Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over het kunstenaarsstatuut
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister-president, laten we beginnen bij het begin: de bekendmaking van het federale regeerakkoord. Ik was bijzonder verheugd om te mogen lezen dat de regering in overleg met de sector en de sociale partners zal bekijken hoe het sociaal statuut voor de artiesten verder hervormd kan worden. “De overheid formuleert precieze, objectieve en eerlijke voorstellen voor bestaande en opkomende kunstenaars, die alle stadia van het creatieve werk versterken, van repetitie tot performance, publicatie en verkoop.” Tot zover het federale regeerakkoord.
In deze commissie weten we allemaal dat de kunstenaar geen apart sociaalzekerheidsstatuut heeft. Als kunstenaar ben je werknemer of zelfstandige. Gelukkig hebben ze een aantal voordeelregels in de werkloosheidsreglementering: de zogenaamde cachetregel en de neutralisatie. Dat zijn in essentie de twee regels die beter bekend staan onder de term kunstenaarsstatuut.
Al heel lang bestaan er in de culturele, de academische en de beleidswereld vragen rond de performantie van dit systeem, maar vooral over de precariteit ervan. Zelfs in normale tijden is het statuut van de kunstenaar, de artiest te precair. Maar – we hebben het in deze commissie al vaak gezegd – het is nog pijnlijker blootgelegd tijdens de covidcrisis. Het is nu tijd voor een doortastende aanpak, die op termijn een hervorming toelaat die de artiest een sociaal en toegankelijk statuut geeft.
Cultuur is een bevoegdheid van de deelstaten. Het lijkt mij dan ook van zeer groot belang dat we dit met een vergrootglas opvolgen. Ik heb hierover al een aantal vragen gesteld. U hebt mij in antwoord op mijn schriftelijke vraag laten weten dat de opstart van de werkgroep over het statuut van de kunstenaar stond geagendeerd op de eerstkomende interministeriële conferentie (IMC), die op 4 februari zou plaatsvinden. Ondertussen heeft ook collega Coudyser gevraagd naar de resultaten van die IMC.
Minister, welke zaken zijn daar specifiek besproken rond het kunstenaarsstatuut? Welke afspraken werden er gemaakt? Hebt u zicht op een tijdlijn?
Op woensdag 20 januari is er een hoorzitting gestart in de Kamer. Daarin kwamen vele stemmen aan bod: de brede sector, de sociale partners en de academische wereld. Velen hebben terecht benoemd dat de gemeenschappen hierin toch ook wel een zeer belangrijke rol spelen. We zullen vanuit Vlaanderen dan ook een gepast flankerend beleid op poten moeten zetten. Hoe ziet u dit hele verhaal?
Mijn gewaardeerde collega Pelckmans zal zo meteen vast verder infomeren naar het initiatief van Pierre-Yves Dermagne. Voorzitter, ik laat het uiteraard aan u over om collega Pelckmans het woord te geven, maar ik veronderstel dat hij hierin zal aanvullen.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Collega D’Hose, dank u wel. Ik deel uw enthousiasme en bezorgdheid in deze kwestie. Ook Groen is zeer gemotiveerd om hier hard aan door te werken. De concrete aanleiding was er inderdaad vorige week, toen federaal minister Dermagne 75 miljoen euro vrijmaakte voor de hervorming van het zogenaamde kunstenaarsstatuut. Het is, zoals collega D’Hose al zei, ‘zogenaamd’ want het is geen echt statuut. Sommigen noemen het bijna een uitzondering op de bestaande werkloosheidsregeling, maar dat is wat kort door de bocht.
Het is onnodig te stellen dat het leeft. We hebben dat nogmaals gemerkt in een panelgesprek over de toekomst van de muzieksector. Zowel de minister van Sociale Zaken Vandenbroucke als u, minister-president Jambon, beaamde dat een en ander hoog op de agenda staat en dat we daar echt de hand aan de ploeg moeten slaan. Maar in hetzelfde artikel dat ik in De Standaard daarover las werd er gewag gemaakt van een dossier dat ter voorbereiding werd opgemaakt door Cultuurloket. “Met Cultuurloket hebben wij ook een nota voorbereid met informatie over hoe het verder kan, en daarmee trekken we naar alle partners.” De man in kwestie zegt daar dat het een ingewikkelde puzzel is, vooral omdat het verspreid zit over verschillende departementen: Cultuur, Sociale Zaken, Werk en Financiën op het Vlaamse niveau. Ook de regio’s en het federale niveau zijn erbij betrokken.
Ik sluit mij aan bij de vragen van collega D’Hose.
Wat zijn de krachtlijnen van de nota van Cultuurloket? Is die nota beschikbaar?
We weten dat dit op de IMC van 4 februari 2021 uitgebreid aan bod is gekomen. Wij zijn benieuwd wat daar precies concreet is uitgekomen.
Wat gaat Vlaanderen daaraan doen? We hebben er heel veel mee te maken. Er is die federale 75 miljoen euro. Maar voorziet u eventueel in bijkomende middelen, al dan niet gekoppeld aan flankerende maatregelen? Zo ja, waar zouden deze middelen dan vandaan moeten komen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
De IMC heeft onder andere volgende zaken besproken: het beheer van de coronacrisis in de culturele sector, dat zal u niet verwonderen; het statuut van de cultuurwerkers; het stimuleren van de geefcultuur, van de aftrekbare giften dus. Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag van mevrouw Cathy Coudyser, waarin ik vorige week de oprichting van de strategische werkgroep toelichtte.
Mevrouw D’Hose, u zei dat dit in het federale regeerakkoord is opgenomen. Mag ik u erop wijzen dat ook in het Vlaamse regeerakkoord staat dat wij bij de federale collega’s zullen aandringen. Ik was net als u verheugd dat het ook in het federale regeerakkoord is opgenomen.
In mijn Strategische Visienota van 1 april 2020 heb ik de negen krachtlijnen van mijn kunstenbeleid uiteengezet. Een belangrijk onderdeel hiervan is de vierde krachtlijn, met name “De individuele kunstenaar als hoeksteen van het landschap”. Daaruit blijkt reeds mijn intentie om in te zetten op een flankerend beleid ten aanzien van de kunstenaar. Het statuut van de kunstenaar is dan wel federale materie, maar dat betekent zeker niet dat we als gemeenschap binnen onze bevoegdheden niet alle middelen kunnen aanwenden om de positie van de kunstenaar te verstevigen. In die zin heb ik in de Strategische Visienota de nadruk gelegd op fair practices en fair pay binnen cultural governance als basisbeginselen voor een gezond kunstenlandschap. Een gezonde financiële toestand van de kunstenaar is voor mij dus van primordiaal belang, niet alleen voor de betrokken individuele kunstenaar maar bij uitbreiding voor het hele landschap.
Dit engagement van mijnentwege wordt momenteel geoperationaliseerd binnen de lopende procedures met de incorporatie van het principe van fair practices en een correcte vergoeding in het Kunstendecreet alsook in het Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het Kunstendecreet.
De fair practices-principes staan voorop bij de realisatie van kunsteninitiatieven gesubsidieerd binnen het Kunstendecreet. Zoals aangekondigd in de strategische visienota zullen de kern- en kunstinstellingen hierbij een voorbeeld- en voortrekkersrol spelen om de fair pay en fair practices maximaal en proactief in de sector te verspreiden.
U vroeg wat de krachtlijnen waren van de nota van het Cultuurloket. Cultuurloket nam de voorbije maanden het initiatief om een onderzoek te voeren naar het statuut van de cultuurwerker. Cultuurloket formuleerde een aantal voorstellen op sociaal, arbeidsrechtelijk en fiscaal vlak. Men werkte hiervoor samen met het Overleg Kunstenorganisaties (oKo) en een aantal experten.
De krachtlijnen van de nota van Cultuurloket betreffen de uitbreiding van het toepassingsgebied van het statuut van de kunstenaar naar het statuut van de cultuurwerker; een gelijkwaardige sociale bescherming en opbouw voor de cultuurwerker; directe arbeidsrelaties en correcte vergoedingskaders voor zelfstandigen en werknemers binnen de cultuursector; een verbetering van het arbeidsrechtelijk statuut van de werknemer; maatregelen tot een aan de praktijk en loopbaan van de cultuurwerker aangepast statuut van de zelfstandige; aanpassingen aan de voordeelregels in de werkloosheidsreglementering; een versterkte rol van de Commissie Kunstenaars.
Mijnheer Pelckmans, u vroeg of u de nota kon krijgen. De nota is consulteerbaar via de website van Cultuurloket: Het statuut van de cultuurwerker.
U vroeg ook of er overlegmomenten zijn geweest. De socio-economische positie van de kunstenaar en cultuurwerker was een van de agendapunten op de laatste IMC. Dit resulteerde in de oprichting van een werkgroep waarbij de kabinetten van de verschillende beleidsniveaus op geregelde tijdstippen zullen samenkomen om de nieuwe voorstellen te bespreken. Dat is nog niet geoperationaliseerd, maar het is ook nog niet zo lang geleden.
Hebben we de ambitie om naast de federale 75 miljoen euro nog geld neer te leggen? Het kunstenaarsstatuut is een federale aangelegenheid. Vanuit Vlaanderen zijn hiervoor op dit moment geen bijkomende middelen voorzien. Ik heb daarstraks wel van een flankerend beleid gesproken, maar specifiek voor het kunstenaarsstatuut zelf zijn voorlopig geen bijkomende middelen voorzien.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister, ik denk dat het na corona duidelijk is dat we hier voor de volgende grote werf staan, en dat we dat de rest van de legislatuur zullen moeten opstarten. Het is goed dat we daar van in het begin al goed over praten, denk ik. U haalt de fair practices en fair pay aan. Ik heb hier toch twee bedenkingen bij.
Ik heb een eerste bedenking in het kader van het Kunstendecreet. Dat zullen dan waarschijnlijk de uitvoeringsbesluiten zijn voor het Kunstendecreet. Ik zou er eerlijk gezegd voor opletten om fair practices en fair play als een beoordelingscriterium op te bouwen vanuit het uitvoeringsbesluit van het kunstendecreet. Ik denk dat hier de methode van de wortel beter zou werken dan de methode van de stok, als u begrijpt wat ik bedoel.
Een tweede bemerking hierbij is dat ik er wel van uitga dat flankerend beleid meer zal moeten zijn dan enkel fair practice en fair pay. We zouden eigenlijk de volledige loopbaan van een kunstenaar moeten kunnen bekijken, en zien waarin hier de gaps vallen. Zodra iemand afstudeert moet je dat bekijken: er is het kunstenaarsstatuut, er is het werknemersstatuut. Je moet dat bekijken vanuit de logica van een loopbaan, en zien waar de gaten vallen. Dat gaat in mijn ogen iets breder dan enkel fair practice en fair pay.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Ik sluit mij voor een stuk aan bij wat collega D’Hose zegt, maar ik wil daar twee elementen aan toevoegen. Het eerste is van heel praktische aard maar wel heel belangrijk: die verantwoordelijk wordt nu voor een stuk bij de IMC gelegd. Dat is natuurlijk een middenpositie die belangrijk is, maar hoe gaan we dat allemaal vanuit Vlaanderen in deze commissie kunnen volgen?
We zouden dus een methode moeten vinden – dat is ook een vraag voor de collega’s zelf – om dit hier van heel nabij op te volgen. Dit is namelijk zo’n belangrijk aspect van de ambitie van ons Vlaams cultuurbeleid, en ook van het federale beleid dienaangaande, dat we dat echt op de voet moeten volgen. Mijn vraag is dus heel concreet: hoe gaan we dat doen?
Ik heb nog een tweede, misschien wat meer filosofische, bedenking. Ik denk dat we er ons soms heel weinig van bewust zijn dat een en ander ook voortkomt uit ons denken over het subsidiebeleid. Gisteren was er – en ik ben daar blij om – de mededeling over de vaste benoemingen en de evaluatie enzovoort in het onderwijs. Ik zetel af en toe ook in comités van grote scholen. Gisteren heb ik nog een directeur aangesproken. Ik vroeg hem om zich onze situatie in te beelden. Stel je voor dat een grote aso-school, een grote instelling, elke vier jaar voor een commissie moet komen ter beoordeling. Elke vier jaar moet je dus zeggen aan je werknemers dat je niet weet of er binnen vier jaar nog subsidies zullen zijn. Dat is wel de realiteit waar heel veel kunstenaars mee te maken hebben. Ik deel de overtuiging dat we ervoor moeten zorgen dat het kunstenaarslandschap niet in slaap valt. We hebben enorm veel dynamiek in dat kunstendecreet gestoken, met heel veel aanvragen en vormen van kortlopende subsidies. Ik denk dat we er ons heel goed bewust van moeten zijn dat een en ander voortkomt uit ons subsidiebeleid. Ik heb daar niet direct een antwoord op. Maar ik vraag toch aan de collega’s om, als we het straks over het Kunstendecreet hebben, daar heel veel aandacht voor te hebben.
Mijn eerste vraag is dus: hoe gaan we dit hier opvolgen? Mijn tweede vraag gaat over het Kunstendecreet en bij uitbreiding ook het Erfgoeddecreet.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel, collega D’Hose en collega Pelckmans, voor het stellen van deze vraag. Ik denk dat het heel belangrijk is, in navolging ook van de vraag van collega Coudyser twee weken geleden, dat we deze belangrijke dossiers – deze ‘belangrijke werf’ zoals collega D’Hose het noemde – nauw opvolgen en ook bekijken hoe we vanuit Vlaanderen maximaal kunnen meewerken aan deze oefening.
Corona heeft die precariteit, waarvan we al wisten dat ze bestond, nog maar eens pijnlijk aangetoond en ook versterkt. Dit is dus het moment om werk te maken van een betere socio-economische positie van de cultuurwerkers. Het is zeer goed dat er gesproken wordt over cultuurwerkers en niet over kunstenaars. Ik denk dat de oefening zeer grondig moet gebeuren. Onze fractie is geen voorstander van morrelen in de marge met aanpassingen aan dat kunstenaarsstatuut. We zijn voorstander van een heel grondige, brede aanpak. We willen de oefening maken met het oog op de brede problematiek van fair practice, fair pay, de economische positie van alle cultuurwerkers en ook van nieuwe medewerkers in de nieuwe digitale economie. We denken dat daartoe een grote inspanning nodig is van alle overheden en van alle sectoren. Het is zeer verheugend te horen, minister-president, dat u daar vanuit Vlaanderen maximaal uw schouders onder zet. We weten dat dit ook zeer hoog op de federale agenda staat. Het wordt ook zeer nauwgezet opgevolgd door het kabinet-Vandenbroucke. Wij willen dit dus absoluut steunen.
Minister-president, aansluitend bij de opmerking van collega D’Hose wil ik u ook vragen hoe u dat precies ziet. Ik begrijp niet goed wat u zegt over de wortel en de stok. Ik denk dat we effectief moeten kijken hoe we die fair practice en fair pay in alle decreten – niet alleen in het Kunstendecreet, zoals collega Pelckmans terecht opmerkte – op een of andere manier als een voorwaarde kunnen verankeren. Ik hoor dus graag uw ideeën daarover.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Voorzitter, ik dank de vraagstellers. Dit is inderdaad een interessant onderwerp. De problematiek is nogmaals in de verf gezet, jammer genoeg, door de coronacrisis.
Mijnheer Pelckmans, ik ben inderdaad van mening dat het in se gaat over een uitzonderingsregel op de werkloosheidsreglementering. Dat betekent niet dat daar geen verbetering mogelijk is zoals een duidelijker definiëring van het statuut op zich. Ze worden als bediende benoemd maar uitbetaald als arbeider, de cumulregeling moet worden aangepast, de administratieve rompslomp moet verdwijnen.
Uiteraard zullen wij alles in die richting steunen dat voor een verbetering kan zorgen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Dit is een interessant debat, collega’s, over het kunstenaarsstatuut. De coronapandemie heeft fel de vinger op de wonde gelegd, het statuut vertoont grote mankementen. Het is ook goed dat de Federale Regering daarvoor aan het werk gaat, al kan dat niet zonder de gemeenschappen daarbij te betrekken. Het moet vooral in overleg met de sector zelf gebeuren.
CD&V is vooral voorstander van een deftig statuut in plaats van opvangnetten. Het beste is toch nog altijd een correcte tewerkstelling, fair practices. Dat moet normaal worden. Ze verdienen een correct statuut, als zelfstandige of als werknemer, zodat ze volwaardige sociale rechten kunnen opbouwen. Dat zou de basis moeten zijn. Als dat niet mogelijk is om allerlei redenen, moet dat opvangnet er wel zijn. De instapdrempel mag gerust verlaagd worden, maar men moet ook zien dat een vangnet geen hangmat wordt waar men in blijft hangen. Het is een moeilijk evenwicht.
Er waren hoorzittingen in de Kamer. Daaruit bleek dat er heel diverse meningen over bestaan, redelijk extreem tegenover elkaar. Ik hoop dat er federaal een soort gemene deler wordt gevonden en dat er iets wordt uitgewerkt dat genoeg draagvlak heeft.
Zijn het nu cultuurwerkers of kunstenaars? Ik ben het er wel mee eens om het woord cultuurwerker te gebruiken. Wat is de definitie van een cultuurwerker? Zijn dat ook de mensen die aan het onthaal of de balie zitten? Zijn het ook de werknemers in de aangrenzende horeca? Er moet een band zijn met het artistieke. ‘Cultuurwerker’ mag niet te ruim worden opgevat.
Dat is een eerste mening die we willen meegeven. Er zal – als Leuvenaar mag ik dat zeggen – nog veel water door de Dijle moeten vloeien eer alles een beetje samenkomt. Dat er werk van moet worden gemaakt, ziet iedereen in na de toestanden van de laatste jaren.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dank u wel. Mevrouw D’Hose, we moeten inderdaad de volledige loopbaan bekijken. Daarom is het goed dat we bij de werkzaamheden betrokken worden.
Wat de methode betreft, dat moeten jullie onder elkaar maar beslissen. Ik kan alleen maar mijn engagement geven. Voor alles waar wij in betrokken worden, zal ik de documenten en dergelijke zeker delen met de commissie. Ik laat de werkmethode aan jullie over.
Ik wil daarin bijzonder transparant zijn met deze commissie. Ik ben heel blij dat er hier ongeveer eensgezindheid bestaat over dat statuut. De lijnen van meerderheid en oppositie lopen wel een beetje anders, maar omdat de gemeenschappen en het federale niveau hier samen aan moeten werken, zal het toch minder dan anders oppositie tegen meerderheid zijn. Ik kijk er echt naar uit.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Ik kan alleen maar de minister-president gelijk geven, dat we uitkijken naar de boeiende discussies die we hierrond gaan hebben.
De heer Pelckmans heeft het woord.
We hebben nu eindelijk een routeplan. Waar we toch mee moeten opletten: iedereen hamert op die enorme complexiteit; we moeten dat bewaken, dat het plan daarin niet verzuipt. Daarom roep ik de commissie opnieuw op om een methode te vinden om dat mee te monitoren, over de partijgrenzen heen.
Twee: flankerend beleid is belangrijk, oké, niet direct een … (onverstaanbaar) …, dat begrijp ik wel. Maar als straks uit de studie en uit de gedetailleerde rapportering en de richting die gekozen wordt, zou blijken dat de gemeenschappen daar wat financiële plaatjes moeten bij nemen, dan zou ik dat toch heel erg durven te overwegen, wegens de essentie.
Ten laatste, ik heb het al gezegd: laat ons toch echt wel goed beseffen dat een en ander ook wel het gevolg is van ons wetgevend werk. Ik ben voor die enorme dynamiek, maar we moeten toch zorgen dat – zoals in andere sectoren – de flexibiliteit niet zo groot wordt dat men op den duur dit soort toestanden krijgt. Dus als we straks het Kunstendecreet en op lange termijn het Erfgoeddecreet moeten gaan sturen en daarover beslissen, dan moeten we dat toch echt heel goed ‘in mind’ hebben.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.