Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Op 26 januari vond in de commissie Binnenlands Bestuur een gesprek plaats naar aanleiding van een vraag om uitleg van collega’s over de stand van zaken van het dossier regiovorming. Minister Somers antwoordde daar op een aantal vragen. Ik lees voor uit het verslag: “Wat de adviezen van de Vlaamse sectorale beleidsdomeinen betreft, heb ik aan mijn collega-ministers in de Vlaamse Regering ook een adviesvraag over regiovorming gesteld. De regioafbakening heeft immers ook een impact op de bestaande regionale afbakeningen, en er zijn ook Vlaamse beleidsdomeinen waar nagedacht wordt over nieuwe regionale afbakeningen. Ik heb tot nu toe van vijf ministers adviezen ontvangen.” Vervolgens geeft minister Somers aan van welke ministers hij reeds een advies mocht ontvangen en van wie hij dergelijk advies nog verwacht. Van een advies over het beleidsdomein Cultuur zegt minister Somers evenwel niets.
Minister-president, hebt u net als andere ministers, van minister Somers een vraag tot het formuleren van een advies over de gevolgen van de regiovorming ontvangen? Zo ja, werd er reeds een advies geformuleerd vanuit uw beleidsdomein Cultuur? Zo niet, wat zijn daarvoor de redenen? Zo ja, wat is de inhoud van dat advies en welke bezorgdheden worden daarin meegegeven?
Kunt u een toelichting geven bij de totstandkoming van dat advies? Werden de steunpunten hierbij betrokken en werd hierover advies gevraagd aan de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC)?
Kunt u verduidelijken hoe de cultuursector betrokken zal worden bij de verdere besluitvorming en implementatie van het dossier van de regiovorming?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Van de Wauwer, af en toe valt uw geluid even weg, maar ik denk dat ik uw vragen wel begrepen heb.
Ik zal de eerste twee vragen samen beantwoorden. Ik bezorgde minister Somers een advies op 3 februari 2021. Voorafgaand had ik van mijn administratie een uitgebreide nota ontvangen, waarbij de dertien referentieregio’s naast de verschillende regionale werkingen binnen de diverse cultuurdecreten werden gelegd.
U weet dat we vanuit de Vlaamse Regering naar de lokale besturen toe een voorstel hebben gedaan over de regiovorming. Dat is niet te nemen of te laten. Dat is een openingszet, waarover we dan adviezen zullen inwinnen. Hopelijk komen we dan op een bepaald moment tot een definitief resultaat, maar dit is een openingsvoorstel.
Wat is dan de inhoud van het advies dat we gegeven hebben? In mijn advies gaf ik mee dat binnen het beleidsdomein Cultuur afgebakende regio’s nu reeds een rol spelen in de beleidsuitvoering: intergemeentelijke samenwerkingsverbanden binnen het Bovenlokaal Cultuurdecreet van 15 juni 2018, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden binnen het Cultureelerfgoeddecreet van 24 februari 2017, vormingsregio’s binnen het decreet van 7 juli 2017 houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk en UiTPAS-regio's binnen de uitvoering van de beheersovereenkomst met publiq vzw.
We stellen vast dat een overgroot deel van deze intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en regio’s met de referentieregio’s overlappen. Mogelijke problemen zullen gemakkelijk opgelost kunnen worden. Ik vestigde in mijn advies evenwel ook de aandacht op de bijzondere situatie van het intergemeentelijk samenwerkingsverband de Merode. Dat samenwerkingsverband kent sterk historische wortels en heeft een werking binnen het Bovenlokaal Cultuurdecreet en sinds kort ook binnen het Cultureelerfgoeddecreet. Dit samenwerkingsverband bevat zes gemeenten die zich situeren op de grens van de referentieregio’s Kempen, Limburg en Oost-Brabant, die je niet zomaar kunt toevoegen aan een van de drie referentieregio’s. Dat domein de Merode ligt juist op een ‘drieprovinciënpunt’. Ik vraag minister Somers dan ook uitdrukkelijk de gevolgen voor deze culturele regio verder te onderzoeken. Ik geef in mijn advies ook uitdrukkelijk mee dat er vanuit het veld nog steeds specifieke problemen kunnen opduiken en dat het van belang zal zijn met het veld in dialoog te gaan en naar werkbare oplossingen te zoeken.
Publiq vzw en het bovenlokaal steunpunt OP/TIL hebben input aangeleverd voor de opmaak van de voorbereidende nota van de administratie. Er werd geen advies gevraagd aan de SARC. Het culturele middenveld zal bij de verdere implementatie van de regiovorming wel betrokken worden.
Minister Somers wil eind februari 2021 een voorstel van definitieve afbakening van de referentieregio’s aan de Vlaamse Regering voorleggen en het vervolgtraject vaststellen. Een Vlaamse werkgroep regiovorming, met vertegenwoordigers van de belangrijkste betrokken entiteiten, zal de voortgang van het project regiovorming opvolgen. Pas na de definitieve afbakening van de referentieregio’s zal de impact helemaal duidelijk worden. Mijn administratie zal op dat moment bekijken of de regelgeving moet worden aangepast en welke andere stappen er eventueel moeten worden genomen. Dit impliceert vanzelfsprekend dat relevante actoren uit het middenveld zullen worden betrokken, maar u begrijpt dat de besluitvorming voorafgaat aan de concrete uitwerking van het implementatietraject. Als je dat vandaag beslist, is dat een project waar men ook naartoe moet groeien. Je kunt niet van vandaag op morgen beslissen dat iedereen zich daar moet aan aanpassen. De insteek is om de bestaande verrommeling met de tijd wat tegen te gaan. Het zal een geleidelijk proces zijn en we kunnen daarbij niet over één nacht ijs gaan, wat mij betreft.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Dank u wel, minister-president, dat was een heel duidelijk antwoord op de vraag die ik heb gesteld. Ik ben ook tevreden met het advies dat u hebt doorgegeven. Dat lijkt me een heel correct, onderbouwd advies. Het is ook heel positief dat u erop hebt aangedrongen om de effecten van de regiovorming nog eens heel goed te bekijken voor de verschillende bestaande bovenlokale samenwerkingsverbanden. Het is een diverse sector. U wijst terecht op de problematiek rond de Merode. Ook vanuit ons provinciaal overleg, waar ik deel van uitmaak, is dat al ter sprake gekomen. Ik ben blij dat u dat hier ook aanhaalt.
Het is natuurlijk een heel delicaat evenwicht om die bestaande werkingen, die van onderuit gegroeid zijn op basis van inhoudelijke samenhang, nu te wijzigen door een bestuurlijke operatie van regiovorming. Het is heel goed dat u voor zo een uitgebreid project een advies hebt geformuleerd en dat u daar het veld zelf bij betrekt. Ik kijk uit naar het vervolg.
De heer Meremans heeft het woord.
Eerst en vooral ben ik een beetje kritisch, los van Cultuur. De nota van minister Somers heeft toch ook voor wat onrust gezorgd. Het finaliseren van de regio’s was niet voor elk gemeentebestuur even duidelijk. Dat wil ik nog even aanstippen.
Ik ben ook blij met het antwoord van minister-president Jambon. Inderdaad, zoals collega Van de Wauwer aanhaalt, zijn de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden eerst rond de cultuurcentra ontstaan. Ik heb die in mijn eigen regio mee opgericht. Daarna hebben we de erfgoedcel toegevoegd, naast andere elementen zoals de bibliotheekwerking. Ze zijn van onderuit gegroeid. Dat is enorm belangrijk. Het moet van onderuit groeien. Het zijn gemeenten die elkaar vinden, die waarschijnlijk sociologisch, historisch en cultureel met elkaar verbonden zijn. Daar moeten we echt naartoe werken. Ik ben blij dat dat goede werk zeker en vast bewaard wordt. We moeten dat blijven ondersteunen, want het moet groeien van onderuit. Dat wil ik wel even zeggen.
Ik heb ook begrepen van minister-president Jambon dat het een traject is om ergens naartoe te groeien. Ik ben er zeker en vast een groot voorstander van om de verrommeling tegen te gaan en de cultuuractoren bij elkaar te brengen. Het zou zelfs fijn zijn mochten wij op termijn erin kunnen slagen om die cultuursamenwerkingsverbanden echt financieel veel meer slagkracht te kunnen geven, omdat zij de eerste zijn om te capteren wat leeft op het veld, wat de noden zijn en waar men naartoe moet werken. Ik ben alleszins blij te horen dat we het goede werk dat al bestaat, absoluut kunnen bestendigen.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Het is een onderwerp dat mij geweldig interesseert, want ik kom met mijn botten uit het slijk van die sectoren. Ik moet blijven herhalen dat de wijze waarop die provincies hun materie is afgenomen, echt geen goed voorbeeld was. Ik heb heel concreet bij de provincie Antwerpen ervaren hoeveel middelen zij over hadden voor die sector. Ik blijf bij hoog en bij laag beweren – met alle respect voor het kabinet-Gatz, dat dat met veel kunde en voorzichtigheid heeft aangepakt – dat er heel veel middelen en kennis zijn verloren gegaan door die operatie. Als we ooit op lange termijn naar een nieuwe indeling moeten gaan, moet dat veel professioneler. Dat is tegelijkertijd ook het standpunt van Groen. Wij zijn eigenlijk wel voor die regiovorming, maar dan heel grondig. Dat wil ook zeggen: een goede afstemming van de referentieregio op een hele reeks bestaande regio-indelingen, waar we de autonomie en de van onderuit gegroeide perceptie zeker moeten in meenemen. Maar we moeten tegelijkertijd ook genoeg slagkracht hebben. Als zo een regio dan van de grond kan komen, moet ze middelen krijgen. Daar deel ik de opmerking van collega Meremans. Met andere woorden: wij zijn voor, maar echt op lange termijn en mits een zeer grote bewaking van een aantal grenzen en van het afstemmen van de bestaande en/of fungerende regio’s.
Ik heb daaromtrent een vraag. Het is een onmiskenbare evolutie, misschien niet de eerste drie of vier jaar, het zal een tijd duren, zoals de minister-president zelf aangeeft. In hoeverre gaan we – dan gaat het over herijking van decreten – in onze nieuwe decreten of de evaluatie van decreten hier al een stuk rekening mee houden?
Ik denk bijvoorbeeld aan het decreet betreffende het bovenlokale cultuurbeleid. Ter zake is er toch nog heel wat evaluatie mogelijk, en bijsturing. Ik denk echter ook aan het Erfgoeddecreet en zelfs aan het decreet inzake de socioculturele volwassenenwerking, waar die vorming inderdaad in zit. In hoeverre kan of zal er al proactief met die evolutie rekening worden gehouden?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik denk dat alleen die vraag van de heer Pelckmans nog openstond. Regiovorming is ook een van de elementen van het regeerakkoord. Als we decreten tegen het licht gaan houden en wijzigen, moeten we daar dus ook rekening mee houden. De kwestie is: waar staan we al met die regiovorming op het moment dat het decreet de revue passeert? Het is wat mij betreft echter duidelijk dat dat mee een element is dat op tafel ligt. Misschien hoeft men nog niet helemaal te weten hoe die regio eruit zal zien om dat element wel al mee te pakken in de decreten. Dus, ja, dat is zeker de bedoeling.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister-president, dank u wel. Ik had geen bijkomende vraag gesteld. Het is belangrijk dat er ook een draagvlak is voor zo’n regiovorming, en een draagvlak krijg je natuurlijk ook door betrokkenheid van alle verschillende actoren, alle verschillende domeinen. Het is bij zo’n operatie heel belangrijk dat er veel overleg en inspraak gebeurt, en ook dat er respect wordt getoond voor jarenlange samenwerkingsverbanden, die ook altijd hun nut hebben bewezen, die hebben bewezen goed te werken. Dat merk ik heel sterk in uw antwoord hier, dus daar ben ik heel tevreden mee. Dit gaat natuurlijk niet alleen maar over een bestuurlijke samenwerking. Dit zal ook een onmiddellijk effect hebben op ons verenigingsleven. Dit is dus een heel belangrijke oefening, maar ik heb alle vertrouwen in de aanpak die u hanteert.
De vraag om uitleg is afgehandeld.