Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Zaterdag 6 maart werd ons land opgeschrikt door een laffe daad van geweld, namelijk de gewelddadige moord op een 42-jarige man in Beveren. De man was via een datingapp naar een afgelegen park gelokt en daar om het leven gebracht door drie minderjarigen. De verdachten gaven zich nadien zelf aan bij het parket. Het gaat om twee 17-jarigen en een 16-jarige. De drie minderjarigen werden door de jeugdrechter in een gesloten jeugdinstelling geplaatst, waar ze ook effectief meteen werden opgenomen.
Het lijkt een evidentie dat minderjarige plegers van dergelijk zware feiten meteen worden geplaatst in een gesloten jeugdinstelling, maar we moeten niet zover teruggaan in het verleden om vast te stellen dat dit helemaal niet zo evident is. Jeugdrechters klaagden al meermaals aan dat ze door plaatsgebrek in de gesloten jeugdinstellingen zwaar criminele jongeren moesten laten gaan. Ik verwijs naar vragen om uitleg die in deze commissie zijn gesteld op 18 februari 2020 over het plaatsgebrek en de druk op de capaciteit in de jeugdinstellingen.
Minister, u hebt toen gewezen op de maatregelen die er zouden komen op de korte en middellange termijn om het capaciteitsvraagstuk op te lossen. Het ging daarbij om veel meer dan het creëren van extra plaatsen. Het ging bijvoorbeeld ook over de scheiding tussen jongeren die geplaatst worden als gevolg van een problematische thuissituatie versus jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Dit vloeit voort uit het decreet Jeugddelinquentierecht dat het Vlaams Parlement heeft goedgekeurd. Het ging verder ook over het beter controleren van de instroom door het voorzien van alternatieven.
Zo kan ik wijzen op het uitbreiden van de mogelijkheden voor kortverblijf zodat er korter op de bal kan worden gespeeld en het gevoel van straffeloosheid wordt tegengegaan. Dat laatste is toch heel belangrijk. Als jeugdrechters aanklagen dat ze geen plek vinden voor jongeren in een voorziening, dan werkt dat heel demotiverend voor politie en Justitie. In de maatschappij leeft dan het beeld van straffeloosheid, en dat moeten we absoluut tegengaan.
De gruwelijke gebeurtenis in Beveren illustreert hoe noodzakelijk het is dat we het capaciteitsprobleem in de jeugdinstellingen duurzaam oplossen. Het zou absoluut rampzalig zijn mocht er voor de drie jongeren geen plaats geweest zijn in een van de gesloten jeugdinstellingen.
Minister, kunt u toelichting geven bij de uitvoering van de eerder aangekondigde maatregelen om de capaciteit in de gemeenschapsinstellingen te verhogen en zo efficiënt mogelijk te gebruiken? Welke impact hadden die maatregelen op de druk op de gesloten jeugdinstellingen? Hoe evalueert u momenteel de capaciteitsdruk op de gesloten jeugdinstellingen en ziet u daarin een evolutie sinds vorig jaar? In welke mate heeft de uitbreiding van het kortverblijf gezorgd voor een betere aansluiting tussen de strafuitspraak en strafuitvoering?
Minister Beke heeft het woord.
Alvast inleidend: de mensen op het terrein hebben ook in de gemeenschapsinstellingen een bijzonder zwaar jaar achter de rug, waarbij er erg veel van hen werd gevraagd. Flexibel schakelen om de combinatie van de impact inzake volksgezondheid te verzoenen met het maximaal realiseren van de belangrijke opdracht die de gemeenschapsinstellingen hebben, onder meer met betrekking tot de maatschappelijke veiligheid, is geen evidentie. Ik maak dan ook graag van deze gelegenheid gebruik om ook voor deze personeelsleden mijn absolute appreciatie uit te drukken.
Over de capaciteit hebben we het hier in deze commissie al vaak gehad. Toen was iedereen het erover eens dat we dit moeten aanpakken vanuit een bredere visie, met acties op meerdere domeinen. Met andere woorden: we moeten zowel op de instroom, de doorstroom als de uitstroom impact realiseren. Dat is waarop er het voorbije jaar precies is ingezet.
Wat uw eerste vraag betreft met betrekking tot de capaciteit, realiseerden we de geplande uitbreiding van De Grubbe in Everberg in de zomer van vorig jaar. De fysieke capaciteit steeg er naar 45 plaatsen. Momenteel is ook de andere vleugel op de site volledig in opbouw, om dan richting 2022-2023 het ingezette masterplan te realiseren met een volledige nieuwbouw en een capaciteit van 80 plaatsen.
Zoals gezegd moet de uitbreiding van het aantal plaatsen ingebed zijn in een brede visie, om uiteindelijk ook structureel uit het capaciteitsprobleem dat er in het verleden vaak was, te geraken.
Hier komen we al snel bij de positieve ervaringen met het experiment kortverblijf met uitstroom dat we vorig jaar vlak voor de zomer hebben opgestart, als een van de coronamaatregelen van de Vlaamse Regering. Eind vorige week stond het aantal aanvragen voor kortverblijf op 170. De formule wordt met andere woorden zeer actief gebruikt.
Dit experiment leert ons een aantal belangrijke zaken in het beheer van capaciteit, onder meer dat de mogelijkheid tot meer differentiatie meer antwoorden op maat mogelijk maakt, dat het zorgen van zeer korte lijnen tussen de sociale dienst jeugdrechtbank, de gemeenschapsinstellingen en de private partners voor een zeer snelle opstart van de begeleidingstrajecten zorgt, en, daaraan gekoppeld, dat het perspectief tot een snelle opstart, onder meer door het bijkomende budget voor delictgerichte contextbegeleiding, naadloze trajecten mogelijk maakt.
Dat alles leidt naast een vlottere opstart en doorstart ook tot een grotere inhoudelijk ervaren meerwaarde in de trajecten van de minderjarigen.
Momenteel wordt een evaluatie gemaakt van de formule kortverblijf, zowel kwantitatief als kwalitatief. We verwachten die tegen het einde van de maand, en ze zal ook richtinggevend zijn voor hoe we hier verder mee omgaan, na een jaar.
De bevindingen van het voorbije jaar leren alvast dat het kortverblijf een sterk instrument is in het proactieve beheer van de capaciteit in de gemeenschapsinstellingen. Het geeft de mogelijkheid om met alle partners en ook in overleg met de jeugdmagistratuur de reactie op jeugddelinquentie te differentiëren en meer opnamemogelijkheden te creëren binnen onze gemeenschapsinstellingen. De cijfers en de bevindingen worden ook periodiek besproken op de begeleidingscommissie, met vertegenwoordiging van het Openbaar Ministerie en de jeugdrechters.
Wat uw vraag over impact betreft: ook inzake de uitvoering van maatregelen werd een vergelijking gemaakt van de cijfers van de maanden oktober, november, december 2019 met dezelfde maanden in 2020. Deze maanden zijn, doorheen de jaren, maanden waar het aantal aanvragen en de druk op de gemeenschapsinstellingen hoog ligt. Uit die vergelijking blijkt dat bij een vergelijkbare hoge druk, het aantal weigeringen daalde van 127 over 3 maanden in 2019 naar slechts 11 in 2020. Deze trend zet zich nu door in 2021. Zo waren er in de maanden januari en februari geen weigeringen.
Minder zichtbaar maar even belangrijk zijn de inspanningen die geleverd werden om de capaciteit continu te monitoren. Hier spelen de medewerkers van het zogenaamde centraal aanmeldpunt een zeer belangrijke rol. Door continu de bezetting van de gemeenschapsinstellingen te monitoren en te rapporteren, zijn er belangrijke stappen gezet in het proactief beheer van de capaciteit. Dat heeft onder meer effect op het realiseren van doorstroom binnen de gemeenschapsinstellingen, maar ook op het actief opnemen van partnerschappen voor het realiseren van uitstroom in bepaalde trajecten.
Kortom, momenteel kunnen we inderdaad de genomen initiatieven toejuichen, verder uitzetten en bekijken hoe we de visie en de acties verder duurzaam maken richting september 2022. Het perspectief naar september 2022 is, zoals u weet, een belangrijk ijkpunt in de uitvoering van het decreet Jeugddelinquentierecht. We realiseren dan, naast de eerder vernoemde uitbouw van De Grubbe in Everberg, ook gepaste zorg en ondersteuning voor jongeren in zeer complexe, verontrustende situaties in nieuwe kleinschalige voorzieningen.
Tot slot moeten we in het jeugdrecht steeds het perspectief van de jongere zelf sterk benadrukken. In dit perspectief moeten we versterkt blijven inzetten op alternatieven van gesloten begeleiding door ook oog te hebben voor innovatie, slachtofferschap, re-integratie en intensieve begeleidingen in de omgeving van de jongere.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, vorig jaar is het aan bod gekomen dat er op verschillende domeinen moet worden ingezet om de capaciteitsproblemen op te lossen. Dat is natuurlijk niet eenvoudig, want je hebt altijd pieken in het aantal aanvragen en wellicht ook een aantal mindere periodes. Je kunt de capaciteit van het aantal plaatsen niet zomaar telkens verhogen om alle pieken te kunnen opvangen, want dan zouden er veel plaatsen leeg staan.
Een uitbreiding van het aantal plaatsen zoals gebeurt in De Grubbe, maar ook een efficiëntere inzet van het aantal plaatsen, en doorstroom en uitstroom met begeleiding zijn toch wel concrete mogelijkheden. Als ik uw relaas hoor, dan duiden de ervaringen na de maanden van kortverblijf toch op een veel efficiënter gebruik van de capaciteit, waardoor het aantal weigeringen spectaculair is gedaald. Dat is goed, want dat betekent dat veel meer jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, ook wel dadelijk kunnen worden geplaatst op vraag van een jeugdrechter, en ook nadien worden opgevolgd. Zelfs als ze in kortverblijf worden geplaatst, kan er nadien ook een delictgerichte contextbegeleiding zijn. Dan kunnen ze niet zomaar terug naar huis gaan. Als signaal zowel naar de jongere als naar de hele maatschappij is dat van groot belang.
Minister, u verwees naar een evaluatie van het kortverblijf. Heb ik het goed dat dat momenteel nog maar een project is voor een jaar en dat formeel nog moet worden beslist over een verlenging? Kunt u dat toelichten? Monitoring zal continu nodig blijven, maar u hebt ook al gezegd dat het op een goede manier moeten worden geïnstalleerd. Ik wil onderstrepen dat dat zeker noodzakelijk is.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, u kunt inderdaad cijfers voorleggen. De brede visie waarin u de andere aanpak kadert, is lonend.
Ik heb enkele specifieke vragen over het kortverblijf. Hebt u zicht op waar die jongeren nadien heen gaan? Kunnen ze veelal terugkeren naar huis? Zo ja, zijn dat dan jongeren die meteen daarna contextbegeleiding krijgen? Of zijn er ook jongeren die nadien verder worden opgevolgd in opname of in een open instelling of in een halfopen verblijf, omdat ze toch blijk geven van een zeker inzicht en een zekere bereidheid, waardoor het verblijf enkel kort moet zijn?
Mag ik hieruit afleiden dat wanneer iemand wordt aangemeld, het niet noodzakelijk zo is dat dat verblijf inderdaad kort is als zou blijken dat het langer nodig is dan omgekeerd, als iemand langer zou verblijven, dat men ook korter kan afronden? Is dat modulair te bekijken, waarbij iemand voor kortverblijf wordt aangemeld, en dus ook zeker na die periode vertrekt, en omgekeerd, of een langer verblijf per definitie ook langer duurt?
Minister, hebt u zicht op de mate waarin jeugdrechters gebruikmaken van de mogelijkheid om fijner te differentiëren? Denkt u dat er ook al een impact merkbaar is op het aantal aanmeldingen bij forensische kinderpsychiatrische diensten (For-K-diensten)? Het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat dat toch een samenspel is, die aanmeldingen, en dat er eventueel ook een effect is. Misschien moet u daar cijfers voor nakijken, maar dat lijkt me zeker interessant om na te gaan.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, het is van cruciaal belang dat wanneer de gepaste maatregelen voor een jongere een plaats in een gemeenschapsinstelling betreft, daar ook effectief plaats is. Het organiseren van een leefgroep kortverblijf is een heel goed initiatief, maar ook hier moet een crisis tegenover staan. Het mag enkel gebruikt worden voor de juiste doelgroepen.
Over de leefgroepen kortverblijf heeft mijn collega mevrouw Blancquaert al verschillende vragen gesteld, net omdat de opvolging zo belangrijk is. Ook werd er opgemerkt dat het project niet overal benut werd en dat er moet worden geïnvesteerd in regionale bekendmaking.
Minister, worden er momenteel nog meerdere regionale verschillen waargenomen? Hoe verlopen de uitstroomtrajecten? Is er steeds plaats?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik heb drie vragen. Hoe wordt het kortverblijf geëvalueerd? Is daar een officiële evaluatie van en wanneer komt die er?
Ik heb u weinig horen zeggen over de andere maatregelen die extra muros zijn en die herstelgericht zijn. Is daar al een evaluatie van? Hoe en hoe vaak worden die maatregelen ingezet? Worden de jongeren die kwetsbaarder zijn en een kleiner sociaal netwerk hebben, daarbij bereikt? Ik hoor daar een grote bezorgdheid over en ik ben benieuwd of u daar zicht op hebt.
Ik hoor ook de bezorgdheid over de scheiding van jongeren met een problematische thuissituatie versus jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd. Natuurlijk horen ze niet samen te zitten. Als er steeds plaatsen worden gecreëerd in gesloten instellingen en de wachtlijsten groeien in de jeugdhulp, dan riskeert men toch nog altijd dat als bijvoorbeeld een meisje uit een zeer problematische thuissituatie dringend een plaats nodig heeft die er niet is, men gaat zoeken naar een reden om die jongeren gesloten te kunnen plaatsen, gewoon om ze veiligheid te geven, dat men het dossier van die jongeren gaat uitkammen om hen toch maar te kunnen plaatsen op een veilige plek, dat men soms in samenspraak met de jongere gaat bekijken of er niets is waardoor men hem een plek kan geven, omdat het beleid in het jarenlange gebrek aan plaatsen die adequaat zijn, eigenlijk geen andere keus laat.
Ik vraag me af op welke manier u die reële bezorgdheid van het middenveld gaat voorkomen. Kunt u daar antwoord op geven? Kunt u ervoor zorgen dat er niet wordt gekeken om maar een plaats te vinden voor jongeren die thuis onveilig zijn en waardoor op lange termijn trouwens ook een beeld kan ontstaan van een heel sterk gestegen jeugddelinquentie, waardoor er misschien zelfs nog meer in gesloten plaatsen wordt geïnvesteerd? Dat heeft natuurlijk ook reële consequenties voor de jongeren zelf.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, wat de toekomst van het kortverblijf betreft: we starten dit jaar met de gesloten oriëntatie, die we ook koppelen aan het verlengen van de formule kortverblijf. De bedoeling is om dat ook in de toekomst zo duurzaam mogelijk te maken. Collega Van den Bossche, het kortverblijf kan ook aanleiding geven tot langer verblijf. Dat kan ook aanleiding geven tot thuisbegeleiding, tot halfopen begeleiding, of ook tot ‘geen verdere actie nodig’. Dat hangt af van casus tot casus. Het is de jeugdrechter die daarover beslist. Wat ik aanvoel, is dat die jeugdrechters toch wel graag gebruikmaken van die formule. Maar, zoals aangegeven, bestaan er wel regionale verschillen. Op uw vraag over de For-K en de link daarmee, kan ik op dit ogenblik nog niet antwoorden.
Collega Wouters, ik heb op dit ogenblik geen weet van weigeringen.
Collega Groothedde, uiteraard bestaan er ook nog andere maatregelen, zoals ambulante delictgerichte contextbegeleiding. Kortverblijf is een extra mogelijkheid, die daaraan toegevoegd wordt. Ik weet niet precies wat u bedoelt met uw vraag over het vermorsen van dossiers. Ik ken uiteraard die bezorgdheid, maar ik denk dat het belangrijkste antwoord daarbij bestaat uit de bijkomende capaciteit van 150 plaatsen beveiligd verblijf die we daarvoor voorzien.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, we hebben in deze commissie al vaak dit soort besprekingen gehad. Meestal was dat dan naar aanleiding van berichten dat jeugdrechters jongeren niet konden plaatsen wegens plaatsgebrek. Nu gaf een dergelijk feit opnieuw aanleiding tot zo’n bespreking, maar gelukkig niet omdat er geen plaats was. Het gaf nu evenwel aanleiding tot een bespreking van de evoluties tot het kortverblijf. Ik denk dat die evoluties toch wel positief zijn. We kijken uit naar de evaluatie, minister. Ik hoorde al wel uw intentie om dit structureel te verankeren. Het is goed dat er op verschillende manieren wordt ingezet op de capaciteitsproblematiek, niet alleen door plaatsen bij te creëren of bij te bouwen maar ook door ruimte te creëren door onder andere kortverblijf en snellere uitstroom en doorstroom. We volgen dat in de nabije toekomst met veel interesse verder op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.