestigde dat in het informatieblad 2020/01 een oproep aan burgers wordt gedaan en op de officiële website van de gemeente het formulier staat om zich te laten registreren. Beslissingen die hierover werden genomen in het verleden, in 2016, heeft de minister van Binnenlands Bestuur steeds vernietigd. Zoals u weet, heeft de gemeente Drogenbos hiertegen een verzoek tot schorsing en nietigverklaring ingediend bij de Raad van State. De Raad van State beval de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing, namelijk de vernietiging door de minister. Dat is het arrest 241.513, u kent dat.
Vervolgens vroeg het Vlaamse Gewest de voortzetting, met vraag tot voorlegging van de prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof. Dit dossier is nog steeds hangende. De Raad van State beslist uiteindelijk of de prejudiciële vraag effectief zal worden gesteld aan het Grondwettelijk Hof. Er zijn hiervoor geen wettelijke termijnen vastgelegd. Het is dus onmogelijk voor mij om een datum van uitspraak te voorspellen. Ik ben gebonden aan de procedures die nu eenmaal in een rechtsstaat gelden.
Ik heb in dezelfde commissie ook gewezen op het Bestuursdecreet, dat u de kans biedt om inzage in de dossiers te krijgen.
Wat Kraainem betreft: de toenmalige minister Homans van Binnenlands Bestuur vernietigde de beslissing van de gemeenteraad van Kraainem van 8 april 2019 betreffende de verkiezingen van 26 mei 2019 omdat Kraainem oproepingsbrieven volgens taalaanhorigheid wou verzenden. De gemeente Kraainem diende geen beroep in bij de Raad van State.
Bij de andere faciliteitengemeenten – Sint-Genesius-Rode, Wezembeek-Oppem, Drogenbos en Linkebeek – zijn er wel nog lopende rechtszaken. Ik moet deze gerechtelijke procedures afwachten alvorens ik verdere stappen kan ondernemen. Ik moet daar – opnieuw – de juridische procedures respecteren.
Zoals al meerdere keren gezegd in deze commissie, zal ik in afwachting van de uitspraak van de Raad van State consequent alle nieuwe beslissingen die strijdig zijn met de taalwetgeving en de drie geldende omzendbrieven, systematisch vernietigen.
Ik zal het gemeentelijk informatieblad van Kraainem waarnaar u verwijst, opvragen.
Mijn visie over de taalregistratie is echter bekend: de faciliteiten moeten steeds restrictief toegepast worden. Inwoners van faciliteitengemeenten moeten het gebruik van het Frans telkens opnieuw uitdrukkelijk aanvragen. Ik zal hierop blijven toezien.
Bij brief van 17 juli 2020 aan de gemeente Kraainem, over het onderzoek naar een Franstalige begeleidingsbrief die een burger van Kraainem kreeg bij het mondmasker dat door de gemeente werd bezorgd, deelde ik mee dat tot op vandaag de omzendbrieven-Peeters, -Keulen en -Bourgeois nog steeds van toepassing zijn.
De vertegenwoordiger van de gouverneur stelde tijdens de gemeenteraad van 30 maart 2021 vast dat een beslissing en een motie werden goedgekeurd over de taalregistratie, betiteld als volgt: ‘Taalregistratie – bijhouden, gebruik en bekendmaking gemeentelijk register met de taalvoorkeur van de gemeente’ en ‘Motie over het gebruik van de correcte interpretatie van de taalwetgeving in bestuurszaken bij de diensten van de Vlaamse overheid’. Mijn administratie heeft deze beslissing en deze motie opgevraagd bij brief van 6 april 2021. Wanneer zij deze beslissing ontvangt, zal de administratie haar uiteraard grondig onderzoeken. Het gaat hier niet om een klacht maar om een ambtshalve opvraging vanuit de administratie van Binnenlands Bestuur zelf. Als blijkt dat de taalwetgeving en de omzendbrieven geschonden werden, zal ik vernietigend optreden, zoals ik steeds in het verleden heb aangekondigd.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Minister, dit is een duidelijk antwoord. Ik ben blij dat u de zaak onderzoekt en dat er een brief is vertrokken vanuit de administratie en dat u zult optreden indien zou blijken dat er een overtreding is van de taalwetgeving. U verwees naar de procedures die hangende zijn bij de Raad van State. Ik ben zelf geen jurist van opleiding, maar ik respecteer de rechtsstaat. En dan lijkt het mij toch dat de juridische zaken die werden afgeklopt en die niet aanhangig zijn in een of andere beroepsprocedure, moeten worden toegepast. U zei het zelf in uw betoog: dat zijn die fameuze omzendbrieven. Die zijn wat ons betreft heel duidelijk. Het kan geen excuus zijn dat er nog procedures hangende zijn en dat we toch die omzendbrieven, die gebeiteld en juridisch verankerd zijn, niet gaan naleven. Ik verwijs hierbij naar de passage in het regeerakkoord die ik ook in vorige tussenkomsten heb geciteerd. Daar staat dat de interpretatie van die omzendbrieven aangehouden blijft en dat de Vlaamse Regering een assertieve houding zal aannemen en zich maximaal zal verzetten tegen pogingen om de Vlaamse interpretatie uit te hollen.
Ja, voor ons is het duidelijk. Die faciliteiten zijn uitdovend. Het Nederlands moet de voertaal blijven en het Frans de uitzondering. Het Frans zou telkens opnieuw aangevraagd moeten worden. Iemand die de keuze maakt om in Vlaanderen te komen wonen, weet dat de voertaal het Nederlands is en zeker dat de administratieve taal overduidelijk het Nederlands is. Ik denk dat de mensen voldoende kansen krijgen om zich hier in te burgeren en de taal te leren. Als we zouden meegaan in de taalregistratie van de faciliteitengemeenten die zowel Drogenbos als Kraainem nu aanhalen, dan installeren we in de praktijk een de facto gegarandeerde tweetaligheid in plaats van die faciliteiten. Dat is toch wel vrij jammer, want op de duur zijn de Franstaligen in de Vlaams Rand nog meer bevoordeeld dan de Vlamingen in Brussel, waar het tweetalige gebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest ook niet altijd wordt nageleefd en er een benadeling van het Nederlands is.
Ik heb geen bijkomende vraag, minister. Ik wilde dit wel nog zeggen. Ik zal het dossier zeker en vast blijven opvolgen. Het is te belangrijk voor ons en ik hoop hetzelfde voor u als bevoegde Vlaamse minister.
De heer Warnez heeft het woord.
Wat betreft de rondzendbrieven moeten we niet alleen de rondzendbrief- Peeters, -Keulen, -Bourgeois, maar toch ook die van Luc Martens van 1998, noemen want die blijft ook belangrijk voor de OCMW’s. Inhoudelijk is ons standpunt daarin niet veranderd, evenmin als dat van de minister en van de collega. De toepassing van al die rondzendbrieven moet gegarandeerd blijven. Het is goed, minister, dat u dat nogmaals garandeert. Die taalregistratie is iets wat ik persoonlijk moeilijk verenigbaar acht met ons staatsbestel. De uitspraak ter zake van de Raad van State is dan ook te betreuren, maar goed, de scheiding der machten is ook een van de fundamenten van onze staatsinrichting. Ik dank u, minister, om al die rondzendbrieven assertief af te dwingen.
Ik wil even aansluiten als niet-Vlaams-Brabander en zelfs als een Kempenaar. In de vele jaren dat ik hier in dit parlement zit, heb ik me, minister, heel vaak beziggehouden met het faciliteitenonderwijs en daar ook een decreet over gemaakt, waarbij we ook heel de lijdensweg van belangenconflicten en de Raad van State doorlopen hebben. Wat me stoort – en dat is in zijn algemeenheid en niet naar u gericht, minister noch naar uw voorgangers, die heel belangrijke rondzendbrieven hebben geschreven –: je moet je eens inbeelden dat we dat als buitenstaander bekijken. Natuurlijk is die rechtstaat heel belangrijk, maar steevast is het een verhaal – en ik denk al van in de jaren 70-80 – van regelgeving die genegeerd wordt en van een overheid die schorst of vernietigt. Tegen die schorsing of vernietiging wordt er beroep aangetekend en de vernietiging wordt vernietigd. En zo is dat een constante lijdensweg en vooraleer er daar een oplossing voor komt, moet ik denken aan de Ierse schrijver die het toneelstuk Wachten op Godot geschreven heeft. Dat is, nogmaals, geen verwijt aan iemand. We zitten constant in carrousels en het stoppen daarvan is blijkbaar heel moeilijk.
Minister Somers heeft het woord.
Voorzitter, eest en vooral deel ik uw frustratie ter zake. Het is inderdaad de context waar we in zitten. Dat heeft natuurlijk te maken met het wetgevende kader waarbinnen ik als minister moet werken. Ik ben deel van de uitvoerende macht en ik moet natuurlijk dat wetgevende kader respecteren. Het is frustrerend dat wanneer een minister optreedt tegen een bepaalde beslissing, men naar de Raad van State kan stappen – gelukkig maar dat dat kan, want anders is de minister een minidictator – om een bepaalde beleidsdaad aan te vechten, maar dan kom je in een carrousel terecht die heel lang kan duren en waar aan het Grondwettelijk Hof prejudiciële vragen moeten worden gesteld die geen termijnen hebben, die lang kunnen aanslepen enzovoort. Dat is nu eenmaal de context waarbinnen ik als minister moet werken, net als mijn voorgangers. Ik probeer dat op een consequente manier te doen.
Ten tweede is het heel terecht dat u ook de rondzendbrief van de goede collega Luc Martens vermeldt, want daarmee is er een kwartet aan rondzendbrieven en elk daarvan is afkomstig van een minister met een andere politieke kleur: een sociaaldemocraat, een christendemocraat, een liberaal en een Vlaams-nationalist.
Dus dat betekent ook dat die omzendbrieven, die elkaar eigenlijk aanvullen en in elkaars verlengde liggen, duidelijk maken dat er in Vlaanderen, over de partijgrenzen heen, een breed inzicht is over hoe we moeten omgaan met die faciliteiten.
Mevrouw De Coninck, daarin zeggen we eigenlijk allebei exact hetzelfde, en dat is ook een goede zaak. We willen namelijk dat die omzendbrieven worden toegepast – dat doe ik ook – en dat de faciliteiten restrictief worden geïnterpreteerd. We doen dat en zullen dat blijven doen. Dat is het kader waarbinnen we samen moeten opereren. Het is terecht dat u me daar regelmatig over bevraagt: dat houdt het dossier warm en een minister alert. Ik heb uw tussenkomst aandachtig beluisterd en ik heb geen meningsverschillen kunnen ontwaren tussen uw analyses en de opstelling die ik als minister in dit dossier ervaar. Het is ook goed dat we daar op eenzelfde lijn zitten.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomende toelichting. Het is inderdaad fijn en waar dat we op dezelfde lijn zitten.
Wat die omzendbrieven betreft, had ik Martens wel vermeld, maar ik had de omzendbrief van onze ‘founding father’ van mijn partij, de omzendbrief- Bourgeois niet vermeld. Vandaar dat ik dit toch even wilde vermelden.
Misschien moet u nog een omzendbrief-Somers uitvaardigen over die taalregistratie en moeten we er allemaal samen voor zorgen dat die wel gebeiteld geraakt en toegepast wordt. Er is een consensus binnen dit halfrond en ook de geest van die faciliteiten wordt hier gedeeld. Het is eigenlijk jammer dat, zoals de voorzitter van de commissie aangaf, het een juridisch spel wordt. In die zin wil ik nogmaals ons ongenoegen uiten over die zesde staatshervorming en meer bepaald over het feit dat toen tweetalige kamers zijn samengesteld voor de Raad van State. Ik denk dat we kunnen stellen dat dit alleszins niet tot die communautaire rust of stilstand heeft geleid.
Toen u het had over een omzendbrief-Somers, vroeg ik me af waarom dat niet in een keer een proclamatie zou kunnen zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.