Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Als onderdeel van het noodfonds besliste de Vlaamse Regering om eenmalig 87,3 miljoen euro, toch wel een heel mooi en stevig bedrag, ter beschikking te stellen voor het lokale verenigingsleven. De middelen werden verdeeld over de lokale besturen, opdat ze absoluut zelf op maat konden beslissen, maar het was wel heel specifiek voor de ondersteuning van de jeugd-, cultuur- en sportsector. Het is ook logisch dat dit bedrag aan de lokale besturen werd toegekend: zij kennen hun lokaal verenigingsleven door en door en zijn dus het best geplaatst om hun huidige noden in te willigen en te lenigen.
Minister-president, ik las onlangs in Het Laatste Nieuws een interview met uw collega, de minister van Sport, Ben Weyts. De minister zei het volgende: “We hebben daarom een meersporenbeleid uitgewerkt om de amateurploegen financieel te ondersteunen. De Vlaamse regering heeft in totaal 87 miljoen euro verdeeld bij de lokale besturen. Dat geld mogen ze besteden aan cultuur, jeugd, maar de prioriteit moet bij sport liggen.” Ik schrok wel een beetje toen ik dat interview las. Ik dacht dat de minister van Sport verkeerd geciteerd werd. Maar hij heeft dat tijdens de plenaire vergadering van 3 februari 2021 herhaald. Hij zei toen: “We hebben via de lokale besturen in 87 miljoen euro voorzien voor lokale sportclubs. Dat is eerder kleinschalig. Het gaat hier ook om cultuur en jeugd, maar de prioriteit ligt bij sport.” Nogmaals heeft de minister van Sport dus gezegd dat de prioriteit bij sport lag. Ik dacht dat we in deze commissie en ook in de plenaire vergadering altijd hadden gesteld dat de middelen niet geoormerkt zijn, dat de besteding niet moest worden verantwoord. Natuurlijk hadden we afgesproken dat er een monitoring zou zijn. Maar het uitgangspunt was de lokale autonomie, het vertrouwen in de lokale besturen en geen orders van bovenuit dat het rond een bepaalde prioriteit moest gaan.
Minister-president, vanwaar komt de bewering van de minister van Sport dat de prioriteit voor de besteding van deze middelen bij Sport moet liggen? Ik vraag mij af of dit zo werd gecommuniceerd naar de lokale besturen.
Er is over de uitspraak van minister Weyts natuurlijk wat onrust ontstaan bij de cultuursector. Die viel een beetje van zijn stoel toen hij hoorde dat bij de besteding van die middelen de prioriteit naar sport zou moeten gaan. Kunt u dat hier rechtzetten?
Ook de lokale besturen vragen zich af of ze een communicatie gemist hebben. Zal dit ook voor hen worden rechtgezet?
We hadden het hier al een paar keer over de monitoring. Hebt u al meer zicht op de monitoring die zou gebeuren bij de lokale besturen? Wanneer wordt die ingepland? Zal dat gebeuren in het kader van de beleids- en beheerscyclus (BBC)? Zal dit gebeuren in het kader van de lokale vrijetijdsmonitor, het nieuwe instrument dat tijdens de vorige legislatuur werd opgemaakt?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw D’Hose, de bewering van minister Weyts kwam voort uit de voorafgaande onderhandelingen over het noodfonds. De verschillende betrokken sectoren maakten een eigen impactstudie op. Bij de bespreking van deze documenten werd erkend dat de nood bij sport het hoogste was. Het is inderdaad de correcte analyse dat deze middelen niet geoormerkt zijn omdat ze worden verdeeld via het Gemeentefonds. Op de website van het Departement Cultuur, Jeugd en Media wordt de verwachting geuit dat wat Cultuur betreft zo ook nog eens ruim 20 miljoen euro bij de lokale cultuurverenigingen terechtkomt. Het gaat dan – en ik citeer nu de website – om “lokale niet-gesubsidieerde, niet-commerciële organisaties uit de erfgoedsector, het sociaal-cultureel werk, de amateurkunsten, of de kunsten. De cultuursector mag dus in totaal op 85 miljoen euro rekenen uit het noodfonds.” Ook de lokale jeugdwerkingen zullen kunnen genieten van deze extra middelen voor de lokale besturen.
Er werd dus beslist om de middelen niet specifiek te oormerken en de gemeenten niet met een specifieke rapporteringsplicht op te zadelen.
De info die op 22 juni is gecommuniceerd op de website www.lokaalbestuur.vlaanderen.be, is nog steeds geldig: “De corona-crisis treft de sectoren cultuur, jeugd en sport zwaar. Om de lokale besturen te helpen om die sectoren bij te staan, besliste de Vlaamse Regering om hen in 2020 eenmalig 87,3 miljoen euro ter beschikking te stellen. Het grootste deel van die middelen (83,9 miljoen euro) wordt verdeeld over de lokale besturen op basis van de verdeling van de sectorale middelen voor die drie sectoren (cultuur, jeugd en sport) bij de inkanteling ervan in het gemeentefonds in 2018.
De rest gaat naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie en naar specifieke subsidies voor enkele randgemeenten rond Brussel.
Het Vlaams Parlement heeft op 17 juni de decretale basis voor deze bijkomende financiering goedgekeurd.
Deze middelen zijn niet geoormerkt. De besteding ervan moet dan ook niet worden verantwoord en de besturen hoeven er niet specifiek over te rapporteren.
De Vlaamse Regering zal de besteding van de middelen wel monitoren, op basis van de reguliere digitale rapportering over de BBC-jaarrekeningen over 2020 en 2021 (de uitgaven kunnen dus in beide jaren gebeuren). Het uitgangspunt blijft echter de lokale autonomie en het vertrouwen in de lokale besturen.”
Er is geen oormerking, geen prioriteit voor Sport noch voor iets anders. Bij de totstandkoming van het bedrag was het aandeel voor Sport wel het grootste, om tot het bedrag van 87 miljoen euro te komen. De lokale besturen doen daarmee – ik neem niets terug van wat ik vroeger gezegd heb – wat ze willen. Ze zijn daar volledig autonoom in om dat te verdelen over die drie sectoren.
Mevrouw D’Hose, ik heb van de lokale besturen geen signalen opgevangen en evenmin mijn collega, minister Somers, bevoegd voor het binnenlands bestuur. We hoeven dus niets recht te zetten, de richtlijnen die de lokale besturen hebben, zijn duidelijk. Er zijn geen geoormerkte middelen, geen prioriteiten, en er is volledige autonomie. We hebben in deze commissie nu toch al genoeg herhaald dat deze middelen niet geoormerkt zijn, nu niet, gisteren niet en volgende week ook niet.
Ik heb hier in de commissievergadering van 21 januari op de vraag van de heer Van de Wauwer duidelijk gesteld dat ik mijn administratie de opdracht zal geven om op te vragen bij de gemeenten hoe zij de verdeling gedaan hebben tussen de drie clusters, in hoofdlijnen, niet in detail. Mijn kabinet heeft daarop onmiddellijk contact genomen met het kabinet van collega Somers om te bekijken hoe dit best kan verlopen. Ik wil mijn collega daar niet in voorbijlopen. Het kabinet van minister Somers liet ons weten dat er toch een soort van monitoring van de besteding van de middelen gedaan wordt op basis van de reguliere digitale rapportering over de BBC-jaarrekeningen (beleids- en beheerscyclus) over 2020 en 2021. De uitgaven kunnen dus in beide jaren gebeuren.
Het Agentschap Binnenlands Bestuur kan heel wat info uit de rapportage halen. De definitieve info is er pas op basis van de jaarrekeningen van 2020, die tegen de zomer beschikbaar zullen zijn. Maar misschien kan er wel al iets verteld worden op basis van de kwartaalrapporteringen. Die komen binnen en mogelijk is eind deze maand al meer info te geven. Mijn administratie zal dit samen met Agentschap Binnenlands Bestuur van nabij opvolgen. Ik heb met mijn collega, minister Somers, afgesproken dat we eerst deze piste zullen bekijken, alvorens we andere stappen richting gemeenten nemen.
Ook collega Somers benadrukt trouwens dat het uitgangspunt van de lokale autonomie en het vertrouwen in de lokale besturen van kracht blijft. Daar zijn we het in de Vlaamse Regering eigenlijk unaniem over eens.
Ik herhaal: er is geen oormerking van de middelen, volledige autonomie voor de lokale besturen. Ik heb het al honderd keer gezegd.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister-president, we weten nu waar de foute uitspraak van minister Weyts vandaan kwam: er was een nood en hij heeft er een prioriteit van gemaakt. Dat is op zich niet zo verstandig. Wij zijn er duidelijk over. In deze commissie is het al tot uit den treure herhaald, maar als een lid van de Vlaamse Regering in een interview aan Het Laatste Nieuws en in de plenaire vergadering iets anders zegt, kunt u wel begrijpen dat er wat onrust ontstaat. Ik ben heel blij dat u daar nu duidelijk in bent, en dat de uitspraken van minister Weyts in een verkeerde context zitten.
Ik kijk er absoluut naar uit wanneer we de resultaten van de BBC kunnen verwachten. Ik vind het wat bijzonder dat u de lokale vrijetijdsmonitor niet vermeldt in uw antwoord. Dat lijkt me toch bij uitstek het instrument waar we heel veel data uit kunnen halen. Volgens wat ik mij herinner – nu moet ik even graven in mijn geheugen – dacht ik dat voor de lokale vrijetijdsmonitoring twee keer data ingezameld zouden worden, in het midden van een lokale legislatuur en op het einde. We zijn nu bijna aan het midden van een lokale legislatuur – de eerste drie jaar sinds 2018 zijn bijna voorbij –, dus het lijkt mij dan ook mogelijk dat we via de lokale vrijetijdsmonitor data krijgen. Ik vroeg mij af of u dat ook met uw administratie zult bekijken.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Ik begrijp ergens de verwarring van mevrouw D’Hose, maar nu ben ik verward door het antwoord. Ik zie toch enigszins een tegenspraak tussen wat de minister van Sport al verschillende keren verklaard heeft en wat de minister-president nu verklaart. Het gaat hier specifiek over die 87 miljoen euro voor de ondersteuning voor Jeugd, Cultuur, Sport. Ik denk dat we al vier of vijf commissievergaderingen Sport gehad hebben – ik zit ook in de commissie Sport – waarin dit effectief ter sprake gekomen is. Er is telkens uitdrukkelijk gezegd dat die 87 miljoen euro bij voorkeur prioritair in Sport uitgegeven zal worden. Dat is in volledige tegenspraak met wat hier gezegd is. Let wel op: met volledig respect voor de lokale autonomie, werd er gezegd. Er is ook gezegd dat het niet geoormerkt werd en zeker ook niet van bovenaf gestuurd, maar dat het prioritair naar Sport zou gaan en dat het ook gemonitord zou worden. Daartoe gingen er initiatieven genomen worden tussen de minister van Sport en de minister van Binnenlands Bestuur om die initiatieven te monitoren en om te kijken of dat inderdaad met prioriteit in sportieve zaken werd geïnvesteerd. Dus de vraag van collega D’Hose is perfect logisch, maar het antwoord van de minister-president is, denk ik, in tegenspraak met wat de minister van Sport al ettelijke keren, niet enkel in de krant, niet enkel in de plenaire vergadering, maar ook in de commissie Sport gezegd heeft.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Collega D’Hose, bedankt voor deze vraag. Ik was zelf ook wat verbaasd toen ik die uitspraak van minister Weyts hoorde. Laat mij beginnen met hier nog eens heel duidelijk te stellen dat ik dit een heel goede en belangrijke maatregel vond, ter ondersteuning van onze lokale besturen, maar vooral ook ter ondersteuning van ons lokaal verenigingsleven. Ik heb deze maatregel van die 87 miljoen euro aan noodfonds altijd wel kritisch bekeken. Het uitgangspunt was voor mij ook altijd het vertrouwen in de lokale besturen en in de lokale autonomie. Maar ik heb ook altijd de vraag gesteld om daar geen oormerking of rapporteringsplicht, maar toch iets van richtlijn te voorzien voor de lokale besturen, zodat die middelen juist aangewend zouden worden. We hebben het hier twee weken geleden ook nog over gehad en toen heb ik dezelfde kritiek geuit. Ik vond dat er toen een beetje lacherig over gedaan werd, alsof ik geen vertrouwen had in de lokale besturen of lokale autonomie. Maar dat is absoluut niet mijn bedoeling. Ik heb toen ook als voorbeeld gegeven dat ik in twee gemeenten heb moeten interveniëren omdat daar het lokaal bestuur van oordeel was dat seniorenverenigingen geen aanspraak konden maken op deze middelen, hoewel zij wel deel uitmaken van het sociaal-cultureel werk. Dat toonde aan dat er toch wat onduidelijkheid bestond bij de lokale besturen.
Maar goed, minister-president, ik ben heel blij met uw antwoord rond die monitoring. U had dat aangekondigd. Ik ben blij nu te vernemen welke stappen u daartoe reeds gezet hebt en ik kijk uit naar die eerste rapportering en eventueel naar de kwartaalcijfers. Ik begrijp natuurlijk wel de ongerustheid die collega D’Hose hier aanhaalt.
Minister, ik begrijp ook dat uw uitleg niets nieuws is. Maar dan is het toch jammer dat minister Weyts deze communicatie heeft gevoerd, niet alleen in de krant, maar ook hier in het parlement, vanuit een bepaalde communicatiedrang, vermoed ik dan.
Ik heb nog een vraag, minister. Collega D’Hose suggereert hier om ook te kijken naar de lokale vrijetijdsmonitoren, om zo al een beeld te krijgen op de besteding van de middelen. Die vrijetijdsmonitor zou ook geëvalueerd worden, en ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om te vragen of u iets kunt zeggen over hoe het momenteel staat met die evaluatie.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Ik wil starten met te zeggen dat wij dat noodfonds natuurlijk hebben verwelkomd. Dat is een positieve maatregel, dicht bij de burgers. Maar ik wil er ook even op wijzen dat van begin af aan al wat schimmig is gecommuniceerd. Ik heb eens opnieuw gekeken naar de persconferentie van de Vlaamse Regering over het noodfonds, op 2 juni 2020. Op 4 minuten 15 seconden zegt u, minister-president Jambon, dat de gemeenten inderdaad vrij zijn om dat geld vrij te besteden, maar dat u toch schat dat er 20 miljoen euro naar Cultuur zou gaan. Ongeveer 15 minuten later zegt minister Weyts in diezelfde persconferentie dat de volgorde van de besteding door de gemeenten als volgt is: eerst Sport, dan Cultuur, dan Jeugd. Misschien was dat wel als grapje bedoeld, maar ik vrees dat we op den duur in een soort van stammenoorlog aan het terechtkomen zijn.
Vanuit Groen zijn wij altijd duidelijk geweest. Wij zijn ongelooflijk enthousiast over de autonomie van de lokale besturen, maar toch het liefst in een constructieve interactie met Vlaanderen. Dat is de lijn die we altijd trekken in alle discussies die we daarover hebben. Wij betreuren in dezen dus dat men niet van begin af aan misschien geen bedragen maar toch wat vorken heeft meegegeven. Maar dat is allemaal terzijde. Ik heb gezegd dat we niet meegaan in een stammenoorlog.
Ik heb wel een concrete vraag over de cijfers die uiteindelijk wel zullen opduiken, via allerlei systemen en monitoring. Laat ons die cijfers dan ook eens heel grondig bekijken, want het is eigenlijk de eerste keer dat we data zouden kunnen verzamelen over de autonomie van die gemeentebesturen met betrekking tot de sectoren Sport, Jeugd, Cultuur. Hoe kijkt men naar die sector als men zelf dat geld mag uitgeven? We zullen heel goed uit die cijfers kunnen halen hoe er effectief met die autonomie wordt omgegaan. Ik vraag dus niet alleen naar monitoring. Misschien is het goed om daar in overleg met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), in overleg met andere actoren, in overleg met de minister van Binnenlandse Zaken, eens een studie van te maken. Zo hebben we eigenlijk een eerste databank over hoe die autonomie van lokale besturen met betrekking tot Sport, Jeugd en Cultuur is geëvolueerd.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het is inderdaad goed dat de reconstructie nog eens wordt gemaakt van wie wat op welk moment heeft gezegd over dat noodfonds voor de lokale besturen. Ook vanuit sp.a zijn wij altijd zeer blij geweest dat dat lokale noodfonds van ongeveer 87,5 miljoen euro er gekomen is voor alle lokale verenigingen. Want het zijn natuurlijk niet alleen de professionelen die getroffen worden, nu al bijna een jaar, door de coronacrisis. Er is eigenlijk voor gekozen om niet te oormerken, om geen prioritering te doen, hoewel uw collega minister Weyts iets anders zegt.
Zoals ook collega Van de Wauwer aangeeft, hebben we wel altijd gevraagd om toch een paar handvatten te geven aan de lokale besturen. Geef een paar richtlijnen aan de lokale besturen voor de besteding. Want zeker als er dan nog eens verschillende communicatie vanuit verschillende hoeken gebeurt, hoeft het niet te verwonderen dat de lokale besturen ook zelf niet goed weten wat ze moeten aanvangen.
Ik heb ook die ervaring gehad van de lokale besturen in mijn streek. Ik hoorde dat men plannen had om bestedingen te doen waarvan ik dacht dat dat zeker niet de bedoeling kon zijn. Ik ben blij om te horen dat die monitoring er zal komen, minister-president. Die zal ook wel echt nodig zijn om te evalueren of dat noodfonds uitgekeerd wordt om de reële noden te dekken.
Dus ik ben blij te horen dat die monitoring er gaat komen, minister-president. Die zal ook wel echt nodig zijn om te evalueren of het noodfonds uitgekeerd is om de reële noden te dekken. Die monitoring is dus een zeer goede zaak.
Maar ik wil me ook nog aansluiten bij de vraag naar de vrijetijdsmonitor. Hoe plant u verder te gaan met de evaluatie daarvan? En kunnen we kijken hoe we kunnen optimaliseren om ook de lokale besturen zeer goed data te laten verzamelen om het beleid … (onverstaanbaar) …?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, ik zou hier als schepen van Cultuur in een lokaal bestuur graag eventjes willen tussenkomen om de bezorgdheden toch een beetje te nuanceren. Ik denk niet dat wij als lokaal bestuur vragende partij zijn voor meer richtlijnen. De richtlijnen waren heel duidelijk. Het noodfonds moest besteed worden, alle verenigingen moesten daar aanspraak op kunnen maken, en we hadden een bedrag dat we konden besteden. Onze gemeente – en ik denk ook veel andere gemeentes – heeft een reglement opgesteld, waarop alle verenigingen in onze gemeente zich kunnen inschrijven en waar zelfs ook initiatiefnemers die nog bijkomend in dit coronajaar iets zouden willen inrichten en die met bepaalde coronamaatregelen rekening dienen te houden – hopelijk kan dat rond de zomer, of na de zomer –, zich daarvoor kunnen inschrijven. Er is een heel duidelijk reglement. Veel gemeentes hebben dat gedaan. Voor ons als lokaal bestuur is alles heel erg duidelijk. Ik maak van deze gelegenheid nog eens gebruik om de minister-president en heel zijn regering te danken voor het heel mooie bedrag dat vele gemeentes gekregen hebben.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dank u wel collega’s, voor uw bevindingen.
Misschien moet ik eerst iets over de lokale vrijetijdsmonitor zeggen. De eerste bevragingsronde voor de lokale besturen vond plaats in 2018. Die ging over gegevens van het werkjaar 2017. De tweede bevragingsronde komt in 2022, over het werkjaar 2021. Een derde bevragingsronde is voorzien in 2024, over het werkjaar 2023. Het coronavirus heeft ook op de vrijetijdssectoren een ingrijpende impact, en hoewel een tweede bevragingsronde eigenlijk voorzien was voor 2021, over het werkjaar 2020, is besloten om de nieuwe bevragingsronde uit te stellen tot het jaar 2022. Daarom, mevrouw D’Hose, zal de analyse van de BBC sneller tot resultaten leiden dan de vrijetijdsmonitor. Dat sluit niet uit dat, van het moment dat de vrijetijdsmonitor er is, men die dan ook weer kan analyseren. Maar men kan gewoon sneller over gegevens beschikken vanuit de BBC.
Wat de zogenaamde spraakverwarring met minister Weyts betreft: ik daag u uit om één communicatie te vinden die uitgaat van de Vlaamse Regering – op websites of via richtlijnen die naar de lokale besturen gegaan zijn – waarin staat dat er een prioritering van het ene tegenover het andere zou zijn. De communicatie die vanuit Binnenlands Bestuur naar de lokale besturen gegaan is, is heel duidelijk: geen oormerken. Men krijgt een bedrag per gemeente a rato van het aantal inwoners en men besteedt dat over de drie sectoren. En men moet dan natuurlijk werken met een reglement of zo, maar daarin zijn de gemeenten autonoom. Wat belangrijk is, dat zijn de richtlijnen die officieel vanuit de regering naar de lokale besturen gegaan zijn, niet wat mensen daarna in de pers verklaren. Ik denk dat de richtlijnen aan duidelijkheid niets te wensen overlieten. We oormerken niet, er is volledige autonomie van de lokale besturen om de middelen te verdelen over die drie sectoren. En u hebt gelijk, mijnheer Van de Wauwer, senioren kan men bezwaarlijk onder de categorie ‘sport’ onderbrengen, en ook niet onder de categorie ‘jeugd’. Dus daar komt inderdaad de vraag op of daar ook cultuurfondsen voor voorzien kunnen worden. Maar ik denk dat er echt geen onduidelijkheid was wat betreft de officiële richtlijnen vanuit de Vlaamse Regering naar de lokale besturen.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Ik ben blij dat we in deze commissie toch hebben kunnen rechtzetten wat de richtlijnen zijn. Dat is de officiële communicatie van de Vlaamse overheid, en dat zijn dus niet de interviews van minister Weyts.
Wat betreft de lokale vrijetijdsmonitor liet mijn geheugen mij gelukkig niet in de steek. Ik dacht inderdaad dat we dit jaar een bevraging zouden hebben. Dat is nu blijkbaar door corona wat uitgesteld. Dat is spijtig. De BBC zal ons ook wel wat informatie geven. Maar de lokale vrijetijdsmonitor gaat natuurlijk veel dieper dan de BBC. We moeten toch eens bekijken of we deze bevraging dit jaar kunnen doen. Het is zoals alle collega’s het ook zeggen: we hebben nood aan data. Het is superbelangrijk dat we daar verder op blijven inzetten, coronacrisis of niet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.