Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Terug naar het hoger onderwijs. Minister, op een recent overleg tussen u en vertegenwoordigers van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS), de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) werd beslist dat, als de cijfers het toelaten, hogescholen en universiteiten vanaf 15 maart meer contactonderwijs zouden kunnen organiseren. U liet meteen weten dat dat nog niet de grote heropening zou zijn, maar een positief perspectief voor elke student en een eerste stap die hopelijk volgende stappen mogelijk maakt. Een voorwaarde is uiteraard het naleven van de veiligheidsmaatregelen, zoals het dragen van mondmaskers, voldoende afstand houden enzovoort. Ook aan de andere kant van de taalgrens klonk het dat het met het oog op het mentaal welzijn van de jongeren onontbeerlijk is dat studenten in de loop van maart opnieuw lessen op hun campus kunnen volgen.
Graag had ik van u, minister, wat meer toelichting gekregen bij het voorliggende plan, rekening houdend met mogelijke individuele varianten in de concrete invulling ervan, gelet op de de autonomie van de hogeronderwijsinstellingen.
Schuiven de virologen concrete richtcijfers over het aantal besmettingen of ziekenhuisopnames naar voren, vooraleer er opnieuw meer contactonderwijs en dergelijke meer mogelijk is?
Minister, u verklaarde dat het streefdoel is om twee halve dagen of een dag per week contactonderwijs te houden. Geldt dat als een voorlopig maximumaantal of kunnen de universiteiten en hogescholen als autonome instellingen zelf nog in afwijkingen voorzien?
Wat de bezetting van de aula’s en lokalen betreft, wordt de campuscapaciteit opgetrokken tot 20 procent. Ik veronderstel dat de instellingen ook aanpassingen kunnen doen, afhankelijk van de capaciteit. Een grote aula die tot een vijfde gevuld is, is immers nog iets anders dan een klein leslokaal dat tot een vijfde gevuld is.
Zullen de veiligheidsvoorwaarden die we bij de start van het academiejaar kenden, nog verscherpt moeten worden, zeker met de opmars van nieuwe varianten in het achterhoofd? Indien ja, wat moet er dan concreet gebeuren? Moeten de aula’s en lokalen bijvoorbeeld beter verlucht worden of wordt er ingezet op het breder implementeren van koolstofdioxidemeters?
Kunnen universiteiten en hogescholen differentiëren tussen verschillende studenten? Ik denk bijvoorbeeld aan eerstejaarsstudenten voorrang of meer kans geven dan de meer ervaren oudere studenten. Geeft het kabinet ter zake adviezen aan de instellingen in het hoger onderwijs?
We zijn verheugd te horen dat de Vlaamse en de Franse Gemeenschap op dezelfde lijn liggen, maar dat bleek bij het debacle van de kotbubbels geen garantie op succes, gezien binnen het Overlegcomité de federale regering toen dwarslag bij die regeling. Wat zal de Vlaamse Regering doen om een herhaling daarvan te vermijden? Zal ze bij de onderhandeling dit keer dus wel het been stijf houden ter wille van de leefbaarheid en het welbevinden van onze studenten? Dat waren mijn vragen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik word regelmatig geconfronteerd met een begrijpelijke frustratie die bestaat in hoofde van universiteits- en hogeschoolstudenten. Deze middag op het journaal hoorde ik nog twee elementen: ‘Weyts heeft te veel aandacht voor de min-achttienjarigen’ en ‘geef ons perspectief’.
Ik deel de frustratie over de aandacht. Ik ben al van in het begin nagenoeg evenveel van de tijd bezig met het hoger onderwijs als met het leerplichtonderwijs. Op wekelijkse basis zitten we samen met de studenten, met de VLIR en met de VLHORA. Alleen stel ik vast dat, wanneer je op dat vlak maatregelen uitvaardigt, de media-aandacht totaal verbleekt in vergelijking met de aandacht die altijd gaat naar de maatregelen die we nemen voor het leerplichtonderwijs.
Ik heb dat ook moeten vaststellen na de beslissing van het Overlegcomité. Het overschakelen naar het volledig afstandsonderwijs voor het hoger onderwijs was wel degelijk en tot mijn spijt een beslissing van het Overlegcomité. Enige tijd nadien ben ik er toch in geslaagd om minstens opnieuw voor de practica contactonderwijs mogelijk te maken en ook voor andere groepen, met voorrang voor de eerstejaars, en om op grond van een benutting van maximaal tien procent van de campuscapaciteit via die weg contactonderwijs op de campus mogelijk te maken. Maar daar is spijtig genoeg niet veel aandacht voor geweest.
Nu, ook zegt men: “Geef ons perspectief.” Vorige week hebben we een akkoord bereikt om perspectief te geven. Ik heb dat akkoord bereikt na lang overleg met de virologen en vervolgens samen met de virologen met de VVS, met de VLIR en met de VLHORA. Dat akkoord bestaat erin dat we de 10 procentbenutting van de campuscapaciteit opnieuw verhogen naar 20 procent, dus verdubbelen. Dat is op het niveau van de campus. Ik hoor hier voorbeelden van auditoria en dergelijke. Het gaat over het niveau van de campus. Dat biedt de universiteiten en hogescholen de autonomie en de verantwoordelijkheid om ter zake zelf keuzes te maken bij de selectie van wie ze al dan niet naar de campus willen roepen. Voor ons is het belangrijk dat we het bekijken vanuit het perspectief van de student.
Los van de mogelijkheid en de autonomie die de hogescholen en universiteiten hebben via het benutten van 20 procent van de campuscapaciteit, willen we wel dat er gegarandeerd wordt aan studenten dat zij één dag of twee halve dagen contactonderwijs op de campus hebben. Dat is het essentiële, bekeken vanuit het perspectief van de studenten. Maar ik moet erkennen dat ik daarover een akkoord heb voorgelegd met die inhoud en dat de virologen en de vertegenwoordiging van de Groep van Experts voor Managementstrategie van COVID-19 (GEMS) daar toen niet achter konden staan. Ze begrepen volledig de redenering, dat ik perspectief wilde creëren, maar konden dat niet autoriseren. Ik heb dan gezegd zelf mijn verantwoordelijkheid te nemen, op voorwaarde dat de universiteiten, hogescholen en studenten het ondersteunen. Ze hebben gezegd dat ze mij niet ondersteunden. Dan heb ik zelf de verantwoordelijkheid genomen en gezegd dat we dit effectief invoeren vanaf 15 maart. We zijn een beetje onze eigen weg gegaan, net om perspectief te kunnen bieden voor de studenten. Is dat veel? Neen, dat is tot mijn spijt nog altijd niet veel, maar het is een belangrijke opstap, denk ik. Een verdubbeling van het benutten van de campuscapaciteit is wel wat. En vooral ook het bekijken vanuit het perspectief van elke student: iedereen moeten we in beginsel het recht garanderen op één dag of twee halve dagen contactonderwijs op de campus.
Wat verwachten we morgen op het Overlegcomité wel nog? Als men wil bevestigen wat wij hebben besloten, dan mag men dat gerust doen. Ik heb vandaag van mijn Franstalige collega begrepen dat zij zich aansluiten bij onze regeling. De Franse Gemeenschap volgt ons daar dus in; dat is goed, maar we zijn ter zake autonoom. De bevoegdheidsverdeling en ook het ministerieel besluit geven ons de verantwoordelijkheid en de autonomie. Maar dat ligt wel even anders in vergelijking met de kotbubbel. U zegt dat we het been stijf moeten houden. In dezen is dat nogal moeilijk, want om de kotbubbel te kunnen doorvoeren, is er een wijziging nodig van het ministerieel besluit. Daarover zijn we het allemaal eens, behalve nog één belangrijke speler. Dit is eenvoudigweg omdat dat ministerieel besluit vandaag een samenscholingsverbod voorziet en ook voorziet dat je niet zomaar mensen mag zien waarmee je geen familieband hebt. Er zijn ook andere regelingen die nog onzeker blijven, bijvoorbeeld wanneer je je van het kot verplaatst naar een andere bubbel: onder welke voorwaarden kan dat? Er zijn verschillende aspecten die absoluut nog niet geregeld zijn. Dat blijkt ook uit het politioneel optreden. We willen absoluut verhinderen dat studenten beboet worden, omdat ze met vier op een balkon zitten. We willen ook vooral diegenen die de keuze maken, belonen. Studenten zijn wel heel bewust met die coronaomstandigheden bezig. Diegenen die voor de veiligheid van hun omgeving en hun gezin voor een bepaalde tijd kiezen voor hun kot als hun kernhuishouden, moeten we ook enige garantie en rechtszekerheid kunnen bieden, en zelfs de mogelijkheid om met de kotgenoten om te gaan alsof dat het kernhuishouden is, net zoals je met elkaar kunt omgaan in het kernhuishouden bij ons allen: het gezin.
Er moeten misschien ook mogelijkheden bestaan om u ook in groep als een kernhuishouden naar buiten toe te begeven. Dat zou ook een mogelijkheid kunnen zijn en een modaliteit in functie van de aanpassing van het ministerieel besluit. Ik ga ervan uit dat dat morgen opnieuw op de agenda komt. Ik heb alleszins mijn Franstalige collega ter zake gecontacteerd en ook de Franse Gemeenschap is vragende partij. Bij de Duitstalige is dat minder aan de orde, denk ik. Dat speelt daar niet. Alleszins ondersteunen de beide gemeenschappen en de beide regeringen die vraag. We hopen dus dat daar morgen ook aan tegemoet gekomen wordt.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Ik heb eigenlijk weinig nieuws gehoord. Het is inderdaad nog niet veel, zoals u zegt.
Recent verscheen ook de open brief van de Vlaamse Vereniging van Studenten, de Vlaamse Scholierenkoepel en de Vlaamse Jeugdraad. Daarin wordt gesteld dat het komende Overlegcomité de kans geeft om een aantal maatregelen recht te trekken, zodat jongeren een echt concreet perspectief krijgen. Zij vragen zich af wanneer er een gecoördineerd studentenplan komt en stellen dat maatschappelijke sectoren op gelijke voet met de economie behandeld dienen te worden. Concreet vragen zij in die open brief om de lange wachtrijen bij bijvoorbeeld steun door psychologen weg te werken en er alles aan te doen om die wachtrijen te beperken tot maximum 2 weken. Wat zult u daar eventueel ondernemen, minister? Hebben de financiële inspanningen die reeds geleverd werden richting de studentenvoorzieningen (stuvo’s) daar al enig effect op?
En hoe zit het nu eigenlijk met die beloofde 1500 extra psychologen die aangekondigd werden door minister Vandenbroucke? Kunt u daar zelf al iets meer over zeggen? Of kan de Vlaamse Regering daar in het Overlegcomité ook meer duidelijkheid over vragen?
De heer Danen heeft het woord.
Het is al vaker gezegd, niet alleen in deze commissie, maar ook maatschappelijk en ook in de plenaire vergadering. Ik denk dat de groep studenten, de mensen tussen 18 en 22 of 23 jaar, een groep is die zich vaak vergeten voelt. Minister, ik zal niet zeggen dat u die vergeet, maar ze voelt zich wel vergeten. Het klopt wat u zegt: leerplichtonderwijs krijgt altijd veel meer aandacht dan andere vormen van onderwijs. Op zich vind ik het goed dat er een zeker perspectief komt, maar natuurlijk is het altijd op voorwaarde dat het virologisch de goede kant uit gaat. Dat zullen we allemaal wel weten.
Voor de rest neem ik aan dat de hogescholen en de universiteiten zelf kunnen beslissen hoe ze die 20 procentregel gaan invullen. Ik neem aan dat de meesten wel vooral zullen inzetten op practica of op eerstejaars. Maar het is toch zo dat de hogescholen en universiteiten daar zelf invulling aan geven. Of hebt u daar specifieke afspraken rond gemaakt?
Ik zeg dit met heel veel schroom en nuance: het in natuurlijk niet zo dat veel lossere regels automatisch leiden tot een veel betere psychische toestand van mensen. Dat is alleen maar op voorwaarde dat het verantwoord is en niet de kiemen legt voor een nieuwe golf. Dat is een belangrijke nuance die we moeten maken. Ik neem aan dat u het daar eens mee bent. Hebben de hogescholen en universiteiten de vrijheid om zelf te bepalen hoe ze die 20 procentregel dan zullen invullen?
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het onderhandelen van het akkoord met de VLIR, de VLHORA en VVS. Het is echt een positief signaal naar die 270.000 studenten. Dat is echt perspectief bieden. U weet ook dat we dat voorstel om de studenten 1 dag of 2 halve dagen per week contactonderwijs aan te bieden, steunen, omdat we echt geloven dat het een goed voorstel is en omdat ik ook oprecht geloof dat ze binnen die universiteiten en hogescholen coronaveilig lessen kunnen inrichten. Maar we moeten natuurlijk ook eerlijk zijn naar elkaar en onze ogen niet sluiten voor de omgevingen rond die campussen. De kotbubbel is een belangrijke en noodzakelijke maatregel. Ik hoop dat we daar met z’n allen in deze commissie achter kunnen staan. Ook het creëren van veilige studentenomgevingen in steden, het creëren van een veilig openbaar vervoer, zal belangrijk zijn naar de perceptie toe om daar te kunnen tonen dat we veilig hoger onderwijs kunnen aanbieden.
Ziet u zelf belangrijke randvoorwaarden om opnieuw stap voor stap naar contactonderwijs in het hoger onderwijs te kunnen gaan, buiten die aula’s? Hebt u daar al specifieke initiatieven toe genomen, bijvoorbeeld richting uw collega-ministers in de regering?
De heer Daniëls heeft het woord.
Er gebeurt iets opvallend. De minister geeft samen met de VLIR, studenten, virologen aan dat we een kotbubbel en fysieke lessen willen. Ik stel vast dat alle gemeenschappen in dit land dat ook vinden. Ook alle partijen in dit parlement zeggen het. Ik vraag me dan af hoe het kan dat het er nog niet is. Moesten we zelf het ministerieel besluit mogen schrijven, dan was het al geschreven. Ik denk dus dat een aantal collega's hier – vergeef me dat ik het met zoveel woorden zeg – even in hun telefoonlijst moeten scrollen om iemand te vragen om dat MB te schrijven om die kotbubbel mogelijk te maken en de studenten die zekerheid te geven.
Collega's, we moeten niet flauw doen. Kijk naar de beelden van gisteren in Leuven en in Antwerpen. De studenten zoeken elkaar op in de grote massa. De vraag die we ons dan moeten stellen, is of het dat is wat we willen.
Als een kotbubbel kan en als fysieke lessen op de campus kunnen, moeten we wel blijven zorgen voor een mondmasker, voor de context waarin ze samenkomen, voor de ventilatie in de lokalen enzovoort. We zullen de studenten erop moeten wijzen dat ze daarop moeten letten.
Als ze voor de kotbubbel kiezen, dan is dat hun bubbel. Als ze dan naar huis gaan, moeten we ervoor zorgen dat ze zich niet verspreiden in ons Vlaamse systeem. Het feit dat ze vrijdag naar huis gaan en zondag opnieuw vertrekken, is anders dan in andere landen.
Minister, de N-VA-fractie geeft u alle steun om dit nu echt geregeld te krijgen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil even kort tussenkomen met een kleine getuigenis om te duiden dat corona er wel degelijk hard inhakt en dat de studenten blij zijn met hele kleine dingen. We hoeven niet ineens iets groots op te zetten zoals terug in de aula en in grote groepen; ze zijn eigenlijk al blij met kleine dingen.
Ik kan maar getuigen voor één faculteit, maar in Leuven geven de professoren opnieuw les in de aula, waar de lessen worden opgenomen. Er mogen tien studenten aanwezig zijn, verspreid over de hele aula. De studenten moeten zich daarvoor inschrijven. Voor de volgende twee lessen mogen ze zich niet opnieuw inschrijven, zodat de anderen ook een kans krijgen om te komen. Vanaf de vierde les mogen ze zich opnieuw inschrijven. Ik sta er zelf versteld van, maar ze zijn echt heel blij dat ze zich kunnen inschrijven en dat ze de kans krijgen om een van de tien te zijn die naar die aula kunnen gaan. Wat er nog bij komt, is dat ze met hun tienen heel aandachtig zijn en veel meer opsteken dan wanneer ze achter een computer zouden zitten.
Met hele kleine schakels kunnen we de studenten dus al heel wat geven. Dat er nood aan is – collega Daniëls heeft het ook gezegd –, hebben we gisteren met het mooie weer zeker mogen ervaren. De dingen die vroeger zo gewoon waren, worden nu als heel bijzonder ervaren.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega's, ik wil natuurlijk ook niets liever dan dat de kotbubbel beter vandaag dan morgen wordt ingevoerd. Ik neem aan dat dit morgen opnieuw op de agenda komt van het Overlegcomité en dat daar zal worden nagegaan of het mogelijk is, in functie van de virologische situatie. Het is niet om vrolijk van te worden, maar de cijfers gaan opnieuw de verkeerde kant uit.
Bovendien moet er rekening worden gehouden met een aantal specifieke Belgische aspecten, met name dat er in de praktijk twee bubbels zullen zijn. Studenten gaan nog naar huis, waardoor – het is niet leuk, maar het is zo – verspreiding potentieel mogelijk is. Ik ben er ook niet helemaal van overtuigd, want we zijn allemaal mensen, dat een kotbubbel invoeren ervoor gaat zorgen dat studenten plots niet meer de nood zullen hebben om buiten te komen en samen in een park te gaan zitten. Het zou goed zijn om het gewoon mogelijk te maken. Ik hoop in ieder geval dat de groepen van mensen die buiten mogen afspreken, morgen worden vergroot.
Het ergste wat kan gebeuren, collega's, is dat het opnieuw de verkeerde kant opgaat en dat we naar een derde golf gaan. In alle eerlijkheid, ik hoop dat we het daar ook over eens zijn, denk ik dat studenten het liefst zo snel mogelijk terug willen naar hun normale leven, normaal terug op café gaan, normaal terug afspreken met hun vrienden. Dat is wat zo snel mogelijk moet gebeuren in plaats van nog weken vast te zitten in een kotbubbel.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik bekeek net het verslag van de plenaire zitting waarin de premier enkele maatregelen aankondigde die de Federale Regering op het Overlegcomité zou voorleggen, waaronder het voorstel om de buitenbubbel te vergroten en de studenten in het hoger onderwijs gemiddeld een dag per week contactonderwijs aan te bieden. Dat is al beslist door degenen die bevoegd zijn. Het is heel fijn dat dat nog eens beslist is door degenen die niet bevoegd zijn! Pas op, in dezen zal de min de plus niet opheffen. Dat is gewoon een bevestiging, laat het ons zo zeggen.
De Vereniging van Vlaamse Studenten heeft zich in haar oproep duidelijk gericht tot de federale overheid met betrekking tot de kotbubbel. Ik kan over de extra psychologen die minister Vandenbroucke heeft aangekondigd niets zeggen. Ik heb daar geen recente informatie over. De universiteiten en de VLIR kondigen wel aan dat ze afdoende aanbod hebben. Ze hebben hun studenten psychologie in de studentensteden ingeschakeld. Die draaien op volle toeren. De toeleiding ernaartoe zou wel nog een probleem zijn.
De initiatieven die we genomen hebben met Synchroon internetonderwijs (SIO) op het vlak van metaal welzijn van studenten, de zes antennes die we voorzien – laagdrempelig toegankelijk, fysiek toegankelijk in de studentensteden – komen er echt op tijd. De medewerkers zijn ondertussen aangeworven. We hebben ook nog eens een e-healthplatform voor mentaal welzijn als informatieplatform en met een doorverwijsfunctie.
Ik blijf de vinger aan de pols houden met betrekking tot de vragen van universiteiten en hogescholen om nog iets extra’s te doen voor dat mentaal welzijn. We blijven daarvoor openstaan.
De campuscapaciteit en een verhoging vanaf 15 maart van 10 naar 20 procent is een norm geformuleerd op het niveau van de campus, net om de universiteiten en hogescholen de vrijheid te geven om daar naar eigen inzicht mee aan de slag te gaan. Dat zal absoluut verschillen, ook voor de leerjaren die men wil uitnodigen naar de campus voor contactonderwijs.
Dit perspectief dat we bieden is voor mij een opstap naar verdere verruiming die ik dan zeker voorzie na de paasvakantie.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, ik ben benieuwd naar het resultaat van het Overlegcomité morgen. Ik hoop dat de Vlaamse Regering het been stijf zal houden. Er is inderdaad nood aan een gecoördineerd plan. Ik vrees dat de regels anders minder en minder gerespecteerd zullen worden, wat we deze week al gezien hebben in Gent en Leuven van feestende studenten. Het speelt niet in het voordeel van de studenten – de heer Daniëls haalde het al aan –, maar we mogen niet vergeten dat het maar om een fractie gaat van de 270.000 Vlaamse studenten.
Ik steun de heer Daniëls ook voor wat hij zei over de Vivaldipartijen. Collega’s van de Vivaldipartijen, wees consequent en spreek uw ministers in de Federale Regering hierover aan.
Minister, er moet dringend klaarheid komen, zodat een aantal activiteiten op een veilige manier hervat kunnen worden. Laten we vooral hopen dat de cijfers niet blijven stijgen, want studenten zijn het net als veel anderen meer dan beu.
De vraag om uitleg is afgehandeld.