Report meeting Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Report
De heer Van Rooy heeft het woord.
In 2018 bestelden toenmalig federaal minister van Financiën Johan Van Overtveldt en staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken van de N-VA een allesomvattende studie – zo werd het toch verkocht – naar de impact van migratie op de Belgische economie en financiën. De focus moest liggen op niet-EU-burgers en op de kosten en opbrengsten voor onze arbeidsmarkt en overheidsfinanciën van alle mogelijke migratiekanalen, van asiel tot gezinshereniging. Minister-president, nog voor de resultaten er waren zei u het volgende: “Als uit de analyse zou blijken dat de studie op bepaalde punten onvoldoende uitgediept is naar Vlaanderen toe, kunnen de betrokken vakministers van de Vlaamse Regering nagaan wat de meest aangewezen werkwijze is om aan die eventuele lacunes tegemoet te komen.” De studie werd helaas meerdere malen uitgesteld, en uiteindelijk kwamen de resultaten van de studie er pas in november 2020.
De studie, uitgevoerd door de Nationale Bank van België (NBB), is echter allesbehalve volledig. Voormalig staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken was daarom net zoals wij niet onder de indruk. Hij hekelde terecht de onvolledige manier waarop de studie is uitgevoerd, omdat allerlei kosten, bijvoorbeeld de kostprijs van illegaliteit, werden genegeerd. Wat nog het belangrijkste is, is dat de studie niet de volledige levensloop van de migranten in rekening neemt, wat tot misleidende, valse conclusies heeft geleid. Ook Francken kwam tot die conclusie; hij zei dat bepaalde niet-Europese immigratiestromen de Vlaming bakken vol belastinggeld kosten. Wat niet in de studie staat, maar wel op basis van dezelfde data geconcludeerd werd door doctor Jan van de Beek, wiskundige en antropoloog en een gerenommeerde expert die aan de Universiteit van Amsterdam is gepromoveerd op een onderzoek naar migratie-economie, is dat een autochtoon over zijn volledige levensloop de Belgische schatkist 63.000 euro opbrengt, terwijl een allochtoon ons gemiddeld 150.000 euro kost. Dat is dus een enorm verschil, een enorme discrepantie.
Minister-president Jambon, in de commissievergaderingen van 10 november en 5 januari ondervroeg ik u reeds over welke conclusies u trekt uit deze studie van de Nationale Bank over de impact van migratie op de Belgische economie en financiën. Op 10 november vroeg u daarvoor meer tijd, en twee maanden later gaf u het teleurstellende antwoord dat in de studie gewezen wordt op “de globale positieve economische impact van migratie in haar verschillende facetten in België”, dat we “in ons Vlaams regeerakkoord vooruitlopen op die studie” en dat u “geen intentie” had om “aan de Nationale Bank te vragen om een nieuwe studie te maken”.
Wel ging u toen voor het eerst een verbintenis aan inzake timing, iets wat u naar eigen zeggen vroeger nog nooit had gedaan. U zou namelijk voor eind februari de conclusies van deze migratiestudie op de ministerraad van de Vlaamse Regering brengen, en de impact ervan op de Vlaamse bevoegdheden bespreken.
Minister-president, is dit reeds gebeurd? Zo ja, wat is de conclusie van de Vlaamse Regering naar aanleiding van de resultaten van de studie van de Nationale Bank over de impact van migratie op de Belgische economie en financiën? Is de studie volgens de Vlaamse Regering volledig genoeg?
Welke Vlaamse beleidsdomeinen raakt de studie? Welke beleidswijzigingen zouden desgevallend moeten worden doorgevoerd?
Zou er niet ook een dergelijke studie moeten worden uitgevoerd over de impact van migratie op de Vlaamse economie en financiën? Zo neen, waarom niet?
Ik dank u voor uw antwoorden.
Minister-president Jambon heeft het woord.
We hebben de studie van de Nationale Bank met de Vlaamse Regering grondig doorgenomen en besproken, zoals ik u beloofd had. Ik heb wel de timing van eind februari niet gehaald: het was vorige vrijdag. We hadden nog een aantal andere katten te geselen intussen.
Hiernavolgend overloop ik met u uitgebreid de actiepunten die de Vlaamse Regering heeft opgesomd uit de studie van de Nationale Bank. Die actiepunten gaan over volgende beleidsdomeinen: Integratie en Inburgering, Onderwijs, Arbeidsmarkt, en enkele federale bevoegdheden. In een tweede deel ga ik in op de vragen aan de federale overheid.
Ik bespreek eerst de maatregelen die de Vlaamse Regering neemt inzake integratie en inburgering. De Vlaamse Regering hechtte op 18 december 2020 haar principiële goedkeuring en op 26 februari 2021 haar tweede principiële goedkeuring aan een grondige wijziging van het Integratie- en Inburgeringsdecreet. Met de wijzigingen wil de Vlaamse overheid het inburgeringsbeleid slagkrachtiger maken, met het oog op verhoogde economische zelfredzaamheid, snelle actieve maatschappelijke participatie, doorgedreven taalverwerving en kennis van de Vlaamse waarden en samenleving. Gelet op de aanbevelingen die de Nationale Bank van België formuleert, verwijzen we in het bijzonder naar volgende maatregelen die zijn opgenomen in dat decreet. Versterken van het inburgeringstraject: de evolutie van twee naar vier pijlers binnen het inburgeringstraject met als nieuwe pijlers de onmiddellijke inschrijving van elke inburgeraar bij VDAB om de economische zelfredzaamheid te versterken, en het participatie- en netwerktraject van veertig uur. Aanscherpen van de resultaatsverbintenis: inburgeraars moeten de doelstellingen van de vier onderdelen behalen om te voldoen aan de inburgeringsplicht en om een attest te kunnen behalen. Slagen ze niet én hebben ze daarbij ook niet regelmatig deelgenomen, worden ze gesanctioneerd. Verdieping van het inburgeringscontract: het verduidelijken van de onderdelen van het inburgeringscontract, met onder andere de toevoeging van een richtinggevende timing en een bepaling betreffende de essentiële rechten en plichten die in onze samenleving moeten worden gerespecteerd. Versterken van het taalniveau na het inburgeringstraject: verplichte inburgeraars die twee jaar na het behalen van het inburgeringsattest niet werken of studeren, zullen taalniveau B1 mondeling moeten behalen. Het faciliteren van het delen van inburgeringsresultaten met de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ): door de mogelijkheid tot informatiedeling decretaal in te schrijven willen we ervoor zorgen dat de Dienst Vreemdelingenzaken bij beslissingen over het al dan niet verlengen van de verblijfstitel van de inburgeraar, op een uniforme en gelijkwaardige manier voor elke inburgeraar de nodige info verkrijgt over het gevolgde inburgeringstraject.
De Vlaamse Regering wil daarnaast het inburgeringstraject al kunnen opstarten in het land van herkomst van de nieuwkomer. Op deze manier zullen nieuwkomers sneller hun weg vinden in onze samenleving in het algemeen en op de arbeidsmarkt in het bijzonder.
Tot slot sluit de Vlaamse Regering – zo voorziet het Vlaams regeerakkoord – een samenwerkingsovereenkomst met duidelijke doelstellingen af met een participatieorganisatie die expertise bundelt met betrekking tot inclusie van mensen met een buitenlandse herkomst. De socio-economische activering van personen van buitenlandse herkomst moet de rode draad vormen doorheen die samenwerkingsovereenkomst. We verwachten van de participatieorganisatie dat ze activerende initiatieven opzet en ondersteunt om de arbeidsmarktintegratie van personen van buitenlandse herkomst te verbeteren.
Na de verwerking van het advies van de Raad van State en de definitieve goedkeuring van het ontwerp van decreet door de regering zal minister Somers dit ontwerp bij het parlement indienen.
Het tweede luik: de arbeidsmarkt. Werk zorgt voor een inkomen, maar ook voor identiteit, eigenwaarde, zelfontplooiing, een sociaal netwerk, enzovoort. Aan het werk gaan en dat ook blijven, is daarom uiterst cruciaal met het oog op maatschappelijke en professionele integratie in onze samenleving.
Het Vlaamse arbeidsmarktbeleid biedt een sterk activerings- en opleidingsbeleid op maat van de werkzoekende. Dit houdt in dat de ondersteuning en begeleiding van de werkzoekende door VDAB niet wordt bepaald op basis van persoonsgebonden kenmerken zoals leeftijd, afkomst, gender, maar wel in functie van de afstand van deze persoon tot de arbeidsmarkt. Deze benadering zorgt ervoor dat er steeds op maat van de werkzoekende kan worden gewerkt.
Om anderstalige nieuwkomers zo snel mogelijk te integreren is een snelle screening, snelle toeleiding naar opleiding of stages en snel aanleren van het Nederlands cruciaal. VDAB hanteert daarbij het principe van integratie door werk: in plaats van trage, lineaire trajecten hanteert VDAB een geïntegreerde aanpak waarbij een anderstalige nieuwkomer Nederlands leert tijdens een opleiding, stage of werk. De verschillende vormen van werkplekleren, zoals de beroepsverkennende stages of de individuele beroepsopleiding met taalcoaching (IBO-T), bieden immers niet alleen kansen tot het ontwikkelen van algemene en technische competenties, maar ook tot het aanleren van het Nederlands. Dankzij deze geïntegreerde aanpak worden de trajecten om aan de slag te gaan aanzienlijk korter en zal de nieuwkomer ook veel sneller Nederlands leren, wat de integratie bevordert.
Daarnaast wil de Vlaamse Regering elke vorm van discriminatie bestrijden. Daarom gaat zij verder in op de ingeslagen weg van sensibilisering, zelfregulering door de sectoren, opleiding en gerichte controles vanuit sociale inspectie.
Om de economische zelfredzaamheid te versterken, wordt inschrijving bij VDAB binnen de twee maanden na ondertekening van het inburgeringscontract voor niet-werkende inburgeraars verplicht. We gaan ervan uit dat elke inburgeraar op beroepsactieve leeftijd onmiddellijk of op termijn, bijvoorbeeld na het volgen van een opleiding, een arbeidsperspectief heeft. We streven evenwel naar een gelijktijdige inschrijving bij VDAB op het moment van intake en een inschrijving bij het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII). Indien een inschrijving op hetzelfde moment niet mogelijk is, moet de inburgeraar uiterlijk twee maanden na het ondertekenen van het inburgeringscontract ingeschreven zijn bij en opgevolgd worden door VDAB.
VDAB begeleidt hen ook actief op maat naar een job van het gepaste niveau, in nauwe samenwerking met alle betrokken instanties. Actief meewerken in een traject naar werk maakt deel uit van het inburgeringstraject. Daartoe zetten we in op een automatische gegevensuitwisseling tussen VDAB, het Agentschap Integratie en Inburgering, de lokale besturen en onderwijs. De samenwerking en doorstroming wordt structureel opgevolgd door een stuurgroep onder toezicht van de betrokken ministers. We zetten ook verder in op de samenwerking met het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers (Fedasil).
Ons Vlaams economisch migratiebeleid legt de focus op het aantrekken van buitenlands talent, waarbij we focussen op geschoolde werknemers, onderzoekers en studenten in functie van jobs voor knelpuntberoepen of hooggeschoolden. Door de focus op doelgroepen met een aantoonbare meerwaarde verhogen we ook de economische impact van migratie, zoals ook blijkt uit de studie van de Nationale Bank.
Via de arbeidskaarten voor niet-EU-werknemers trachten we buitenlands toptalent aan te trekken en het tewerkstellingspotentieel in Vlaanderen te versterken. Het nieuwe beleid zet hierbij ook extra in op administratieve eenvoud en flexibiliteit, afgestemd op de specifieke noden van de Vlaamse arbeidsmarkt. Om misbruik te bestrijden dient de werkgever over een maatschappelijke zetel of vestigingseenheid te beschikken in het Vlaamse Gewest.
Via de hervorming van de beroepskaarten voor niet-EU-zelfstandigen voeren we een aantrekkingsbeleid voor buitenlandse ambitieuze ondernemers en innovatief talent. We hanteren hierbij een duidelijke definitie van economische meerwaarde en innovatie, zodat criteria ontwikkeld kunnen worden op basis waarvan de aanvragen beoordeeld zullen worden, zoals een beoordeling van het financieel plan en de voorgestelde jobcreatie. Om misbruiken van het zelfstandigenstatuut en schijnzelfstandigheid te vermijden, voeren we het kwalificatieniveau 4 – dat is het niveau hoger secundair onderwijs – in als minimumvoorwaarde en vragen we een minimaal startkapitaal van 18.600 euro via een geblokkeerde rekening.
In het Vlaamse regeerakkoord en het VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) ‘Alle Hens Aan Dek’ van de Vlaamse Regering met de Vlaamse sociale partners, afgesloten in december 2020, staat de doelstelling centraal om 120.000 Vlamingen extra aan een job te helpen en een Vlaamse werkzaamheidsgraad van 80 procent te bereiken, in het bijzonder door de werkzaamheid van personen met een arbeidshandicap, ouderen, kortgeschoolden en personen met een migratieachtergrond te verhogen.
21 procent van de niet-werkende werkzoekenden had in 2019 geen of een beperkte kennis van het Nederlands. Dit aandeel zal door hun precaire arbeidsmarktsituatie naar alle verwachting stijgen in de nasleep van de coronacrisis. Daarom maken we werk van een talenplan om nieuwkomers beter te activeren. Onderwijs is een belangrijk instrument bij de integratie van anderstalige nieuwkomers. Binnen het leerplichtonderwijs voorzien we in onthaalklassen voor anderstalige kinderen. Vanaf het schooljaar 2021-2022 starten we ook met een taalscreening bij alle kinderen van de derde kleuterklas. Daaraan gekoppeld voorzien we middelen voor taalintegratietrajecten in scholen waar veel leerlingen als thuistaal niet het Nederlands hebben. We zorgen er zo voor dat leerlingen met voldoende kennis van het Nederlands starten in het eerste leerjaar.
Aantrekken van talent geven we ook vorm door het optimaal honoreren van aanwezig talent en opleiding. Door de focus op het aantrekken van hooggeschoolden, onderzoekers en studenten dienen we in te zetten op bekrachtiging van wat reeds werd behaald of verwezenlijkt. NARIC-Vlaanderen (National Academic Recognition Information Centre) speelt hier, via de erkenning van buitenlandse studiebewijzen, een essentiële rol in.
Dan hebben we ook nog een aantal vragen aan de Federale Regering inzake inburgering. Zoals reeds aangegeven wil de Vlaamse Regering het mogelijk maken om het inburgeringstraject reeds op te starten in het land van herkomst van de nieuwkomer. De Vlaamse Regering zal vanuit haar bevoegdheid op vlak van integratie van nieuwkomers werk maken van een gepast aanbod. Van de Federale Regering verwachten we dat ze haar bevoegdheden aanwendt om het succesvol afronden van zo’n voortraject inburgering in het land van herkomst waar mogelijk, bijvoorbeeld in het kader van gezinshereniging, ook te verplichten.
Om de ambitieuze doelstelling van een werkzaamheidsgraad van 80 procent uit het Vlaams Regeerakkoord tegen 2024 en 80 procent uit het federale regeerakkoord tegen 2030 te kunnen bereiken, is het noodzakelijk dat het federaal beleid met betrekking tot arbeidsrecht en sociale zekerheid ten volle flankerend en ondersteunend werkt ten opzichte van het Vlaams beleid.
Werkloosheid is een probleem bij Vlamingen van gelijk welke afkomst, maar verhoudingsgewijs nog iets sterker bij Vlamingen van allochtone origine. Een activerend beleid om werkloosheid te verhelpen kan bijgevolg een belangrijk verschil maken voor Vlamingen van allochtone origine en zo ook voor de hele samenleving. We vragen in dit verband de federale overheid om de nodige maatregelen te nemen om de activering van werkzoekenden te versterken, zoals een verplichte inschrijving van intensief tijdelijk werklozen bij VDAB om te vermijden dat ze na verloop van tijd in de structurele en volledige werkloosheid instromen. Intensief tijdelijk werkloos ben je bij ons na een periode van 3 maanden.
Via de Vlaamse jobbonus maken we de stap naar betaalde arbeid aantrekkelijker voor werkzoekenden met een bescheiden inkomen. Dat is een inkomen dat minder dan 2500 euro bruto per maand bedraagt. We vragen aan de Federale Regering om deze doelstelling om werken lonend te maken, verder te onderbouwen via de nodige fiscale en sociale bepalingen.
Wanneer we het ten slotte over actieve versus passieve migratie hebben, wordt de economische impact van immigratie ook bepaald door het profiel van de betrokken immigranten. Zo blijkt uit de studie dat migranten die ons land bereiken via de procedures van familiehereniging of internationale bescherming, een beduidend lagere participatie op de arbeidsmarkt vertegenwoordigen dan zogenaamde arbeidsmigranten. De hefbomen in het kader van deze passieve migratie, waaronder de gezinshereniging en internationale bescherming worden begrepen, liggen op het federale niveau. In dit kader vraagt de Vlaamse Regering, conform het Vlaams regeerakkoord, dan ook aan de Federale Regering om de nodige maatregelen te nemen, met name ook op het Europese niveau. Een doeltreffender beheer van de Europese buitengrenzen, het stoppen van illegale migratie en het aanpakken van de grondoorzaken van migratie in landen van transit en herkomst moet toelaten om tot een duurzaam migratiemodel te komen, aangepast aan de maatschappelijke draagkracht en de economische noden.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Dank u voor uw uitgebreide antwoord.
Ik heb het er alleen wel moeilijk mee, omdat, minister-president, mijn eerste vraag luidde wat de conclusie van de Vlaamse Regering over die studie was. Is de studie volgens de Vlaamse Regering volledig genoeg? Ik heb u ook een aantal voorbeelden gegeven van kosten die niet in die studie vervat zitten. Economen, demografen en uw eigen partijgenoot, Theo Francken, hebben er al herhaalde malen op gehamerd dat die studie misleidend is. Ze is onvolledig. Ze neemt bijvoorbeeld niet – en dat is het belangrijkste –, de volledige levensloop van de migrant in rekening om de kost dan wel de opbrengst te berekenen. U gaat daar niet op in. U geeft eigenlijk een antwoord waarbij u impliciet uitgaat van de conclusies en dus ook de aanbevelingen van de Nationale Bank, gebaseerd op een studie die een misleidende, valse conclusie heeft. Dat is Vlaams beleid dat dus gebaseerd is op misleidende resultaten.
U hebt dus ook niet geantwoord op mijn vraag welke beleidswijzigingen desgevallend zullen moeten worden doorgevoerd, en dit op basis van de werkelijke getallen. Ik heb u die ook genoemd. Dr. Jan van de Beek, wiskundige en antropoloog, heeft op basis van dezelfde gegevens die de Nationale Bank heeft gebruikt, waarbij hij echter wel rekening houdt met de volledige levensloop van de migranten, berekend dat een allochtoon ons gemiddeld 150.000 euro kost, terwijl een autochtoon gemiddeld 63.000 euro opbrengt. U geeft dan een antwoord en verwijst naar allerlei beleidsdomeinen – op Vlaams niveau zijn dat Integratie, Inburgering, Werk, enzovoort –, maar u zegt op geen enkel moment dat de enige juiste conclusie om een goed beleid op het vlak van werk en integratie te voeren, is dat er paal en perk moet worden gesteld aan de instroom. Je kunt op geen enkele manier van een knol een raspaard maken. Dat kun je gewoon niet. Dat is ook wat Dr. Jan van de Beek zegt: er moet aan de poort een selectie gebeuren, van enerzijds migranten die wel een meerwaarde kunnen geven, en van anderzijds migranten die dat niet kunnen.
Ik hoor u zeggen dat men illegale migratie moet stoppen. Zeer goed. Men moet de grondoorzaken van migratie aanpakken. Zeer goed. Ik zou u dus willen vragen, minister-president Jambon, dat u, als u in overleg gaat met de Federale Regering, ervoor pleit om niet alleen een quotum of een jaarlijks plafond – want er komen er veel te veel binnen – voor migratie in te voeren, maar ook om een selectie door te voeren, waarbij men, zoals bijvoorbeeld in Australië, met een puntensysteem werkt. Zo trekken we alleen de mensen aan die effectief de zekerheid bieden van een economische meerwaarde.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister-president, bedankt voor uw antwoord.
Ik ben al tweemaal tussengekomen en dit is nu de derde keer dat de heer Van Rooy u over hetzelfde onderwerp een vraag stelt. Voor mij is dit een interessant onderwerp. Ik moet zeggen dat u een heel mooi overzicht hebt gegeven van waar de Vlaamse Regering allemaal op inzet en welke initiatieven er op het vlak van integratie, onderwijs, arbeidsmarkt en arbeidsmigratie in de toekomst zullen worden genomen. Zoals u ook al zei, ben ik ervan overtuigd dat het Vlaams regeerakkoord vooruitliep op die studie. We zetten in dat Vlaams regeerakkoord wel degelijk op de juiste punten in. Het is nu een kwestie om die een voor een te laten slagen.
Ik hoor de heer Van Rooy zeggen dat u niet diep genoeg ingaat op de problematiek zelf. U haalt echter aan dat de Vlaamse Regering de Federale Regering een aantal vragen zal stellen. Dat zijn heel interessante vragen, bijvoorbeeld om de inburgering in het land van herkomst te faciliteren. Men moet al veel sneller in het proces inzetten op die integratie en inburgering. Ik denk dat dat iets is wat men in Nederland al een tijdje doet. Ik heb ook aan minister Somers gevraagd om hierop in te zetten. Door de verdere digitalisering van het inburgeringsproces denk ik dat we daar vanuit Vlaanderen in zullen slagen. Het is zeer goed dat de Vlaamse Regering het bij het federale niveau op tafel legt om dit verplichtend te maken, bijvoorbeeld in het kader van de gezinshereniging.
Bovendien hoor ik u wel degelijk op de juiste nagel slaan, minister-president. Het is zo dat professor van de Beek in de hoorzitting in de Kamer concludeerde dat er inderdaad moet worden ingezet op de actieve migratie. Ik hoorde u net zeggen dat dat evenwicht verstoord is. We moeten inzetten op actieve in plaats van op passieve migratie. U verwijst daarbij naar de gezinshereniging en naar de strijd tegen illegale migratie. Die punten zijn wel degelijk nodig om dat evenwicht, dat er nu niet is omdat de passieve migratie te veel het overwicht heeft, te herstellen en zo die passieve migratie aan banden te leggen.
Mijnheer Van Rooy, we zullen met onze federale fractie in de Kamer verder inzetten op deze punten. Er zijn inderdaad hiaten in de methodologie. Het onderzoek moet volgens mij worden verdergezet en worden verruimd, zodat de juiste conclusies met betrekking tot de generatierekening kunnen worden gemaakt. Ook de financiële, economische en maatschappelijke kost van illegale migratie moet in kaart worden gebracht. We zullen vanuit de N-VA opnieuw het initiatief nemen en vragen om verder op die studie te werken, die studie te verruimen en daar de nodige conclusies uit te trekken.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Bedankt, mevrouw De Vreese, voor de ondersteuning.
Mijnheer Van Rooy, ik zou samen met u willen dat de Vlaamse Regering verantwoordelijk was én voor het migratiebeleid én voor de inburgering en de integratie. Ik zou dat willen. Dat is waar ik in mijn politieke bestaan op inzet. Ik wil zoveel mogelijk bevoegdheden van het federale niveau naar het Vlaamse te halen. Ondertussen ben ik wel een legalist. Als minister-president van de Vlaamse Regering spreek ik mij uit over mijn bevoegdheden. Om mijn bevoegdheden maximaal te bewerkstelligen, kan het zijn dat ik ook zaken van het federaal beleid nodig heb. Dat is exact het antwoord dat ik aan u heb gegeven.
Mensen met een migratieachtergrond ernstig aanmoedigen om aan onze maatschappij te participeren en om iets bij te dragen in plaats van iets te kosten, hoort tot onze bevoegdheden: onderwijs, Nederlands leren, al die elementen die moeten leiden naar inburgering en dus leiden naar tewerkstelling en dus leiden naar zelfontplooiing van die mensen. En aan de andere kant zijn er een aantal vragen aan de federale overheid om veel meer in te zetten op actieve dan op passieve migratie, om het inburgeren in het buitenland te laten starten en dergelijke.
Ik hoop uit de grond van mijn hart dat ik het nog mag meemaken dat de Vlaamse Regering, wie die dan ook leidt, ook verantwoordelijk kan zijn voor het migratiebeleid. Ik zou dat echt heel graag willen, maar spijtig genoeg is dat minstens tot 2024 niet het geval.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister-president Jambon, u bent natuurlijk ettelijke jaren verantwoordelijk geweest voor het immigratiebeleid. Dat zijn we nog niet vergeten, en ik denk u ook niet. Er is toen op geen enkel moment paal en perk gesteld aan die passieve migratie. En dan ken ik het riedeltje wel: we zaten in een coalitie en we moesten rekening houden met … Net zoals u nu in een coalitie zit met twee traditionele partijen die wel een beetje verstrenging toelaat, bijvoorbeeld wat betreft inburgering en integratie, maar u weet net zo goed als ik dat dat ‘too little too late’ is. Ik weet dat u dat weet.
Het is ook niet omdat iemand inburgert en integreert dat hij of zij een economische meerwaarde is voor onze samenleving. De lat ligt gewoon veel te laag. U zou aan uw federale regeringscollega’s kunnen zeggen dat u in Vlaanderen met de handen in het haar zit wat inburgering en integratie betreft. Uw collega-minister Somers zit niet met zijn handen in het haar, want die denkt dat het allemaal valt op te lossen met wat inburgeringscursussen, maar zolang er geen strenge selectie gebeurt aan de poort via een puntensysteem à la Australië op socio-economische factoren, en bovendien ook een culturele selectie om ervoor te zorgen dat hier alleen nog maar een aantal mensen binnenkomen die cultureel volledig compatibel zijn met onze Vlaamse en Europese manier van leven, zullen we blijven aanmodderen op dezelfde manier als dat hier al decennia bezig is. En er zal studie na studie worden aangetoond dat die massa-immigratie ons geld blijft kosten in plaats van dat het ons geld oplevert, en de Vlaming zal het niet blijven pikken om daarvoor te blijven betalen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.