Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het gebruik en de promotie van de app Coronalert
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, op maandag 1 maart 2021 gaf u, samen met mevrouw Moykens, voorzitter van het Interfederaal Comité Testing & Tracing, en de heer Dewolf, administrateur-generaal van Zorg en Gezondheid, een persconferentie over de stand van zaken van de contactopsporing in Vlaanderen.
Mevrouw Moykens benadrukte toen dat er sinds mei vorig jaar al heel wat aanpassingen en verbeteringen werden doorgevoerd om de snelheid en efficiëntie van de contactopsporing te optimaliseren. Bij 53 procent van de contacten valt een bron van besmetting te detecteren. Daarnaast krijgt ook 93,5 procent van de Vlamingen zijn testresultaat binnen de 24 uur en 98 procent binnen de 36 uur.
De heer Dewolf wees erop dat 95 procent van de indexpatiënten en hun contactpersonen bereikt wordt. Het aantal doorgegeven contacten schommelt tussen de 2,5 en 5 personen. Van de indexpatiënten wordt 88 procent binnen de 24 uur bereikt. Vooral scholen en bedrijven worden genoemd als plaatsen van besmetting. Voor de start van de vaccinaties werden hier ook vaak de woonzorgcentra genoemd, maar die situatie zou nu anders zijn.
De grootste uitdagingen die er nog zijn voor de contactopsporing zijn onder andere de datatransmissie tussen de verschillende niveaus en het casemanagement bij bepaalde complexe besmettingssituaties, waar verder aan gewerkt wordt. Ten slotte wil men ook kleiner en meer gepreciseerd te werk gaan, waarbij er meer op maat gebeld kan worden met aandacht voor specifieke situaties. Op deze manier zouden er ook een aantal maatregelen op kleinere schaal genomen kunnen worden.
De app is ondertussen 2,5 miljoen keer gedownload. Het is wel opmerkelijk dat slechts 37 procent van de gebruikers die een positieve coronatest afleggen, dit ook meedeelt in de app om hun contacten te verwittigen. Daarom wordt er hieromtrent nog een communicatiecampagne opgezet.
Ik heb hierover drie vragen.
Volgens de heer Dewolf kan er nog gewerkt worden aan de datatransmissie tussen de lokale besturen, het Vlaamse niveau en Sciensano. Wat gebeurt er, minister, om daar werk van te maken?
De heer Dewolf hoopt dat men, naarmate de pandemie evolueert, kan overschakelen naar het tracen van kleinere groepen. Hoe ziet u dit? Op welk moment acht u het opportuun om hiermee van start te gaan?
Er komt een nieuwe campagne omtrent Coronalert en het feit dat positief geteste personen dit het best in de app melden. Hoe zal deze campagne eruitzien? Wanneer gaat die van start? Wat mogen we daarvan verwachten?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het is inderdaad zo dat 2,5 miljoen mensen de app Coronalert installeerden op hun gsm. De bedoeling van de app is dat je, als je besmet bent, andere app-gebruikers die in je buurt zijn geweest via die weg kunt verwittigen. Dat vergt een kleine handeling in de app. Uit recente cijfers blijkt echter dat slechts 37 procent van de app-houders dat ook daadwerkelijk doet.
Dat staat in tegenstelling tot de contacttracing, dat goede resultaten kan voorleggen. Zo bereikt het centrale contactonderzoek in Vlaanderen 88 procent van de bevestigde covidpatiënten en 80 procent van de risicocontacten binnen de 24 uur. Bovendien blijkt dat 8 op de 10 patiënten hun contacten delen. Mensen zijn dus zeker bereid om anderen die mogelijk ook risico lopen daarvan te verwittigen en zo bij te dragen aan het voorkomen van de verdere verspreiding van het virus.
Maar blijkbaar speelt de app in heel dat proces toch een minder grote rol. Misschien overlapt de functie van de app te veel met die van de ‘gewone’ contacttracing en achten mensen die besmet raken het dan eigenlijk niet meer nuttig om de app effectief te gebruiken.
Meer dan een half jaar na de ingebruikname van de app zouden we toch een goed zicht moeten hebben op de feitelijke meerwaarde ervan in functie van het tegengaan van de verspreiding van het coronavirus, bovenop de centrale contactopsporing.
Het is ook mogelijk dat de app nog altijd te onbekend blijft of misschien als te weinig gebruiksvriendelijk wordt ervaren. Mevrouw Moykens gaf op 2 maart laatstleden daarover in de krant inderdaad aan dat er een nieuwe communicatiecampagne zal komen om het gebruik van de app verder te promoten. Om enerzijds de noodzaak van deze campagne te beoordelen en er anderzijds desgevallend de juiste nadruk in te leggen, moeten we toch zicht hebben op een aantal zaken.
Ik heb dan ook de volgende vragen, minister.
In welke mate biedt de app Coronalert volgens u een meerwaarde ten opzichte van de gewone contacttracing bij het zoveel mogelijk voorkomen van de verspreiding van het virus?
Welk percentage van de afgenomen coronatesten wordt geregistreerd via de app en hoeveel van die geregistreerde testen kenden een positief testresultaat?
Is het duidelijk hoeveel mensen via de app werden verwittigd in plaats van via de gewone contactopsporing?
Welk gevolg gaven de mensen aan de verwittiging die ze via de app kregen? Zijn er gegevens over in hoeverre deze mensen vervolgens ook een test lieten afnemen?
Op welke conclusies baseert u zich om een nieuwe communicatiecampagne uit te werken omtrent de app? Welke invalshoek zal deze campagne hebben?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik zal kort even ingaan op de datatransmissie tussen lokale besturen en Vlaanderen. Er zijn op dat vlak al heel wat stappen gezet. Zo werden de Script & Forms van Smals toegankelijk gemaakt voor de lokale besturen die zelf aan contactopsporing doen, waardoor deze besturen vandaag realtime toegang hebben tot de gegevens die zij nodig hebben voor de contactopsporing.
Wanneer lokale besturen problemen vaststellen met betrekking tot de werking van het systeem of de data in dit systeem, kunnen ze die via de helpdesk signaleren. Problemen worden dan ofwel direct opgelost ofwel bezorgd aan andere betrokken partijen die voor een oplossing zorgen.
Binnen Zorg en Gezondheid werd het voorbije jaar geïnvesteerd in de ZorgAtlas die vandaag nog steeds gebruikt wordt om data te delen met de lokale besturen, Sciensano en de federale overheid. De Vlaamse controletoren, die deel uitmaakt van de ZorgAtlas, wordt continu verder uitgebreid. De controletoren toont dagelijks onder andere de data met betrekking tot het contactonderzoek, de quarantainelijsten, de whereabouts, de clusters, de informatie over de epidemie, enzovoort. Wij blijven verder investeren in deze datastromen via de ZorgAtlas, en willen het platform ook nog na deze gezondheidscrisis bestendigen voor een datagedreven beleid op de verschillende bestuurlijke niveaus.
De gegevens van de controletoren worden sinds kort verschillende malen per dag vernieuwd. Vroeger was dit beperkt tot een keer per dag. Daarnaast werkt het Business Intelligence Team van Zorg en Gezondheid continu aan het optimaliseren van de controletoren. De doelstelling is om zoveel mogelijk relevante data te ontsluiten, steeds rekening houdend met de dataprivacy en de GDPR-wetgeving (General Data Protection Regulation). Er vindt ook geregeld overleg plaats tussen het Vlaamse en het lokale niveau met betrekking tot de gegevensontsluiting via de controletoren, om meer aan de wensen van de lokale besturen te kunnen voldoen.
Wat de datatransmissie tussen Vlaanderen en het federale niveau betreft, is het belangrijk te vermelden dat er zowel data vanuit Smals als vanuit Sciensano naar Vlaanderen worden doorgestuurd. Deze datadoorstroom verloopt niet altijd foutloos, wat soms een impact heeft op zowel de operationele werking als op de rapportering met betrekking tot het contactonderzoek. Omdat deze datadoorstroom niet altijd foutloos verloopt, wordt binnen mijn administratie een data quality dashboard ontwikkeld. Dit dashboard signaleert problemen in verband met de datadoorstroom meteen, zodat ze ook opgevolgd kunnen worden. Daarnaast vindt wekelijks overleg plaats met de partijen op het niveau van de federale overheid om de nodige IT- en systeemaanpassingen en hun effect op de datatransmissie te bespreken.
De verschillende methodes verschillen naargelang de fase waarin een epidemie zich bevindt. Als we ons op de top van een epidemische golf bevinden, is vooral de werking met betrekking tot de grote cijfers belangrijk. Het effectief reproductiegetal (Rt-waarde) onder 1 krijgen, is dan de opdracht. Concreet gaat het in het contactonderzoek om het isoleren van patiënten en het in quarantaine plaatsen van hoogrisicocontacten. In een fase met een veel lager incidentieniveau wordt het relatieve belang van individuele clusters en het vermijden van het uitdijen ervan groter. In een zeer laag incidentieniveau is het nodig om het laatste geval van een infectieketen rond een indexcase te traceren en aan bronopsporing te doen om iedere verdere transmissie te voorkomen. Deze laatste elementen vragen tijd, specifieke patiënteninformatie en een bevraging van niet-cases. Een extensieve, case-by-case bronopsporing kan mogelijk pas als de Rt-waarde lager ligt dan tien gevallen per honderdduizend inwoners in een periode van veertien dagen. Een precieze timing kan ik hiervoor niet geven. Alles hangt af van de vaccinatiesnelheid.
In vergelijking met de gewone of manuele contactopsporing speelt Coronalert een belangrijke complementaire rol. De experten zijn het erover eens dat een epidemie enkel door controle over de hele testing- en tracingketen onder controle kan worden gebracht. De manuele contactopsporing is zeker effectief, maar is ook onderhevig aan een aantal beperkingen. Het vraagt veel tijd en middelen, steunt op het geheugen van de besmette personen en is niet geschikt om contacten met onbekenden op te sporen.
De app draagt op drie specifieke manieren bij tot de contacttracing. De app laat toe contacten op een anonieme, automatische en juiste wijze te waarschuwen. Coronalert laat toe om snel over een positief testresultaat te worden gewaarschuwd, wat een snellere contacttracing mogelijk maakt. Tot slot is Coronalert ook belangrijk in verband met de grensoverschrijdende overdracht van het virus. Coronalert is ingeschakeld in het Europees netwerk van tracing apps. Hierdoor kunnen gegevens met tracing apps in andere landen worden uitgewisseld.
De corona-app kan opnieuw erg belangrijk zijn op het moment waarop we meer versoepelingen krijgen en het aantal contacten opnieuw toeneemt. In dat licht bereiden we een campagne voor waarin we niet enkel het downloaden, maar ook het correct gebruik van de app willen aanmoedigen. De nieuwe campagne is momenteel in volle voorbereiding.
Sinds de lancering van Coronalert eind september 2020 zijn in totaal meer dan 540.000 testresultaten ontvangen, waarvan 51.000 positieve resultaten. In vergelijking met het totaal aantal uitgevoerde PCR-tests sinds de lancering van de app, wordt in iets minder dan 8 procent van de gevallen de testresultaten in Coronalert ontvangen. De anonimiteit van Coronalert maakt het moeilijk meer detailinformatie te hebben. Het kan, bijvoorbeeld, dat iemand door de app wordt gewaarschuwd voor een hoogrisicocontact, maar vervolgens het callcenter of de arts niet verwittigt. Bijkomend moet ik opmerken dat Coronalert en de callcenters complementair zijn en elkaar niet vervangen. Een persoon die op het openbaar vervoer een hoogrisicocontact heeft gehad bijvoorbeeld, kan niet door het callcenter worden gewaarschuwd omdat de indexpatiënt deze persoon niet kan identificeren. Als het scherm ten gevolge van een hoogrisicocontact rood is, moet de gebruiker contact opnemen met het callcenter en, indien hij symptomen heeft, zijn arts contacteren. De gebruiker krijgt van het callcenter activatiecodes en een quarantainecertificaat. Ten gevolge van de privacy en de anonimiteit van de app, is het onmogelijk te weten welk percentage van de gebruikers dat een rood scherm heeft ontvangen, effectief contact opneemt met het callcenter.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, u hebt verklaard dat we vanaf tien besmettingen per honderdduizend inwoners in een periode van veertien dagen naar een brononderzoek overschakelen. Dat lijkt me wel een erg laag cijfer, want dat betekent dat dit nog lang niet in zicht is. De voordelen van de ‘backwards contact tracing’, zoals ze dat in het Engels noemen, zijn nochtans heel duidelijk. Mijn vraag is dan ook of dat criterium niet breder kan worden gesteld, zodat we sneller met brononderzoek kunnen beginnen. Ik ben ervan overtuigd dat dit echt een meerwaarde voor de bestrijding van het virus kan betekenen.
Hoe loopt het lokaal contactopsporingsonderzoek nu? Er wordt met het centrale contactopsporingsonderzoek samengewerkt, maar ik heb me laten vertellen dat beide vaak tegelijkertijd actie ondernemen. Dat is nog niet helemaal van de baan.
Minister, 37 procent van de positief geteste mensen laat zich in de app registreren. Hoe verhoudt zich dat tot de percentages behaald door vergelijkbare applicaties in het buitenland? Hebt u daar zicht op? Als dat in andere landen 60 procent of 70 procent is, weten we dan wat we hiervan kunnen leren om in de richting van dat percentage te evolueren?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Uw toelichting toont aan dat de app Coronalert niet enkel een complementaire functie kan hebben. Ik heb de indruk dat dit veel te weinig geweten is. Mensen kunnen hier zelf mee aan de slag en kunnen op die manier stappen zetten om de pandemie in te dijken. Ze kunnen langs deze weg hun contacten waarschuwen of snel een positief testresultaat kennen, waarna ze natuurlijk hun andere contacten kunnen verwittigen. Zo kan de contacttracing haar werk doen, maar dat gebruik moet dan wel goed genoeg gekend zijn. Als mensen een rood scherm krijgen, moeten we hen ertoe kunnen aanzetten effectief contact met het call center op te nemen en de test te laten uitvoeren. We moeten hen ertoe aanzetten hun contacten te waarschuwen. Dat zijn zaken die momenteel nog veel te weinig gebeuren.
Er wordt een campagne opgezet. Mijn vraag is dat de campagne zich er niet enkel op zou richten dat meer mensen de app downloaden, maar dat ze vooral ook duidelijk maakt wat de doelstellingen van de app zijn en hoe mensen met die app aan de slag kunnen gaan.
Minister Beke heeft het woord.
Zoals ik daarstraks al heb verklaard, is er een verschil tussen bronnenonderzoek, clusteronderzoek en contactonderzoek. Ze zijn familie van elkaar en ze zijn op dezelfde elementen gebaseerd, maar we kunnen enkel naar bronnenonderzoek gaan als we met lage aantallen zitten. Anders moet het contactonderzoek zijn.
Mevrouw Schryvers, het digitale en het effectieve contactonderzoek zijn inderdaad complementaire elementen. Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen, wat betekent dat het downloaden niet genoeg is. We zien dat er nog een optimalisering nodig is. Het is de bedoeling de mensen verder aan te sporen om op dat ogenblik de volgende stap te zetten en ervoor te zorgen dat ook andere mensen worden gecontacteerd.
Ik ken de percentages in het buitenland niet. Ik weet dat we, in verhouding tot de ons omliggende landen en andere Europese lidstaten, een hoge downloadratio hebben. Dat is daar een element van.
We hebben het al vaak over de verschillende elementen van het lokaal beleid gehad. Het gros der lokale besturen werkt mee aan de versterking van de contactopsporing. Het gaat dan om het informeren, het sensibiliseren en het mobiliseren als mensen in isolatie of quarantaine moeten. Het gaat er niet enkel om de regels uit te leggen, wat de zachte handhaving wordt genoemd, het gaat er ook om dat we nagaan of er sociale noden zijn waarop een antwoord moet worden gegeven.
Wat de andere aspecten van de contactopsporing betreft, gaat het om een beperkter aantal steden en gemeenten. We hebben het daar al over gehad. Dat is een tweede vorm van versterking van de contactopsporing die lokale besturen op dit ogenblik doen.
De heer Parys heeft het woord.
Ik heb geen slotbeschouwing.
U ook niet, collega Schryvers?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Als jullie dat graag hebben, zal ik het ook niet doen, voorzitter.
Dank u wel.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.