Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de evaluatie en de hervorming van het groeipakket
Vraag om uitleg over de evaluatie van het groeipakket
Vraag om uitleg over de evaluatie van het groeipakket
Interpellatie over de door de minister uitgevoerde evaluatie van het groeipakket
Vraag om uitleg over de coronatoeslag op het groeipakket en de problematiek van niet-toekenning aan wezen geboren voor 1 januari 2019
Vraag om uitleg over de financiële gevolgen van de omkering van de rangen voor ouders van kinderen in nieuw samengestelde gezinnen naar aanleiding van de invoering van het groeipakket
Nota van de Vlaamse Regering Evaluatie Groeipakket
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze interpellatie, deze vragen om uitleg en deze nota van de Vlaamse Regering via videoconferentie behandeld.
– Katrien Schryvers en Ann De Martelaer worden als verslaggevers aangeduid.
Mevrouw Verhegge heeft het woord.
Voorzitter, dank u wel. Er is gevraagd dat wij een presentatie zouden geven over de evaluatie van het groeipakket. Mevrouw Reilhof zal dat grotendeels op zich nemen. Ik wil, ook in naam van de heer Van Loo, kort inleidend meegeven wat wij hebben gedaan.
De evaluatie is gebeurd anderhalf jaar na de invoering van het groeipakket, met data tot vorig jaar in de zomer, om na te gaan of de diverse doelstellingen inderdaad zijn bereikt. De beleidskeuzes van de hervorming uit de conceptnota over het groeipakket, de beleidskeuzes die decretaal zijn verankerd, hebben we onder de loep genomen en geëvalueerd. Op basis daarvan heeft Opgroeien, samen met het Agentschap Uitbetaling Groeipakket (VUTG), een aantal beleidsaanbevelingen geformuleerd, die in het rapport zijn opgenomen. Het is een heel lijvig rapport geworden. Het geeft een overzicht van een aantal signalen, een aantal zaken die we sinds de invoering van het groeipakket hebben opgemerkt, maar evengoed een aantal zaken die al werden aangepakt of opgelost. Over die punten waarbij er toch nog eventueel bijsturingen aangewezen zijn, schuiven we een aantal beleidsaanbevelingen naar voren. Dat is de opzet van het evaluatierapport. Mevrouw Reilhof zal de diverse beleidskeuzes en wat we daaromtrent hebben opgemerkt, meegeven.
Mevrouw Reilhof heeft het woord.
Wat de impact op de kinderarmoede betreft, merken we dat het groeipakket daadwerkelijk selectiever en meer herverdelend is. We zien dat aan de inkomensgerelateerde toeslagen, de school- en sociale toeslagen dus. Nu gaat 9,1 procent van het budget daarnaartoe, ten opzichte van 5,2 procent tijdens de regeling van de Algemene Kinderbijslagwet (AKBW). We merken dat ook aan de doelgroep, het aantal kinderen. Wat de sociale toeslag betreft, zien we een verdubbeling, naar 364.000 kinderen, en een stijging met ongeveer 70 miljoen euro. Wat de schooltoeslag betreft, zijn er meer dan 150.000 kinderen extra die die nu ontvangen, wat een totaal geeft van 485.000 kinderen. Er is ook een verdubbeling van het budget van de schooltoeslag in het schooljaar 2019-2020 ten opzichte van het schooljaar ervoor. We merken ook dat het grootste deel van dat extra budget naar kinderen in het secundair onderwijs gaat, namelijk 138 miljoen euro.
Er was eigenlijk niet voldaan aan de voorwaarden om hier een nieuwe armoedetoets op te doen. Er zijn immers nog geen nieuwe beleidskeuzes gemaakt. We gingen uit van de beleidskeuzes die zijn gemaakt in de conceptnota. Ook zijn er geen verbeteringen of zo – die nog betere cijfers zouden kunnen geven – gebeurd aan de empirische basis die we hebben gebruikt voor onze armoedetoets ten tijde van de conceptnota. We kunnen dus eigenlijk stellen dat de conclusies van de armoedetoets nog steeds geldig blijven: er is een daling van de armoede, zowel voor nieuwe als voor bestaande gezinnen, en ook op kindniveau. Daarom is er geen armoedetoets gebeurd.
Wat de organisatie van het groeipakket betreft, rond gegevensuitwisseling en informatieverspreiding, stellen we vanuit Opgroeien via een webservice de gegevens van de toelagen van het groeipakket ter beschikking van alle federale, regionale en gemeentelijke instellingen, uiteraard op voorwaarde dat er hiervoor een protocol of machtiging werd afgesloten.
We zetten ook stappen om de gegevensdeling verder te optimaliseren, zowel intern, binnen Opgroeien, als extern, onder andere naar lokale besturen. Vanuit Opgroeien zullen we het primaire netwerk benutten, om de mogelijkheden verder te ontsluiten. Vanuit het VUTG daarentegen zal worden onderzocht welke aanvullende dienstverlening mogelijk is, gericht op de gezinnen. Binnen de coronamaatregelen zijn er al tijdelijke maatregelen geweest, bijvoorbeeld rond ontsluitingen. Op vraag van gemeenten werden er brieven verstuurd aan gezinnen, zodat die wisten dat ze in aanmerking konden komen voor een tegemoetkoming bij hun gemeenten.
Vanuit Opgroeien en het VUTG stellen we voor om de oprichtingsdecreten aan te passen, zodat we de gegevensdeling op een structurele manier kunnen doen. Die aanpassing gebeurt complementair en afgestemd. Hierin zit vervat dat we een decretale wijziging doorvoeren om de kansarmoedecriteria te kunnen delen met OCMW’s.
Ik kom tot het uitbetalingslandschap. Voor het groeipakket is de automatische rechtentoekenning wat mij betreft het belangrijkste. Het is belangrijk dat dit op een zo juist en volledig mogelijke manier gebeurt, zodat de gezinnen, en zeker de meest kwetsbaren, hun rechten krijgen.
In vergelijking met de vroegere federale gezinsbijslagen zijn er in het groeipakket een aantal nieuwe toeslagen opgenomen, zoals de participatietoeslagen, maar ook de COVID-19- en de coronatoeslag vorig jaar. Die toeslagen worden bijkomend uitbetaald door de uitbetalers van het groeipakket, binnen dezelfde werkingsmiddelen.
Daarnaast bereiden we ook nog een evaluatie voor, met het oog op de meest efficiënte evolutie naar één uitbetalingsactor. De Vlaamse Regering zal daarbij in overleg treden met de huidige uitbetalingsactoren en onderzoeken hoe in dit proces een maximale samenwerking kan worden gestimuleerd.
Het groeipakket is een recht van het kind. Als het kind in Vlaanderen woont of hier toegelaten of gemachtigd is, ontvangt het een groeipakket. Op 30 juni zagen we dat 98,37 procent van het totaal aantal kinderen jonger dan 18 jaar effectief het groeipakket ontvangt. Dat komt neer op ongeveer 1,6 miljoen kinderen.
Wat vluchtelingen betreft, is sinds 4 juni het retroactief toekennen van de gezinsbijslagen stopgezet. Er wordt dus geen retroactief recht meer toegekend tijdens de procedure, enkel vanaf het moment dat ze effectief toegelaten en gemachtigd zijn. Zo worden alle asielzoekers tijdens hun asielprocedure op dezelfde manier behandeld.
Het groeipakket wordt uitbetaald aan begunstigden. Beide ouders zijn begunstigden, want ze zijn samen verantwoordelijk voor de opvoeding van de kinderen. Ze kiezen samen op welke rekening het groeipakket kan worden uitbetaald. In de meeste gevallen gebeurt dat ook en is dat geen probleem. Maar als er geen overeenstemming is tussen de begunstigden, dan kan de jongste de rekening opgeven. Dat is een genderneutrale regel. Dat kan de moeder zijn, als ze de jongste is. Het kan ook de vader zijn. Het is een objectieve regel, die algemeen geldend is. Het is vooral de bedoeling dat de continuïteit van de betalingen gegarandeerd kan blijven, zodat onenigheid tussen partners of ouders geen onderbreking in de uitbetaling kan veroorzaken.
Indien niet-begeleide minderjarige vreemdelingen jonger zijn dan 12 jaar, wordt er geen attest van immatriculatie afgeleverd. Er is geen bewijs van verblijfsrecht voor min 12-jarigen. Daarom stellen we een regelgevende wijziging voor, specifiek voor de niet-begeleide minderjarigen, waarbij ook tijdens de procedure een attest van de voogdijdienst of de voogd kan worden gelijkgesteld met dat attest van immatriculatie. Zo kan het recht op gezinsbijslagen en schooltoeslag worden geopend. Dit zou dan zowel voor min 12-jarigen als voor plus 12-jarigen zijn.
Wat de verdeelsleutel van de gezinsbijslagen betreft, ontvangt de begunstigde voor een kind dat geplaatst is ten laste van de overheid, een derde van de gezinsbijslagen. Tweede derde gaat naar de instelling. Deze regeling is van toepassing voor alle plaatsingen via de intersectorale toegangspoort maar niet voor kinderen die in een opvangcentrum van Fedasil verblijven. Daar stellen we voor om onze regelgeving uit te breiden naar een ruim concept, namelijk naar materiële ondersteuning, zodat ook niet-begeleide minderjarigen die verblijven in de opvangstructuur Fedasil, een derde ontvangen van het groeipakket en de ongelijkheid wordt weggewerkt.
Wat de 145 cogefinancierde plaatsen betreft – cofinanciering tussen jongerenwelzijn en Fedasil – is intussen beslist dat een derde daarop kan worden toegepast. Die plaatsen zijn immers omgezet in niet-rechtstreeks toegankelijke plaatsen en vallen dus sinds 1 maart 2020 onder die verdeelsleutel.
Eind juni 2020 waren er ongeveer 120.000 kinderen die het nieuwe basisbedrag van 166,46 euro hebben ontvangen. In drie kwart van de gevallen gaat het om een geboorte vanaf 1 januari 2019. In 16 procent van de gevallen gaat het om een verhuis naar Vlaanderen. Het gaat dan over kinderen die in december 2018 geen recht hadden op AKWB-bedragen en over de 4146 kinderen die halfwees zijn geworden sinds 1 januari 2019. Dit aantal zal logischerwijze geleidelijk toenemen.
Voor de periode 2021-2024 is er voor de kinderen met nieuwe bedragen jaarlijks 132 miljoen euro extra nodig. Voor de kinderen met oude basisbedragen neemt het bedrag af met 121 miljoen euro. Wat het basisbedrag betreft, zien we dus jaarlijks een stijging van 11 miljoen euro.
De leeftijdstoeslagen blijven de eerste jaren nagenoeg constant. Vanaf 2025 komt er een kentering in de uitgaven voor de gezinstoeslagen omdat vanaf dat moment de leeftijdstoeslagen beginnen af te nemen.
Kinderen die in een land verblijven waarmee een bilaterale overeenkomst is afgesloten zoals Turkije, Marokko en Tunesië waar lagere bedragen zijn afgesproken, ontvangen vaak een lager bedrag aan gezinsbijslagen of ontvangen enkel basisbedragen maar geen andere toeslagen.
Op basis van Europese verordeningen is het eveneens mogelijk dat de Vlaamse kinderbijslag wordt toegekend voor kinderen die in een andere lidstaat van de EU verblijven. We stellen voor om in 2021 een grondige analyse te maken met het oog op de aanpassing van de bedragen van de gezinsbijslagen aan de levensstandaard in een lidstaat van de EU. Momenteel wordt de piste bekeken om dat via een amendement van de verordening te laten gebeuren. Maar we zitten daar nog voor een stuk met een inbreukprocedure die loopt tegen Oostenrijk. We zullen afwachten of beslist wordt of dit al dan niet in strijd is met het Europese Unierecht.
Wat de wezentoeslag betreft, zijn er verworven rechten. Het gaat over kinderen van wie al een ouder is overleden voor 1 januari 2019. Eind juni waren 20.813 kinderen in dat geval waarvan 16.627 met een verhoogde wezentoeslag, namelijk 368 euro, en 4186 met een gewone wezentoeslag. De gewone wezentoeslag komt overeen met de gewone basisbedragen uit het oude systeem: de 95 euro-, 177 euro- en 259 eurorangbedragen.
Dus, dit wil zeggen dat er voor de gezinnen die een gewone wezentoeslag ontvangen, eigenlijk geen extra ondersteuning is vanuit gezinsbijslagen. Dus wanneer de overlevende ouder een nieuw gezin vormt – of mogelijk al een nieuw gezin had gevormd op het moment van het overlijden van de andere ouder – hebben de kinderen nooit recht gehad op extra ondersteuning.
Het grote verschil in bedragen tussen de gewone en de verhoogde wezentoeslag is ontstaan in de context van kostwinnersgezinnen. Het was voor een stuk een tegemoetkoming aan het verlies van inkomen. Daarbij werd dan uitgegaan dat de mama zonder inkomen was. Er moest dus echt een hoog bedrag per kind worden toegekend, zolang er geen nieuw gezin werd gevormd. Maar dit grote verschil in bedragen is ook wel een drempel om een nieuw gezin te vormen. Bij eenkindgezinnen is dat bijvoorbeeld het verschil tussen 95,8 of 368 euro, wat aanzienlijk is. We zien dat daar ongeveer een op de vier een nieuw gezin vormt, dus drie op de vier overlevende ouders doen dat niet. Bij grote gezinnen zien wat dat het iets meer is. Ongeveer een op de drie vormt een nieuw gezin. Daar kunnen de hoge basisbedragen van rang 3 wel voor een stuk een verklaring bieden. Voor rang 3 is 259 euro het basisbedrag, dus het verschil met 368 euro is minder, wat een verklaring kan zijn.
De nieuwe wezen, dus kinderen waar er een ouder is overleden vanaf 1 januari 2019: dat gaat over 4.185 kinderen. Die gaan allemaal over naar het systeem van het groeipakket. Deze keuze voor onmiddellijke invoering is gemotiveerd vanuit een combinatie van factoren: ze gaan over naar een sterk nieuw basisbedrag van 166 euro, de halfwezentoeslag komt daarbovenop en blijft ook behouden, en er is de versterkte sociale toeslag. De nieuwe bedragen voor de sociale toeslag liggen hoger dan de oude bedragen, dus ook daarmee worden de gezinnen gericht ondersteund. Het groeipakket speelt daarmee dus in op het wegvallen van het inkomen van de overleden ouder, doordat de halfwezentoeslag behouden blijft. In 86,74 procent van de gezinnen waar een ouder overleden is, gaat het over eerder kleine gezinnen – tot twee kinderen – en in 56 procent van de gevallen zelfs eenkindgezinnen.
Daarnaast wordt er ook rekening gehouden met de draagkracht van de gezinnen, doordat er een mogelijkheid is tot sociale toeslag. We zien dat 55,95 procent van de gezinnen effectief een sociale toeslag ontvangt. Maar er is dus ook 44 procent die geen sociale toeslag ontvangt. Vanaf het moment dat zich een wijziging voordoet in het gezin wordt de sociale toeslag automatisch berekend. De gezinnen moet daarvoor geen stappen ondernemen. Bij de grote gezinnen, waar er minstens drie kinderen zijn, zien we een stijging naar 80 procent van de gezinnen die recht hebben op een sociale toeslag. De verklaring hiervoor ligt vooral in het feit dat we voor de sociale toeslag twee inkomensdrempels hebben. Een van rond de 31.000 euro, en een voor grote gezinnen vanaf drie kinderen: als er kinderen zijn met nieuwe basisbedragen, dan kunnen zij ook recht hebben op een sociale toeslag voor middeninkomens, tussen 31.000 en 62.000 euro. Dat effect zien we hier dus: 80 procent van de grote gezinnen ontvangt een sociale toeslag, waarvan 30 procent middeninkomens, die 62 euro per kind ontvangen.
Een vergelijking maken tussen de bedragen van de verhoogde wezenbijslag, die dus afhankelijk is van voorwaarden, en de halfwezentoeslag die onvoorwaardelijk is, is moeilijk, en heeft op zich ook niet veel zin. Gezinnen verliezen niets, want men moet een vergelijking maken met het bedrag dat het gezin kreeg in de maand voor het overlijden van de ouder. We hebben wel vastgesteld dat in bepaalde specifieke situaties, in nieuwsamengestelde gezinnen met kinderen uit een vorige en een nieuwe relatie – waarbij bijvoorbeeld maar één kind overgaat van het oude naar het nieuwe bedrag, plus de halfwezentoeslag – dat het kan gebeuren dat het bedrag iets lager ligt in de maand na het overlijden dan voor het overlijden.
Daarom stellen we voor om een decretale bepaling te voorzien, zodat gezinnen die een lager bedrag aan gezinsbijslagen ontvangen na het overlijden van een ouder, in vergelijking met de maand voor het overlijden, gecompenseerd worden, en minstens het bedrag behouden dat ze al hadden.
Een andere piste voor wezentoeslag die we bekeken hebben, is of we het oude basisbedrag en de leeftijdstoeslag kunnen behouden met daarbovenop de nieuwe halfwezentoeslag en eventueel een sociale toeslag. Dat is op zich geen optie, want dan creëer je opnieuw andere ongewenste effecten, vooral afhankelijk van de gezinsgrootte en de leeftijd. Daar zagen we dat vooral een- en tweekindgezinnen dan minder ondersteuning zouden krijgen omdat ze net die lagere rang 1- en rang 2-bedragen vanuit de vroegere kinderbijslag ontvangen.
Als we kijken naar de verhoging van de halfwezentoeslag tot het niveau van de verhoogde wezentoeslag, stellen we vast dat die vergelijking zeer complex is: het gaat echt om twee verschillende systemen. Met het groeipakket is er onderscheid tussen volle en halve wezen, is er impact van de sociale toeslag, bij het oude bedrag maakt de leeftijd van de kinderen ook nog een verschil. Het is dus moeilijk om dat gewoon al te realiseren of te berekenen. En bovendien is het dan ook niet inkomensgerelateerd, dus wordt er minder rekening gehouden met de draagkracht van het gezin. En wat ga je dan doen met gezinnen met gewone wezentoeslag die wel al een nieuw gezin hebben gevormd, maar geen extra ondersteuning krijgen, of met eenoudergezinnen die mogelijk ook in eenzelfde precaire situatie zitten, en die ook wel de sociale toeslag kunnen krijgen, maar geen andere toeslag?
Het kan een keuze zijn om de verhoogde wezentoeslag toe te kennen aan kinderen geboren voor 2019 en bij de vorming van een nieuw gezin, de keuze te geven om over te gaan naar het nieuwe systeem. Deze keuze zou dan definitief moeten zijn. Dus als een ouder overlijdt, vertrek je van de verhoogde wezentoeslag; vanaf het moment dat er een nieuw gezin wordt gevormd, kan er overgegaan worden naar het nieuwe systeem – dus naar het nieuwe basisbedrag plus de halfwezentoeslag. Maar dan zou er niet over en weer gegaan moeten kunnen worden en deze mogelijkheid zou eigenlijk ook geboden moeten worden aan gezinnen die al een ouder hebben verloren voor 2019 en een nieuw gezin hebben gevormd.
Wat met andere gezinstypes die ook voordeel zouden kunnen hebben bij de keuze naar het nieuwe systeem? We hebben ook eenkindgezinnen, de jonge combinatiegezinnen, die op zich ook wel, als ze de keuze zouden hebben, de stap zouden willen kunnen maken naar het nieuwe basisbedrag. Dus dat zijn wel vragen en pistes die verkend zijn, maar waar het moeilijk is om eenduidig te zeggen dat dit of dat gemakkelijk kan gebeuren.
Ook kan het de keuze zijn om de sociale toeslag te verhogen en dus rekening te houden met de draagkracht van het gezin, maar dat zou dan ook wel voor alle kinderen moeten gebeuren, dus niet specifiek voor de halfwezen, zodat het ook binnen de logica van het groeipakket wordt opgenomen.
Wat de pleegzorgtoeslag betreft: in 2018 zagen we dat er 2.832 kinderen zo’n forfaitaire kinderbijslag – dat is de vroegere pleegzorgtoeslag – uitbetaald kregen, op voorwaarde dat er een duurzame band was tussen kind en ouder. Sinds de invoering van het groeipakket maken we voor de pleegzorgtoeslag onderscheid tussen perpectiefzoekende en –biedende plaatsing. We kijken op zich niet naar de duurzame band, maar de pleegzorgtoeslag wordt uitbetaald aan de begunstigde voor plaatsing als het een perspectiefzoekende plaatsing is, dus de kortdurende pleegplaatsing, en aan de pleegzorger als het gaat over een langdurige en perspectiefbiedende plaatsing.
Eind 2019 waren er in Vlaanderen een 6.200 pleegplaatsingen, waarvan 738 in perspectiefzoekende en 5.400 in perspectiefbiedende plaatsing. Hiervan hadden eind 2019 3.927 kinderen een pleegzorgtoeslag. Dit aantal is eind juni 2020 gestegen tot 4.722. Dit toont aan dat er meer ondersteuning voor pleegkinderen is vanuit het groeipakket.
Wat de zorgtoeslag voor kinderen met specifieke ondersteuningsbehoeften betreft, is er een bevoegdheidsoverdracht gebeurd vanuit de FOD Sociale Zekerheid naar Opgroeien. Er is een grote migratie gebeurd in verschillende fases van ruim 71.000 kinddossiers.
De bestaande procedure zoals die werd gehanteerd, is overgenomen met de lange doorlooptijd die daaraan gekoppeld is. Om de procedure in te korten, wordt er meer ingezet op digitalisering. In 2021 worden middelen vanuit het relanceplan ingezet om een nieuwe applicatie te bouwen voor de zorgtoeslag, wat moet leiden tot een doorgedreven digitalisering, die de communicatie met de ouders vlotter moet laten verlopen.
Ook is de verloning van de evaluerend artsen sinds 1 januari 2021 beter afgestemd op de effectieve tijdsinvestering per evaluatie. Op die manier hopen we meer evaluerend artsen te kunnen aantrekken en ervoor te zorgen dat die artsen meer evaluaties kunnen doen. We willen komen tot een efficiënte structuur met afstemming op praktijken op Vlaams niveau waarbij we de belangen van de kinderen en de gezinnen vooropstellen met oog voor de noden van de uitbetalers en de evaluerend artsen.
Het was de bedoeling dat multidisciplinaire teams (MDT’s) een inschaling zouden doen op basis van het driepijlersysteem voor kinderen voor wie een aanvraagdocument wordt ingevuld. Tot nu toe zijn die evaluaties nog niet gebeurd, ondanks veel geïnvesteerde tijd en energie om bepaalde redenen, zoals de beschikbare informatie die onvoldoende is bij de niet-rechtstreeks toegankelijke hulpvraag, of de beperkte beschikbaarheid van de MDT-arts. Er zijn lange wachtlijsten indicatiestelling en ook de bezoldiging is een struikelblok.
We stellen voor om te evolueren naar een gedeelde opdracht tussen MDT’s en zorgtoeslag en om een gegevensdeling uit te voeren. Concreet bezorgen de MDT’s, nadat ze het kind hebben beoordeeld, de informatie die ze hebben ontvangen en verzameld over dat kind aan het team zorgtoeslagevaluatie, zodat de evaluerend arts de evaluatie kan doen op stukken voor de zorgtoeslag. Dit zou een semiautomatisch traject kunnen worden, waardoor het kind geen tweemaal moet worden onderzocht, wat tegemoetkomt aan de gezinnen.
Voor het gezins- en inkomensbegrip dat wordt gehanteerd binnen het groeipakket, vertrekken we van het principe van de draagkracht van een gezin en houden we rekening met het inkomen van maximaal twee personen die op hetzelfde domicilie aanwezig zijn, in principe de ouders, partners of opvoeders van het kind, dus twee personen die samen een huishouden bestieren en hieraan financieel of op een andere manier bijdragen.
De inkomensvoorwaarden voor de sociale toeslag en schooltoeslag worden automatisch gecontroleerd op basis van het laatst gekende aanslagbiljet. Dat zijn de inkomens van twee jaar geleden. Dit is de automatische procedure die voor alle gezinnen in Vlaanderen wordt doorgevoerd. Uiteraard kan de huidige financiële toestand lager liggen voor een gezin, vandaar dat er een aantal alarmbellen zijn ingebouwd. De elektronische alarmbel voor sociale toeslag, als een van de ouders gerechtigd is op het leefloon, een inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) of inkomensgarantie voor ouderen (IGO), of de manuele alarmbel voor sociale en schooltoeslag, maar waar dat gezin zelf een laag inkomen moet aantonen voor een periode van zes maanden.
We bevelen aan om ervoor te zorgen dat de alarmbelprocedure zich zoveel mogelijk op automatische gegevensstromen baseert en dus ook zo automatisch mogelijk verloopt, zodat de gezinnen daarbij zo weinig mogelijk administratieve lasten hebben.
Ondanks het feit dat we hetzelfde gezins- en inkomensbegrip hanteren voor de sociale toeslag en de schooltoeslag, merken we toch wel een aantal verschillen. Voor de sociale toeslag wordt er, in geval van co-ouderschap, gekeken naar de inkomens van beide ouders apart of van hun nieuwe feitelijke gezin, dus de ouder plus eventueel de nieuwe partner. Bij de schooltoeslag gebeurt dat inkomensonderzoek enkel in het gezin waar het kind gedomicilieerd is. Als de ouders uit elkaar gegaan zijn, wordt er dus enkel gekeken naar het nieuwe feitelijke gezin, waar het kind gedomicilieerd is. De schooltoeslag zal dus in bepaalde gevallen uitbetaald worden aan een ander gezin dan het gezin waar het inkomensonderzoek is gevoerd.
Dit zijn situaties die naar boven zijn gekomen. Daarom onderzoeken we hoe we het begrip ‘gezin’ nauwer kunnen laten aansluiten bij de realiteit, met het oog op meer duidelijkheid en uniformiteit voor de gezinnen. Dat zal ook de uitvoering vereenvoudigen.
Ondertussen zijn we ook bezig met een verdere harmonisering van het inkomenstarief voor de kinderopvang. We willen dat afstemmen op het gezins- en inkomensbegrip van het groeipakket.
Voor de studietoelagen hoger onderwijs zitten we nog maar in een verkenningsfase. Dit schooljaar stromen de eerste leerlingen met een groeipakket door naar het hoger onderwijs. We zullen nagaan wat het traject van deze studenten is en zullen verder onderzoeken welke verschillen er zijn en welke leerlingen die nu hoger onderwijs volgen, nog recht hebben op een studietoelage. Een afstemming op dit vlak is niet mogelijk voor volgend schooljaar, daarvoor moet nog een langer traject gelopen worden.
Wat de sociale toeslag betreft, zien we dat ongeveer 364.000 kinderen deze toeslag effectief ontvangen. Hiervan groeien 356.000 kinderen op in een gezin met een laag inkomen, dus een inkomen lager dan 31.000 euro, en 7634 kinderen in een gezin met een middeninkomen. Het lage aantal kinderen uit een gezin met een middeninkomen is te verklaren doordat we werken met een gefaseerde opstart. De sociale toeslag voor grote gezinnen geldt voor gezinnen met een inkomen tussen de 30.000 en 60.000 met minstens 3 kinderen, waarvan minstens 1 kind het nieuwe basisbedrag ontvangt. Als er een kind bij komt, bijvoorbeeld door een geboorte, dan kan men mogelijk recht krijgen op deze sociale toeslag.
Voor gezinnen met een laag inkomen verwachten we komende jaren dat het aantal kinderen relatief stabiel blijft, maar dat er wel jaarlijks een uitstroom zal zijn van kinderen met oude bedragen van sociale toeslag, terwijl het aantal kinderen met nieuwe bedragen jaar na jaar zal toenemen. De nieuwe bedragen liggen een stuk hoger dan de oude bedragen. Doordat de nieuwe bedragen hoger zijn, betekent dit op jaarbasis een toename van het budget toegekende sociale toeslagen voor lage inkomens met ongeveer 3,5 miljoen euro per jaar.
Het aantal grote gezinnen met middeninkomens dat een sociale toeslag ontvangt, zal stelselmatig toenemen, gezien deze groep toeneemt in verhouding met het aantal nieuwe geboortes. De eerste jaren zal dit voor een toename van de sociale toeslagen zorgen met ongeveer 9,5 miljoen euro per jaar. Op volledige kruissnelheid zal de sociale toeslag voor middeninkomens 145 miljoen euro kosten, met een bereik van ongeveer 190.000 kinderen.
Samengevat betekent dit dat er de komende jaren een constante toename is van het budget sociale toeslag met ongeveer 13 miljoen euro per jaar. Aangezien de sociale toeslag nog niet op kruissnelheid is, bevelen we momenteel aan om geen wijzigingen door te voeren.
Wat de schooltoeslag betreft, er is dus een integratie gebeurd in het groeipakket sinds het schooljaar 2019-2020. Er is een overheveling geweest vanuit Onderwijs naar het groeipakket. Daarbij werden een aantal wijzigingen doorgevoerd.
Er is de automatische rechtentoekenning van de schooltoeslag op basis van gegevens uit verschillende authentieke bronnen. In het schooljaar 2019-2020 werd de schooltoeslag gemiddeld uitbetaald na 42 dagen. Dit schooljaar is dit binnen 25 dagen na de start van het schooljaar uitbetaald. Eind november 2020 had ongeveer 98 procent van het geraamd aantal kinderen effectief de schooltoeslag ontvangen.
Wat het inkomensbegrip betreft, zijn we overgestapt van het netto belastbaar inkomen naar het bruto belastbaar inkomen. Dat is afgestemd op het inkomensbegrip in het groeipakket voor de sociale toeslag. De inkomensgrenzen zijn voor alle leefeenheden of gezinnen gebruteerd met de beroepskosten van tweeverdieners. Dat de beroepskosten van tweeverdieners zijn gebruteerd, heeft een positief effect op de eenoudergezinnen.
De laagste inkomensgrenzen zijn procentueel het sterkst verhoogd. Er is voorzien in een marge en de toeslagbedragen zijn verhoogd, vooral voor het secundair onderwijs. We zien dat iets meer dan de helft van de leerlingen met een schooltoeslag in een gezin met een inkomen van hoogstens 30.000 euro woont. Ongeveer 66,4 procent van de middelen voor de schooltoeslag gaat naar deze groep. De kinderen in een gezin met een inkomen lager dan 30.000 euro krijgen gemiddeld 200 euro per jaar meer. We zien dat 86,3 procent van de kinderen onder de inkomensgrens van 45.000 euro vallen. Dat komt neer op ongeveer 419.000 kinderen met een schooltoeslag die in een gezin met een inkomen lager dan 45.000 euro wonen.
De toename van de toeslagbedragen is vooral in het secundair onderwijs significant. De leerlingen ontvangen gemiddeld 263 euro meer dan in het vorig schooljaar. Er is een sterkere tegemoetkoming met de schooltoeslag naargelang de leeftijd. Er zijn een aantal analyses uitgevoerd. We zien dat effectief een veel groter aantal kinderen daar recht op heeft dan we hadden verwacht. Uit de analyses blijkt dat de toepassing van de schooltoeslag correct is verlopen. De harmonisering van het inkomensbegrip en de non-take-up hebben een groter effect dan verwacht.
De grotere meerkost is vooral aan externe kostendrijvers te wijten, namelijk het aantal leerlingen en het effect van de hogere toeslagbedragen. Om die reden stellen we voor nu geen wijziging van de schooltoeslag door te voeren en dit na het schooljaar 2020-2021 grondig te evalueren.
De uitbetaling van de schooltoeslag gebeurt zo snel mogelijk na de start van het schooljaar, maar het bedrag wordt effectief op 30 juni van elk jaar vastgeklikt. Op dat pedagogisch ijkmoment wordt gecheckt of het kind nog is ingeschreven en in welke richting het is ingeschreven. Dat betekent dat een gedeelte wordt teruggevorderd indien een kind tijdens het schooljaar van richting verandert en op 30 juni van dat jaar in een richting met een lager schooltoeslagbedrag zit. We stellen voor dat de leerlingen die effectief van richting zijn veranderd het hoogste bedrag van de verschillende richtingen behouden. De kosten zijn al voor het begin van het schooljaar gemaakt. We stellen voor niet meer terug te vorderen.
Er zijn ook twee nieuwe toeslagen, namelijk de kinderopvangtoeslag en de kleutertoeslag. Ongeveer 23.000 of 24.000 kinderen hebben in 2020 effectief de kinderopvangtoeslag ontvangen. Dat was een uitgave van ongeveer 11 miljoen euro. Ongeveer 65.000 driejarigen en ongeveer 67.000 vierjarigen hebben de kleutertoeslag ontvangen. Dat was goed voor een totaalbedrag van 18,2 miljoen euro. Met betrekking tot beide toeslagen merken we wel dat anderhalf jaar eigenlijk te kort is om een echt effect op de participatie te kunnen waarnemen. We stellen momenteel dan ook geen wijzigingen voor.
De doelstelling van de overgangsmaatregelen is enerzijds binnen de beschikbare budgettaire middelen te blijven en anderzijds de verworven rechten van de gezinnen te garanderen. Gezinnen waarbinnen zich geen wijzigingen voordoen, mochten door de transitie niet minder gezinsbijslagen krijgen in januari 2019 ten opzichte van december 2018. Dat waren twee belangrijke uitgangspunten. Dat betekende ook dat de gezinnen wel een basisbedrag en leeftijdstoeslagen behielden. Er werd een onderscheid gemaakt op basis van hun geboortedatum, maar voor alle kinderen en gezinnen werd de toegang tot sociale toeslag verruimd door toekenning op basis van het gezinsinkomen, los van socioprofessionele statuten.
Alle kinderen en gezinnen kunnen in aanmerking komen voor de sociale toeslag voor middeninkomens wanneer zij aangroeien tot drie of meer kinderen, waarbij minstens één kind recht heeft op het nieuwe basisbedrag.
Er is ook de mogelijkheid om een kinderopvangtoeslag en een kleutertoeslag te ontvangen, indien er wordt voldaan aan de voorwaarden. Ook de versterkte schooltoeslagen, met ruimere inkomensgrenzen en hogere toeslagbedragen, zijn meteen voor alle gezinnen beschikbaar.
De keuze voor die overgangsmaatregelen leidde, gezien de diversiteit aan gezinsvormen, tot reacties bij sommige gezinnen. Het is logisch dat een gezin berekent wat het verschil is, ook al is het hypothetisch, aan financiële ondersteuning vanuit zijn eigen specifieke situatie.
We hebben dat gezien in een aantal verzoekschriften in het parlement en in een aantal zaken voor het Grondwettelijk Hof. Daarbij viel op dat verschillende aanpassingen werden voorgesteld, afgestemd op de situatie van de gezinnen zelf.
Het Grondwettelijk Hof heeft beslist dat het niet discriminerend is dat die nieuwe regeling van de gezinsbijslagen alleen van toepassing is op kinderen die zijn geboren vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe gezinsbijslagsysteem. Ook stelde het dat het Vlaamse decreet geen aanzienlijke en onverantwoorde achteruitgang inhoudt van het niveau van bescherming van het recht op gezinsbijslag. Dat geldt ook voor gezinnen die onder het oude en het nieuwe systeem vallen, de zogenaamde combinatiegezinnen.
We hebben gemerkt dat, mocht je die overgangsmaatregelen wijzigen, je tot ongewenste effecten komt voor bepaalde gezinstypes, ofwel dat er grote budgettaire meerkosten zijn. Om die reden stellen we geen wijzigingen voor.
Tot slot hebben we veel signalen ontvangen rond de nieuw samengestelde gezinnen en de omkering van de rangen. Die omkering zorgt ervoor dat, net zoals onder de AKBW, de hoogste rangbedragen als eerste uitstromen wanneer een kind niet langer recht heeft op kinderbijslag.
Het omkeren van de rangen heeft eenmalige effecten op bepaalde gezinsdossiers, maar er wordt altijd gegarandeerd dat het gezin op gezinsniveau hetzelfde bedrag ontvangt als voorheen. De omkering van de rangen zorgt er dus niet voor dat de financiële tegemoetkoming plots lager ligt.
Bij nieuw samengestelde gezinnen kon het ertoe leiden dat concrete afspraken met betrekking tot de kinderbijslag onder ex-partners in sommige gevallen moesten worden herzien, gezien de gewijzigde financiële situaties. Het is echter niet mogelijk om in het decreet een regeling op te nemen die voor ieder individueel gezin past, net omdat er vonnissen kunnen zijn, en daarvoor kunnen we geen decretale regeling treffen.
Het doorvoeren van wijzigingen is niet wenselijk, want dan zou de manier van werken die onder de AKBW werd toegepast niet meer worden gerespecteerd. Dat zou ook discriminerend zijn voor andere gezinnen en kinderen, waar de toepassing van die rangen en die omkering wel correct is gebeurd.
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb hier niet onmiddellijk iets aan toe te voegen. Mijnheer Van Loo, ik zal straks antwoorden op de vragen die daarover werden gesteld.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Goedemiddag, collega’s, minister. Dank u wel aan de mensen van het agentschap Opgroeien voor deze voorstelling. Eigenlijk schrok ik wel een beetje toen we dit rapport ineens begin maart via e-mail ontvingen. Vorig jaar hebben we immers regelmatig naar dit rapport gevraagd. Ik begrijp dat dit pas na anderhalf jaar ervaring kon worden opgemaakt, maar ik kan me toch herinneren dat wij ook in het najaar intensief besprekingen hadden rond de zorgtoeslag en dat er toen altijd verwezen werd naar het rapport en dat het er niet kwam.
Minister, hoe komt het nu dat u niet bij het begin van het parlementaire jaar, september-oktober vorig jaar, gestart bent met het geven van dit rapport? Dan hadden we al een stuk verder kunnen werken op de conclusies die hier gegeven werden. Maar soit.
We hebben ook met de commissie kunnen bedingen dat we nog een hoorzitting kunnen hebben op basis van dit rapport, omdat er eigenlijk in de praktijk heel wat problemen gemeld worden: vanuit de armoedeorganisaties, rond de sociale toeslag, maar ook vanuit de ouders en gezinnen met kinderen met een beperking. Rond de zorgtoeslag zijn nog heel wat praktische problemen. Ik hoor ook heel veel signalen vanuit de pleegzorgsector en ook vanuit de sociale diensten van de jeugdrechtbank. Er zijn op het terrein toch heel wat praktische problemen, soms ook rond begrippen, die op termijn ook opgelost zouden moeten worden.
In uw powerpoint geeft u ook een aantal nieuwe elementen. Ik ga die zeker grondig bestuderen tegen de volgende vergadering en tegen de hoorzittingen. Vandaag zal ik alleen maar ingaan op de problematiek die ik ook in mijn vraagstelling had geformuleerd, waarbij ik me ook voor een stukje heb kunnen baseren op de tien pagina’s die in dit rapport zijn opgenomen, specifiek rond de wezenbijslag. Ik had deze vraag opnieuw gesteld omdat ik half februari op de radio, in Touché, de getuigenis van Hannelore Bedert had gehoord over haar situatie als alleenstaande moeder, als weduwe, met twee kinderen geboren voor 1 januari 2019. Die getuigenis had me heel erg getroffen. Daarom heb ik opnieuw die vraag gesteld. Als ik dan jullie evaluatierapport lees, zie ik dat jullie stellen dat het kind steeds centraal moet staan in het groeipakket en dat de verouderde visie van de arbeidssituatie van de ouders verlaten moet worden. Daar kan ik een stukje in meegaan. Maar de bedenking die ik me maak is dat we nu de burgerlijke staat van de ouders centraal gaan stellen: of ouders al dan niet samenwonen, alleenstaand zijn of hertrouwen, is op dit moment het uitgangspunt. Dan vraag ik me toch af of in zo’n denkwijze het kind wel centraal blijft staan.
Een tweede bedenking: jullie stellen dat in het nieuwe systeem van het groeipakket ouders die alleen vallen, aanspraak kunnen maken op de sociale toeslag. Ik ben dat gaan nakijken. De ouders die nu een sociale toeslag krijgen, hebben sowieso minder dan wat vroeger in het oude kinderbijslagsysteem werd uitbetaald. Dan vraag ik mij af waarom je die vergelijking maakt, want voor alle ouders die nu in dat groeipakket zijn meegenomen, gaat de sociale toeslag erop achteruit.
Een derde en laatste bedenking: In uw rapport – ik heb trouwens een nieuw begrip leren kennen: de ‘alleenstaandenvallen’ – stelt u heel sterk dat alleenstaanden, weduwen en weduwnaars, die ‘herpartneren’, in een voordelige situatie komen. Dat kan ik een stuk snappen. Maar ik heb de voorbije maanden al heel veel weduwen en weduwnaars ontmoet en leren kennen. Ik merk wel dat deze mensen enkel proberen te overleven, dat ze heel veel verdriet hebben. Ze proberen zich te heroriënteren, proberen om weer het werk op te nemen in combinatie met de zorg voor het gezin, en ze denken er eigenlijk niet aan om een nieuwe partner te zoeken.
En u stelt nu eigenlijk dat de oplossing en het voordeel van het nieuwe groeipakket is om een nieuwe partner te zoeken. In tabel 15 stelt u zelfs dat alleenstaanden met drie kinderen vlugger ‘herpartneren’ dan alleenstaanden met een kind. Dat is een verhouding van een op de drie ten opzichte van een op de vier. Ik vind dat een totaal foute conclusie. Het is ook een gemis aan respect voor de alleenstaande ouders dat die oplossing naar voren wordt geschoven in dit nieuwe systeem. Minister, als u die bewering wilt volhouden, dan zou ik graag informatie krijgen over hoeveel weduwen en weduwnaars in 2019 en 2020 ondertussen ‘herpartnerd’ zijn. Ik denk dat dat 0,0 zal zijn. Dat is dus eigenlijk geen oplossing.
Ik begrijp de weduwen en de weduwnaars in dit systeem. Al die mensen zaten in een systeem dat er voor kinderen die geboren waren voor 1 januari 2019 niets zou veranderen. Ik begrijp heel goed dat ze vinden dat dit niet klopt. Minister, probeer dit toch te herbekijken en na te gaan of we die mensen toch niet in een overgangssituatie kunnen zetten. U hebt in uw rapport al gezegd dat er inderdaad een aantal pistes zijn om dit misschien op te lossen. Ik nodig u dan ook uit om op korte termijn toch een oplossing te zoeken voor deze groep van kinderen. Het gaat om vierduizend en een beetje.
De heer De Reuse heeft het woord.
Ik dank de minister en de mensen van het agentschap die een toelichting hebben gegeven over de evaluatie die in het regeerakkoord werd aangekondigd. De belangrijkste conclusies werden op donderdag 4 maart in de krant weergegeven. Het is natuurlijk een beetje jammer dat dat eerst in de krant stond voordat wij als commissieleden die evaluatie konden inkijken.
De administratie bekijkt welke bijsturingen er nodig waren. Volgens de minister zou de Vlaamse Regering na de evaluatie alleen kleine bijsturingen doorvoeren, onder meer in de wezentoeslag.
Minister, u omschrijft het pakket als een keuze voor eenheid en rechtvaardigheid. Toen de evaluatie uitkwam, stond er in de krant iets over de Vlaamse brede heroverweging die minister Diependaele lanceerde. Daarin zegt hij: 10 miljoen euro om Vlaamse besparingen te zoeken, ook kinderbijslag en studiebeurzen in het vizier. Daar heb ik enkele vragen over.
Minister, de bijsturingen zijn al toegelicht, de gevolgen voor de begunstigden zijn daarnet ook uitvoerig toegelicht. Maar binnen welke timing wilt u deze aanpassingen doorvoeren? Wat zullen de budgettaire gevolgen van die aanpassing zijn? Kunnen de Vlaamse brede heroverweging en de in die context eventueel doorgevoerde besparingen nog een invloed hebben op de sociale toeslagen van het groeipakket zoals u suggereert? Of kunt u dat al uitsluiten? Indien die door besparingen gemotiveerde aanpassingen toch mogelijk zijn, dreigen die deze evaluatie dan niet achterhaald te maken? Welke andere initiatieven neemt u nog in dit verband?
Voorzitter, stel ik mijn drie vragen ineens?
Ja.
In orde, dank u.
Aansluitend heb ik een tweede vraag over de coronatoeslag op het groeipakket en de problematiek van de niet-toekenning aan wezen geboren voor 1 januari 2019. De coronacrisis treft heel veel gezinnen die het financieel moeilijk hebben. Daarom werd vorig jaar een extra coronatoeslag van 35 euro per kind toegekend aan gezinnen met een beperkt inkomen. Maar de crisis is nog lang niet voorbij. Tot op heden is nog niet bekendgemaakt of er ook dit jaar een extra broodnodige ondersteuning komt voor de gezinnen die het moeilijk hebben in de vorm van een extra toeslag. Om de noodzaak hiertoe te staven verwijs ik graag naar de argumentatie die u zelf gaf bij de vorige regeling.
Daarnaast merken we ook op dat kinderen geboren voor 1 januari 2019 die een verhoogde wezentoeslag krijgen, geen recht hadden op die coronatoeslag. Het nieuwe systeem van het groeipakket beschouwt die wezentoeslag als een sociale toeslag, wat ook een van de voorwaarden is om recht te hebben op de coronatoeslag. In het oude systeem van kinderbijslag dat werd overgenomen in het groeipakket voor kinderen geboren voor 1 januari 2019 en waarbij geen toestandswijzigingen zijn gebeurd, spreekt men niet over een sociale toeslag, maar over een verhoogde kinderbijslag voor wezen.
Is het verhoogde kindergeld voor wezen dan geen vorm van sociale toeslag? Ik neem een concreet voorbeeld van iemand die ons contacteerde: een moeder is weduwe sinds 2013 en heeft twee kinderen van respectievelijk 14 en 11 jaar en een jaarinkomen van 18.500 euro. Die kinderen ontvingen geen coronatoeslag. Dat is een belangrijke vorm van ongelijkheid. Nergens op de webstek – ik heb dat nagekeken op www.vlaanderen.be en www.groeipakket.be – wordt er melding gemaakt van deze specifieke beperking. Men spreekt er enkel over de inkomensgrenzen.
Minister, bent u ook dit jaar bereid een coronatoeslag toe te staan onder dezelfde voorwaarden als de vorige keer inzake inkomen? Zo niet, waarom niet? Zo ja, wanneer zult u de nodige stappen daartoe ondernemen? Bent u op de hoogte van de ongelijkheid van de coronatoeslag voor wezen geboren voor 2019 waar geen situatieveranderingen gebeurden na 2019? Is het verhoogde kindergeld voor wezen geboren voor 2019 dan geen vorm van sociale toeslag die recht zou geven op een coronatoeslag? Bent u nog bereid het nodige te doen om die ongelijkheid weg te werken, en zo ja, tegen wanneer? Indien u dit niet doet, wat is uw motivatie daarvoor?
Mijn derde vraag gaat over de financiële gevolgen van de omkering van de rangen voor de ouders van kinderen en nieuw samengestelde gezinnen naar aanleiding van de invoering van het Groeipakket. Op het einde van de toelichting werd daarnaar verwezen. Natuurlijk zijn er heel wat mensen in dit geval die gedupeerd zijn door de omkering van rangen naar aanleiding van de invoering van het Groeipakket. Op gezinsniveau blijft weliswaar het totale bedrag aan kinderbijslag uitbetaald. Hetzelfde geldt voor kinderen geboren op 31 december 2018, maar het laagste bedrag werd gekoppeld aan het jongste kind, het tweede laagste bedrag aan het tweede jongste kind en het hoogste bedrag aan het derde jongste en oudere kinderen.
Die nieuwe regeling veroorzaakt echter forse problemen voor nieuw samengestelde gezinnen. Ik werd gecontacteerd door een ouder die een gemeenschappelijk kind heeft met zijn ex-partner, die op haar beurt ook al twee kinderen had uit een eerdere relatie. Door de nieuwe regeling wordt aan het jongste kind fors minder kindergeld toegekend, wat vanzelfsprekend zware gevolgen heeft voor de financiële verhouding tussen de ouders van het kind, met name dat de vader hierdoor een fors hoger bedrag aan onderhoudsgeld moet betalen.
Minister, ik heb u daar al schriftelijk over bevraagd. U zegt dan dat de omkering van de rangen een eenmalig feit is, waar de ouders zich op kunnen instellen, hopelijk zoveel mogelijk in der minne. Als ouders daar niet in slagen, dan staat het hen vrij om andere juridische wegen in te slaan. Dat is overigens ook het geval voor deze ouders wanneer ze het niet eens kunnen raken over andere inkomenswijzigingen en de gevolgen daarvan op de ouderschapsregeling.
U zegt zelf dat u begrijpt dat ouders hun ongenoegen uiten over het feit dat ze nu wel plots nieuwe afspraken moeten maken met elkaar. U hoopt dat ex-partners in het belang van hun kinderen hierover kunnen communiceren en tot overeenstemming komen. Uiteraard weet u dat het dan niet gaat over de belangen van de kinderen, maar natuurlijk over de financiële belangen van een van de beide partijen.
Minister, bent u zich bewust van die financiële impact? Ja, want dat hebt u zelf gezegd. Overweegt u alsnog de gevolgen van de omkering van de rangen op die gezinnen te onderzoeken? Desgevallend kunnen er initiatieven worden genomen om tegemoet te komen aan de problemen die deze omkering van rangen in deze situatie met zich meebrengen en die er ook voor zorgen dat de benadeelde zich niet direct tot de rechter moet wenden om zijn oude recht in stand te kunnen houden.
Afsluitend wil ik mijn verwondering uitspreken over het feit dat de evaluatie van het groeipakket zoals dat voorligt, een veeleer eenzijdig verhaal is. Ik durf dan ook te veronderstellen – ik hoop dat dit het opzet was dat de minister en het agentschap voor ogen hadden – dat het hier gaat over een aanzet van evaluatie. Zo werd het hier ook al sinds meer dan een jaar gevraagd door de commissie en beloofd door de minister.
Met onder andere dit document en straks met de insteek en de documenten van de spelers in het veld zoals de Gezinsbond en Ouders die opnieuw starten (ODOS), die we zullen horen in de commissie, moeten we tot een gedragen evaluatie komen waarmee we de tekortkomingen in het groeipakket die er nu zijn, kunnen aanpakken, en niet alleen wat technische zaken.
Dat er pluspunten zijn aan het nieuwe groeipakket, dat staat buiten kijf en dat wordt ook door iedereen erkend, maar de verbeteringen die nog nodig zijn, moeten we toch aanpakken.
Uw voorganger, minister Vandeurzen, garandeerde dat er niets zou veranderen voor kinderen geboren voor 1 januari 2019. Toch blijkt bij de invoering van het groeipakket dat heel wat weeskinderen en halve weeskinderen minder bijslag krijgen. Er zijn nog verschillende onrechtvaardigheden in het nieuwe systeem ten opzichte van het oude systeem. Er is een verschil inzake de uitkering voor wezen, maar ook inzake het vormen van een nieuw gezin met wezen. In het oude systeem verliezen de wezen het recht op wezengeld. In het nieuwe systeem daarentegen mag de overlevende ouder wel een nieuw gezin vormen zonder het recht op wezengeld te verliezen.
Ook krijgen gezinnen met kinderen zowel geboren voor 2019 als na 2019 vanuit het groeipakket een mix van oude en nieuwe bijdragen, wat bij heel wat mensen onduidelijkheid creëert. Een uniform systeem zou al die onduidelijkheden kunnen wegwerken. Mijn vraag is dan ook waarom Vlaanderen geen overgangsregeling invoert, zoals in Brussel, waarbij gezinnen automatisch terechtkomen in de voor hen meest voordelige regeling – de nieuwe of de oude.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, eerst en vooral aan de vertegenwoordigers van het agentschap, voor de toelichting.
Collega’s, ik wil beginnen met even terug te gaan in de tijd. Met de zesde staatshervorming werd de hele bevoegdheid inzake de gezinsbijslagen overgeheveld naar Vlaanderen. Tijdens de vorige legislatuur werd er, op een volgens mij nooit eerder geziene manier, werk gemaakt van de integratie van zowel de kinderbijslag als de participatietoeslagen voor kinderopvang, voor deelname aan het onderwijs, schooltoeslagen, sociale toeslagen, zorgtoeslagen… Dat werd één groot geïntegreerd systeem. Ik denk dat dat een van de grootste transities is geweest die Vlaanderen ingevolge de verschillende staatshervormingen op touw heeft gezet. Dat had vanzelfsprekend heel duidelijke doelstellingen. Die doelstellingen waren tweeërlei: ten eerste willen we elk gezin ondersteunen in de kosten voor onderhoud en opvoeding van een kind en ten tweede willen we via dit systeem ook mee een buffer opwerpen tegen armoede en armoederisico’s. Ik zeg ‘mee een buffer opwerpen’, want dat zijn natuurlijk verantwoordelijkheden die verschillende beleidsdomeinen op zich moeten nemen. Dat is volgens mij heel duidelijk.
De transitie is gemaakt en de lat lag enorm hoog. De collega’s die er de vorige legislatuur ook bij waren, weten dat we vaak gezegd hebben dat dit iets was om je hart bij vast te houden. Als je op een bepaald moment die omslag maakt, dan moet je er namelijk ook wel voor zorgen dat er een maand later, en wel op een van de eerste dagen van de maand en telkens op een vast moment, voor al die gezinnen en al die kinderen die recht hebben op dat groeipakket, middelen op hun rekening gestort worden en dat daar geen fouten in gebeuren. Ik denk, in het algemeen, te mogen stellen dat die transitie goed gelukt is. Ik zeg dat niet om pluimen op iemands hoed te steken. Maar ik vind wel dat heel die transitie vaak wordt onderschat en dat Vlaanderen op dat vlak wel een pilootfunctie vervult, niet alleen in België voor andere regio’s maar nu ook voor het buitenland. Men komt kijken naar hoe Vlaanderen dat doet. Dat betekent niet dat alles in dat groeipakket in een keer allemaal goed zit en dat er geen bijsturingen moeten gebeuren, bijvoorbeeld technische bijsturingen van zaken die men nu pas heeft vastgesteld. Dat betekent niet dat we niet kunnen discussiëren over inhoudelijke bijsturingen. Vanzelfsprekend gebeurt dat wel. Maar globaal genomen denk ik dat dat groeipakket er wel staat en dat de resultaten daarvan ook gezien mogen worden.
Collega De Reuse, ik zeg dat niet snel, maar het siert u wel dat u er op het einde even naar verwezen hebt. In de discussies die vaak gevoerd worden in deze commissie en in de elementen die de collega’s vandaag al hebben aangebracht, wordt er alleen maar gefocust op bepaalde onderdelen. Ik begrijp dat. Ik heb niet te zeggen wat de oppositie moet zeggen, want anders krijg ik dat straks weer naar mijn hoofd. Dat is vanzelfsprekend niet zo. Het is ook de taak van de oppositie om bepaalde mogelijke pijnpunten aan te duiden.
We mogen echter ook stellen dat er heel wat positieve zaken in staan. In globo gaat het om een groeipakket van niet minder dan 3,9 miljard euro. Dat is een derde van alle middelen voor het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Er worden veel meer gezinnen bereikt dan voorheen. Ik zal niet al die cijfers herhalen, maar ik wil toch even op een paar zaken wijzen. Het aantal kinderen dat recht op een sociale toeslag heeft, is verdubbeld, van 175.000 kinderen tot 364.000 kinderen. Het aantal kinderen dat een schooltoeslag ontvangt, is met bijna de helft gestegen. Dat zijn nu 150.000 kinderen meer. Die cijfers tonen aan dat dit effectief een impact op de gezinnen heeft. Het maakt voor veel gezinnen een verschil. Dat is een gevolg van de methodologie die is gebruikt en van heel wat vernieuwende zaken in het groeipakket.
Zo leidt de automatische rechtentoekenning mee tot deze resultaten. We horen in deze commissie vaak dat de meest kwetsbaren vaak geen gebruik van hun recht maken omdat ze niet op de hoogte zijn of omdat ze niet de juiste paperassen hebben. De automatische rechtentoekenning wordt hier vaak naar voren geschoven. In het groeipakket gebeurt dat en we kunnen nog verdere stappen zetten. Dat kan ook in andere beleidsdomeinen worden gebruikt, want het spreekt voor zich dat alles nog niet aan de automatische rechtentoekenning vasthangt. Het antwoord op de vraag of de eerste belangrijke stappen al zijn gezet, is bevestigend.
Er is ook de loskoppeling van het statuut van de ouders. Heel vaak was het een hinderpaal dat de toeslag afhankelijk was van het statuut van de ouder, maar dat is nu gelukkig losgekoppeld en aan het inkomen vastgehangen. Er wordt gebruik gemaakt van een geharmoniseerd inkomensbegrip. We hebben tijdens de toelichting gehoord dat dit inkomensbegrip nog niet overal wordt toegepast en dat er zeker nog stappen vooruit kunnen worden gezet.
De omslag in verband met het groeipakket dateert van 1 januari 2019. Elk gezin is echter anders. Er zijn veel soorten gezinnen met verschillende samenstellingen, met kinderen van verschillende leeftijden en met kinderen die al dan niet verder studeren. Er zijn nieuw samengestelde gezinnen en er zijn verschillende zorgnoden van verschillende kinderen in gezinnen. Er zijn onvoorstelbaar veel verschillende gevallen. Dat betekent dat een toepassing op het terrein met betrekking tot de impact ook een enorm gamma vertoont. Dat is iets wat we onder ogen moeten zien als we iets aanpassen. We moeten die analyse maken en we moeten simuleren wat de gevolgen voor al die verschillende gezinnen zouden zijn. Het gaat niet om een gezin met een kind en een gezin met twee kinderen. Er zijn vanzelfsprekend veel verschillende gevallen.
De vooropgestelde evaluatie komt eigenlijk nog vroeg. Aangezien het om een grote omslag met veel componenten gaat, moeten we allemaal erkennen dat er veel moet worden geëvalueerd. Ik denk dat we een aantal zaken tijdens die verschillende periodes goed moeten monitoren. We hebben met betrekking tot het groeipakket nog niet alles in de scope.
Uit de evaluatie komen een aantal zaken duidelijk naar voren. Een aantal technische bijsturingen zijn vanzelfsprekend nodig. Het is de taak van het agentschap daar mee op te wijzen.
Is het daarom allemaal meteen zo duidelijk op welke manier die aanpassingen moeten gebeuren? Ik denk dat we daar heel omzichtig mee moeten omgaan. We moeten elke keer bekijken wat de gevolgen zijn voor al die verschillende gezinnen. Er zijn zaken waarover je beleidsmatig kunt discussiëren. Dat hebben we gedaan bij de invoering van het groeipakket en ook nu liggen er een aantal zaken op de tafel die daarnet al zijn genoemd. Ik zal niet punt per punt de zaken overlopen, of het nu gaat over sociale toeslagen, zorgtoeslag of wezentoeslag. Ik doe dat veel liever op een later moment, wanneer we de hoorzittingen hebben gehad, we vragen hebben kunnen stellen over de implementatie op het terrein en we verschillende sprekers hebben kunnen horen over de impact op het terrein. Ik neem aan dat we daarover straks verder knopen zullen doorhakken.
Wat alleszins voorop moet blijven staan, is, één, dat het een goed toepasbaar pakket moet zijn, met zoveel mogelijk automatisme – ik denk aan de automatische rechtentoekenning –, maar ook met een zoveel mogelijk geharmoniseerd begrippenkader, dat tegemoetkomt aan de verschillende doelstellingen die we initieel hebben vooropgezet en die voor ons absoluut overeind blijven. Ik heb het dan over de tussenkomst in de opvoeding en in de kosten van de opvoeding en het onderhoud van een kind, die mee een buffer is tegen kinderarmoede. Dat betekent dat we toeslagen zien in functie van kwetsbaarheid. We kunnen zien of verschillende onderdelen daarin vandaag hun doelstelling bereiken.
Ik kijk vooruit naar de hoorzittingen die we de volgende weken zullen houden, met mensen vanop het terrein. Ik dacht dat dat volgens de planning snel na de paasvakantie zal zijn? Nadien kunnen we daar dan verder over discussiëren in deze commissie.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, dank u wel. Ik dank u ook voor de toelichting.
Collega’s, dit is een belangrijk dossier. Onder de vorige Vlaamse Regering is beslist om bij de zesde staatshervorming de gezinsbijslag te hervormen en te vereenvoudigen. Op die manier heeft elk kind dat in Vlaanderen woont, sinds 1 januari 2019 een groeipakket gekregen.
Er is iets dat ik wil aanhalen. De collega heeft er daarnet ook naar verwezen, zij het iets breedsporiger dan in haar initieel ingediende vraag. Voorzitter, ik neem aan dat dat dan ook kan bij de volgende sprekers. Ik wil aanhalen dat de uitbetaling vooral goed is verlopen. Ik vind dat opvallend en geef het dan ook graag mee. Als parlementslid van de meerderheid had ik wel wat schrik. Zal het allemaal goed komen? Zullen de mensen hun centen krijgen? Zullen de mensen de juiste centen te krijgen? En dat is gelukt. Daarom wil ik namens onze fractie iedereen die daaraan heeft meegewerkt feliciteren.
Een tweede belangrijk punt dat hierin naar voren komt, is dat de we werken op maat van elk gezin en elk kind, maar dat er een vast bedrag is per kind, 166 euro. Ik vind dat we daarmee een belangrijk signaal hebben gegeven. Daarnaast zijn er diverse toeslagen.
Collega’s, na de uitgebreide uitleg die we net hebben gekregen, kunnen we wel stellen dat het niet altijd zo eenvoudig is. Dat moeten we wel erkennen. We hebben met het groeipakket wel getracht om voor elk onderdeel een belangrijke bouwsteen in te zetten.
De kern van de middelen van het groeipakket is ervoor zorgen dat de kinderen in de gezinnen kunnen groeien en zich zo veel mogelijk kunnen ontplooien en dat we ondersteuning voorzien voor de kosten van de opvoeding van de kinderen.
We doen niet alles. Ik denk niet dat er hier één partij is die vindt dat de overheid – wat dus wil zeggen: alle andere belastingbetalers – alle kosten zou moeten dragen. Er speelt in dezen natuurlijk ook altijd een ouderlijke verantwoordelijkheid. Dat is één.
Maar ten tweede moeten die middelen wel terechtkomen bij wie ze nodig heeft en ingezet worden waarvoor ze dienen. Ik kom daar straks nog op terug.
Dus, collega’s, was er inderdaad afgesproken – en we hebben er regelmatig naar verwezen in deze commissie – dat dit groeipakket heel goed geëvalueerd moest worden. We hebben een aantal verzoekschriften gekregen, onder andere over wezen, waarvan we telkens hebben gezegd dat we ze zouden bespreken bij de algehele evaluatie van het groeipakket, om niet links en rechts losse maatregelen te nemen. Ik vind dat nog altijd een goede zaak.
Minister, collega’s, mijn verbazing was dan ook groot dat ik plots in de krant las dat de evaluatie rond was, dat het rapport er was en dat we het als parlementsleden in deze commissie nog niet hadden, om het terdege te bespreken. Dat is bij dezen wel gebeurd, waarvoor dank. We hebben vorige week de evaluatie van het groeipakket gekregen, we hebben nu ook de toelichting gekregen, met ook nog de nadruk op bijsturingen of beleidsaanbevelingen die uitgevoerd zijn.
Voorzitter, we hebben ook nog de hoorzittingen – ik vind die ook belangrijk, om te horen wat daar nog uit komt – en ik wil vermijden dat we nu te veel in detail zouden treden. Want ook bij deze evaluatie heb ik een aantal vragen, een aantal parameters die beter nog verder bekeken zouden kunnen worden, een aantal cijfers die nog verzameld kunnen worden. Er is er een waar ik spontaan aan denk. We hebben heel veel geld bij gestoken, er is 200 miljoen euro bij gekomen. We hebben bijvoorbeeld de schooltoelage geautomatiseerd, we hebben veel meer gezinnen die de schooltoelage nu opnieuw krijgen. De vraag is: stellen we ook vast dat er in de scholen minder lege brooddozen zijn? Zijn er minder ouders die de schoolfacturen niet betalen? Ik vind dat een belangrijk onderdeel. Die extra middelen die we inzetten, worden die ook gebruikt waarvoor ze dienen? Dat is niet onbelangrijk, want we blijven uiteindelijk toch werken met het belastinggeld.
Voorzitter, ik heb meerdere vragen. Is het de bedoeling dat ik die in een latere sessie stel of nu?
Mijnheer Daniëls, u hebt het vrije woord.
Ah, ik heb het vrije woord. Oei, ik weet niet of dat …
Ik bedoel: u vraagt wat u wilt, in deze fase of in een latere fase.
Oké. Ook bij andere instanties, ook bij de geschillencommissie, zijn er nog heel wat klachten toegekomen. Er werd net in de presentatie gezegd dat die ook bekeken werden. Ik denk dat het goed zou zijn dat we toch nog enig zicht zouden krijgen op de klachten of vragen waarvoor er geen oplossing is. Hetzelfde geldt voor hoe de sociale toeslag net is ingezet.
Heel concreet, minister, is mijn vraag: hoe komt het dat de media dat rapport al hebben kunnen inkijken en wij nog niet? Waar is dat gebeurd? U hebt het nu naar hier gebracht, waarvoor dank. Welke knelpunten zijn er in de evaluatie nog aangehaald? We hebben er net een overzicht van gekregen, maar zijn er nog knelpunten waarvan u zegt dat dat iets is voor op langere termijn? Als ik kijk naar de digitalisering en de automatische toekenning, maar ook naar een aantal afstemmingen, dan denk ik dat daar toch nog een aantal stappen te zetten zijn. Ik denk dat we nog eens goed moeten kijken naar de sociale toeslag, maar ook naar kinderen die inderdaad nog een medische- en zorgtoeslag krijgen. Het rapport is ook interessant om te zien welke dossiers we wel degelijk kunnen behouden en voor welke dossiers er een medische herevaluatie nodig is.
Voorzitter, collega’s, tot daar een aantal eerste vragen, want de hoorzittingen gaan natuurlijk ook nog een aantal interessante visies brengen.
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, op 1 januari 2019 ging dus het nieuwe groeipakket van start. Ik wil collega Schryvers bijtreden dat er zeker een aantal heel goede dingen in dat nieuwe groeipakket zitten. Ik denk dat we dat inderdaad moeten onderschrijven. De automatische toekenning bijvoorbeeld is inderdaad een stap vooruit.
We hebben de voorbije jaren allemaal veel berichten gekregen van weeskinderen, van mensen die hun partner verloren, van pleegkinderen, kinderen met een handicap, kinderen van gescheiden ouders, kinderen die tijdens het schooljaar van richting moesten veranderen. Het zijn heel veel verschillende gevallen die we hebben besproken in deze commissie. Elke keer opnieuw was het antwoord van zowel de meerderheidspartijen als de minister dat we dat niet ad hoc zouden bekijken, maar eerst een grondige evaluatie zouden maken om die dingen aan bod te laten komen.
Hetzelfde als het gaat over de jaarlijkse bespreking van de kinderarmoedecijfers. Toen we zegden dat in het groeipakket te weinig zit om de kinderarmoede echt aan te pakken, was het opnieuw: we gaan eerst de evaluatie maken en dan pas kijken of er dingen moeten worden bijgestuurd.
In mijn vraagstelling heb ik een bloemlezing van reacties opgenomen, waarop telkens dezelfde reactie kwam dat dat in de evaluatie zou worden bekeken. Collega De Martelaer gaf aan dat er werd verwezen naar het evaluatierapport, maar dat klopt eigenlijk niet. Er werd gewoon verwezen naar een evaluatie. En er zijn ook hoorzittingen beloofd in het verleden. De manier van werken met het rapport dat er ineens lag – eerst was er een persbericht van de minister en in de namiddag kregen we dat rapport – was een heel vreemde manier van werken. Het siert collega Daniëls dat hij er vanuit de meerderheid ook niet mee gediend was om dat in de krant te moeten lezen.
Minister, het was een evaluatie die dus al lang was gepland: eerst in het voorjaar 2020, om dan te worden uitgesteld naar het najaar van 2020. Daar heb ik op zich begrip voor want het is natuurlijk een zeer moeilijke periode. Ik kan me voorstellen dat uw kabinet andere zaken te beheersen had. Daarna werd het naar februari 2021 verschoven, en op 4 maart – mijn verjaardag nota bene, ik heb al betere verjaardagen gekend – werden we doorverwezen naar een persbericht van de minister, zonder debat met experten, zonder hoorzittingen, geen uitgebreide bespreking van voorstellen, gewoon een interne analyse. Van de mensen van het agentschap Opgroeien kwam er een zeer uitgebreide interne analyse, waarvoor dank en proficiat. Het was wel heel erg binnen de lijnen van het huidige beleidskader, zonder echt veel ruimte om daarbuiten te treden.
Het was dan ook weinig verrassend wat de conclusie van de minister was: we zijn goed bezig, ook al zegt men van niet. Maar er waren heel weinig mogelijkheden tot bijsturing. Er waren geen structurele hervormingen en dat is toch een grote teleurstelling. Wij pleiten al heel lang, ook al bij de invoering van het groeipakket, voor een verhoging van sociale toeslagen en een heel specifieke inspanning voor alleenstaande ouders. Als je kijkt naar het effect van het groeipakket op de kinderarmoede, dan was dat verwaarloosbaar, en dat bleek al uit de armoedetoets. Het was een lichte verbetering, maar voor de meest kwetsbare gezinnen, de eenoudergezinnen en grote gezinnen, was er zelfs een toename van het kinderarmoederisico.
Als het de intentie was om via het groeipakket de kinderarmoede aan te pakken, dan hebben we heel weinig stappen vooruit gezet. Dat blijkt uit recente cijfers. Ik vrees dat we daar met deze evaluatie ook heel weinig verbetering in gaan krijgen.
Minister, er zijn een aantal dingen waar ik wel tevreden over ben. Dat is vooral het delen van informatie met lokale besturen. Dat is een van mijn stokpaardjes. Ik ben blij dat dat erin staat. Ik vraag me af hoe u dat concreet ziet. Welke gegevens wilt u delen met andere overheden of instanties? Zullen de gegevens van gezinnen die een sociale toeslag ontvangen in de toekomst structureel worden gedeeld met lokale besturen? Zult u het agentschap Opgroeien de opdracht geven om lokale besturen in kennis te stellen van gezinnen in kansarmoede zoals de lokale teams van Kind en Gezin die registreren?
Minister, ik heb een aantal vragen over de sociale toeslagen. Waarom neemt u de optie niet om de sociale toeslagen te verhogen? Dat dat extra geld zou kosten, hoeft niet zo te zijn. Daar kun je creatief mee omgaan. Het is iets wat we in de hoorzittingen verder moeten uitpuren. Waarom geen extra inspanning voor eenoudergezinnen, die het grootste armoederisico lopen?
Een aantal collega's hebben logischerwijze ook al verwezen naar de situatie van halfwezen en wezen, iets wat we al heel vaak besproken hebben in dit parlement. We hebben hierover een heel uitgebreide bespreking gehad naar aanleiding van een verzoekschrift van een opa, die zijn schoonzoon verloren had en die terecht de situatie van zijn kleinkinderen aankaartte, die er serieus op achteruitgaan waren gegaan ten opzichte van de vroegere regeling. Onlangs waren er ook de getuigenissen hierover in de media van Hannelore Bedert. Ook de Gezinsbond heeft ondertussen heel duidelijk aangetoond dat kinderen die een ouder verliezen na 1 januari 2019 echt worden benadeeld ten opzichte van het oude type bijslagsysteem. Maar er komt toch geen eerlijke compensatie voor die kinderen. Daar wordt heel veel aandacht aan besteed in het rapport, daar worden twaalf pagina’s aan gespendeerd. Maar eigenlijk wordt er niet echt een voorstel gedaan.
De conclusie uit het voorstel dat ik in het verleden al gedaan heb, is dat een verhoging van de halfwezentoeslag op zich mogelijk is, maar te complex om de vergelijking te maken met de AKBW. Ik denk dat de gezinnen er heel weinig aan hebben dat dit technisch complex is. Ik kan me echt niet neerleggen bij deze conclusie. De vaststelling blijft dat bij de invoering van het groeipakket nadrukkelijk werd gegarandeerd dat geen enkel kind minder zou krijgen dan in het vorige systeem. In de huidige regeling wordt die belofte ten aanzien van weeskinderen en halve wezen gewoonweg niet nagekomen. Zo simpel is het. Dan vind ik het eigenlijk zelfs cynisch dat in het persbericht wordt aangehaald dat dit voor een stuk opgelost zal worden. Mensen die het dossier niet zo goed kennen, zullen hier misschien wel in trappen, omdat het zo geformuleerd is. Maar dat is toch geen ernstige oplossing: we gaan mensen compenseren die minder krijgen dan voor het moment dat ze een of beide ouders verloren. Het gaat om grote uitzonderingen. Ik heb zelfs begrepen dat het zou gaan om 8 gevallen, terwijl er meer dan 4100 kinderen zijn die halfwees of wees geworden zijn sinds 1 januari 2019. Ik hoop, minister, dat u kunt tegenspreken dat het zo is dat daarmee 8 gevallen gecompenseerd worden.
Ik heb nog twee bijkomende vragen.
In juni 2020 kaartte ik het probleem aan van kinderen die tijdens het schooljaar overgaan naar een hoger of naar een lager jaar. Er werd ook op ingegaan in de presentatie van zonet. Opgroeien stelt voor om leerlingen die tijdens het schooljaar veranderd zijn van richting, het hoogste bedrag toe te kennen dat in de verschillende richtingen of jaren van toepassing is. Minister, in uw persbericht vond ik daar niets over terug. Het voorstel van Opgroeien was heel duidelijk. Is het effectief de bedoeling om dat voorstel te volgen? Ik denk dat dat een heel kleine aanpassing is, maar wel een belangrijke.
Ik eindig met de belangrijkste vraag. Het is altijd de bedoeling geweest om een grondige evaluatie uit te voeren. De collega’s van de meerderheid hebben altijd verwezen naar hoorzittingen die gehouden zouden worden, waarna bekeken zou worden wat er aangepast kon worden. Minister, toen ik echter twee weken geleden uw communicatie zag, bleek heel duidelijk dat de evaluatie afgerond was, en gaf u de volgende conclusies: het systeem staat als een huis, het is heel sterk, en we gaan enkele heel kleine aanpassingen doen. Ik ben blij dat we deze toelichting hebben kunnen afdwingen en dat we ook hoorzittingen hebben kunnen afdwingen. Maar die hoorzittingen halen natuurlijk helemaal niets uit als er geen openheid is van de meerderheid en van u, minister, om die evaluatie nog bij te sturen. Mijn belangrijkste vraag is dus de volgende. In welke mate bent u bereid om, als er interessante zaken naar voren komen uit die hoorzittingen of als wij met interessante voorstellen komen, die ernstig te overwegen en aanpassingen te doen aan de evaluatie? Als we de huidige evaluatie, die voorligt, bezien als de heilige graal – met alle respect voor de mensen van Opgroeien, die echt hun best gedaan hebben – dan gaan we er niet geraken, dan zullen er geen aanpassingen volgen en dan zijn we onze tijd aan het verliezen.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik de mensen van het agentschap bedanken voor de toelichting bij de evaluatie. Ik verwonder me toch over de gang van zaken bij deze evaluatie.
Er is de voorbije jaren, eigenlijk sinds de beslissing dat de kinderbijslag zou worden geregionaliseerd en sinds het groeipakket is uitgetekend, veel kritiek geweest van middenveldorganisaties, waaronder Kind en Gezin, de Gezinsbond, Decenniumdoelen, het Netwerk tegen Armoede en Welzijnszorg, en van de academische wereld. Ze hebben allemaal kritiek gegeven op de basis van het groeipakket en op de resultaten die het groeipakket zou opleveren.
In het begin is die kritiek aan de kant geschoven, maar op den duur is gesteld dat het groeipakket zou worden geëvalueerd. Dan zou blijken of de kritiek terecht is en wat hieraan kan worden gedaan. Ik heb er begrip voor dat de coronacrisis daartussen is komen fietsen, maar we hebben lang op de evaluatie moeten wachten. Nu blijkt dat tijdens die evaluatie geen enkele keer met het middenveld is gesproken. De mensen die problemen met de kinderbijslag hebben, worden hier gewoon niet bij betrokken. Ik vind dat getuigen van een misprijzen voor het middenveld en voor de sector.
Minister, ik vind dat een van de constanten in het beleid van de Vlaamse Regering, die nu anderhalf jaar bezig is. Elke keer opnieuw wordt het middenveld aan de kant gezet. Er wordt niet naar het middenveld geluisterd. Het middenveld wordt nergens bij betrokken. Van andere regeringspartijen kan ik dat nog verwachten, maar uw partij vloeit voort uit het middenveld. Ik vind het erg verwonderlijk dat u het middenveld niet ernstig neemt. Ik vraag af me waarom u het middenveld hier niet bij betrekt. Beseft u dat u geen antwoord op bepaalde punten van kritiek kunt geven? Neemt u de beleidskeuze die kritiek links te laten liggen en het groeipakket niet te bekijken in het licht van de kritiek die is gegeven? Hoe kan er eigenlijk een deftige evaluatie van het groeipakket komen zonder de organisaties die met de mensen op het terrein spreken hierbij te betrekken? Ik vind dat gewoon onvoorstelbaar. Ik vind het sprekend dat zelfs leden van de meerderheid het bijzonder vreemd vinden dat dit niet aan de commissie is voorgelegd. We hebben in de pers gemerkt dat er een evaluatie is geweest. Nadien hebben we dat in onze mailbox ontvangen.
Een tweede bijzonder pijnlijke vaststelling is dat er geen nieuwe armoedetoets komt. Het is simpelweg geen beleidskeuze het groeipakket als een hefboom in de strijd tegen kinderarmoede in te zetten. In de evaluatie staat dat het niet nodig is het armoederisico opnieuw te berekenen omdat er geen nieuwe beleidskeuze wordt gemaakt. U legt zich gewoon neer bij het feit dat het groeipakket amper een effect op de armoede heeft. U legt zich neer bij dat 1,5 procentpunt.
Vorige week heb ik tijdens de plenaire vergadering verklaard dat ik nog steeds op zoek ben naar een minister van Armoedebestrijding. Na het lezen van de evaluatie van het groeipakket moet ik eerlijk zeggen dat ik die vraag alleen maar luider stel. Hoe is het mogelijk dat geen enkele minister in de Vlaamse Regering de armoede effectief wil aanpakken en alle bestaande hefbomen in de strijd tegen armoede wil inzetten? Het is duidelijk dat u het groeipakket hier niet voor wilt gebruiken. Dat is echt een historische gemiste kans. Heel wat mensen uit het middenveld en de academische wereld vinden het een historische gemiste kans het groeipakket hier niet voor in te zetten. Het is bijzonder cynisch dat na elke kritiek dat de armoede niet wordt aangepakt naar de evaluatie is verwezen en dat in de evaluatie staat dat er geen armoedetoets komt.
Een derde belangrijk punt is dat het groeipakket momenteel niet welvaartsvast is. Uit de evaluatie blijkt niet dat het groeipakket welvaartsvast zal worden gemaakt. Als de kinderbijslag niet welvaartsvast wordt gemaakt, zal het minieme effect op de armoede doorheen de tijd helemaal eroderen, wat nog problematischer is. De Gezinsbond vraagt al jarenlang letterlijk om de bedragen aan de evolutie van het loonpeil te koppelen. Een loutere indexering is immers onvoldoende om de stijgende opvoedingskosten te compenseren, waardoor de koopkracht van de gezinnen met kinderen er meer op achteruitgaat. Als welvaartsvaste bedragen uitblijven, zal dat in de toekomst niet beteren. Ik vind dat dit in de evaluatie ontbreekt. Dat zou naar boven zijn gekomen indien er op zijn minst een dialoog met de actoren uit het middenveld zou zijn geweest.
Het is een zoveelste gebroken belofte van de Vlaamse Regering. Tijdens het uittekenen van het groeipakket is letterlijk gesteld dat geen enkel gezin erop zou achteruitgaan. De Vlaamse Regering was vragende partij om de kinderbijslag te regionaliseren en pakte ermee uit dat ze met een sterk groeipakket zou komen. Ze maakte zich sterk dat geen enkel kind of gezin erop zou achteruitgaan. Ik vind het schrijnend dat dit de zoveelste gebroken belofte is.
De Gezinsbond heeft berekend dat in Vlaanderen 400.000 gezinnen er niet op vooruitgaan. Het gaat dan, bijvoorbeeld, om gezinnen met een kind geboren voor 2019 of om gezinnen met drie of meer kinderen. Er is hier al een paar keer naar de halfwezen verwezen. De overstap naar het groeipakket is voor hen een bijzonder pijnlijke operatie. In veel gevallen zakt de uitkering voor wezen en halfwezen. De sector en de mensen in die situatie hebben het probleem verschillende keren aangekaart, maar er is steeds naar de evaluatie verwezen. Er is een evaluatie gekomen, maar een bijsturing blijft uit.
Ik wil dit heel concreet maken. Een alleenstaande moeder met drie kinderen heeft getuigd dat ze plots heeft ontdekt dat ze het maandelijks met 200 euro minder moet stellen. Zij is een alleenstaande moeder met drie kinderen die net een partner heeft verloren. Dat is het warme Vlaanderen waarover hier wordt gesproken.
Minister, ik hoop dat u duidelijk kunt maken dat er effectief nog een evaluatie met het middenveld zal komen. De armoedeorganisaties, de Gezinsbond en de mensen in de welzijnszorg hebben dit jarenlang aangekaart. Zij moeten op een eerlijke manier rond de tafel worden gebracht om effectief een bijsturing van het groeipakket te zoeken. Is het uw bedoeling zonder hen te evalueren en op de ingeslagen weg verder te gaan?
Mijn tweede vraag is of u de armoede effectief met het groeipakket wilt aanpakken. Er is net vermeld dat er nog andere bevoegdheden zijn waarbinnen de armoede kan worden bestreden. Dat klopt. Er zijn bevoegdheden, zoals onderwijs en wonen, die hefbomen zijn om de armoede aan te pakken. Als elke minister naar een andere minister kijkt, geraken we echter nergens. Het grote probleem is dat geen enkele minister verklaart dat we al die verschillende zaken tegen armoede zullen inzetten. Het groeipakket wordt niet ingezet in de strijd tegen armoede. Het gaan om 1 procentpunt. Ik hoop dat uw Vlaamse Regering daar niet tevreden mee is. Armoede gaat niet om cijfers. Armoede gaat om eenoudergezinnen die moeite hebben om de maand door te komen en die op het einde van de maand nog een restje maand over hebben waarin ze geen geld hebben om eten te kopen. Het gaat om ouders die moeten kiezen tussen het betalen van de schoolkosten, eten, de waterrekening of de energiefactuur. Dat is de realiteit. De Vlaamse Regering kiest ervoor dat niet aan te pakken en het groeipakket voor de kinderbijslag niet te gebruiken als een hefboom in de strijd tegen kinderarmoede. Dat is bijzonder problematisch. Mijn vraag is of u de armoede al dan niet wilt aanpakken.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Na een rondje negativiteit zal ik proberen voor een positieve noot te zorgen. We moeten afstand nemen en kijken naar wat hier voorligt. We moeten kijken naar wat allemaal positief is in wat nu wordt geëvalueerd en in wat in het begin van de regeerperiode is beslist.
Mijn fractie en ikzelf zijn heel blij dat het delen van gegevens met de lokale besturen wordt vergemakkelijkt en versterkt. Als lokale schepen die dagelijks in zijn kantoor in het OCMW aanwezig is, ben ik er echt van overtuigd dat armoede bij uitstek een probleem is dat we lokaal moeten aanpakken. Die problemen moeten lokaal worden opgespoord en aangepakt. De gegevensuitwisseling en de samenwerking met het OCMW, met het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) en met het jongerenaanbod van het CAW (JAC) zijn enorm belangrijk. Als we daar extra stappen kunnen zetten om die gegevens beter te ontsluiten, lijkt me dat een heel goede zaak.
Ik heb nog een vraag voor u. Misschien kunt u er nu al op antwoorden, maar anders neemt u die gerust mee naar de hoorzittingen. Welke stappen wilt u daarvoor concreet zetten? Hoe kunnen we die lokale besturen nog sterker inzetten om dat armoedebeleid op het terrein dicht bij de mensen te kunnen aanpakken? Dat is een eerste vraag.
Ten tweede heb ik een opmerking, en een vraag die daaruit volgt. Als we kijken naar wat het vernieuwde groeipakket heeft teweeggebracht betreffende de sociale toelagen, wil ik toch eventjes wijzen op de enorme positieve effecten van het huidige systeem van sociale toelagen. We houden nu enkel nog rekening met het inkomen, en niet meer met het statuut. Daardoor kunnen ook werkenden aanspraak maken op een sociale toeslag. De cijfers tonen aan dat dat een enorm effect –het is geen succes, maar wel een enorm effect – heeft teweeggebracht, en ten goede, ook met de automatische toekenningen en de verhoging van de schooltoeslag. De non-take-up is enorm gedaald en dat is toch het effect dat we beoogden. En als het dan gaat over mensen in armoede, in kansarmoede, over mensen die het echt moeilijk hebben onmiddellijk de steun geven die ze nodig hebben, dan denk ik dat deze evaluatie aantoont dat deze maatregel een enorm effect heeft gehad. We mogen daar dus toch wel tevreden over zijn. De aanpassingen die gebeurd zijn, waren positief.
In de presentatie heb ik zien terugkomen dat de link met kansarmoede niet altijd eenduidig te trekken is. Dat is logisch. Het is ook al een paar keer herhaald, vorige week of twee weken geleden nog in de plenaire vergadering: kansarmoede kun je niet toespitsen op één doel of één hulpmiddel, één steunmaatregel. Het is een combinatie van factoren. En dat heeft niets te maken met de bevoegdheden van ministers. Nee, dat is gewoon zo, dat is de situatie van mensen. Kansarmoede heeft te maken met je inkomen, met onderwijs, met wonen en met de steun die je krijgt om je kinderen vooruithelpen in het leven. Dat is bij uitstek een liberaal principe. Daarom komt in de presentatie terug dat er niet zomaar een een-op-eeneffect is van het groeipakket op kansarmoede. Dat begrijp ik ook.
Aan de andere kant vraag ik mij ook iets af – en dat is misschien weer iets voor de hoorzittingen. Want we moeten toch wel ergens een effect kunnen meten. Meten is weten, zegt mijn collega Daniëls ook altijd. Ik vraag me af welke modellen we hebben om het effect van het groeipakket, zoals we het hebben hervormd en het nu verder zullen aanpassen, in de toekomst nog exacter te kunnen meten op wat we eigenlijk beogen, en dat is natuurlijk het verminderen van de kansarmoede. Ik begrijp dat die link niet een-op-een is en dat je met een verhoging van de toeslag niet meteen een effect in de cijfers zult zien. Maar we moeten toch ergens een effectmeting kunnen doen. Ik probeer uit te zoeken hoe dat nu al gebeurt en hoe we dat nog kunnen verbeteren, hoe we dat beter kunnen onderzoeken. Dat is mijn tweede concrete vraag.
Ten derde, wil ik de minister danken en ook feliciteren voor het aanpakken van die zorgtoeslag. Hij heeft ervoor gezorgd dat er, ook met de relance, werk wordt gemaakt van de digitalisering. Op die manier krijgen mensen die het echt nodig hebben, zo snel mogelijk de toeslag die zij nodig hebben voor bijvoorbeeld een kind met een beperking. Dat is cruciaal. Ik ben heel blij dat de problemen die er waren, werden aangepakt met relancemiddelen. Ik ben ervan overtuigd dat we het in de komende maanden verder zullen opvolgen. Maar ik ben alvast blij dat er in dat opzicht actie werd ondernomen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, collega De Reuse heeft al heel wat vragen gesteld. Maar toch heb ik nog enkele bezorgdheden en vragen rond kinderarmoede. Ik deel hierbij de bezorgdheid van collega’s Anaf en Vandecasteele.
Het groeipakket is een cruciaal beleidsinstrument om kinderarmoede te bestrijden. We kijken dan ook uit naar een grondige evaluatie en hoorzittingen met experten over onder andere de impact van het vernieuwde kinderbijslagsysteem op de armoedebestrijding.
Die bleven jammer genoeg uit. In het rapport staat dat het niet nodig is om de impact op het armoederisico opnieuw te berekenen. Nieuwe berekeningen zouden enkel zinvol zijn indien er nieuwe beleidskeuzes worden gemaakt. De vaststelling, zonder bijkomende analyse, luidt dat de conclusies van de armoedetoets geldig blijven, namelijk een daling van de armoede voor zowel nieuwe als bestaande gezinnen. Voor een evaluatie waar we al sinds het voorjaar van 2020 op wachten, vinden we dit echt te kort door de bocht. Kinderarmoede is een problematisch gegeven. Kinderen van vandaag groeien immers uit tot de personen die de samenleving van morgen dragen.
We vragen meer aandacht voor de situatie in alleenstaande gezinnen. Minister, maar liefst een vijfde van de eenoudergezinnen leeft onder de armoedegrens. Een op de drie kinderen in zo'n gezin groeit op met een verhoogd armoederisico. Voor deze groep dient er volgens onze fractie extra aandacht en selectiviteit binnen het groeipakket te zijn.
Minister, ik heb een aantal bijkomende vragen. Bent u bereid om een onderzoek uit te besteden over de impact van het groeipakket op het armoederisico? Welke bijkomende stappen onderneemt u om het armoederisico binnen alleenstaande gezinnen op te vangen? Ten slotte, wordt er met de vernieuwde nominale armoede-indicator die momenteel door de Universiteit van Antwerpen in ontwikkeling is, een nieuwe meting gedaan van de impact op armoedebestrijding van het groeipakket?
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, kent u Kristie Rongen? Neen? Ik kende haar ook niet, tot gisteren, toen ik naar Terzake keek. Daarin was een reportage te zien over de Nederlandse verkiezingen, waarbij het uitvoerig ging over de campagne. Gisteren ging het over de val van de regering. Er was een vrouw, Kristie Rongen, die een hele getuigenis deed over de toeslagenaffaire in Nederland. Die vrouw vertelde dat ze zelfs zelfmoordgedachten heeft gehad. Zij had zelfmoordgedachten omdat datgene wat haar toekwam via automatische rechten, haar niet was bedeeld. Zij is jaren achtervolgd geweest en heeft in totaal 92.000 euro moeten terugbetalen.
De Nederlandse regering is daarover gevallen. Het is vandaag blijkbaar geen hoofdpunt meer in de campagne, maar het is wel een hoofdpunt in de hoofden van ontzettend veel Nederlandse gezinnen, die daar jarenlang mee af te rekenen hebben gekregen. Het is die Nederlandse overheid die vorige week – ik heb het in de plenaire vergadering naar aanleiding van een vraag ook even gezegd, omdat er daarop een toespeling werd gemaakt – naar Vlaanderen is gekomen om te kijken hoe ze van die schandvlek van de rijke Nederlandse samenleving verlost kunnen geraken. Hoe kunnen ze ervoor zorgen dat ze structuren en systemen op orde stellen, die aan kinderen en gezinnen geven waar ze recht op hebben? Daarvoor laten ze zich inspireren door het verhaal van het Vlaamse groeipakket. Daarvoor zijn ze bij ons, bij het VUTG en bij anderen geweest, om te kijken hoe dat gebeurt, hoe ze ervoor kunnen zorgen dat ze een systeem op poten zetten, waarbij, zoals collega’s Vande Reyde en Schryvers hebben gezegd, de rechten waar gezinnen en kinderen recht op hebben, ook worden gegeven en gegarandeerd.
Het lijkt vandaag een bagatel: dat wat je automatisch hebt en krijgt, wordt als een recht, als een automatisme voorzien. Maar in Nederland is er wel een regering over gevallen, heeft een premier er ontslag voor genomen en is er een socialistische partijleider voor moeten opstappen. Dat zijn de cijfers.
Collega De Martelaer, u hebt mij de vraag gesteld waarom ik niet in het najaar, in september en oktober, heb gezegd: ‘Dit is de evaluatie. Laat ons daar nu mee aan de slag gaan.’ Ik kan daar eigenlijk heel kort op antwoorden: omdat ik die evaluatie toen niet had. Ik heb die evaluatie eind januari gekregen.
Toen is men mij die komen presenteren en ik heb daar, collega Daniëls, onmiddellijk binnen de meerderheid in interkabinettenwerkgroepen (IKW’s) overleg rond georganiseerd. Op 4, 12 en 23 februari hebben we omstandig en uitvoerig gesproken over de evaluatie van dit groeipakket. Ten slotte hebben we daarover ook in de regering gesproken. Dus daar is zeker binnen de schoot van de meerderheid uitvoerig een omstandige analyse rond gebeurd. Het is die analyse die ook verwoord heb in dat persbericht.
Collega De Martelaer, u hebt me de vraag gesteld of er wel nieuwe gezinnen zijn sinds 1 januari 2019. Ik stel voor dat de mensen van de administratie daarop antwoorden. Bij mijn weten is dat wel degelijk het geval geweest.
Het uitgangspunt is wel degelijk dat het kind centraal staat, ook in de wezentoeslag. In het oude systeem was de wezentoeslag geen onvoorwaardelijk recht van het kind. 21 procent van de wezen, dus een op de vijf, kreeg in bepaalde omstandigheden geen wezentoeslag. Wanneer men opnieuw trouwde of in een relatie kwam – dat werd toen als een ongelooflijke hardvochtigheid gezien – verloor men zijn supplement. Het vorige Vlaams Parlement – ik zat daar niet in, velen onder jullie wel – heeft gezegd dat daar iets aan gedaan moest worden. Het moest toekomstgericht gemaakt worden. Als het uitgangspunt het onvoorwaardelijk recht van het kind is, geldt dat ook hier. Dat wil dan zeggen dat, ook wanneer de gezinssamenstelling verandert, de kinderen daar niet de dupe van mogen zijn.
Ik zal straks op een aantal concrete vragen dieper ingaan. Maar eerst reageer ik even spontaan op een aantal dingen die gezegd zijn. Collega De Reuse, u hebt verwezen naar de onderhoudsbijdrage. Die worden uiteraard herzien. Die worden herzien op basis van de inkomens die er zijn en die daar worden gesteld en die zijn dus inderdaad variabel.
Collega Vande Reyde en andere collega’s hebben de vraag gesteld en sommigen hebben de stelling geponeerd dat het geen enkel effect heeft op de armoede. Ik wil verwijzen naar de voorbereidende documenten die er zijn geweest en die ook op de website van Kind en Gezin staan: de KU Leuven heeft een impactberekening gedaan van de Vlaamse kinderbijslaghervorming op het armoederisico. Dat is een document van 2017 van professor André Decoster en Toon Vanheukelom, waarbij wel degelijk die impact wordt ingeschat. Zien we dat vandaag in de cijfers? Neen, en daarvoor is het, collega Vande Reyde, wachten op de Europese SILC-cijfers (Statistics on Income and Living Conditions), die normaal gezien in het najaar 2021 komen, gebaseerd op de inkomens van 2019, en dat voor het rapport van 2020. Dus in het najaar zullen we die cijfers zien. Dat gaat niet enkel over de kinderbijslag en de impact daarvoor. Dat gaat over de totale elementen. Dus het kan zijn dat men een hoger inkomen heeft gehad uit de kinderbijslag, dat kan ook niet anders, of uit het groeipakket. De 200 miljoen euro waar u naar verwezen hebt, is wel bij de mensen terechtgekomen. Maar het kan wel zijn dat er andere variabelen zijn die maken dat het ene het andere wat scheeftrekt, of corrigeert of uit zijn verband haalt. Dus die cijfers zullen we normaal gezien in het najaar hebben.
Collega Anaf, wat de gegevensdeling betreft: de bedoeling is dubbel. Ik weet dat u dat al lang vraagt. We hebben daar ook al dikwijls over gesproken. We hebben dat eind vorig jaar eenmaal mogelijk gemaakt, maar ik ben het er helemaal over eens dat we dat structureel moeten doen en zelfs in twee richtingen. Niet alleen kunnen we die gegevens ter beschikking stellen van de lokale besturen en allicht zullen we daar een decretaal kader voor moeten voorzien. Daarnaast kunnen de lokale besturen bijvoorbeeld de uitbetalingsinstellingen vragen om een aantal zaken voor hen te doen, om op die manier hun lokaal armoedebeleid ook meer vorm te geven of toch meer te sturen en te structureren.
Voorzitter, ik ga in op de vragen die ook verder gesteld zijn.
De evaluatie is voorbereid door mensen van het agentschap Opgroeien en het Agentschap Uitbetaling Groeipakket. Ik wil hen ook uitdrukkelijk bedanken voor de omstandige evaluatie die ze gemaakt hebben en die ze hier ook vandaag gepresenteerd hebben. Daarbij is vertrokken van de situatie op 30 juni 2020. Dat is anderhalf jaar na de invoering van het groeipakket, in principe dus al vrij snel na de invoering. Ik weet niet of er veel van dit soort gigantische hervormingen, die over miljarden en miljarden euro’s gaan, al op zo’n korte tijd onderhevig zijn aan een toch wel zeer gedegen evaluatie.
De bedoeling was om deze evaluatie in het najaar 2020 in te dienen, dat is dus nu geworden. Het voltooien van de evaluatie heeft vertraging opgelopen door de covidpandemie. Een eerste volledig verslag van het rapport is overhandigd in december vorig jaar. We hebben er hier eind januari een eerste presentatie van gekregen. Daarop hebben we besprekingen gevoerd in de schoot van de Vlaamse Regering. De definitieve versie, na eindredactie, is mij bezorgd op 1 maart 2021 en is drie dagen later doorgezonden aan het Vlaams Parlement.
Het opzet van de evaluatie was niet om het groeipakket in vraag te stellen, maar wel om na anderhalf tot twee jaar werking te kijken welke onderdelen op koers zitten en welke kunnen of moeten worden bijgestuurd, binnen het beschikbare budget. Bij de evaluatie van het groeipakket werd elke onderdeel grondig bekeken. Het resultaat is een uitgebreid rapport, zoals de collega’s ook hebben aangegeven, dat onder andere zicht geeft op de signalen of de ongewenste effecten sinds de invoering van het groeipakket. Het rapport geeft aan welke zaken intussen werden aangepakt of opgelost en waar er nog bijsturingen zijn aangewezen. Gelet op het opzet van het evaluatierapport, gelet op de aanwezige expertise binnen de administratie en gelet de omstandigheden, meer bepaald de covidpandemie, werd geoordeeld dat het niet nodig was om externe experten te betrekken bij de voorbereiding van dit rapport.
Wat de doelstellingen en de resultaten betreft, is een belangrijke conclusie dat het groeipakket effectief meer herverdelend werkt dan het vroegere kinderbijslagsysteem. Gezinnen waar de nood groter is, ontvangen meer ondersteuning. De uitgaven voor inkomensgerelateerde toeslagen – dat zijn de sociale toeslag en de schooltoeslag – bedroegen 360,4 miljoen euro, dat is 9,1 procent van de uitgaven, ten aanzien van 192 miljoen euro of 5,2 procent van de uitgaven vóór de invoering van het groeipakket. Er is een verdubbeling van het aantal kinderen die recht hebben op een sociale toeslag, van 175.000 naar 364.000 kinderen. Voordien was deze toeslag vooral gelinkt aan het sociaal-professioneel statuut, namelijk werkloosheid, langdurige ziekte of andere. Nu komen ook andere gezinnen in aanmerking, zoals ook collega Van Vande Reyde en collega Schryvers gezegd hebben. Er zijn 150.000 kinderen, of 45 procent, meer die recht hebben op een schooltoeslag; in het totaal gaat het over 485.492 kinderen. Het budget schooltoeslag is verdubbeld in het schooljaar 2019-2020, namelijk van 90 miljoen euro naar 180 miljoen euro. 138 miljoen euro hiervan gaat naar kinderen in het secundair onderwijs. De doelstelling om via de schooltoeslag meer tegemoet te komen aan leerlingen die in het secundair onderwijs zitten, wordt bereikt.
Ten slotte is het groeipakket een sterke pijler in het geïntegreerde Vlaamse gezinsbeleid. De samenwerking tussen de uitbetalers van het groeipakket en de Huizen van het Kind wordt steeds sterker. Gegevens van het groeipakket worden meer en meer benut, onder andere ter ondersteuning van de lokale besturen, zoals ik daarnet ook gezegd heb, en daar willen we ook verder op werken.
De nieuwe bedragen van de sociale toeslag, namelijk 83,23 euro of 62,42 euro per kind voor gezinnen vanaf drie kinderen of 52 euro per kind indien een of twee kinderen, zijn op zich niet laag, en een stuk hoger dan de oude bedragen: 48,8 euro voor een kind uit rang 1, 30 euro voor een kind uit rang 2 en 5,3 euro voor een kind uit rang 3.
Bovendien zijn ze ook nog niet op kruissnelheid. De komende jaren is er een constante toename van het budget sociale toeslag met ongeveer 13 miljoen euro per jaar. Dat komt door twee evoluties. Ten eerste de sociale toeslag voor gezinnen met een laag inkomen. We verwachten de komende jaren dat het aantal kinderen relatief stabiel blijft, maar er zal wel jaarlijks een uitstroom van de kinderen met oude transitiebedragen zijn, terwijl het aantal kinderen met nieuwe bedragen sociale toeslag jaar na jaar toeneemt. Door dit substitutie-effect verwachten we een jaarlijkse toename van toegekende sociale toeslagen met circa 3,5 miljoen euro per jaar.
De sociale toeslag voor grote gezinnen met een inkomen tussen 30.000 en 60.000 euro is een tweede belangrijke evolutie. Voorwaarde om hiervoor in aanmerking te komen, is dat er minstens drie kinderen in het gezin moeten zijn en dat er één kind is met het nieuwe basisbedrag. Aangezien deze groep toeneemt in verhouding tot het aantal nieuwe geboortes vanaf 1 januari 2019, zal ook dit aantal de komende jaren stelselmatig toenemen. De eerste jaren zal dit voor een toename van de sociale toeslagen middeninkomens zorgen met ongeveer 9,5 miljoen euro per jaar. Op volledige kruissnelheid zal de sociale toeslag voor middeninkomens 145 miljoen euro kosten, met een bereik van ongeveer 190.000 kinderen.
Om de sociale toeslagen te verhogen, moeten we voldoende budgettaire middelen ter beschikking hebben. Indien we bijvoorbeeld de sociale toeslag voor de gezinnen onder de laagste inkomensdrempel met 20 euro willen verhogen, dan betekent dit een meerkost van zo’n 85 miljoen euro. Binnen het bestaande budgettaire kader betekent dit dat het verhogen van de sociale toeslag elders moet worden gecompenseerd. Dat lijkt niet meteen de bedoeling.
Gezinnen waar een ouder overlijdt vanaf 1 januari 2019 kantelen in het nieuwe systeem van het groeipakket in. Er kan hier moeilijk sprake zijn van een verlies, omdat er geen sprake is van verworven rechten op de vroegere regeling en er dus moet worden vergeleken met het bedrag dat het gezin kreeg voor het overlijden.
De verhoogde wezentoeslag is er gekomen in de tijd van het kostwinnersgezin, toen moeders traditioneel niet werkten en financieel afhankelijk waren van het inkomen van hun echtgenoot. De oude verhoogde wezentoeslag is een forfaitair bedrag van 368 euro, met bovenop een volle leeftijdstoeslag, met als voorwaarde dat de overlevende ouder – de moeder – geen nieuw gezin vormt. Er werd geen onderscheid naar inkomen gemaakt en ook geen mogelijkheid voorzien om een sociale toeslag toe te kennen.
De nieuwe regeling in het groeipakket houdt rekening met de veranderende samenleving en de diversiteit aan gezinsvormen en met de draagkracht van gezinnen. Gezinnen waarin een ouder overlijdt en die het financieel moeilijker hebben, hebben daarom ook recht op een sociale toeslag. Gezinnen waar de nood groter is na het overlijden van een ouder, krijgen dus meer ondersteuning dan andere gezinnen.
Wat de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen betreft, is het voorstel om een regelgevende wijziging door te voeren zodat voor deze kinderen, zowel voor min- als voor plus 12-jarigen, tijdens de procedure een attest van de voogdijdienst of de voogd het recht op gezinsbijslagen en schooltoeslag kan worden geopend. Daarnaast stellen we een decretale wijziging voor om de verdeelsleutel 1/3-2/3 voor kinderen die geplaatst zijn en ten laste van de overheid zijn, ook voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die verblijven in een opvangstructuur van Fedasil, toe te passen.
Wat de halfwezentoeslag betreft, komt het in uitzonderlijke gevallen toch voor dat er een verlies in ondersteuning is ten opzichte van de maand voor het overlijden. Om deze zeer specifieke situaties in de toekomst te vermijden, is het voorstel om een beperkte decretale wijziging door te voeren, waardoor gezinnen minstens het bedrag behouden van voor het overlijden, totdat er zich een wijziging voordoet in het gezin.
Wat de zorgtoeslag betreft, is het voorstel om de volledige procedure te herbekijken en zal er worden ingezet op digitalisering en op het aantrekken van meer evaluerend artsen. Wat de inzet van MDT’s voor de inschaling betreft, stellen we voor om te evolueren naar een gedeelde opdracht. Concreet zouden de MDT’s, nadat ze een kind hebben beoordeeld, deze informatie bezorgen aan het team zorgtoeslagevaluatie van het agentschap Opgroeien, waarna de evaluatie van de zorgtoeslag op stukken wordt opgenomen door een arts erkend door het agentschap Opgroeien.
Uit de analyses die in het kader van de evaluatie zijn gebeurd, blijkt dat de toepassing van de schooltoeslag correct is gebeurd, maar dat de harmonisering van het inkomensbegrip en de non-take-up een groter effect hebben dan verwacht. Het voorstel is om een grondige evaluatie van de schooltoeslag na het lopende schooljaar in te plannen en alvast bij te sturen voor kinderen die van onderwijsrichting veranderen tijdens het schooljaar, waardoor ze mogelijk minder schooltoeslag ontvangen. Hiervoor zou dan een regelgevende wijziging worden doorgevoerd, zodat kinderen in deze situaties het hoogste bedrag aan schooltoeslag behouden.
De toeslagen in het kader van de COVID-19-pandemie zijn er gekomen op initiatief van het Vlaams Parlement. Er is momenteel geen nieuwe toeslag gepland of gebudgetteerd. Het klopt – we hebben dat ook al eerder in de commissie uitgelegd – dat we er niet voor gekozen hebben om bovenop de verhoogde wezentoeslag nog extra ondersteuning, zoals de coronatoeslag, te geven.
De oude verhoogde wezentoeslag is niet zonder meer als sociale toeslag te beschouwen, want het bedrag is niet inkomensgerelateerd. Er is in die zin ook geen sprake van een ongelijkheid. Omgekeerd zouden andere gezinnen het als ongelijkheid kunnen aanzien als de overlevende ouder bovenop de verhoogde wezentoeslag en de volle leeftijdstoeslag een extra toeslag zou krijgen zoals de coronatoeslag.
Als de overlevende ouder van een gezin met een overlijden voor 2019 een nieuw gezin vormde, dan viel hij of zij terug op de gewone wezentoeslag. In die situatie is er wel recht op een sociale toeslag en op de coronatoeslag.
Het omkeren van de rangen heeft inderdaad ongewenste effecten op bepaalde gezinsdossiers, maar het gezin ontvangt verder hetzelfde bedrag als voor de transitie en tegelijkertijd zorgt deze omkering ervoor dat net zoals onder de vroegere kinderbijslagregeling de hoogste rangbedragen als eerste uitstromen wanneer een kind niet langer recht heeft op kinderbijslag of het gezin verlaat. Er is geen sprake van verlies van gezinsbijslagen op gezinsniveau.
Bovendien is het niet mogelijk om in het decreet een regeling op te nemen die voor ieder individueel gezin past, net gezien het feit dat er vonnissen kunnen zijn, waar geen decretale regeling voor getroffen kan worden. Ook is het niet aangewezen om wijzigingen door te voeren, aangezien er dan andere ongelijkheden naar boven zouden komen ten opzichte van andere gezinnen. Ik illustreer dit met het voorbeeld van een samengesteld gezin met twee kinderen uit een vorige relatie en een derde gezamenlijk kindje. Door de omkering blijft het bedrag op gezinsniveau hetzelfde, maar is er inderdaad een verschil in bedrag op niveau van het kind. Het ongewenste gevolg is wel dat bepaalde regelingen met de ex-partner mogelijk opnieuw moeten worden bekeken.
Het zou echter niet correct zijn om de omkering niet te laten gebeuren op basis van de drie kinderen samen. Immers, als enkel de rangen van de twee oudste kinderen zouden worden omgewisseld en het jongste kind rang 3 en dus het hoogste bedrag zou behouden, want vastgeklikt, dan zou dit betekenen dat het jongste kind het bedrag van rang 3 zou blijven krijgen totdat het geen recht meer heeft op het groeipakket en dus ook nog als de twee oudere kinderen al geen recht meer hebben op de gezinsbijslagen. Dit is in strijd met hoe de algemene kinderbijslagwet vroeger werd toegepast enerzijds, en discriminerend voor andere gezinnen en kinderen anderzijds, waar de toepassing van de rangen wel correct is gebeurd.
Vanuit het groeipakket kunnen gegevens over alle toeslagen worden gedeeld, mits de nodige protocollen en afspraken worden gerespecteerd. Dat is dus ook zo voor de sociale toeslag. Dit zal op een structurele manier kunnen gebeuren. De voorbereidingen worden hiervoor getroffen.
Vanuit Opgroeien worden momenteel ook lokale dashboards voorbereid rond de toeslagen groeipakket. Deze lokale dashboards zullen normaal eind april operationeel zijn, en zullen op gemeenteniveau cijfers bevatten over het aantal kinderen met het basisbedrag, de sociale toeslag, de zorgtoeslag, de (half)wezentoeslag en de pleegzorgtoeslag.
Voor de toeslagen wordt ook nog het percentage ten opzichte van het totaal aantal kinderen met een groeipakket weergegeven en zal ook het percentage per gemeente worden vergeleken met het percentage voor heel Vlaanderen. Op termijn zullen daar ook nog eens de gegevens van de schooltoeslag, en mogelijk ook van de kinderopvangtoeslag en kleutertoeslag, aan toegevoegd worden.
Wat de uitwisseling van kansarmoedegegevens betreft, wordt er een kader opgemaakt voor het delen van gegevens met het OCMW, specifiek met betrekking tot de gezinnen en kinderen die zich in een maatschappelijk kwetsbare positie bevinden of ondersteuningsnoden hebben. Hiervoor is er nood aan een decretale onderbouw omwille van de regelgeving over het beroepsgeheim en over de privacybescherming.
De voorgestelde bijsturingen vertrekken altijd vanuit het belang van de gezinnen en kinderen, en hebben dus een positieve impact op de verschillende begunstigden.
De regelgevende wijzigingen zouden het best zo snel mogelijk worden doorgevoerd. De evaluatie van de schooltoeslag kan worden ingepland in de tweede helft van 2021. Enkel de gegevensdeling tussen MDT’s en het team zorgtoeslagevaluatie van Opgroeien zal dit jaar nog niet kunnen worden geïmplementeerd omdat het nieuwe IT-systeem daarvoor eerst operationeel moet zijn.
De oefening Vlaamse brede heroverweging loopt momenteel. Welke daarvan ook de uitkomst zal zijn, het blijft van belang om de bouwstenen en doelstellingen van het groeipakket te behouden.
Er zijn voorlopig geen nieuwe initiatieven gepland. Ik kijk uit naar de verdere bespreking en de hoorzittingen in deze commissie.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, mag ik u vragen of u Hilde kent? Hilde woont in Vlaanderen, meer bepaald in Vlaams-Brabant, niet zo ver van mij. In maart 2019 werd ze weduwe. Ze heeft twee opgroeiende pubers. Ze ontvangt nu minder halfwezentoeslag. Een tweede probleem van Hilde is dat ze ook ambtenaar was, met ziekteverlof. Ze werd op pensioen gesteld wegens haar ziekte. Haar tweede probleem is dat ze ook niet in aanmerking kwam voor de verhoogde participatietoeslag. Haar inkomen lag wel onder de grens van 30.000 euro, maar bij de vroegere, federale studietoelagen werd een rustpensioen niet beschouwd als een vervangingsinkomen. Het groeipakket heeft dat gewoon overgenomen. Dat betekent dat Hilde vandaag geen verhoogde participatietoeslag ontvangt. Ze wordt eigenlijk twee keer getroffen. Wie opzoekt wat beschouwd wordt als een vervangingsinkomen, leest dat een pensioen daar wel onder valt, maar Vlaanderen doet dat niet meer. Minister, er is dus wel dringend een oplossing nodig voor heel wat concrete problemen van mensen.
Ik wil hierbij ook verwijzen naar het overlevingspensioen. Enkele jaren geleden heeft men, vanuit een nieuwe visie op weduwen en weduwnaren, die vroeger levenslang een overlevingspensioen kregen, dat systeem veranderd. Deze mensen krijgen nu slechts twee jaar een overgangsuitkering, afhankelijk van hun leeftijd. Ik hoorde een CD&V-collega van u, Nahima Lanjri, gisteren of eergisteren in de media zeggen dat ze dat systeem wou herbekijken en verlengen. Minister, ik wil dan ook de volgende oproep doen: laten we in Vlaanderen het huidige systeem voor de wezen- en halfwezentoeslag toch ook eens herbekijken.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw toelichting. Eigenlijk kan ik heel kort zijn. U hebt twee van mijn vragen beantwoord. U hebt uw keuze gemaakt, een keuze die wij niet zouden maken.
Destijds hebt u hier gezegd dat u met een evaluatie naar deze commissie zou komen, waarover we dan in gesprek konden gaan met u, waarover we hoorzittingen konden organiseren. U verwart dit echter een beetje met de evaluatie die u maakt. U koppelt daar direct voorstellen aan vast, die u binnen de meerderheid afgetoetst hebt. U komt met een – voor u – voldragen document en u zegt: ‘Dit is het. Veel plezier ermee. U kunt het eens lezen en er misschien in de toekomst nog wat vragen om uitleg over stellen, maar dat is het. Voor ons is dit het begin en het einde van de evaluatie.’ Dat is eigenlijk een beetje jammer.
U zegt dat u geen behoefte had aan externe partners. Dat is uitermate jammer, vermits onze externe partners toch wel een deel van uw draagvlak moeten zijn inzake uw nieuwe groeipakket en de problemen die er zijn. Ik denk dat u met die partners in gesprek moet gaan. Die partners kunnen u misschien ook oplossingen aanreiken. U zegt dat er geen eenvoudige of eenduidige oplossing is. Een eenvoudige oplossing zal er inderdaad waarschijnlijk niet zijn, maar er zijn misschien wel oplossingen mogelijk. Dus eigenlijk blijft er een belangrijke vraag. We gaan in deze commissie nu hoorzittingen houden met allerhande partners. Ik heb de lijstjes al eens doorgenomen die door de collega’s naar voren geschoven werden. Er werden heel wat interessante mensen voorgesteld om in deze commissie hun licht op het groeipakket en deze evaluatie te laten schijnen. Mijn vraag is: wilt u dan nog luisteren naar die mensen? Wilt u dan eventueel nog aanpassingen doen? Of zegt u: ‘dit is een mooi tijdverdrijf voor de commissie en ik blijf bij mijn standpunt. De evaluatie is wat ze is en daar zal niets meer aan veranderen’?
De heer Anaf heeft het woord.
Dat was ook de laatste vraag bij mijn interpellatie van daarnet. Welke openheid is er nog om die evaluatie echt grondig uit te voeren in de commissie? Ik hoor wel dat er verschillende IKW’s zijn geweest. Dat is heel tof, maar ik hoor dat zelfs de parlementsleden uit de meerderheid daar niet bij betrokken werden. We gaan nu wel hoorzittingen organiseren, maar hebben die eigenlijk nog wel zin? Ik hoor alleen maar: ‘we zullen’, ‘ik zal’ en ‘we hebben beslist’. Dat is voor mij geen evaluatie. Dan moeten we de Gezinsbond, Odos, Wim Van Lancker en anderen eigenlijk niet uitnodigen. Dan heeft dat weinig zin. Ik herhaal dus mijn vraag. Is er openheid om een aantal dingen grondig te herbekijken? Want anders moeten we er niet aan beginnen.
Een tweede opmerking gaat over die sociale toeslagen. Wij blijven vinden dat er nog veel meer gedaan kan worden aan kinderarmoede via die toeslagen. Wij zijn trouwens niet alleen, dat zeggen ook heel wat experten. U zegt dan dat u dat budgetneutraal wilt doen en dat u, als u extra sociale toeslagen voorziet, die middelen ergens anders vandaan moet halen. Ik wil een heel concreet voorstel doen. Nogmaals, wij zijn eigenlijk voorstander van het voorzien van extra budgetten. Maar als er geen extra budgetten kunnen worden voorzien, bent u dan bereid om te bekijken of er een eenmalige indexsprong mogelijk is op het basisbedrag die dan gebruikt wordt voor de sociale toeslagen? We hebben berekend dat, als er een eenmalige indexsprong zou komen op het basisbedrag, er in 2022 een budget vrijgemaakt wordt van 8,3 miljoen euro, wat zou neerkomen op 80 euro netto extra sociale toeslag per jaar voor kwetsbare gezinnen. Op kruissnelheid, zodra iedereen in het systeem van het groeipakket zit, zou dat neerkomen op 64 miljoen euro extra sociale toeslagen per jaar. Dat kunnen we realiseren door slechts een keer het basisbedrag niet te verhogen. We nemen dus eigenlijk niets van iemand af. Staat u ervoor open om dat te bekijken?
Tot slot, wat de wezen en de halfwezen betreft: ook daar hoop ik dat er openheid is om hen in de hoorzittingen toch nog aan bod te laten komen, opdat we opnieuw kunnen zoeken naar oplossingen voor hun problemen. Want ik denk dat we toch allemaal moeten vaststellen dat deze mensen veel minder middelen krijgen dan ze gekregen zouden hebben in de oude regeling, dat dat niet rechtvaardig is en dat dat absoluut ingaat tegen de beloftes die destijds gedaan zijn.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, bedankt dat u de analyse van onze fractie deelt, dat het inderdaad een huzarenstukje is geweest en dat de eigenlijke uitbetalingen vlot verlopen zijn. We willen ook alle instanties bedanken. Ik denk dat dat niet genoeg gezegd kan worden.
Wat betreft de analyse die gebeurd is, denk ik dat er nog een aantal diepgaandere analyses uitgevoerd moeten worden. Ik denk dat dat ook belangrijk is voor de terugkoppeling van dit decreet. We hebben in het verleden inderdaad al veel vragen om uitleg en actuele vragen gesteld, waarbij we telkens verwezen hebben naar onder andere de evaluatie, ook in dit parlement. Daarom denk ik dat het goed is dat we dat in dit parlement ook doen, zoals de collega’s ook onderschrijven. Ik weet dat u nu niet direct op mijn vraag kunt antwoorden of er nu inderdaad minder lege brooddozen zijn in de scholen en of er inderdaad minder onbetaalde schoolfacturen zijn. Het lijkt me zinvol na te gaan of de middelen worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en gegenereerd en waarvoor ze de titulatuur dragen.
De evaluatie is 164 pagina’s dik en betreft alle onderdelen van het groeipakket. Het moet me van het hart dat ik het jammer vind het hier alleen over de wezentoeslag te hebben. Ik vind het jammer dat sommigen daar heel sterk op focussen. Dat heeft een grote impact. Ik kan uit mijn eigen omgeving getuigen van de gigantische emotionele, opvoedkundige, pedagogische impact op het kind van het plots overlijden van een ouder in de fleur van zijn leven. Ik moet er niet aan denken dat beide ouders plots overlijden. Het is onmogelijk zich voor te stellen welke paperassen daarbij komen. Ouders worden soms geadviseerd om zeker niet voltijds te werken, want dan breekt ook de fiscale toestand op het niveau van de federale overheid los. Daar moeten we eens naar kijken, maar dat gaat uiteraard verder dan de bevoegdheid voor het groeipakket. Ik vind het toch niet onbelangrijk dat er eigenlijk veel meer in de evaluatie zit dan dit.
Een voor mijn fractie cruciaal element is dat we niet enkel met betrekking tot de sociale toeslag, maar ook met betrekking tot de zorgtoeslag moeten nagaan hoe we maximaal automatisch kunnen toekennen. Dat moet maximaal automatisch kunnen voor kinderen met bepaalde aandoeningen en beperkingen die jammer genoeg ongeneeslijk zijn, zodat we die ouders niet aandoen dat ze elke keer opnieuw moeten aantonen dat hun kind nog altijd niet genezen is. Dat zijn zaken waarmee we rekening moeten houden.
Wat de evaluatie van de kinderopvangtoeslag betreft, is de vraag wat dit doet met betrekking tot het naar de kinderopvang sturen van kinderen. Heeft dit een motiverend effect? De N-VA heeft dit altijd bepleit als een wortel om het kind naar het kleuteronderwijs te sturen. We geven een belangrijke incentive, maar bereiken we ook dat effect? Ik besef dat dit meer diepgaande analyses zijn, maar het lijkt me niet onbelangrijk om dergelijke zaken mee te geven.
Ik heb nog een vraag over de Huizen van het Kind. Ik stel vast dat 32,8 procent van de Huizen van het Kind geen samenwerkingsakkoord met de uitbetalingsactor heeft. Dat staat in tabel 10. Ik stel me de vraag waarom die akkoorden niet zijn afgesloten. Kunnen we dit, in het kader van de gegevensdeling waar we zelf achter staan en omwille van een gericht gezinsbeleid, niet verder stimuleren?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De uitvoerige analyse door de administratie focust op alle verschillende componenten van het groeipakket. Dat is een goede basis. Ik denk dat dit noodzakelijk is om verder te kunnen. Een aantal cijfermatige gegevens over de wijze waarop de gezinnen met de verschillende toeslagen worden bereikt, zitten hierin vervat. Dat is nodig als achtergrond. Het groeipakket is belangrijk voor de ondersteuning van de gezinnen met kinderen. We hebben altijd gesteld dat we het nodig vinden daar in de commissie voldoende aandacht aan te besteden.
De analyse door de administratie legt de vinger op een aantal noodzakelijke technische bijsturingen en op een aantal initieel niet voorziene knelpunten. Ik vind het niet meer dan normaal dat een aantal zaken zijn vastgesteld die we ten tijde van de invoering niet helemaal onder ogen hadden. Het is een huzarenstuk geweest, maar we moeten dit vanzelfsprekend bijsturen.
In de analyse worden vaak mogelijkheden geopperd waarbinnen dit kan gebeuren. Het is nodig tijdens de hoorzittingen verder informatie in te winnen en ons verder te bevragen. We moeten zelf met simulaties, analyses en dergelijke meer informatie verkrijgen. Tijdens de jaren waarin ik in het Vlaams Parlement zit, heb ik steeds het uitgangspunt gehad dat een commissie die hoorzittingen organiseert, de openheid moet hebben om te luisteren naar wat de sprekers daar vertellen. Ik ben tijdens mijn parlementair werk altijd terughoudend geweest om op voorhand al duidelijke conclusies te trekken. Dat zou niet correct zijn ten aanzien van wat een hoorzitting is.
Het is natuurlijk aan de beleidmakers om nadien op basis van die hoorzittingen een aantal conclusies te trekken. Daar kunnen vanzelfsprekend duidelijke randvoorwaarden aan verbonden zijn. Het budgettaire kader is er zo eentje waarmee tijdens alle hoorzittingen in het Vlaams Parlement rekening moet worden gehouden.
Mijnheer Anaf, ik heb daarnet uw voorstel gehoord. Misschien komen tijdens die hoorzittingen nog andere voorstellen op tafel. We moeten die hoorzittingen organiseren. Ik heb gemerkt dat een aantal commissieleden op basis van wat ik daarstraks heb gezegd, conclusies willen trekken. Zij zien meer dan ik, want voor mij zal tijdens de analyses en de conclusies de basisdoelstelling altijd de vraag blijven hoe we op de beste manier gezinnen met kinderen kunnen ondersteunen in de opvoeding en het onderhoud van die kinderen, hoe we met dit groeipakket een dam tegen kinderarmoede kunnen opwerpen en hoe we met die verschillende sterke toeslagen de meest kwetsbare gezinnen op een correcte manier kunnen bereiken. Het gaat dan om al die verschillende toeslagen, zoals de sociale toeslag, de wezentoeslag en de zorgtoeslag. We moeten nu die hoorzittingen organiseren en afspreken wie we willen horen. We moeten als commissie op een goede manier ons werk doen en nadien moeten we hier verder het debat voeren.
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, u bent meester over uw werkzaamheden. Het is niet aan mij om te zeggen of u al dan niet nog hoorzittingen mag organiseren. Dat laat ik helemaal aan u over. Ik zou niet durven in uw plaats te treden.
Mijnheer Daniëls, u hebt naar de zorgtoeslag verwezen. Ik denk dat u gelijk hebt en dat dit tijdens de bespreking onderbelicht is gebleven. Ik herinner me de vragen om uitleg en de actuele vragen die me in de commissie en tijdens plenaire vergaderingen zijn gesteld over de reële problemen met de zorgtoeslag. De meerderheid en de Vlaamse Regering hebben hierover gesproken. We hebben dit al gedeeltelijk aangepast en we willen dat verder aanpassen. U hebt hier heel terecht naar verwezen.
Wat de wezentoeslag betreft, heeft het Vlaams Parlement tijdens de vorige legislatuur, toen de kinderbijslag werd hervormd, op basis van een nieuwe filosofie een aantal keuzes met betrekking tot het groeipakket gemaakt. We kijken naar de toekomst en we stellen elk kind gelijk.
Maar ik begrijp niet goed hoe men kan zeggen dat dit altijd een verlies betekent. Ik geef een voorbeeld. Als je iemand bent wiens partner overlijdt, je hebt twee kinderen, en je zit in het nieuwe systeem, dan stijgt je groeipakket met de halfwezentoeslag van 166 euro en misschien ook nog met bijkomende sociale toeslagen. Ik vergelijk het even met het oude systeem. Stel dat je in het oude systeem twee kinderen hebt en weduwe of weduwnaar wordt, dan stijgt je groeipakket van 289-290 euro per maand naar meer dan 600 euro per maand. U kunt dat als volgt bekijken: wat betekent dat in het oude systeem? En dan is dat inderdaad een verschil van 160 à 165 euro. Maar je kunt het ook bekijken als: wat wordt er verloren wanneer er een nieuwe relatie wordt aangegaan? En dan is dat verschil 235 euro. Men zou 235 euro verliezen, terwijl men nu dat recht blijft behouden voor de rest van de duur.
We moeten daar dus op een heel genuanceerde manier naar kijken. Het is iets te gemakkelijk om te zeggen dat dit systeem alleen maar nadelen kent. Wel integendeel. Ik heb vroeger, als burgemeester en als schepen van sociale zaken, situaties meegemaakt waarbij mensen die hun partner hadden verloren en een nieuwe partner hadden leren kennen, plots tot de vaststelling kwamen welke financiële gevolgen dat had. Zij zeiden dat het niet was zoals het moest zijn. Het is op basis van die elementen dat het parlement in de vorige legislatuur gemeend heeft dat die wezentoeslag op een nieuwe leest moest worden geschoeid.
Voorzitter, dit waren nog een aantal bijkomende elementen.
Ik heb hier een aantal voorstellen gehoord die heel concreet waren. Maar het is uiteraard aan de commissieleden om te kijken hoe ze daar in de toekomst mee willen omgaan.
Minister, over de hoorzittingen zullen we het straks nog even hebben.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, ik blijf op mijn honger zitten wat betreft de openheid om nog bijsturingen te doen. Collega Schryvers zegt wel dat het normaal gezien de bedoeling is dat er eerst een hoorzitting is en dat er nadien pas conclusies worden getrokken. Maar in dit geval, collega, met alle respect, ís de evaluatie er al. De conclusies zíjn al getrokken. De vraag is: zullen die conclusies nog kunnen worden bijgesteld, afhankelijk van wat er in de hoorzittingen naar boven komt? Kunnen effectief voorstellen, zoals ik hier daarnet ook heb gedaan, in overweging worden genomen of niet? Want, ik herhaal, anders heeft het geen zin dat we die hoorzittingen organiseren.
Minister, als er goede ideeën uit komen, bent u dan bereid om uw evaluatie niet te zien als iets dat op zichzelf staat en al is afgerond, maar kunnen we dan nog bijsturingen doen?
Collega Anaf, op basis van de hoorzitting kunnen er nog parlementaire initiatieven worden genomen. Dat is ieders vrije keuze. Het zou niet de eerste keer zijn dat er op basis van hoorzittingen parlementaire initiatieven worden genomen om het beleid te wijzigen waar het kan. Maar het is niet aan mij om daarover te oordelen.
Minister Beke heeft het woord.
Wat de openheid betreft, heb ik met twee voorbeelden aangegeven hoe ik daarnaar kijk. Eén, er is hier de voorbije maanden al gesproken over de zorgtoeslagen. Collega Anaf heeft de problematiek van de gegevensdeling aan bod gebracht. Het zijn twee zaken die we hebben meegenomen in de evaluatie, om er iets aan te doen.
Ik dank de externe sprekers voor hun toelichting.
De interpellatie, de vragen om uitleg en de bespreking van de nota van de Vlaamse Regering zijn afgehandeld.