Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, mijn vraag om uitleg gaat over het label van kindvriendelijke steden en gemeenten. Ik heb daar in het verleden al een aantal vragen over gesteld, mondeling en schriftelijk.
In uw beleidsnota schreef u dat u tegen 2022 voor een verdubbeling van het aantal steden en gemeenten met het label van kindvriendelijke gemeente zou gaan. Dat tijdspad is ondertussen bijgesteld. In opvolgingsvragen die ik stelde, werd dat tijdspad eerst uitgesteld richting 2024. Ondertussen zitten we met de coronacrisis, die het uiteraard niet gemakkelijker maakt. Dat begrijp ik. We blijken nu zelfs ook al wat achter te zitten op dat laatste schema. Want eind 2020 bleken er 26 gemeenten dat label te hebben ontvangen, terwijl het plan was om er toch al meer te hebben.
Minister, met de verschillende acties die in het JKP 2020-2024 (jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan) worden uitgewerkt om lokale besturen te ondersteunen in het voeren van een kindvriendelijk beleid, lijken we tot nu toe niet echt een tractie te maken op dit vlak. Houdt u vast aan de doelstelling om tegen 2024 in totaal 48 labels voor een kindvriendelijke stad of gemeente uit te reiken? Wat zult u extra doen om dit doel alsnog te halen?
Minister Dalle heeft het woord.
Zoals ik in mijn beleidsnota heb vooropgesteld, hebben we een traject gelopen in overleg met de betrokken organisaties en personen, om het bottom-up-DNA van het label in ere te herstellen. De ondersteuning van het label komt daarbij opnieuw bij de sector te liggen. Dat lijkt mij een goede zaak, die aansluit bij de historiek van het label.
Ik blijf natuurlijk een supporter van het label. Ik blijf dat ondersteunen en zal me blijven inzetten om dat verder vooruitgang te laten boeken. Zo is de administratie van Cultuur, Jeugd en Media (CJM) uiteraard nog steeds actief in de stuurgroep en ken ik, op voorstel van de jury, verder tweejaarlijks het label toe voor een periode van zes jaar.
Ik zal met de lokale overheden verder werk maken van meer kindvriendelijke steden en gemeenten en, met hen als motor, verder inzetten op een kindvriendelijk lokaal beleid. Want dat is uiteraard de doelstelling. Het label is geen doel op zich. Het is een middel om ervoor te zorgen dat al onze 300 Vlaamse gemeenten – en wat mij betreft ook de 19 Brusselse gemeenten of althans de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) – een kindvriendelijk beleid voeren. Het label is een hefboom om daartoe te komen. Het behalen van het label door een gemeente of stad is de erkenning van een duurzaam en transversaal kindvriendelijk beleid.
Ik blijf dan ook achter mijn ambitie staan van een zeer serieuze stijging van het aantal steden en gemeenten met het label. Ik heb inderdaad geprobeerd die doelstelling te verwoorden als een key performance indicator (KPI): een verdubbeling van 24 naar 48. Dat is altijd een risico. Je hangt natuurlijk af van wat er bottom-up komt. Maar ik hoop dat dat nog steeds mogelijk is. Ik denk dat we nog altijd op schema zitten om dat te kunnen realiseren. Alle verschillende actoren, niet het minst Bataljong, werken daar heel hard rond. Dat getuigt van een mooie symbiose tussen mijn beleid, het lokale beleid en vooral het verrichte werk door al die vrijwilligers en organisaties die daarmee bezig zijn.
Wat zullen we nog doen? Binnen een brede scope van acties in mijn beleid die impact hebben op een lokaal en transversaal kind- en jeugdvriendelijk beleid, zijn er natuurlijk heel wat die een indirecte impact hebben op deze kwestie. Denk bijvoorbeeld aan: de ondersteuningsopdracht van Bataljong, in het bijzonder wat de labelwerking betreft; de middelen voor het Vlaams Netwerk Kind- en Jeugdvriendelijke Steden en Gemeenten en het verder verdelen van het ‘Inspiratiekader voor een kindvriendelijke stad of gemeente’.
We blijven ook de jeugdmonitor aanbieden als tool ter ondersteuning van de lokale beleidsparticipatie. We proberen die tool zo goed mogelijk af te stemmen op de noden van de lokale besturen.
U verwijst zelf naar het JKP. We zijn daar wel degelijk zeer hard rond aan het werken. We hebben deze week de eerste inspiratiesessie gehouden rond prioriteit één, mentaal welzijn. We hebben dat gedaan met een 100-tal lokale jeugdwerkers en mensen uit het jeugdwerkmiddenveld.
We zijn ook rond gezonde en leefbare buurten aan het werken, om daar participatieve trajecten op te zetten met experts en lokale besturen, maar in eerste instantie ook met kinderen en jongeren en hun vertegenwoordigers. Dat is in de organisatie en planning van de publieke ruimte een belangrijk element voor de kindvriendelijke steden en gemeenten.
We hebben ook de samenwerking met het Netwerk Jeugdvriendelijk voor jeugdvriendelijke steden en gemeenten. We zullen daar een publicatie voorbereiden met inspirerende praktijken, gaande van proeftuinen voor speelstraten, leefstraten en kindvriendelijke voortuinen, maar ook met projecten rond social return waarbij bedrijven na werktijd infrastructuur openstellen voor de buurt. Door best practices te delen kunnen we steden en gemeenten ondersteunen in hun opdracht om kindvriendelijker te worden.
Met de relancemiddelen voorzien we in een stevig bedrag, in totaal 33 miljoen euro. 3 miljoen euro is specifiek gericht op kwetsbare kinderen en jongeren. 13 miljoen euro is voor infrastructuur. We zullen daar ook trachten stimulansen te geven voor kwalitatieve en duurzame basisvoorzieningen in jeugdinfrastructuur op lokaal niveau. Dat is in volle uitwerking. Op niet al te lange termijn zullen we daarover voorstellen doen aan de regering. Dan zal dat ook hier ongetwijfeld aan bod kunnen komen.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, het is een open deur intrappen wanneer ik zeg dat het afgelopen jaar ons duidelijk heeft gemaakt hoe belangrijk het is dat we inzetten op de reflex om te denken aan het perspectief van kinderen en jongeren. U haalde het zelf aan dat dat label een ideaal middel is. Het is geen doel op zich, maar het is zeker een belangrijk middel.
De meeste lokale besturen werken natuurlijk met een meerjarenplan. Dat is opgesteld. Daar kan, evident, in bijgestuurd worden. Maar als we ervoor willen zorgen dat er ook extra aandacht gaat naar het kind- en jongerenperspectief, moeten daar natuurlijk middelen vanuit de lokale besturen tegenover staan. Het is belangrijk om daarover met hen in overleg te gaan, om ervoor te zorgen dat in die middelen wordt voorzien mocht dat nog niet het geval zijn.
Ik weet ook niet in welke mate er zicht is op het gegeven of de lokale besturen, welke van de lokale besturen, en hoeveel dan, er al dergelijke doelstellingen hebben opgenomen in hun plan voor de komende jaren. Minister, hebt u ook zicht op het aantal steden en gemeenten die plannen om een label aan te vragen, die dus al effectief werk maken van de doelstellingen om dat label te kunnen verkrijgen? Indien dat onvoldoende blijkt, hoe zou u dan nog acties kunnen ondernemen om die gemeenten alsnog te overtuigen om de doelstelling te behalen? Het is een zeer ambitieuze doelstelling, maar een die ik compleet kan ondersteunen.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, de ambitie om het aantal gemeenten dat een label behaalt bijna te verdubbelen is een mooie ambitie. Maar we mogen niet te hard focussen op het per se behalen van een cijfer. De kwaliteit moet bovenaan staan. De kwaliteit van dat label mag zeker niet achteruitgaan, om toch maar het aantal te behalen. Om die kwaliteit te behalen, zal ondersteuning nodig zijn. Ik merk die nood niet alleen bij de gemeenten die het label nog niet hebben, die dus in het traject zitten, maar ook bij een aantal frontrunners. Er is een netwerk ontstaan. De jeugddienst van Turnhout heeft daarin altijd een redelijk grote rol opgenomen. We zouden daar eigenlijk meer mee willen doen.
Ik hoor ook signalen, bijvoorbeeld vanuit Bataljong. Zij hebben in 2017 ondersteuning gekregen vanuit uw administratie, die een secretariaatsfunctie heeft overgenomen. U zei daarnet in uw antwoord dat u vooral druk bij de sector wilt leggen en het bottom-up wilt laten komen. Dat is op zich een goede benadering. Maar het zou dan natuurlijk wel goed zijn indien ook de middelen zouden volgen.
Minister, bent u bereid om een extra subsidielijn te geven om Bataljong effectief de mogelijkheid en extra ruimte te geven om die ondersteuning op een nog betere manier te kunnen doen, zodat ze daar meer tijd en ook de juiste middelen voor hebben?
Bent u bereid om de ondersteuning ten aanzien van het Netwerk uit te breiden, zodat er meer ondersteuning kan komen van de gemeenten die het label al hebben, maar die nog harder willen werken aan kindvriendelijkheid?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik sluit even aan bij de twee vragen. Ik ben blij dat collega Perdaens het hier opnieuw agendeert, want we mogen dit inderdaad niet uit het oog verliezen. Het zijn natuurlijk ook budgettair geen evidente tijden voor de lokale besturen. Het bijsturen van een meerjarenplanning en het opnemen van extra verantwoordelijkheden, wat inderdaad zou moeten gebeuren, is zeker geen evidente zaak. Dat wijst nog extra op het belang van de ondersteuning van Bataljong. Er is inderdaad die noodzaak, we hebben het er ook in de begrotingsbespreking in december over gehad. Daar waren toch al vragen.
U had toen aangekondigd dat u ook met Bataljong in gesprek zou gaan, om te kijken wat er nog mogelijk of nodig was om hun rol daar ten volle te kunnen opnemen. Ik vraag mij dan ook af wat daar eventueel nog is gebeurd. Zijn daar nog contacten over geweest of gepland?
Als we dit aantal verdubbelen, zitten we natuurlijk aan 48 gemeenten, en dat betekent dat er in Vlaanderen nog 252 gemeenten zijn die op dat moment geen label hebben. Nu, dat hoeft op zich niet problematisch te zijn, als we ook die volgersgemeenten ook voor een stuk prikkelen om, misschien vanuit een bescheidener ambitie, werk te maken van dat kinderen- en jongerenperspectief. Hebt u plannen, samen met Bataljong, om ook die bredere groep van gemeenten te prikkelen om ten minste een aantal stappen te zetten, nog los van het halen van dat label?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Het verhaal rond de kindvriendelijke steden en gemeenten is inderdaad een gedragen verhaal in deze commissie. We hebben ondertussen ook allemaal ervaring met het positieve effect dat dit kan hebben op gemeenten en de hele dienstverlening van een gemeente. Dat is een ongelooflijk krachtig instrument.
De overmacht van corona speelt hier inderdaad ook een belangrijke rol. Ik denk dat we dat ook allemaal zo ervaren, in die zin dat gemeenten in eerste instantie andere uitdagingen hebben gekregen. Ten tweede is die intensieve begeleiding naar alle diensten binnen de steden en gemeenten net de kracht van kindvriendelijke steden en gemeenten. En dat is op zo’n crisismoment heel moeilijk. Ik begrijp dat dat verhaal nu misschien een deuk krijgt, maar ik ben wel blij dat u duidelijk aangeeft dat het uw ambitie blijft om het aantal kindvriendelijke gemeenten uit te breiden.
Wat misschien een voordeel is geweest van corona, is dat het hopelijk voor eenieder duidelijk is geworden dat elk beleidsdomein gevoelig moet worden gemaakt voor het kindperspectief. Dat is echt wel een belangrijk issue. Dat is net wat gebeurt bij kindvriendelijke steden en gemeenten. In die zin is de herstart na het coronatijdperk een goed moment om nog eens een extra impuls te geven, om net de gemeenten warm te maken voor het verhaal van kindvriendelijke steden en gemeenten. Ziet u daar mogelijkheden en kansen, of op welke manier wenst u dat te doen?
Een tweede element zijn de middelen voor steden en gemeenten. Collega Perdaens verwees ook naar de meerjarenplanning. Mijn ervaring is wel dat we die investeringen die steden en gemeenten zelf moeten doen, niet mogen overroepen. Het gaat eigenlijk vooral over een mindset die gecreëerd moet worden in de kindvriendelijke steden en gemeenten, waarbij bestaande middelen voor een stuk geheroriënteerd worden, in acties die men vandaag reeds voorziet. Men moet niet ineens volledig andere acties gaan doen. In de bestaande beleidsdomeinen moet men bekijken hoe men dat kindperspectief binnenbrengt. Maar de steden en gemeenten hebben daar dan vaak ook wel al budgetten voor voorzien.
Ik zeg niet dat er geen extra budget moet zijn, zeker niet. In het begin moet erin geïnvesteerd worden om aan kennisopbouw op te doen. Maar op een gegeven moment is het echt die mindswitch die we moeten realiseren. En dan mag het budgettair kader de steden en gemeenten zeker niet afschrikken, denk ik.
Een laatste vraag die ik wil toevoegen is het verhaal rond de begeleiding. Minister, we weten dat u rond de taakstelling hebt aangegeven dat u in gesprek was met Bataljong, onder andere ook rond een beheersovereenkomst. In dezen wil ik ook graag een stand van zaken: is er ondertussen meer nieuws over wie welke taak opneemt in de gehele begeleiding?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de bijkomende vragen.
Collega Perdaens, het is niet gemakkelijk om een inschatting te maken. Bataljong probeert dat te doen, maar ze zitten daar met een aantal onzekere factoren. Een eerste punt is dat het om een erkenning voor zes jaar gaat. Het gebeurt soms – we moeten dat absoluut vermijden – dat gemeenten of steden niet proberen te verlengen, of er niet in slagen te verlengen. Dat kan door omstandigheden gebeuren. Maar dat is dus een onzekere factor. We moeten ervoor zorgen dat degenen die het hebben, het ook blijven doen.
Twee: men probeert inschattingen te maken voor de komende jaren, hoeveel gemeenten zullen indienen. Men doet dat eerder op theoretische basis, omdat het niet altijd wordt aangekondigd welke stad of gemeente dat zal doen. Dus men heeft vandaag geen zeker overzicht op basis van ingediende dossiers of op basis van echte aangetoonde ambities. Men kan dat wel inschatten, en op basis van de inschatting van Bataljong kan ik concluderen dat, als we allemaal samen ons best doen – want ik kom er nog op terug op wat we nog extra kunnen doen –, de doelstelling van de verdubbeling nog mogelijk is. Maar ik zeg dus dat dit met heel wat onzekerheden is, en met een aantal zaken die een theoretische inschatting zijn, en niet op basis van de indiening.
Er zijn verschillende vragen geweest, van collega’s Vaneeckhout, Anaf en Rombouts, over hoe we het label, het netwerk en de financiering verder zien. Dat is inderdaad geen gemakkelijke kwestie. Ik heb daarover ook uitvoerig overlegd, onder meer met de mensen van Bataljong, maar ook met het Netwerk, met Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) en dergelijke meer. Wat is vandaag de situatie? We hebben een beheersovereenkomst gesloten met Bataljong. Dat is een basissubsidie-overeenkomst waarbij we 585.000 euro toekennen, vanaf dit jaar. Dat is een stijging ten aanzien van vorig jaar, toen was dat 560.000. Qua betoelaging is de basisovereenkomst dus vrij positief. Daar zit ook de ondersteuning van het label in.
Wat hebben we nog extra afgesproken? Dit jaar hebben we ook nog 150.000 euro extra toegekend, in overleg met Bataljong, onder meer voor de ondersteuning van het Netwerk. We zullen ook kijken of er nog bepaalde extra impulsen mogelijk zijn op intergemeentelijk vlak, op regionaal vlak. Die 150.000 euro dient dus ook als extra betoelaging, onder meer voor de netwerkfunctie. Dit is eigenlijk een beetje een overgangsjaar. We hebben een nieuwe beheersovereenkomst, we hebben die extra opdracht, en we zullen ook, samen met Bataljong, tegen het einde van het jaar evalueren of dat op een goede manier gebeurt.
Dan werd de vraag gesteld naar wat we nog meer kunnen doen. Zijn er nog extra zaken mogelijk, zeker na corona? Ik ben het helemaal eens met wat onder meer collega Rombouts zei, namelijk dat het gaat over mentaliteit, over bewustwording en dat dit hoofdzakelijk niet top-down kan gebeuren. Ik zie daar dus een grote taak, een taak voor mezelf, maar ook voor ons allen. Het grote nadeel van corona is dat we het bezoeken van plaatsen en gemeenten veel voorzichtiger doen, dat we dat eigenlijk nog zeer zelden doen. Maar het is iets wat ik zeer graag heb gedaan voor corona, en wat ik ook nadien ga doen: lokale besturen en lokale organisaties bezoeken, met hen in dialoog gaan en hen overtuigen van het belang hiervan. Maar ik denk dat ieder van ons dat ook kan en ook doet. Na corona zie ik dat als groot voordeel: dat we opnieuw rechtstreeks in dialoog kunnen gaan, ook individueel met de gemeenten. Ik heb daarnaast, dat weten jullie, regelmatig overleg – dankzij corona eigenlijk, want dat is met Zoom – met alle schepenen van Jeugd. Ik denk ook wel dat dit iets is wat we nog eens onder de aandacht kunnen en moeten brengen, om ervoor te zorgen dat we de komende jaren effectief voor die verdubbeling van het aantal gemeenten en steden met een label kunnen gaan. Dank u wel.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Dank u, minister, voor het uitgebreide antwoord. Ik ben ongelooflijk blij dat u vasthoudt aan die ambitie, dat u ook toont – door middel van de verschillende zaken die lopen, die u eerder ook al opsomde – dat die ambitie groot is, dat er heel veel inzet is. Ik ben ook blij dat er ingezet wordt op de bottom-upmentaliteit, want je kunt het niet opleggen, je kunt het wel ondersteunen maar niet opleggen. Om nogmaals eventjes heel kort aan te halen: deze periode, het afgelopen jaar, heeft het des te duidelijker gemaakt hoe belangrijk het is om effectief dat doel te gaan behalen.
Het label is het middel, maar het doel is om effectief steden en gemeenten te creëren met ruimte, ideeën en aandacht voor kinderen en jongeren om gezond en veilig op te groeien. Ik denk dat de nodige overtuigingskracht nog nodig zal zijn. Ik wens u daar heel veel succes mee en ik reken erop dat u en de diensten er alles aan zullen doen om de ambities waar te maken. Alvast bedankt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.