Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, ik ondervroeg u per schriftelijke vraag van 5 oktober 2020 reeds over de problematiek van de Belgisch-Nederlandse gedubde content op streamingplatformen. U gaf toen aan dat u ook belang hecht aan Belgisch-Nederlands gedubde content op deze platformen, zeker voor kinder- en jongerenprogramma’s. Wij delen de mening dat de taal waarin onze kinderen en jongeren hun televisieaanbod te zien en te horen krijgen, niet te ver van hun dagelijkse realiteit – hun dagelijks gebruikte taal – mag staan. De bedoeling van dubbing is immers om anderstalige of moeilijk te begrijpen zaken net wel begrijpbaar te maken voor de kijker. Bij anderstalige programma’s is dat de logica zelve, maar aangezien er in eenzelfde taal ook grote verschillen kunnen bestaan tussen het gebruik in twee verschillende landen, is de problematiek van Belgisch-Nederlandse dubbing ten opzichte van Nederlands-Nederlandse dubbing onze aandacht waard, zeker wanneer het over programma’s voor jonge kinderen gaat. Ik ben dus blij dat u het belang daarvan onderschrijft.
Sinds het stellen van de eerder genoemde vraag is er echter niet veel gebeurd bij de buitenlandse streaminggiganten om mijn initiële vrees de kop in te drukken dat onze kinderen en jongeren in de toekomst overspoeld zullen worden door Nederlands-Nederlands gedubde content. Integendeel: wanneer we bijvoorbeeld naar de – ook door mij zeer gewaardeerde – animatiefilm Soul willen kijken op Disney+, is er geen Belgisch-Nederlands gedubde versie beschikbaar. Hoewel die wel bestaat met het oog op een bioscooprelease, heeft Disney er niet voor gekozen deze nagesynchroniseerde versie online te plaatsen. Op Netflix is de toestand nog erger: daar wordt nooit een Belgisch-Nederlands nagesynchroniseerde versie online geplaatst.
Met het oog op het steeds groter wordende deel van Vlaamse mediagebruikers dat streamingplatformen – Streaming Video On Demand, kortweg SVOD-platformen – gebruikt, en zeker gelet op het feit dat de populariteit van SVOD bij kinderen en jongeren nog veel groter is dan bij oudere mediagebruikers, is dat toch wel echt een groot probleem. Daarnaast is ook het risico van meer en meer Nederlands-Nederlandse dubbing voor de Vlaamse dubbingsector een groot probleem, want die zou steeds minder werk krijgen.
Daarom zou ik graag de volgende vragen stellen in navolging van mijn initiële vraagstelling van oktober.
Minister, u gaf aan dat er inzake de huidige versie van het Mediadecreet geen probleem is met de keuze van SVOD-platformen om enkel Nederlands-Nederlands gedubde content aan te bieden. Artikel 163 betreffende lineaire televisieomroepen en artikel 174 betreffende niet-lineaire televisieomroepen zijn immers niet volledig toepasbaar vermits deze geen invloed hebben op SVOD-diensten die niet in Vlaanderen gevestigd zijn. Staat er volgens u ergens iets in de weg van het toevoegen van een extra artikel waarin SVOD-diensten verplicht worden om Belgisch-Nederlands nagesynchroniseerde content aan te bieden?
In welke mate kan een dergelijke verplichting ingevoerd worden zonder dat dit een nadelig effect heeft op het aanbod van deze diensten in Vlaanderen? Het invoeren van een regel mag immers niet gepaard gaan met een drastische vermindering van de aangeboden content.
Met de nieuwe audiovisuele mediarichtlijn krijgen lidstaten meer grip op het regelgevend kader voor deze diensten. Uiteraard is de decreetgeving die voorziet in een Vlaamse omzetting van deze richtlijn al vergevorderd, maar bestaat er ruimte om in het kader van deze omzetting regels toe te voegen met het oog op het beschermen van Belgisch-Nederlandse dubbing?
Is er volgens u een nood om aanvullende regels toe te voegen voor producties die met VAF-steun (Vlaams Audiovisueel Fonds) gemaakt worden of die via de stimuleringsregeling tot stand komen, om de Belgisch-Nederlandse dubbing te vrijwaren? Gelet op het grote Belgisch-Nederlandstalige karakter van deze producties is dat misschien niet nodig.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de meest gebruikte SVOD-diensten die actief zijn in Vlaanderen om hen bewust te maken van het belang om Belgisch-Nederlands gedubde content aan te bieden? In Spanje zagen we bijvoorbeeld het effect dat een dergelijke politieke druk kan hebben, want Disney zette daar na grote druk een Catalaanse versie van Soul online. Voor alle duidelijkheid: ik ben wel fan van deze film, maar het gaat niet enkel over deze film.
U gaf aan dat op beurzen waar internationale content verkocht wordt, promotie gemaakt zou kunnen worden voor de Vlaamse dubbing. Hoe kunt u met de middelen en de beleidsruimte die u ter beschikking hebt, dit idee in realiteit brengen?
Minister Dalle heeft het woord.
Zoals ik aangaf in het antwoord op uw schriftelijke vraag, leidt het invoeren van de verplichting om steeds Belgisch-Nederlandse dubbing aan te bieden, tot bijkomende kosten voor de Vlaamse televisieomroepen. Het risico bestaat bijgevolg dat bepaalde content in Vlaanderen niet meer uitgezonden zal worden door de hoge dubbingkosten. Dat is natuurlijk absoluut te vermijden. Het zou goed bedoeld kunnen zijn om het decretaal te verplichten, maar als het gevolg niet is dat men in het Belgisch-Nederlands gaat dubben, maar dat het niet meer wordt uitgezonden, dan hebben we in onze eigen voet geschoten. Om die reden ben ik er geen voorstander van dergelijke verplichting in te schrijven in het Mediadecreet.
Deze namiddag starten we de bespreking van het ontwerp van decreet over de omzetting van de AVMD-richtlijn (Audiovisuele Mediadiensten). De verplichting waaraan u refereert staat daar niet in. Zoals gezegd, ik ben zeer reticent om het wel te doen, maar ik sta open voor het debat.
Dit neemt niet weg dat ik wel belang hecht aan een Belgisch-Nederlandse dubbing en ik ga hierover ook in gesprek met de betrokken bedrijven. Zo had ik recent een gesprek met Netflix en het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). Bij Netflix is men zich aan het bewust worden van de soorten Nederlands. Het zijn twee Nederlandse dames die de coördinatie doen voor de hele Benelux. Ze zijn er zich van bewust dat de Vlaamse markt anders is dan de Nederlandse en dat dit een invloed moet hebben op de dubbing. Ik probeer de bedrijven daarvoor te sensibiliseren, het is trouwens in hun commercieel belang. Het is vooral belangrijk dat internationale spelers op de hoogte zijn van het feit dat er twee varianten van het Nederlands bestaan.
Er is over deze thematiek ook overleg geweest met de Nederlandse Taalunie. De Nederlandse Taalunie geeft aan dat het belangrijk is dat het Nederlands in al zijn verscheidenheid en variatie aan bod komt in de media, en dus ook in dubbing. Voor de Nederlandse Taalunie worden Vlaamse en Nederlandse kinderen het best geconfronteerd met een gezonde mix van Nederlands-Nederlands en Belgisch-Nederlands.
Ik heb voor deze vraag contact genomen met het VAF inzake de regels. Elk project dat steun krijgt van het VAF moet in het Nederlands worden ondertiteld, zowel reeksen in een andere taal als reeksen in het Nederlands. Bovendien is de live action content voor kinderen die door het Mediafonds wordt gesteund, veelal Belgisch-Nederlands of Vlaams gesproken. Het lijkt op dit moment niet aangewezen om aanvullende regels toe te voegen voor producties die gesteund worden door het VAF, bijvoorbeeld als het gaat over coproductie met Ketnet wordt steeds een Vlaamse versie geëist. Dat lijkt vrij goed te lopen in die samenwerking met het VAF.
Uw vraag heeft meer relevantie dan alleen maar voor SVOD. We hebben in de beheersovereenkomst van de VRT heel veel aandacht gevraagd voor externe productie van audiocontent. Heel wat audiocontent die oorspronkelijk alleen werd aangeboden ter ondersteuning van video vindt nu autonoom zijn weg richting een nieuwe format, richting podcasts bijvoorbeeld. We hebben in Vlaanderen een bijzonder sterke sector die dat in de praktijk brengt. Het is altijd gevaarlijk om namen te noemen, maar het gaat van Studio 100 tot Het Geluidshuis. Ze zijn bezig met Belgisch-Nederlandse dubbing die ook vertaald wordt in podcasts en verhalen en dergelijke.
U wijst terecht op het belang hiervan. De komende maanden en jaren zullen we daar steeds de nadruk op moeten blijven leggen, in alle contacten die we hebben met de betrokken bedrijven, zonder evenwel het decreet aan te passen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Dank u, minister. Ik denk dat het inderdaad belangrijk is om te kijken in welke mate we in dialoog kunnen gaan. U zegt dat een verplichting ongewenste neveneffecten zou kunnen hebben. Ik heb dat ook in de vraagstelling naar voor gehaald, dat we daar enorm mee moeten opletten. Maar het is toch opvallend. Ik heb zelf twee kinderen die via die streamingplatformen naar allerhande kijken en het is inderdaad opvallend dat daar, wat betreft animatiefilm, bijna altijd Nederlands-Nederlands op staat. Dat is echt fundamenteel anders dan Belgisch-Nederlands. Met een gezonde mix heb ik geen probleem, maar wel als het volledig Nederlands-Nederlands wordt. Ook de humor en dergelijke is anders, wordt anders aangepakt.
Daarnaast is het toch ook wel heel belangrijk dat we kijken naar die sector. Wij hebben daarin een belangrijke sector, die daar echt zwaar door getroffen wordt. Ik zou u dan ook willen vragen, minister, of het mogelijk is een rondetafel te organiseren met die sector die daar in ons land aan werkt, om eens naar hun vragen te luisteren, en dat mee te nemen in de dialoog met die streamingplatformen, en met onze zenders. In onze tijd, toen de dieren nog spraken, werden die uitzendingen ondertiteld. Ik herinner me heel weinig tekenfilms, maar ook andere films, die gedubd werden. Dat was iets dat vooral in Frankrijk en in andere landen werd gedaan. Wij waren juist goed in het feit dat er bij ons ondertiteld werd. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik nog liever heb dat het in de originele taal is, dan dat het gedubd wordt in het Hollands. Dan leren kinderen tenminste nog een taal die van meerwaarde kan zijn in plaats van een ‘asjemenou’. Het is niet dat Nederlands-Nederlands geen mooie taal is, maar ik wil toch meegeven dat ik dat geen goede evolutie vind. Voor die streamingplatformen – waarvoor Vlaanderen waarschijnlijk maar een kleine markt zal zijn – is dat misschien een besparing, maar voor onze taal is het in ieder geval een verarming. En ook de culturele sector die in onze streek aanwezig is, is daar het slachtoffer van op economisch vlak. Ik zou u toch willen vragen, minister, om met die sector in dialoog te gaan, en dat mee te nemen in de dialoog met de verschillende streamingdiensten.
Vervolgens, voorzitter, moet ik blijkbaar van de heer Coenegrachts even melden dat Paddington – 1 én 2, voor alle duidelijkheid – wél goed gedubd is, volgens de heer Coenegrachts.
Dat is goed nieuws. Dank u wel daarvoor, mijnheer De Gucht.
De heer Vandaele heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Misschien ben ik heel ouderwets – niet misschien, ik ben heel ouderwets –, maar het discours dat ik hier hoor, klinkt voor mij bijzonder beangstigend, moet ik zeggen. Op die manier de Vlaamse variant willen stimuleren, dat is iets wat voor mij haaks staat op alles wat ik mijn hele leven gedaan heb – maar dat is minder belangrijk – maar ook op alle beleidslijnen die door de jaren heen zijn getrokken, ook vanuit Vlaanderen, door de oprichting van de Nederlandse Taalunie, en alles wat daarbij hoort. Ik ben wel nog altijd pleitbezorger van een Nederlandse eenheidstaal, met de bedoeling dat mensen in Nederland en Vlaanderen die begrijpen. Als je daarop beknibbelt, als je die varianten te veel stimuleert, dan ga je de status van die taal hoe dan ook schaden, dan ga je de gebruiksmogelijkheden van die taal beperken. De Nederlandse taal moet een taal zijn die begrijpelijk en begrijpbaar is voor de ondertussen 22 miljoen Nederlandssprekenden en ook voor nieuwkomers die in Nederland en bij ons komen wonen. Die hebben er alle belang bij dat ze één taal leren en die taal dan ook kennen. Dat er hier en daar wat variatie zit, oké, die zal er natuurlijk altijd zijn. Maar dat is nog een heel verschil met wat u nu doet: proberen beleidsmatig die Vlaamse variant te verankeren.
Niet alleen de nieuwkomers hebben behoefte aan eenduidigheid, maar ook alle mensen in het buitenland die de moeite doen om Nederlands te leren. Maak het die mensen alstublieft niet nog eens extra moeilijk om die taal te beheersen. We weten ook dat de positie van alle kleine en middelgrote talen – laat ons het Nederlands daar maar bij nemen – verschrikkelijk onder druk staat. Als je dat dus nog meer gaat opkappen, ga je die status beschadigen en dan ga je die taal op den duur beschadigen. Ik denk niet dat dat enige voordelen biedt, ook economisch niet. Als je kijkt naar audiovisuele producties en noem maar op: het feit dat je die moet dubben, het feit dat je die moet gaan vertalen, is eigenlijk doodjammer. Dat is natuurlijk al jaren zo, maar blijkbaar gaan we het nog versterken in plaats van het te vermijden. Het is al jaren zo dat producties die men in Vlaanderen maakt en die in Nederland verkocht worden, daar ondertiteld moeten worden, en omgekeerd. Dat is doodjammer, niet alleen cultuur- en taalpolitiek, maar ook economisch. Het discours dat ik hier vandaag hoor, beangstigt mij en is zeker niet het mijne.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik kon zo voorspellen dat deze vraag collega Vandaele heel hard op zijn paard ging zetten. Ik deel het zeker en vast ook wel een stukje. De tijd dat de dieren nog spraken: mijn jeugd gaat nog een stuk verder en in onze tijd keken wij gewoon constant naar de Nederlandse televisie. Nederlandse reeksen waren superpopulair, De Stratemakeropzeeshow en zo. Wij keken heel hard naar de Nederlandse televisie. Mijn Nederlands is daardoor niet Hollands geworden. Maar het klopt wel dat ook mijn kinderen toen ze jonger waren, op een gegeven moment met een Nederlands accent gingen spreken. Maar het is, zoals collega Vandaele aangeeft, wel één taal. We moeten niet alleen vanuit Mediabeleid kijken, maar ook kijken wat wij zelf kunnen doen. Onze Taalunie is toch iets waar we aan houden. Die is ook economisch zeer belangrijk. Collega Vandaele wees op het economische belang van de neerlandistiek in het buitenland. Het Groene Boekje is ook een product van de Taalunie, dus laat de Taalunie maar verder haar werk doen. Ook al zijn er taalvarianten en accentverschillen, toch moeten we beklemtonen dat het één taal is, het Nederlands.
Uw suggestie om een rondetafel te organiseren, collega De Gucht, vind ik wel een goed idee, om dat misschien ook eens in de schoot van de Nederlandse Taalunie te doen en om daar ook de sector en de mediabedrijven bij te betrekken. Dat vind ik dus een goede suggestie.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Het is in elk geval een interessante vraag. Het is hier vroeger ook nog aan bod gekomen dat kleine kinderen op den duur bepaalde woorden in het Hollands beginnen uit te spreken, ‘politsie’ in plaats van ‘politie’ – ik denk dat ik hetzelfde voorbeeld ooit nog heb gegeven. Je hebt zoiets als verkavelings-Vlaams, waar we allemaal toch niet echt voor zijn, en bepaalde dialecten die misschien al eens te veel opduiken in Vlaamse producties, daar zijn ook al discussies over geweest. Maar zo lijkt het mij toch ook alsof het Nederlands Nederlands, het Hollands van vroeger, ook niet meer het Hollands van vandaag is. Als je die in het Nederlands-Nederlands gedubde Amerikaanse series ziet, versta je dat soms zelf niet goed meer. Die ene taal waar we elkaar allemaal goed verstaan, daar zou ik wel verder op willen inzetten. Ik denk dat er ook in de beheersovereenkomst van de VRT een passage opgenomen is over het stimuleren van de samenwerking met Nederland. Dat kan ook via producties. Je merkt wel dat in de Vlaams-Nederlands producties, waar we dus samenwerken, een veel beter, algemeen verstaanbaar Nederlands wordt gebruikt. Ik denk dat we daar ook aan het VAF kunnen vragen dat het Nederlands dat gebruikt wordt, het verstaanbaar Nederlands is, zonder al te veel accenten vanuit Nederland. Dat betekent niet dat er al eens een dialect gesproken kan worden, want dat merken we ook meer en meer. Als het puur Vlaamse producties zijn, is dat weer wat anders.
Maar het is een discussie waard. Ik deel een stukje de bezorgdheid van collega De Gucht, die zelf nog met kleinere kinderen zit die de taal dan overnemen. Dat is storend. Er moet iets aan gedaan worden, maar het is allemaal niet zo eenvoudig, zoals de minister het heeft duidelijk gemaakt.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik moet even denken aan Kris De Bruyne. Hij heeft zijn song Amsterdam ooit gebruikt in een reclamespot voor kaas. Ik zou vragen dat iedereen eens dat nummer zou beluisteren, gemaakt voor dat product. Dan zie je dat hij zijn taal niet wijzigt maar de tekst wel, en hier en daar een klein accentje legt. Volgens mij is Kris De Bruyne voor iedereen toch een Vlaamse songwriter. Ik verwijs ook naar de film Chicken Run, die ook is gedubd. Een kip, het haantje-de-voorste, spreekt Antwerps. Een kip die wat trager is, spreekt Limburgs. Een wat boerse kip is een West-Vlaming. Gaan wij die weg op? In Nederland is het boertje uit de Achterhoek. Het haantje-de-voorste een Rotterdammer. Zo blijven wij bezig. Ik deel de bezorgdheid van collega Vandaele. Ik weet wel dat het gaat om persiflages.
Maar ik verwijs ook naar de serie ‘Als de dijken breken’, een Vlaams-Nederlandse productie. Volgens mij was die in heel goed verstaanbaar Nederlands. Belangrijk is ook dat in Europa het Nederlands een middelgrote taal is. Het is geen kleine taal. Ik wijs op de verantwoordelijkheid van het onderwijs, maar ook van ons, om die eenheidstaal te behouden. Dat zal wellicht met verschillen zijn – je gaat altijd horen dat iemand uit Vlaanderen komt en een andere uit Groningen, maar dat is niet erg. Vroeger hebben wij moeten strijden tegen de dominantie van het Frans, ook al ben ik zelf leerkracht Frans. Het is belangrijk dat wij de liefde voor onze taal handhaven, ook tegenover het Engels bijvoorbeeld. Als ik kijk naar de lijst van de Week van de Belgische muziek, dan waren de plaatsen in de top drie alle Nederlandstalige nummers, in gewoon Nederlands. Dat toont aan dat mensen zich daar toch toe aangetrokken voelen. Daarom onderschrijf ik, in alle bescheidenheid, het pleidooi van collega Vandaele en maak ik mij ook ernstig zorgen over het verder opdelen van onze taal.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik vind het een zeer boeiend debat. U zult het mij niet kwalijk nemen dat ik begrip opbreng voor alle sprekers. Om te beginnen wil ik ingaan op het belang van het Nederlands als standaardtaal, zoals aangegeven door collega Vandaele en bijgetreden door de collega’s Brouwers, Meremans en anderen. Ik ben het daar eigenlijk mee eens. Ik ben ook bevoegd voor Brussel en ik ben ook Brusselaar. Ik kan mij bijzonder ergeren als Franstaligen over onze taal spreken als “le Flamand”. Dan reageer ik altijd met: “Non, c’est le Néerlandais”. Uiteraard hebben wij in Vlaanderen eigen accenten maar dat is niet anders dan je ook Amerikaans en Brits Engels hebt. De standaardtaal is voor het Nederlands als middelgrote taal in de wereld belangrijk. Ik onderschrijf dat, collega Meremans. De Taalunie is daarin een belangrijke partner. De Taalunie is tegen een decretale verplichting, omdat zij van oordeel zijn dat de mix nuttig is en dat het ook wel nuttig is dat Vlaamse kinderen Nederlands horen uit Nederland en omgekeerd.
Uiteraard moet die taal goed verstaanbaar zijn voor iedereen. Dat is het principe van standaardtaal. Wij zetten daar in het beleid trouwens heel stevig op in. Eind vorig jaar is een eind gekomen aan de lopende overeenkomst rond Het beste van Vlaanderen en Nederland, niet omdat we minder willen investeren in de relatie met Nederland, wel integendeel. Het is de bedoeling te heroriënteren van die pure technologie van satelliet naar nieuwe vormen van samenwerking met Nederland. Dat houdt onder meer verband met het belang van die Taalunie en van een taal die wordt begrepen over heel dat taalgebied. Op dat vlak kan ik zeker volgen.
Anderzijds zijn er wel degelijk belangrijke variaties tussen Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands. Ook de dubbingpartners wijzen daarop en ook binnen de Nederlandse Taalunie is men zich daarvan bewust. Collega De Gucht, in het Nederlands zegt men misschien asjemenou. Het kinderwoord van het jaar bij ons is ewa drerrie. Dat zijn inderdaad grote verschillen maar dat hoeft niet te betekenen dat we elkaar niet begrijpen. Dat betekent wel dat de ervaring van het kijken naar een serie of een film verschillend is en dat het dus een andere beleving is. Vandaar dat ik denk dat een goede mix eigenlijk ideaal is, wat niet passeert via decretale aanpassingen maar wel via voldoende aandacht voor het VAF door de internationale spelers.
Een aantal collega’s hebben verwezen naar een rondetafel met de dubbingsector. Mijn kabinet heeft al heel wat contacten gehad met een aantal spelers in die sector maar ik ben zeker bereid om dat verder te doen richting een rondetafel of iets in dien aard, met de dubbingsector en eventueel met de associatie van de Nederlandse Taalunie. Ik denk dat dat een goede suggestie is.
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik zal met een grappige noot beginnen om daarna iets serieus proberen te zeggen.
Mijnheer Vandaele, ik heb niet gezegd dat ik tegen een taalunie ben. Ik ben ook niet tegen een taal die door elkeen binnen die taalunie op een goede manier wordt begrepen. Het is wel grappig dat een West-Vlaming die in een gesprek met andere West-Vlamingen onbegrijpelijk is voor wie daarrond staat, pleit voor een eengemaakte taal. Dat was voor alle duidelijkheid de grappige noot.
Collega’s, als ik me niet vergis, zijn er 17 miljoen Nederlanders en 6,5 à 7 miljoen Vlamingen. Dat is een heel pak. Binnen de Vlamingen rekenen we enkel wie in het Vlaamse Gewest woont. Ik weet niet of de Vlamingen uit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest daarbij horen. En dan zwijg ik nog over degenen die al dan niet aangeven een Vlaming in Brussel te zijn.
Het gaat dus over een heel aantal. Als ik daar vanuit de buitenwereld naar zou kijken en ik ken de verschillen tussen Vlaanderen en Nederland niet, dan kan ik toch beter kiezen voor de taal van die 17 miljoen. We hebben wel een taalunie en zijn perfect begrijpbaar voor elkaar maar die mix is er niet. Ik wens de eigenheid van het Belgisch Nederlands of van het Vlaams, voor de collega’s die dat sympathieker vinden klinken, te behouden. Maar wanneer we over een mix spreken, dan spreken over het hele gebied waar men Nederlands spreekt. Vandaag kijk ik naar heel veel van die zaken die worden gedubd vanuit Nederland als zijnde een mix van misschien Nederlandse gebieden maar veel minder vanuit Vlaamse acteurs die in die dubbing acteren. En dat vind ik jammer.
Een mix bestaat uit het naar voren brengen van de verschillende elementen en dus niet zoals in Chicken Run. Daar is trouwens een bijzonder grappige passage, met de kip die in haar nestje zit te breien – een West-Vlaamse, als ik me niet vergis. Het punt is dat, als je ernaar kijkt, we echt wel die twee met elkaar moeten verzoenen. Want anders krijg je een overwicht van het Nederlands-Nederlands, en dat zou ik echt bijzonder jammer vinden, zowel op economisch vlak als op cultureel vlak, op taalvlak binnen onze regio. Ik wil u vragen om ook op economisch vlak met die verschillende spelers rond de tafel te gaan zitten, een rondetafelgesprek te organiseren om die streamingsdiensten te wijzen op het belang van een gezonde mix van Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands. Zo kunnen we samen tot een taalunie komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.