Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, als het gaat om dwang in de psychiatrie, isolatie en fixatie, is het onze plicht om maximaal in te zetten op de preventie van vrijheidsberovende en vrijheidsbeperkende maatregelen in de geestelijke gezondheidszorg (ggz), en te zorgen voor de noodzakelijke ondersteuning van de zorgprofessionals aldaar.
Op 7 februari 2018 nam het Vlaams Parlement unaniem een resolutie aan, die ik destijds had opgemaakt, betreffende maatregelen om de grondrechten van kinderen en jongeren bij vrijheidsberovende en vrijheidsbeperkende maatregelen in de ggz te vrijwaren. Samen met collega's hebben we dit voorstel van resolutie vormgegeven en dat werd unaniem goedgekeurd.
Naar aanleiding van deze resolutie volgden heel wat opvolgvragen in dit parlement, maar ook extra investeringen in aangepaste infrastructuur. Het bleek uit de inspectie dat daar een grote winst kon worden gemaakt. Er werd ook een multidisciplinaire richtlijn opgesteld die vrijheidsbeperking binnen de ggz moet tegengaan.
De richtlijn, ontwikkeld door het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (SWVG), is wetenschappelijk en juridisch onderbouwd, bevat aanbevelingen voor zowel beleidsmedewerkers, hulpverlenersteams als individuele hulpverleners en werd in samenwerking met de sector uitgetekend.
Ondanks deze inspanningen, die ik hier niet allemaal opsom, moeten we nog altijd schrijnende verhalen optekenen, onder andere van langdurige isolatie en fixatie op psychiatrische afdelingen.
Minister, kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de registratie van fixatie en isolatie in de psychiatrie? Kunt u meedelen op welke manier rekening wordt gehouden om te komen tot een verantwoorde ratio personeelsbezetting-zorggebruikers met het oog op het zoveel mogelijk vermijden van dwang in de ggz? Welke stappen zijn al gezet in het aanbieden van bijkomende vorming binnen de sector met betrekking tot agressiebeheersing? Welke plannen liggen op dat vlak nog klaar? Kunt u een overzicht geven van de infrastructurele ingrepen die, met het oog op het uitvoeren van de resolutie, vanuit Vlaanderen werden gesubsidieerd? Voorziet u een nieuwe inspectieronde met betrekking tot het gebruik van isolatie en fixatie in de geestelijke gezondheidszorg?
Minister Beke heeft het woord.
In het kader van Vlaams intersectoraal akkoord (VIA) 5 werd in 2019 een budget toegewezen aan Icoba om in overleg met de verschillende sectoren uit de jeugdhulp en de ggz een wetenschappelijk onderbouwde intersectorale gegevensset te ontwikkelen voor de registratie van vrijheidsbeperkende maatregelen.
Icoba heeft de voorbije twee jaar stappen gezet in de ontwikkeling van deze gegevensset. Tijdens een proefmeting werd de ontwikkelde gegevensset door voorzieningen uit de ggz, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) en Jeugdhulp getest op zijn validiteit. Uit deze proefmeting blijkt dat het gehanteerde begrippenkader nog verder moet worden verfijnd en de gegevensset nog moet worden vervolledigd om juiste conclusies te kunnen trekken uit de cijfers en het beleid te kunnen evalueren.
Parallel wordt er door het SWVG een intersectorale richtlijn voor de preventie en toepassing van afzondering en fixatie in de brede jeugdhulp ontwikkeld.
Het zal belangrijk zijn voor de verdere ontwikkeling van de gegevensset dat die beantwoordt aan de intersectorale multidisciplinaire richtlijn die we in augustus 2021 verwachten, en waaruit belangrijke handvatten zullen komen voor een kwaliteitsvolle registratie. Op basis van die afstemming zullen afspraken met betrekking tot registratie stapsgewijs verder vorm krijgen, in samenspraak met het werkveld en cliënt- en patiëntvertegenwoordigers.
In het kader van de hervormingen van de geestelijke gezondheidszorg heeft de federale overheid hiertoe al een belangrijke stap gezet door de uitwerking van kleinschalige units die intensieve observatie en behandeling aanbieden. Kenmerkend voor deze units zijn de korte verblijfsduur en de hoge intensiteit van zorg door gespecialiseerd personeel. De units zijn te vergelijken met intensievezorgenafdelingen binnen algemene ziekenhuizen, waarbij er meer personeel beschikbaar is om gepaste zorg te kunnen bieden op de meest kritieke en kwetsbare momenten van de patiënt. Dat zorgt voor meer veiligheid en het vermijden van vrijheidsbeperkende maatregelen.
Onder meer binnen VIA5 zijn er de voorbije jaren middelen vrijgemaakt voor de vorming en ondersteuning van medewerkers in het bewust omgaan met vrijheidsbeperkende maatregelen. Met deze middelen heeft Icoba onder andere een aanbod ontwikkeld rond preventief agressiebeleid en het opzetten van een positief leefklimaat.
Het GINKO-project van Arktos heeft in samenwerking met Icoba twee lerende netwerken opgezet rond het ontwikkelen van een preventief agressiebeleid. Aan de hand van een individueel vormings- en intervisietraject worden deelnemende voorzieningen ondersteund in hun agressiebeleid.
De Vereniging Ons Tehuis (VOT) heeft in samenwerking met de UGent een academische werkplaats ‘positief leefklimaat’ opgericht waar de praktijk, wetenschap en beleid worden verbonden.
Het steunpunt Mens en Samenleving (SAM) en het Vlaams Platform Vrijheidsbeperkende maatregelen hebben een reflectie-instrument ontwikkeld dat ondersteuning biedt aan voorzieningen in het gestructureerd nadenken over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen.
In overleg met de Vlaamse overheid hebben de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie (VVP) en de Vlaamse Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie (VVK) een gecertificeerde opleiding voor artsen ontwikkeld. Deze opleiding geeft een overzicht van de wetenschappelijke evidentie en goede praktijken met betrekking tot het voorkomen en de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in de psychiatrische residentiële zorg. Het Steunpunt Geestelijke Gezondheid zal deze vorming op regelmatige basis organiseren, in partnerschap met de VVP en de VVK.
Blijvende inzet op praktijkondersteuning voor de implementatie van de ontwikkelde richtlijnen en instrumenten is een belangrijk aandachtspunt. Het is essentieel dat we, zeker voor zo’n delicate materie als vrijheidsbeperkende maatregelen, consistent en met een breed draagvlak te werk gaan. Binnen de VIA6-middelen is er opnieuw ruimte voor het inzetten van middelen in het kader van kwaliteit. Ongetwijfeld zal ook het thema ‘agressie’ hier opnieuw een belangrijke plek krijgen.
Naar aanleiding van de thematische inspectieronde in de kinder- en jeugdpsychiatrie kunnen de kinderpsychiatrische diensten in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen een beroep doen op bijkomende middelen voor infrastructuur om vrijheidsbeperkende maatregelen te vermijden. Enerzijds kan er een subsidie aangevraagd worden om ‘dringende bouwkundige’ ingrepen te realiseren, wanneer de veiligheid van het personeel en/of van de zorggebruikers in het gedrang komt door infrastructurele gebreken. Meerdere kinderpsychiatrische afdelingen hebben hierop een beroep gedaan. Anderzijds werd er in september 2020 een derde oproep gelanceerd rond maatregelen tegen agressie, vrijheidsbeperking of -beroving van jongeren die in een voorziening verblijven. Deze maatregelen bieden de mogelijkheid om, naast de bestaande VIPA-middelen (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) voor renovatie en nieuwbouw, in een bestaande infrastructuur gerichte ingrepen uit te voeren om agressie-incidenten te helpen vermijden. Het gaat onder andere over de uitbouw van chill-outruimtes, installeren van zorgtechnologie, inrichting van een binnentuin enzovoort. Deze oproep richt zich tot residentiële voorzieningen die werken met minderjarigen in de sectoren jeugdhulp, personen met een handicap en de kinder- en jeugdpsychiatrie.
In de planning was voorzien om het referentiekader dat momenteel geldt voor de psychiatrische ziekenhuizen en de psychiatrische afdelingen in de algemene ziekenhuizen in het najaar van 2020 te herzien en in lijn te brengen met de ontwikkelde multidisciplinaire richtlijn. Dit referentiekader vormt de basis voor toezicht door de Zorginspectie.
Dwingend gevat als we zijn door de COVID-19-crisis is die planning achteruitgeschoven. Het proces voor herziening van het referentiekader werd nu in 2021 gepland. Vanaf zes maanden na de publicatie van dit aangepaste referentiekader kan er een inspectieronde worden gepland in de volwassenenpsychiatrie. Hierover zal te gepasten tijde verder gecommuniceerd worden naar de voorzieningen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik begrijp dat er nog werk is aan de verfijning van het begrippenkader, zoals u hebt uitgelegd en dat er daarnaast op aangeven van de federale overheid positieve projecten komen, zoals de kleinschalige units voor hoog intensieve, korte verblijven.
Ik ben ook blij dat u in uw antwoord op mijn vraag hebt aangegeven dat vanuit VIA5 en VIA6 welke middelen er naar kwaliteit gaan en kunnen worden ingezet om die vrijheidsbeperkende maatregelen in te dijken. Ik hoor u vertellen over de proefprojecten samen met de UGent en lerende netwerken. We wisten al dat dat het traject zou zijn toen we het voorstel van resolutie opmaakten. Wat ik bijzonder interessant vind, is dat u ook spreekt over gecertificeerde opleidingen voor artsen die we dan samen met de psychiaters en psychologen en het steunpunt aanbieden, en dat u dat op herhaalde wijze en consistent doet. Het zal een stukje van de oplossing zijn om steeds opnieuw te blijven opleiden.
Daarnaast heb ik begrepen dat – dat verbaast in dit gezelschap alvast niemand, lijkt mij – het hele coronaverhaal ervoor heeft gezorgd dat op dit vlak een aantal planningen zeer specifiek voor het referentiekader uitgesteld zijn van het najaar 2020 naar waarschijnlijk dit jaar en dat pas een half jaar na afloop daarvan nieuwe eventuele inspectierondes kunnen gebeuren.
Ik vind het goed dat ik een stand van zaken heb gekregen. Ik wil vragen om rond deze thematiek de vinger aan de pols te houden, want het is iets dat onze voortdurende aandacht verdient.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, het is inderdaad niet de eerste keer dat dit thema besproken wordt. Het is belangrijk dat fixatie en isolatie slechts in specifieke gevallen worden ingezet. Het gaat hier tenslotte om een uitzonderlijke maatregel. Principes van proportionaliteit en subsidiariteit zijn hierbij ook van belang. Indien er dan toch wordt overgegaan tot fixatie en isolatie, zijn evaluatie en verdere opvolging van cruciaal belang. Hierbij hoort een nabespreking, zowel met de hulpverlening, de zorggebruiker als de omstaanders, zodat er lessen uit kunnen worden getrokken voor de toekomst en bijkomende schade kan worden vermeden.
Minister, hoe wordt er gecontroleerd of in alle gevallen een kwaliteitsvolle nabespreking effectief gebeurt? Is hierbij verbetering nodig?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, in de beleids- en begrotingstoelichting (BBT) staat dat we dit jaar concrete beleidsinitiatieven mogen verwachten op basis van een onderzoeksrapport. Dat gaat over de rechtspositie van minderjarigen in een gesloten opvang. Wat is daar al rond gebeurd en wat zal er nog gebeuren?
Binnen dat onderzoek zou er ook een luik forensische kinder- en jeugdpsychiatrie (For-K) aan bod komen. Dat zou normaal gezien begin dit jaar afgerond moeten zijn. Wat is daar de stand van zaken?
Er wordt gewerkt aan een intersectorale richtlijn omtrent de vrijheidsbeperkende maatregelen in de residentiële jeugdhulp. Ook daar de vraag hoe het daarmee staat.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, het is goed dat u actie onderneemt, want het is heel erg belangrijk en pijnlijk. Het heeft een enorme impact op jonge mensen en kinderen.
Een paar jaar geleden is er een themadag georganiseerd in het Vlaams Parlement. De impact en de schade die worden berokkend, zijn heel pijnlijk. Het was ook duidelijk dat dit in sommige voorzieningen bijna een routinemaatregel is en dat er in andere voorzieningen al ontzettend veel inspanningen worden gedaan. Ik hoor ook nu vooral preventieve maatregelen. Met welke maatregelen zorgt u ervoor dat die cijfers kunnen dalen? Wanneer u de voorzieningen monitort, ziet u dan dat er bij bepaalde voorzieningen uitschieters zijn en in andere juist niet? Op welke manier wordt dat gemonitord? Kunt u die cijfers zo mogelijk ook vrijgeven aan de leden van de commissie?
Minister Beke heeft het woord.
Mevrouw Wouters, dat is onderdeel van het referentiekader en de richtlijn. Dat kan tijdens een inspectie mee worden opgevolgd.
Collega Parys, dat onderzoek is nog lopende. Het onderzoek in verband met For-K heeft vertraging opgelopen en is nog niet afgerond.
Uit een inspectie komen tekortkomingen naar voren, en dan is het aan de administratie om dat op te volgen in het kader van de handhaving.
Het onderzoek over de rechtspositie van de minderjarigen is afgerond en zal binnenkort worden vrijgegeven. Ik hoop dat we nog voor de zomer met die conclusies aan de slag kunnen gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.