Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, begin februari bracht de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) zijn advies uit rond de nieuwe programmatieaanvragen voor duaal leren in het secundair onderwijs. Voor 94 procent van de aanvragen gaf de SERV een gunstig advies, maar hij formuleerde toch wel wat bezorgdheden rond de garantie op voldoende leerwerkplekken. In dat opzicht geeft de SERV in zijn advies dan ook enkele aanbevelingen mee voor de verdere uitrol van het aanbod duaal leren, zodat het in alle finaliteiten van het secundair onderwijs een aantrekkelijke leerweg kan zijn.
De SERV stelt onder andere dat er een stevig aanbod duaal leren is in de arbeidsmarktfinaliteit, maar ziet een heel ander beeld in de opleidingen met dubbele finaliteit en in de Secundair na Secundair (Se-n-Se). Daar blijft het aanbod heel klein en het aantal programmatieaanvragen neemt verder af: voor volgend schooljaar waren er amper twee bijkomende vragen in het technisch secundair onderwijs (tso).
Een andere belangrijke oproep van de SERV gaat over een dringend overleg tussen onderwijs- en werkpartners om het huidige aanbod duaal leren in het secundair onderwijs onder de loep te nemen en bij te sturen waar nodig.
Minister, wat is volgens u de reden van de dalende interesse van scholen om binnen de dubbele finaliteit nieuwe duale opleidingen aan te bieden?
Welke maatregelen plant u hiervoor op korte en op lange termijn? Voorziet u een communicatiecampagne om duaal leren positief in het daglicht te stellen?
Hoe gaat u scholen versterken in hun samenwerkingen met bedrijven om jongeren de nodige en goede leerwerkplekken te kunnen aanbieden?
Zijn er al plannen om een gezamenlijk overleg te plannen met onderwijs- en werkpartners om het huidige aanbod duaal leren te analyseren en eventueel bij te sturen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil van deze aanleiding gebruikmaken om een groot woord van dank uit te spreken ten aanzien van alle geledingen die hun advies gaven voor de programmaties duaal leren. Dat zijn er wel wat. Jaarlijks leveren zij een grote inspanning om gedegen adviezen af te leveren, die als input worden gebruikt om te komen tot een beslissing over deze programmaties. Als u weet dat er dit jaar meer dan 560 aanvraagdossiers werden ingediend voor duale opleidingen, kunt u zich indenken wat voor een workload dat met zich meebrengt.
U weet dat de keuze voor het uitbouwen van een bepaald onderwijsaanbod tot de vrijheid van onderwijs behoort en dus ook tot de vrijheid van elke individuele school. Een school is autonoom in het aanvragen van bepaalde opleidingen en het uitbouwen van een bepaalde leerlijn in de school, in functie van de eigen onderwijsvisie.
Dit geldt eveneens voor duale opleidingen. Scholen kunnen ervoor kiezen om bepaalde duale opleidingen al dan niet aan te bieden. Wanneer een school kiest om een bepaalde duale opleiding niet aan te bieden, kunnen daar veel oorzaken voor zijn. Het aanbieden van een duale opleiding is immers iets wat moet passen binnen een weloverwogen visie van de school en binnen een lokale arbeidscontext. Als een school van mening is dat er op dat moment nog onvoldoende capaciteit is om een duale opleiding te organiseren, moeten we deze keuze respecteren. Bij het organiseren van een duaal aanbod willen we natuurlijk ook dat er gegarandeerd wordt dat er een kwaliteitsvolle opleiding wordt gegeven, en dat dit er niet is om een kwantitatief streefdoel te behalen.
De combinatie met de coronacrisis kan voor sommige scholen ook een reden zijn om de programmatie van een duaal aanbod nog enigszins uit te stellen. Ik denk dat veel scholen op dit moment nog wel iets anders aan het hoofd hebben dan nog eens in extra opleidingen te voorzien. We merken ook in het lopende duaal leren dat het niet steeds vanzelfsprekend is elke duale leerling een stabiel opleidingsverloop te kunnen garanderen, ondanks de inspanningen van de werkgevers en zeker ook van de scholen.
Als u me vraagt of ik bereid ben een analyse te maken van de organisatie van bepaalde standaardtrajecten, ben ik daar niet tegen. Maar ook hier stel ik me de vraag of dit wel het geschikte moment is. We zijn vorig schooljaar organiek gestart met die opleidingen, en we zijn onmiddellijk geconfronteerd met de coronacrisis. Dit is ongetwijfeld niet het beste moment geweest om die opleidingen ten volle tot hun recht te laten komen. Misschien is dit dan ook niet het moment om daar een representatieve analyse op los te laten.
Wat betreft het beperkt aantal aanvragen en mogelijkheden binnen de dubbele finaliteit, moet ik verduidelijken dat een school dit schooljaar de mogelijkheid had om verschillende duale opleidingen te programmeren, zowel binnen de dubbele finaliteit als de arbeidsmarktfinaliteit. Maar het klopt dat het overwicht bij opleidingen in de arbeidsmarktfinaliteit ligt, en dat de dubbele finaliteitsopleidingen qua aantal relatief beperkt zijn. Dat neemt niet weg dat die dubbele finaliteit altijd een mogelijkheid zal blijven, hoewel iedereen ook beseft dat zulke opleidingen aanbieden in de praktijk moeilijker ligt dan voor een arbeidsmarktgerichte opleiding.
Ik ben het ermee eens dat we steeds moeten zoeken naar efficiëntiewinsten om het proces van programmaties te verbeteren, maar ik ben er ook van overtuigd dat het voor die programmaties van belang is dat een school kan vertrekken vanuit een uniform regelgevend kader. Dit zorgt niet alleen voor een integratie van een duale programmatie binnen een breder beleidskader, maar houdt het voor een school ook transparanter. Om die reden is de procedure voor duaal leren dan ook volledig afgestemd op die van het niet-duale voltijds onderwijs.
Om de lokale toets die van belang is in het duaal leren toch te formaliseren, wordt er voor duaal leren wel gevraagd om af te stemmen binnen het provinciaal overlegforum. De doelstelling is om het aanbod wat af te stemmen op dat van andere scholen in de regio, om bepaalde samenwerkingen aan te moedigen. Want soms spreek je kwantitatief over een beperkte capaciteit, en dan denk ik wel dat je tot afspraken zou moeten kunnen komen. Inzake de keuze van de opleidingen kiest de een dan voor die opleiding, terwijl de ander een andere opleiding aanbiedt. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er op provinciaal niveau een goedkeuring moet zijn van alle betrokken actoren. Het is wel een uitnodiging tot samenwerking, tot afstemming. Ik denk dat iedereen daarbij gebaat is, gelet op de kleine getallen waarover we soms spreken.
Zowel de SERV als de vraagstellers wijzen op de noodzaak van een overleg tussen onderwijs- en werkpartners. We nemen dat natuurlijk ter harte: er is overleg tussen de onderwijs- en werkpartners over dit programmatiegegeven. Dat staat ook gepland op het Vlaams Partnerschap Duaal Leren. Dat is voor mezelf en minister Crevits ook het forum bij uitstek waar beide actoren met elkaar in dialoog kunnen gaan. We hebben de afgelopen dagen nog samengezeten, dinsdag nog, in de gemeenschappelijke groep die we hebben met de departementen. Daar is duaal leren ook aan bod gekomen, net als het Vlaams Partnerschap Duaal Leren.
Ik wil wel nog meegeven dat we in het zoeken naar optimalisaties steeds bewaken binnen welk beleidskader die programmaties te plaatsen zijn. Programmaties voor duaal leren sterk laten afwijken van de niet-duale procedure lijkt mij geen optimale piste. Afsluitend geef ik ook mee dat het opstellen van een lijst van duale structuuronderdelen vanzelfsprekend ook gebeurt met de transitie van leren en werken in het achterhoofd. Op dit moment willen we vooral prioriteit geven aan structuuronderdelen gericht op het niveau van de tweede graad, om zo een breed dekkend opleidingsaanbod te kunnen aanbieden. Die prioriteit hebben we ook al meegegeven in de mededeling aan de Vlaamse Regering. Die prioriteit zal ook de komende jaren voor een verschuiving in het opleidingslandschap zorgen. Pas vanaf het schooljaar 2024-2025 zullen we zicht hebben op een zekere stabiliteit en dat lijkt me een meer gepast moment om bepaalde procedures te evalueren. Maar dat belet ons niet om in de tussentijd aan de administratie te vragen om de vinger aan de pols te houden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Bedankt voor de antwoorden, minister. U hebt het over kwaliteit aanbieden, en ik denk dat we dat allemaal wel kunnen onderschrijven. Dat is inderdaad belangrijk. Zowel in duale als in niet-duale trajecten moet kwaliteit altijd de bovenhand houden.
Ik geloof dat het de ambitie was van deze regering om van duaal leren een sterk merk te maken, en dan blijft ook het aanbod binnen de dubbele finaliteit nodig. U had ook de ambitie om duaal leren uit te breiden in het volwassenonderwijs en het hoger onderwijs. Wat is daar de stand van zaken?
Daarnaast blijven er ook heel wat vragen rond de inkanteling van de centra leren en werken. U had het al eventjes over de aanloopfase en over de vele vragen die hier al zijn gesteld. De tweede graad krijgt prioriteit. Maar we moeten er echt alles aan doen om die leerkrachten en coördinatoren die bezig zijn in de centra leren en werken perspectief te geven en rust te bieden. Dus ik vraag toch dat we dat nog een extra duwtje geven.
De heer Daniëls heeft het woord.
Bedankt voor de interessante vraag. Minister, bedankt voor het heel uitgebreide antwoord naar de redenen waarom scholen toch niet overgaan naar duale opleidingen. Ik denk dat dat vele oorzaken heeft, waaronder corona, maar misschien ook de nieuwe eindtermen. Misschien willen we die eerst verder bekijken. Ik denk dat er allerlei redenen zijn.
We moeten wel heel goed kijken naar het profiel van leerlingen waarvoor we de duale opleidingen hebben georganiseerd. Daar wil ik toch toe oproepen. We zijn ooit begonnen met de arbeidsmarktrijpe leerlingen, daar zijn dan de bijna-arbeidsmarktrijpe leerlingen aan toegevoegd, en nu hebben we de voortrajecten – de juiste benaming ontglipt mij nu even, ik probeer even te liplezen bij collega Goeman. Ik had het dus over de aanloopfase. Als wij hier zelf al moeten zoeken naar termen als inloop- en aanloopfase, kan ik mij inbeelden dat het ook voor scholen niet altijd duidelijk is. Ik denk dat we moeten proberen om daar toch enige duidelijkheid en zuiverheid in te houden.
Daarmee wil ik ook een lans breken. Het kan zijn dat leerlingen die in een aanloopfase zitten, bij een aanloopfase blijven. Het zou kunnen dat die op een bepaald moment toch niet in duaal onderwijs komen, omdat we ze niet arbeidsmarktrijp krijgen. Dat is een piste die verder kan worden onderzocht, minister. Want dat wordt dan niet de aanloopfase naar duaal leren maar een aanloopfase naar latere tewerkstelling of trajecten binnen VDAB.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik maak van de gelegenheid gebruik om kort aan te sluiten bij de vele bezorgdheden rond de inkanteling van leren en werken in duaal leren. Daar hebben we in het verleden ook al discussies over gevoerd. Maar ik sluit mij aan bij de opmerkingen van collega Daniëls. Ik denk dat het ook in dat licht is dat we de oproep van de SERV moeten zien om het huidige aanbod duaal leren onder de loep te nemen en bij te sturen waar nodig.
Inderdaad, er is een bepaald publiek van arbeidsrijpe leerlingen die zeer gebaat zijn bij het stelsel van duaal leren zoals het vandaag wordt uitgerold. Maar er is ook een deel van het publiek van het stelsel van leren en werken, waarvan 42 procent op dit moment in een aanloopfase zit, en 18,5 procent in een andere fase, nog niet gerekruteerd of bijvoorbeeld in een NAFT-traject (naadloos flexibel traject). We hebben het een vorige keer over de cijfers gehad. We weten allemaal dat van die twee groepen, waarvan dus ook een deel in de aanloopfase, sommige leerlingen nooit zullen doorstromen naar het traject duaal leren met werken op de arbeidsmarkt.
Ik wil opnieuw aandacht vragen voor die groep, want het is nog altijd niet duidelijk wat daarmee moet gebeuren als die inkanteling gewoon wordt doorgeduwd zonder dat dat meer modulaire systeem van het stelsel van leren en werken blijft bestaan, waarbij de flexibiliteit wegvalt, en waarbij je wel kunt doorstuderen in de praktijkvakken zonder de vakken algemene vorming allemaal mee te nemen.
Minister, mijn vraag is: is er nu al duidelijkheid over die aanloopfase? Hoe zal die worden georganiseerd in de nieuwe trajecten duaal leren? En wat is het alternatief voor leerlingen die nooit zullen terechtkunnen in duaal leren na die zogenaamde aanloop?
Minister Weyts heeft het woord.
Als u het mij toestaat, beperk ik mij tot de originele themakeuze, namelijk het duaal leren. Ik snap dat er opnieuw vragen worden gesteld met betrekking tot de plaats van de aanloopfase, de verhouding en de vraag naar de eventuele attestering in het kader van de aanloopfase. Maar dat zou ik graag voorwerp laten zijn van volgende discussies. Dat is immers een ‘work in progress’, het is nog in discussie. Het is wars van enige ideologische discussie. Wat mij betreft, is het een typische discussie waarin je beide partijen gelijk kunt geven. Enerzijds kun je zeggen: het is een aanloopfase, dus moet je ervoor zorgen dat je het ambitieniveau creëert om dit te gebruiken als opstapje naar, bijvoorbeeld, duaal leren. Maar anderzijds moet je ervoor zorgen dat je diegenen die in die aanloopfase blijven, toch ook nog iets tastbaars kunt geven, een soort van attest waarmee ze ook iets zijn op de arbeidsmarkt. Maar dat vergt natuurlijk dat je ook een soort van kwalificatie omschrijft, die natuurlijk anders is dan duaal leren. Dat is een heel proces dat je dan moet doorlopen en een kwalificatie waarmee je ook iets bent op de arbeidsmarkt. Dat wil zeggen dat het afnemende veld zich ter zake moet uitspreken, om maar een van de discussies te belichten.
Ik had het daarnet over de beleidsraad Onderwijs en Werk afgelopen dinsdag, waar we het onder meer hebben gehad over duaal leren.
U vraagt naar het volwassenonderwijs. Daar is de voorbereiding aan de gang. Ik heb het ook opgenomen in het kader van Edusprong. We nemen het dus mee in het relanceplan. We voorzien daar een implementatie in september 2021, weliswaar vanuit de wetenschap dat het nu ter sprake komt, maar wel een ander doelpubliek en een aparte leerweg betreft. Het zal dus niet het copy-pasten zijn van wat we doen in het kader van het leerplichtonderwijs. De geesten zijn aan het rijpen. We hebben een tijdshorizont voor ogen om te kunnen starten in september 2021.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega's, ik dank jullie.
Ik maak graag nog een aanvullende opmerking. Het gaat natuurlijk wel over het decreet Duaal Leren en de aanloopfase. Onze fractie gaat er dan ook niet mee akkoord om die twee volledig te ontkoppelen.
Minister, anderzijds spreekt u van een aanloopfase die een opstapje is. Akkoord, maar voor onze fractie blijft het sowieso belangrijk dat elke leerling, elk kind, leerrecht heeft. Ik verwijs hierbij naar mijn vorige vraag. Ook vinden we het belangrijk dat er altijd een aanbod is gericht op onderwijs, op kwalificatie, gelijk wie zich aanmeldt. Dat wilde ik bij deze toch benadrukken.
We kijken in ieder geval uit naar de inkanteling en de toekomst van de centra leren en werken. We blijven de vinger aan de pols houden. Ook wat de toekomst van het duaal leren betreft binnen het volwassenenonderwijs en het hoger onderwijs, volgen we dat graag op.
Ik verwijs nog even naar het initiatief van minister Crevits. Zij heeft een stagebonus opgericht om in deze coronatijden de leerwerkplekken te ondersteunen. Dat moeten we, ook los van corona, meenemen in de toekomst, om de relatie tussen de werkgevers en het onderwijs te verstevigen en sterker te maken. Ik hoop dat we daaruit kunnen leren. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.