Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de nieuwe ijkingsproeven
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
Sinds enkele jaren kennen we in Vlaanderen de ijkingstoetsen, met name voor de opleidingen burgerlijk ingenieur en burgerlijk ingenieur-architect. Het jaar ervoor werd de instaptoets verplicht voor studenten die willen starten met de lerarenopleiding. De bedoeling van deze regering en van de minister is om deze ijkingstoetsen verder uit te rollen in Vlaanderen. Dat is natuurlijk een goede doelstelling, want ze zijn een belangrijke schakel in de weg naar een goede oriëntering en hebben als doel de studie-efficiëntie te verhogen.
Op grond van artikel II.188/1 van de Codex Hoger Onderwijs legt de Vlaamse Regering vast voor welke bacheloropleidingen de ijkingstoets verplicht wordt. Op voorstel van de minister werd die lijst op vrijdag 5 februari verder aangevuld met vier bacheloropleidingen. Vanaf volgend academiejaar zullen studenten die zich inschrijven in de bachelor industriële wetenschappen, bio-industriële wetenschappen, biowetenschappen of de bachelor Engineering Technology, verplicht een ijkingsproef moeten afleggen.
De toetsen zijn, zoals decretaal verankerd, niet bindend. Wie slaagt, start, maar kent ook onmiddellijk zijn of haar werkpunten. Dat is uiteraard een belangrijk gegeven. De universiteiten en hogescholen hebben de opdracht om op basis daarvan met de student of studente de werkpunten bij te schaven waar nodig. De feedback na zo’n ijkingstoets is dus een cruciaal startpunt.
Verder hangt de effectiviteit en dus de zin van ijkingstoetsen af van de validiteit van de toets. Voor de ontwikkeling, implementatie en opvolging sloot Vlaanderen daarom een beheersovereenkomst af met de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR). Er wordt daarvoor in een projectsubsidie van maximaal 250.000 euro voorzien.
Jaarlijks bezorgt de VLIR een activiteitenverslag van de periode waarop de subsidie betrekking heeft. Anderzijds wordt minstens zesmaandelijks een overleg tussen een vertegenwoordiger van de minister en de centrale ijkingstoetscommissie belegd over de opvolging en de verdere planning.
In het ‘Jaaractieplan ijkingstoetsen 2020’ werden vijf concrete actielijnen naar voren geschoven met hierbij concrete doelstellingen. Wat zijn volgens u de belangrijkste conclusies uit het activiteitenverslag van de VLIR?
Hoe verloopt de samenwerking met de VLIR dit jaar? Ik heb ondertussen al een antwoord op een schriftelijke vraag gekregen, minister, maar kunt u verder ingaan op de vijf actielijnen van dit jaar?
Aan welke ijkingstoetsen wordt in 2021 gewerkt met het oog op nieuwe ijkingstoetsen voor het academiejaar 2021-2022?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik heb een gelijkaardige vraag over de nieuwe ijkingsproeven, minister. Ik situeer even een aantal zaken.
Studenten die zich inschrijven in de bachelor industriële wetenschappen, bio-industriële wetenschappen, biowetenschappen of Engineering Technology moeten vanaf volgend academiejaar verplicht een ijkingsproef afleggen. ‘Verplicht’ wil zeggen dat inschrijven voor deze bacheloropleidingen voor het academiejaar 2021-2022 alleen mogelijk is, als men heeft deelgenomen aan een ijkingstoets. Voor die opleidingen is deelname aan een ijkingstoets een voorwaarde voor inschrijving. Ik vind dat niet onbelangrijk om mee te geven.
Op de dag van de ijkingstoets krijgt de kandidaat-student een gehandtekend deelnameattest. Dat attest moet men voorleggen bij inschrijving. Het attest is ook slechts geldig voor het daaropvolgende academiejaar. Het is dus geen eeuwigdurend attest. Als men zich pas het daaropvolgende academiejaar wil inschrijven, zal men dus opnieuw moeten deelnemen aan een ijkingstoets. Het resultaat van deelname aan de ijkingstoets is echter niet bindend: de universiteit kan je niet weigeren op basis van je resultaat. Je hebt natuurlijk zelf inzicht in het resultaat. Ik roep alle studenten op die deelnemen aan een dergelijke ijkingstoets, zich daarop voor te bereiden en dat met enige sérieux in te vullen. Alleen dan heb je iets aan die ijkingstoets. Collega Warnez verwijst daar ook naar. Waar moet je nog bijsturen? Waar zitten er potentiële hiaten? Dat heeft ook, collega’s, bijkomende informatie aan de opleiding zelf over de cohorte studenten die er is, maar ik vind ook aan de scholen van het secundair onderwijs, want uiteindelijk komen die studenten van een bepaalde school uit een bepaalde studierichting. Ik zou als schooldirecteur heel erg geïnteresseerd zijn in hoe mijn studenten het op dat vlak doen.
Deelnemen aan de ijkingstoets kan alleen als men zich op voorhand heeft ingeschreven. De ijkingstoetsen zullen dit jaar plaatsvinden op twee momenten, op 5 juli en op 13 augustus. Inschrijven voor een sessie moet ten laatste twee weken op voorhand gebeuren.
Wat met studenten die pas eind augustus of begin september – want dat is na 13 augustus – beslissen om een studierichting te willen volgen die belast is met een ijkingsproef? Kunnen zij al dan niet nog met de opleiding starten? Een voorwaarde voor de inschrijving is dat je een deelnameattest hebt.
Zal er voorzien worden in een digitaal alternatief voor de ijkingsproef of blijft een verplaatsing noodzakelijk om de proef fysiek af te leggen?
Minister Weyts heeft het woord.
De samenwerking ter zake met de Vlaamse Interuniversitaire Raad loopt goed. Via de werkgroep toetsen, die onder mijn voorzitterschap loopt, denk ik dat ik ook een goed zicht heb op de uitrol van die ijkingstoetsen.
Mede op mijn suggestie werd de actielijn rond de ontwikkeling van de nieuwe databankstructuur voorlopig verlaten, omdat we ernaar streven om tot een efficiëntere samenwerking en afstemming met de organisatie van de toelatingsproef geneeskunde te komen. Daar hebben we al een beetje een framework dat succesvol gebruikt is en dat we ook ruimer zouden kunnen gaan hanteren, en dat zowel naar dataverwerking als naar de praktische organisatie van de toetsen toe. Die gesprekken lopen. Het vrijgekomen budget van die actielijn zouden we dan inzetten op twee andere actielijnen, namelijk de verdere ontwikkeling van kwalitatieve feedback en een diepgaander validiteitsonderzoek voor een aantal van die ijkingstoetsen.
De VLIR legt, in aanvulling op het activiteitenverslag 2020, momenteel de laatste hand aan het validiteitsrapport van de ijkingstoetsen 2020. Ik denk dat ze dat volgende maand of in april gaan kunnen opleveren.
Voor 2021 werd opnieuw een subsidie van 250.000 euro toegekend aan de VLIR. We hadden dat ook voorzien in de meerjarenplanning die bij de beheersovereenkomst werd gevoegd. De VLIR heeft op grond daarvan een jaaractieplan opgesteld. De actielijnen voor 2021 bouwen voort op de resultaten van het projectjaar 2020. Er zal dus mede op mijn vraag gewerkt worden rond vijf belangrijke actielijnen: inzetten op samenwerking met andere instrumenten, waaronder het toelatingsexamen arts-tandarts; validiteit en voorbereiding van de uitrol van de verplichte deelname; validiteit en afstemming met de begincompetenties; feedback en remediëring; de versterking van de interuniversitaire werking wat betreft organisatie, logistiek en communicatie.
Vanaf volgend academiejaar zullen, zoals gezegd, studenten die zich inschrijven in de bachelor industriële wetenschappen, de bachelor bio-industriële wetenschappen, de bachelor biowetenschappen en de bachelor Engineering Technology, verplicht een ijkingsproef moeten afleggen. Daaromtrent hebben we al een principiële goedkeuring van de Vlaamse Regering en dat is nu voor advies naar de Raad van State. Er moet dus nog een definitieve goedkeuring komen.
Alle ijkingstoetsen zullen ondanks corona wel op papier en in gecontroleerde omstandigheden worden afgenomen. Daar kan voor bepaalde groepen van afgeweken worden. Het kan dus digitaal worden afgenomen in gecontroleerde omstandigheden – ik denk maar aan internationale studenten of studenten in quarantaine. Wegens corona werden de niet-verplichte ijkingstoetsen vorig jaar online en onder niet-gecontroleerde omstandigheden afgenomen, en dat heeft wel enige nadelige repercussies gehad. De resultaten hadden onvoldoende discriminerend vermogen en het gebruik van hulpmiddelen kon niet uitgesloten worden. De ongecontroleerde afname werd enkel toegepast voor studenten die vrijwillig aan de ijkingstoets meedoen. Sowieso betreft het een kans die we de studenten bieden om zichzelf een spiegel voor te houden. Wie vals speelt, bedriegt dan maar enkel zichzelf in dezen.
Zoals gezegd wordt door de VLIR, mijn kabinet en het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS) wel bekeken of we het framework van het toelatingsexamen arts-tandarts kunnen gebruiken. We hebben daar nog geen beslissingen in getroffen. Dat zou mogelijk wel een efficiëntiewinst betekenen, een groot schaalvoordeel, en ervoor zorgen dat we het volledig digitaal kunnen organiseren. De basisinvestering voor het artsenexamen kan dan immers dezelfde zijn als voor de bijkomende ijkingstoetsen.
Via verschillende kanalen worden kandidaat-studenten er tijdig op gewezen dat deelname aan een ijkingstoets voor sommige bacheloropleidingen een voorwaarde voor inschrijving is. De binding met een opleiding gebeurt best tijdig. Om deze reden wordt er maximaal ingezet op communicatie en worden de toetsen ook kort na het einde van het secundair onderwijs georganiseerd.
Dat maakt dat studenten die een inschrijving in deze opleiding overwegen, tijdig weten dat ze best aan de ijkingstoets deelnemen, zelfs al maken zij later nog een andere studiekeuze. Bovendien volstaat deelname aan een ijkingstoets, het kan ook een niet-verplichte ijkingstoets zijn. Het hoeft niet de corresponderende toets voor de opleiding te zijn, al wordt dat natuurlijk wel sterk aanbevolen.
In uitzonderlijke gevallen kan door de instelling voor een individuele student ook op gemotiveerde wijze worden afgeweken van de voorwaarde tot verplichte deelname. Alle opleidingen met een verplichte toets hebben daartoe een uitzonderingscommissie. Het kan altijd dat het onmogelijk was om deel te nemen. Die uitzonderingscommissie dient dus voor praktische casuïstiek, zoals collega Daniëls ook schetste. Het is bedoeld om te faciliteren, niet om te blokkeren. Het is de bedoeling dat de student beter naar de opleiding wordt geleid. Hieronder kunnen bijvoorbeeld de studenten vallen die door overmacht niet konden deelnemen aan de ijkingstoets op de vastgelegde data. In dat geval kan de instelling wel een remediëring opleggen aan die studenten.
Eigenlijk verwachten we hier toch een mentaliteitswijziging. We verwachten dat studenten in spe tijdig starten met na te denken over hun studiekeuze en ook zelf de nodige stappen zetten. We stimuleren dit natuurlijk door al in januari de studie-informatiedagen (SID-ins) te laten doorgaan, gekoppeld aan een communicatiecampagne. We werken ook op de scholen zelf. Het was een huzarenstukje, met hier en daar technische problemen, maar in het algemeen was er grote appreciatie voor de manier en de snelheid waarmee we het op poten hebben kunnen zetten. Er is ook de Columbusproef in het laatste jaar secundair onderwijs, en ook de klassenraden spelen hun rol. Maar het is toch bovenal aan de student om niet te lang te wachten met na te denken over welke studierichting hij/zij wenst te volgen.
In veel landen is het de gewoonte dat studenten daar tijdig aan beginnen, zelfs vaak worden gevraagd om een motivatiebrief te schrijven. Omdat er in Vlaanderen nog te veel studenten van studierichting wijzigen, wil ik verder blijven inzetten op een goede studiekeuze met de viertrapsraket.
Met ingang van het academiejaar 2022-2023 zullen gefaseerd een aantal bacheloropleidingen aansluiten in het traject van verplichte deelname. Richtinggevende voorwaarde is hier in de allereerste plaats het validiteitsonderzoek.
Zoals aangegeven in de meerjarenplanning bij de beheersovereenkomst spitst het onderzoek zich toe op de bachelors in de bio-ingenieurswetenschappen, wiskunde, fysica, informatica, biomedische wetenschappen en farmaceutische wetenschappen. Er is geen concrete rangorde. In de gemengde werkgroep ‘Toetsen hoger onderwijs’ is de verdere uitrol van de toetsen een van de punten van het overleg. Ook de invoering van verplichte remediëring is voorwerp van die werkgroep. Ik heb daarstraks die aandachtspunten aangehaald. In de werkgroep wordt ook de zoektocht naar een goede naam ter vervanging van de ‘verplichte, niet-bindende toelatingsproeven’ bekeken. De auteurs van de gevalideerde en andere toetsen mogen zich onthouden. We gaan er zonder u ook wel geraken. Hier komt trouwens ook de uitbreiding van toetsen naar andere professionele bacheloropleidingen dan de educatieve bachelors aan bod.
De heer Warnez heeft het woord.
Over namen ga ik in elk geval zwijgen, minister, maar ik wil toch even aangeven dat collega Daniëls twee terechte zorgen aanhaalt. De verdere digitalisering en de zorg voor de late beslissers zijn twee terechte punten die hij naar voren schuift en die we moeten blijven opvolgen.
Ik onthoud uiteraard veel uit uw antwoord, minister, maar in het bijzonder dat er meer budget komt om de validiteit en de kwaliteit van de feedback te verhogen. Die feedback wordt al opgevolgd in de werkgroep. In welke mate wordt die ook opgevolgd in de praktijk? Remediëren die studenten zich of niet? Kunnen ze zich laten remediëren?
Voor de nieuwe verplichte ijkingstoeten voor het academiejaar 2022-2023, op basis van welke criteria worden bepaalde toetsen of rangordes al dan niet naar voren geschoven, zonder namen te noemen? Hoe worden die bepaald?
De heer Daniëls heeft het woord.
Een paar zaken. U spreekt over de kwalitatieve feedback en dat validiteitsonderzoek en ik denk dat dat goede zaken zijn. Een goede terugkoppeling naar de deelnemers is minstens even belangrijk als deelnemen.
Het feit dat het fysiek moet gebeuren, daar kan ik me wel iets bij inbeelden, net in het kader van de validiteit. Want wat meet je anders als je niet zeker bent dat de desbetreffende student alles valide invult? Dat is toch één zaak, denk ik.
Dat die uitzonderingscommissie bestaat en deelname aan een ijkingstoets volstaat, ik denk dat dat goed is voor die studenten die ik aanhaalde, die om de een of andere reden pas na 13 augustus beslissen.
Maar ik wil nog even inzoomen op twee concrete zaken. Eén, we verwachten van studenten inderdaad dat ze vroeger beginnen na te denken over wat ze nu gaan studeren. Collega’s, ik denk dat dat terecht is. Die debatten hebben we ook tijdens de vorige legislatuur gehad. Minister Crevits heeft dat toen ook naar voren geschoven en gezegd dat ze de Columbusproef voor het einde van het secundair onderwijs wilde laten afnemen, eigenlijk al vanaf het vijfde jaar secundair onderwijs, om daar actief over te gaan nadenken. Ik denk dat dat een goede zaak is, ook in combinatie met deelname aan een ijkingsproef. Ik denk dat dat deel uit uw antwoord toch al enig perspectief biedt.
Een laatste bijkomende vraag. U hebt gezegd dat u nog een aantal bacheloropleidingen gaat laten aansluiten. De vraag daarbij is of we dan aan het werken zijn aan één algemene ijkingsproef – ik was bijna zelf foute termen aan het gebruiken, foei – dan wel of we heel specifieke ijkingsproeven gaan blijven gebruiken. Of gaat het om één toets, met verschillende modules waaruit dan gekozen kan worden? Hoe moeten we dat concreet zien? Of zijn we nog niet zover?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
De heer Daniëls zei het al: de ijkingsproeven zoals die nu verder uitgerold worden, zijn verplicht, maar niet bindend voor de inschrijving. Iemand die niet slaagt, kan zich nog steeds inschrijven voor de richting die hij gekozen heeft, en dat moet voor ons absoluut zo blijven. Het gaat niet om toelatingsproeven en dat mogen ze in iedere geval niet worden. Iedere student moet voor ons de vrije keuze hebben om zich in te schrijven voor de studierichting die hij wil. Anders werpen we alleen maar meer drempels op. Ik wil u dus nogmaals oproepen, minister, om het woord ‘toelatingsproeven’ niet te gebruiken, want dat zorgt voor extra verwarring.
Ik vind het wel interessant, minister, dat u daarnaast wel wilt nadenken over een bindend gevolg aan die ijkingsproeven, in de vorm van verplichte remediëring. Dat vind ik een interessante piste om over na te denken, maar dan vind ik het wel belangrijk om bij die discussie doel en middelen van elkaar te onderscheiden. Die ijkingsproeven zijn voor ons geen doel ‘an sich’. Het doel is een betere studiekeuze, studenten daarin begeleiden, studievoortgang verbeteren en slaagkansen van studenten verhogen. Die ijkingsproeven moeten daartoe voor ons een middel zijn. Als we willen dat dat een efficiënt middel wordt om dat doel te bereiken, dan is het natuurlijk cruciaal dat men na zo’n ijkingsproef, los van de kwalitatieve feedback – daar kunnen we ons absoluut in vinden –, inzet op goede studiebegeleiding om eventuele lacunes op te vullen en te remediëren.
Minister, hoe ziet u die verplichte bindende remediëring na die ijkingsproeven? Wanneer? Wie zou die moeten volgen? Zijn er extra middelen voor voorzien? Want met enkel geld voor goede ijkingsproeven gaan we er niet geraken.
De heer De Witte heeft het woord.
Zo’n ijkingsproef klinkt natuurlijk aantrekkelijk: een test die kan meten waar je staat en die kan aangeven of je klaar bent om je studie te doen of niet. De vraag is wat zo’n proef exact meet. Wat meet die? Die meet waar je staat op het einde van je humaniora. Dat is wat die proef meet, maar niet veel meer dan dat. Die meet niet wat uw talenten zijn en ook niet wat uw potentie is om ergens te staan over een, twee, drie, vier jaar. Minister, ik ken iemand die negen jaar over zijn studies gedaan heeft, en die toch een zeer mooie carrière gemaakt heeft, omdat hij een aantal talenten heeft.
Ik heb toch veel vragen bij zo’n ijkingsproef. Ten eerste, het is een momentopname. Ten tweede, het is sterk gelinkt aan uw sociaal-economische situatie, niet aan uw talenten en niet aan uw potentie. Er is veel onderzoek over gedaan. Simpel gezegd, mensen uit de lagere sociale klasse buizen vaker op zulke proeven én – en dat is belangrijk, want die proeven zijn niet-bindend – zij houden veel meer rekening met het resultaat van die proeven. Als uw ouders hooggeschoold zijn en u scoort slecht, dan gaan we dat veel sneller relativeren. Dat ben ik niet die dat zegt, dat is breed onderzoek onder anderen van Mieke Van Houtte, professor Onderwijssociologie aan de UGent. Om die reden is zij geen fan van dat soort toetsen. Zij is niet alleen, ook Luc De Schepper, de vorige rector van UHasselt, zegt dat dat, zeker in een provincie als Limburg, waar democratisering van het hoger onderwijs een cruciale factor is voor de ontwikkeling van de provincie als dusdanig, vooral een sociale selectie is in een kader waarbij…
Mijnheer De Witte, u zal moeten afronden, u zit aan de twee minuten.
Ik rond af: in het kader waar de democratisering van het hoger onderwijs achteruitgaat de laatste jaren.
Minister, wat bent u op termijn van plan met die ijkingsproeven? Wilt u die verder invoeren, in meerdere studierichtingen?
Gaan er voor remediëring, feedback en kwaliteitsonderzoek meer middelen voorzien worden voor de onderwijsinstellingen om dat te kunnen doen?
De heer Danen heeft het woord.
Rond die ijkingsproef is al heel veel gezegd en geschreven en dat zal in de toekomst alsnog het geval zijn. In september was er een hoorzitting in deze commissie. Ik ga de conclusies hiervan herhalen, maar wat me wel opviel is dat er in dat debat een aantal stemmen heel erg kritisch waren rond die ijkingsproeven. Een van de grote problemen was inderdaad die validiteit, met andere woorden: meten we echt wat we willen weten, want daar gaat het eigenlijk toch om. We willen iets meten in functie van studievoortgang, van de juiste studiekeuze. Daar blijkt heel wat problematiek op te zitten.
Ik heb gehoord van de minister dat de VLIR ermee aan de slag is. We zijn aan het werk met dat valideringskader, we gaan zorgen dat die validiteit goed komt. Heb ik dat goed begrepen?
Mijn tweede vraag: op basis waarvan bepaalt u welke opleidingen aan een ijkingsproef onderhevig zullen worden? Nu zijn er blijkbaar vijf opleidingen geselecteerd. Op basis waarvan maakt u die selectie?
Ik heb nog veel meer vragen, maar ik zal het binnen mijn tijd houden.
Minister Weyts heeft het woord.
Het is belangrijk dat we voor de late beslissers echt een uitzondering maken, vermits we net de bedoeling hebben om maximaal een vroeger beslissingsproces en denkproces te gaan stimuleren. Daarom moeten we die uitzondering niet naar voren gaan schuiven als zijnde ‘Trek het u niet aan, u hebt nog altijd die mogelijkheid’. We moeten er echt zorg voor dragen dat dat een uitzonderingsstatuut is, eerder dan de regel.
De volgordebepaling is natuurlijk voorwerp van overleg en discussie in de centrale commissie. Maar daarvoor is natuurlijk het validiteitsonderzoek richtinggevend. Als we ten aanzien van bepaalde opleidingen op grond van een validiteitsonderzoek vaststellen dat het snor zit, dat het gedegen is, zullen we daar vanuit pragmatisch oogpunt sneller in schakelen. We maken daar geen logische maar een zuiver pragmatische keuze. We moeten ervoor zorgen dat die proeven valide zijn. De remediëring ligt op tafel. Actielijn 4 gaat daar specifiek over.
Voorlopig werken we niet met een algemene module. Maar dat kan natuurlijk wel. Als we in het kader van de sociale wetenschappen gaan werken met zulke proeven, lijkt mij dat bij uitstek een domein waar je zou kunnen werken met een eerder algemene module, al dan niet vervolgens specifiek aangepast op de opleiding.
Mijnheer De Witte, ik ben het niet met u eens. Ik snap de terughoudendheid die u ten aanzien van dit instrument aan de dag legt, niet. U zegt dat u dat doet vanuit een bekommernis voor de sociaal zwakkeren of kwetsbaren. Ik denk dat het bij uitstek voor hen een zeer goed idee is. Het is de bedoeling om de studenten een spiegel voor te houden: ‘Is dit wel een goede opleiding voor mij?’ Dit is ook een beetje een ‘management of expectations’: ‘Wat kan ik van die opleiding verwachten?’ Bij uitstek de sociaal kwetsbaren kunnen zich het minst veroorloven om de verkeerde studierichting of opleiding te kiezen. Zij hebben, in tegenstelling tot de sociaal-economisch sterkeren, waarschijnlijk niet de luxe om te veranderen van studierichting of opleiding. Bij uitstek voor hen is dit een aangewezen instrument. Maar dit is bij uitbreiding voor iedereen zo. Iedereen heeft baat bij een zo goed mogelijke, zo fijn mogelijke, zo gefinetuned mogelijke studiekeuze, waarbij je echt wel weet, wanneer je eraan begint, wat er van jou wordt verwacht en wat je tekortkomingen en werkpuntjes zijn. In het kader van die viertrapsraket moeten we erin slagen om het grote aantal wijzigingen van opleidingen en studierichtingen te beperken.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik wil nog even kort ingaan op wat u, collega Goeman, zei over de verplichte remediëring. De Codex Hoger Onderwijs laat vandaag toe dat instellingen de remediëring verplicht maken. Of die remediëring verplicht zal zijn of niet, zal niet afhangen van een decreet of van een besluit van de regering, maar wel van tijd en personeel. Ik volg u wel als u zegt dat het over geld zal gaan en niet over wat wij in die decreten zullen schrijven. Dat is een conditio sine qua non. Eerst zijn er nog andere katjes te geselen vooraleer we zoiets gemakkelijk kunnen invoeren.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil het positieve van die ijkingstoetsen benadrukken. Ik vind dat echt positief. Het is altijd gevaarlijk om te kijken naar je eigen situatie. Ik heb geen studiecarrière van negen jaar achter de rug. Ik heb er wat spijt van dat ik er maar vijf jaar over heb gedaan voor mijn vijf jaar. Ik had gerust nog vier jaar langer plezier willen hebben. Ik zou heel graag, voordat ik startte met pedagogische wetenschappen, geweten hebben of mijn statistiek sterk genoeg was. Dat te weten, is voor studenten belangrijk. Is het antwoord neen, dan weet je meteen dat je echt moet focussen op die monitoraatsessies en op alles wat de instellingen voor hoger onderwijs organiseren. Ik vind dat echt een belangrijke bron van informatie. Ik vind dat een positief instrument. Je moet er als student bewust mee beginnen. Ik ben daar een grote voorstander van.
En hoe moet je nu de begeleiding van de student lezen? Vanwaar kom je? Wat is je voortraject? Welke oplossingen bieden we? De instellingen voor hoger onderwijs kunnen meehelpen om goed te oriënteren en eventueel te heroriënteren, maar ook om te bekijken welke ondersteuning de student in kwestie nodig heeft, zodat er niet achteraf moet worden geremedieerd.
Minister, ik wil ook oproepen om, wanneer die validering er door is, ook eens te bekijken hoe we een terugkoppeling kunnen geven aan de scholen van het secundair onderwijs waar die leerlingen vandaan komen. Ik denk dat dat voor hen een interessante databron is.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.