Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over leerachterstand door de coronacrisis
Vraag om uitleg over de vastgestelde leerachterstand bij leerlingen en de aanpak daarvan
Vraag om uitleg over de zomerscholen
Vraag om uitleg over de aanpak van de leerachterstand door de coronacrisis
Vraag om uitleg over het inzetten van extra handen in de klas
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Onderzoek van de KU Leuven toonde aan dat de leerachterstand bij kinderen in het eerste jaar secundair onderwijs gemiddeld vijf maanden bedroeg bij het begin van dit schooljaar. Dat betekent dat we nu in één jaar moeten doen waar je normaal anderhalf jaar voor nodig hebt. Zelfs in comfortabele omstandigheden is dat een enorme uitdaging. Maar afstandsonderwijs en sluiting van scholen door besmettingen en quarantaines zorgen net voor nog extra uitdagingen.
We zijn dit schooljaar begonnen met het idee dat we er een zo normaal mogelijk jaar van zouden maken. We stellen nu vast dat we te optimistisch waren. We mogen er niet op rekenen dat we dit schooljaar de achterstand opgelost krijgen.
Eind vorig jaar is na de lockdown afgesproken dat scholen enkel nog moesten focussen op de essentiële leerdoelen. Vraag is of deze aanpak ook vandaag aangewezen is.
Heel wat actoren binnen het onderwijs maken zich almaar meer zorgen over de leerachterstand bij kinderen. Experts leggen daarom de optie op tafel om te snoeien in de leerstof. Belangrijke thema’s hoeven dan niet te verdwijnen, maar ze kunnen wel worden ‘ontvet’.
We hoorden al de berichten van logopedisten en externe begeleidingsdiensten dat ze overstelpt worden door vragen van ouders om hun zoon of dochter extra te begeleiden. Dat is een grote zorg, want slagen mag niet afhangen van het al dan niet kunnen betalen van die extra ondersteuning.
In elk geval is er nood aan een plan op lange termijn voor ons onderwijs.
Pedro De Bruyckere stelt voor om te werken met tutoren. Dat zijn mensen – oud-leerkrachten, studenten of anderen – die indien nodig eerst zelf een korte opleiding volgen om bijles te geven aan groepjes van één tot vijf kinderen die er echt nood aan hebben. In het buitenland groeit de consensus dat dat de beste strategie, mogelijk de laatste optie is.
Ondertussen zijn we februari en hebben we nog zes maanden om dit schooljaar tot een goed einde te brengen.
Minister, gaat u ermee akkoord dat scholen spoedig duidelijkheid nodig hebben over de aanpak tijdens het lopende schooljaar?
Voorziet u om samen met de onderwijsactoren een relanceplan op te maken en zo de nodige zuurstof te geven aan ons onderwijs dit jaar en misschien ook de volgende jaren?
Welke strategieën – op korte en op een langere termijn – kunnen naar uw mening het best worden aangewend om de leerachterstand zo goed mogelijk te remediëren, zonder daarbij het mentale welzijn van kinderen en jongeren verder in het gedrang te brengen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Dit is inderdaad een belangrijke vraag, waar iedereen mee worstelt.
Minister, waarom hebt u voor dat zevende jaar geen remontadajaar voorgesteld? Het lijkt me ook niet de ideale naam.
De coronapandemie brengt veel uitdagingen met zich mee, ook binnen het onderwijs. Scholen, leerkrachten en ouders zijn bezorgd over de leerachterstand, niet alleen dit jaar maar ook de volgende jaren. Men vraagt zich af hoe men dat geremedieerd gaat krijgen. Hoe groot gaan de achterstand en de spreiding zijn?
Het is een combinatie van factoren: klassen sluiten, scholen sluiten, er is een lockdown. Leerlingen kunnen niet meer naar school gaan en leerkrachten vallen uit. Het is een opeenstapeling van een aantal zaken die de leerachterstand veroorzaken. Daarnaast dreigen leerdoelen niet gehaald te worden of ze komen zelfs niet aan bod. Voor leerlingen van het eerste middelbaar is de achterstand zelfs opgelopen tot gemiddeld vijf maanden bij de start van dit jaar. Dat is echt veel. Dat wil zeggen dat we de leerachterstand niet kunnen wegwerken op één normaal schooljaar. Laat ons hopen dat er zo snel mogelijk een normaal schooljaar komt. Er wordt zelfs verwacht dat de leerachterstand nog verder zal toenemen.
Een oplossing op korte termijn die het onderwijsveld voorstelt, is het schrappen van leerstof. Ik hoop, collega’s, dat iedereen mijn mening deelt. Ik ben blij dat geen enkele partij meer pleit voor het sluiten van de scholen. Er waren er wel die dat riepen. Ik ben blij dat ze tot inzicht zijn gekomen. Dat zou een nog veel groter probleem geven op termijn. Wat niet wil zeggen dat we niet veilig moeten werken in scholen. Stap één is het lerarenbestand maximaal te vermeerderen en de scholen open te houden. Dat is de basis, anders wordt het alleen maar erger.
Minister, hoe staat u tegenover het voorstel om bepaalde leerdoelen te schrappen? We hebben ook de eindtermen en leerplandoelen om tijd vrij te maken.
Op welke manier zal bepaald worden welke doelen geschrapt kunnen of mogen worden?
Ziet u nog andere oplossingen om de leerachterstand weg te werken zonder leerdoelen te schrappen?
Met welke actoren in het onderwijsveld zult u het gesprek aangaan? Zult u ook in gesprek gaan met leerkrachten?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een gelijkaardige vraag over de leerachterstand en hoe we die kunnen wegwerken. We konden lezen dat de leerachterstand die leerlingen vorig en dit schooljaar opgelopen hebben, leidt tot debat en de vraag hoe we dit het best aanpakken. De KU Leuven spreekt van een gemiddelde achterstand van vijf maanden. De ongelijkheid tussen leerlingen nam significant toe, zowel binnen dezelfde school als tussen de scholen. De leervertraging treft de kwetsbare leerlingen het hardst, maar ook voor de gemiddelde leerling zal de leerachterstand wegwerken heel moeilijk zijn in de praktijk.
Dit zomaar inhalen en de grote ongelijkheid wegwerken met een reguliere onderwijswerking, lijkt toch bijzonder problematisch.
Er gaan stemmen op, ook bij onderwijsexperts, om een deel van de leerstof te schrappen. Ze pleiten voor de zogenaamde Marie Kondoaanpak: er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de hoofd- en bijzaken en er moeten keuzes gemaakt worden.
Er wordt ook gepleit om in te zetten op extra handen in de klas in de vorm van tutoren. Dat zijn bijvoorbeeld oud-leerkrachten of studenten die, na het volgen van een korte opleiding, ingezet kunnen worden in de klas of bij kleine groepjes leerlingen om specifieke noden te lenigen qua leerachterstand. Er wordt verwezen naar het buitenland, waar dit goede resultaten blijkt te hebben.
Minister, hoe staat u tegenover het herbekijken van de leerstof die dit jaar nog behandeld moet worden? In welk scenario acht u dit onvermijdelijk? Hoe staat u tegenover het inzetten van zogenaamde tutoren in de klas? Welke middelen – qua budget en andere – zult u uittrekken om de scholen de mogelijkheid te geven de leerachterstand op maat weg te werken?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg werd meegenomen in dit debat over leerachterstand, hoewel ze eigenlijk handelt over een heel specifiek gegeven, namelijk een initiatief van de minister van vorige zomer om proactief te reageren en in te spelen op een vermoeden van leerachterstand, dat toen ook al bestond.
Het kwam hier in deze commissie al aan bod: die zomerscholen waren een succes. Er waren 138 zomerscholen op 226 locaties, met bijna 750 klassen, waarin 7521 leerlingen bereikt werden. Er kon leerstof op maat aangeboden worden, in combinatie met aandacht voor sport, cultuur en spel. Er waren veel inschrijvingen voor dit initiatief.
Bij de evaluatie zagen we dat die zomerscholen erin slaagden om die kwetsbare leerlingen ook effectief te bereiken, om hen naar die zomerscholen te trekken. Uiteraard waren er ook een aantal aandachtspunten, zoals het wegwerken van de leerachterstand, een prioritaire doelstelling. Dat was een moeilijke doelstelling, die niet altijd gehaald werd. Men kon ook niet altijd aansluiten bij de noden van de leerlingen wegens de diversiteit in de groepjes die samengesteld moesten worden. Het was niet altijd eenvoudig om de leerlingen op te volgen en te evalueren, onder andere wegens de korte tijdspanne.
Het aanbod en de manier van inrichten van de zomerscholen varieerde van school tot school, van initiatiefnemer tot initiatiefnemer. Ze konden wel zelf het aanbod, de doelstellingen en het doelpubliek kiezen. Ze konden kiezen of ze het open of gesloten wilden organiseren. Minister, u kondigde aan dat er een inspiratiegids zou komen met goede praktijken, met kritische succesfactoren voor het vormgeven van zomerscholen, zeker in functie van een nieuwe oproep die gelanceerd zou worden voor de zomer van 2021.
Er zijn scholen, inrichters en lokale besturen die denken aan het aanvangen van zomerscholen, omdat ze dat vorige zomer niet deden, of om ze verder te zetten. Ze kijken dus uit naar de wijze waarop de oproep gelanceerd zal worden.
Minister, ik heb dus de volgende vragen omtrent de inspiratiegids. Hebt u er zicht op wanneer die ter beschikking zal zijn? Welke handvatten zal men in die gids kunnen terugvinden met het oog op de uitrol van de zomerscholen in 2021?
Met betrekking tot de organisatie van de zomerscholen van 2021, had ik graag geweten wanneer die subsidieoproep gelanceerd zal worden. Welke punten uit de evaluatie van de zomerscholen zult u meenemen in deze oproep? Zullen er nieuwe of andere voorwaarden gesteld worden, of nieuwe instructies opgelegd worden, met het oog op het bereiken van de doelstellingen van de zomerschool?
De heer De Gucht heeft het woord.
Collega’s, er werd al heel veel gezegd door de vorige sprekers. De realiteit is dat we een enorme leerachterstand zien bij onze leerlingen. Dit wordt ook aangegeven door de verschillende onderwijskoepels. De resultaten van een bevraging door het GO! bij 110 scholen bevestigen dat leerlingen door de sluiting van de scholen en het afstandsonderwijs inderdaad een serieuze leerachterstand hebben opgelopen.
Die achterstand wordt bij bijna een op de vier leerlingen groot tot zeer groot ingeschat.
Ik ga proberen zo weinig mogelijk zaken te herhalen die ook collega’s al hebben gezegd. Maar er is iets wat toch belangrijk genoeg is om het nog eens te herhalen: we zitten met een gigantisch probleem. De vraag is dan ook op welke manier we daar het best mee omgaan. Als je luistert naar de onderwijsexperts, dan zeggen die dat het misschien toch niet onbelangrijk is om te snoeien in de leerstof, en om de essentie van de bijzaken te scheiden. Als is de vraag dan nog wat de essentie is en wat de bijzaken zijn.
Minister, wat is uw reactie op de resultaten van verschillende bevragingen over de leerachterstand in het onderwijs? Wat is uw reactie op het voorstel om enkel nog essentiële leerstof te onderwijzen? Wat is essentiële leerstof, en wie gaat dat bepalen? Welke oplossingen ziet u om de leerachterstand aan te pakken? Er zijn inderdaad ideeën zoals de tutoren.
Op welke manier gaat u die zomerscholen aanpakken? Het was de bedoeling om die te verankeren. Waar staan we vandaag wat die verankering betreft?
Welke bijkomende inspanningen zult u leveren om scholen en leerkrachten te ondersteunen bij het wegwerken van de leerachterstand?
Ik denk dat het ook belangrijk is om hier te benadrukken dat dit een verhaal is van kansen. Wat we hier meemaken is eigenlijk de vaststelling dat een heel groot deel van onze jeugd vandaag niet dezelfde kansen krijgt door de omstandigheden waarin men verkeert. Ik denk dat we ons daarvan bewust moeten zijn, en dat we daar op een juiste manier mee moeten omgaan, om ervoor te zorgen dat we iedereen meekrijgen, ook met nadruk diegenen die de meeste achterstand hebben opgelopen. Ik denk dat we daar extra op moeten inzetten.
Ik vind ook dat we echt moeten inzetten op het idee dat we geen verloren generatie krijgen. Want diegenen die al een achterstand hadden, hebben vandaag nog meer achterstand. Dat betekent dat we daar echt wel een tandje bij moeten steken om ervoor te zorgen dat ze meekunnen. Zo kunnen we ervoor zorgen dat mensen dezelfde kansen hebben in onze maatschappij. Wij kunnen daar mee voor zorgen; dat is Onderwijs, dat is deze commissie, dat bent u, minister. Wij moeten er alles aan doen om dat te realiseren. En voor elke stap in de goede richting kunt u rekenen op onze volledige steun.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik denk dat de collega’s al meer dan uitgebreid hebben geschetst hoe acuut de situatie is. De leerachterstand loopt op voor kinderen die al leerachterstand hadden, en zij hinken nu nog meer achterop. Daardoor dreigt de kloof in het onderwijs alleen maar groter te worden. Maar ook kinderen die voordien perfect mee waren beginnen nu plots problemen te krijgen met het oplossen van hun vraagstukken of het vervoegen van hun Franse werkwoorden. Achter een scherm is dat nu eenmaal voor veel kinderen niet hetzelfde geweest.
Bovendien zien we intussen dat leerkrachten inderdaad achter de feiten aanhollen. Stel je het maar eens voor. Enerzijds moet je proberen om de leerachterstand van kinderen bij te spijkeren, anderzijds moet je natuurlijk ook nieuwe leerstof geven. Dat is bijzonder zwaar. Ik hoor van zeer veel leerkrachten dat ze het in de feiten niet meer gebolwerkt krijgen, zeker ook omdat de noden van elk kind anders zijn. Om daar dan nog eens individueel op te moeten inspelen, dat is een grote uitdaging. Leerkrachten kunnen vandaag echt absoluut extra hulp gebruiken in de klas, en dat zeggen ook de experts. Zet in op tutors, maar zet ook in op extra leerkrachten.
Minister, u hebt met de Vlaamse Regering aangekondigd dat u 10 miljoen euro wilt vrijmaken voor extra handen in de klas om te proberen de leerachterstand bij te werken. Hiervoor zouden gepensioneerden, deeltijdse leerkrachten en iedereen met een pedagogisch diploma kunnen worden ingezet. Die hulpleerkrachten zouden zich dan zomaar kunnen aanbieden in de scholen, zonder aanvraagprocedure. En ze kunnen ingezet worden tijdens en na de lesuren, als ik het goed begrepen heb. Scholen gaan zelf de middelen kunnen inzetten waar nodig.
Het initiatief zou ingaan na de krokusvakantie en loopt tot het einde van het schooljaar.
Minister, op welke manier zal de coördinatie van hulpleerkrachten die zich aanbieden gebeuren? Op welke manier zullen scholen hierin begeleid worden?
Op welke manier zullen deze hulpleerkrachten in de klas kunnen helpen? Hoe zullen zij worden ingezet in de klas? Is dat altijd fysiek of kan dat ook online?
Op welke manier zullen deze hulpleerkrachten beloond worden voor hun geleverde prestaties?
Op welke manier zal het voorziene budget onder scholen verdeeld worden?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil eerst overlopen wat we al beslist hebben, wat er loopt, wat we plannen voor de eerstkomende periode, wat we voorzien voor het einde van het schooljaar en quid daarna.
Wat is al beslist en wat loopt? In eerste instantie moeten we, als we leerachterstand willen vermijden, de scholen maximaal openhouden. Ik hoop dat we ook in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs binnen afzienbare tijd kunnen gaan naar meer contactonderwijs. Zeker voor die tweede graad, en voor de technische en beroepsopleidingen, ben ik bezorgd. Leerachterstand die niet wordt opgelopen moet ook niet worden weggewerkt.
We hebben in de zomer van 2020 een succesvolle editie van de zomerscholen georganiseerd. Daarbovenop hebben we ook ingezet op de bijscholen. Die zomerscholen gaan we structureel verankeren. We gaan daar gedurende vier jaar, in samenwerking met de minister van Binnenlands Bestuur Bart Somers, elk in 5 miljoen euro voor voorzien. De volgende vier jaar is dat dus telkens 10 miljoen euro.
We zijn nu volop bezig met de uitwerking van het model voor de komende zomer. Daarvoor hebben we gelukkig het evaluatierapport van de Thomas More-hogeschool. Dat was een positieve evaluatie. Er werden wel enkele werkpuntjes aangereikt. We moeten bijvoorbeeld voldoende en adequaat geschoolde medewerkers aantrekken. We moeten ook gericht inspelen op de individuele noden van de leerlingen. Daarrond waren er enkele aandachtspunten.
We werken ter zake ook aan een inspiratiegids. Begin volgende maand moet die klaar zijn. Daarmee kunnen we dan naar alle scholen trekken, naar alle initiatiefnemers en alle lokale besturen. Dat is zeker op tijd. Dan kan men de nodige maanden gebruiken om die zomerscholen uit te rollen in heel Vlaanderen, hopelijk op nog meer locaties. Wat staat er in die inspiratiegids? Het is de bedoeling dat het een praktisch en bruikbaar instrument is, met voorbeelden, goede praktijken, checklists, aandachtspunten. Maar ook de statuten en de verloningen worden bekeken.
Parallel met de Onderwijsclub, maar in een iets beperktere samenstelling, heb ik hen nog eens samengeroepen, om het specifiek te hebben over de leerachterstand. Daar zijn twee zaken uit voortgekomen.
Het eerste is de bijsprong. Het gaat letterlijk om mensen die bijspringen. Dat kan zowel tijdens de lesuren als daarbuiten zijn. Daarvoor trekken we 10 miljoen euro uit, om in de periode van maart tot eind juni te zorgen voor meer handen in de klas, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs, om maximaal te remediëren, om maximaal te werken aan het wegwerken van leerachterstand bij leerlingen. Dat kan individueel, maar dat kan ook in groepjes. Ik zie aan de reacties dat dit aanslaat. De mensen kunnen zich aanmelden bij het schoolbestuur zelf. De school moet die mensen aanwerven en beoordelen. Wel is de vereiste een pedagogisch diploma, een pedagogisch bekwaamheidsbewijs want het gaat natuurlijk echt wel over het bijspringen op het vlak van remediëren inzake leerachterstand.
Ze worden aangesteld als onderwijzend personeel. De vergoeding is deze van het ambt waarin men aangesteld wordt. De doelgroep zijn in eerste instantie die leerkrachten die geen volledig lessenrooster hebben – en zo zijn er wel wat –, maar het kunnen evengoed gepensioneerden zijn of mensen die in de privé verzeild geraakt zijn en die zich willen inschakelen. Het is mijn bedoeling om te ondersteunen waar het nodig is en te werken met een procedure light, met weinig last voor de scholen. De school die een werving wenst te doen, doet een aanvraag bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten, waarna de middelen ook worden toegekend. Het moet snel gaan. Ik heb nog wel een decretale basis nodig, dus ik hoop dat we snel met een decretale regeling kunnen komen. Maar we zijn ondertussen al gestart met de procedure.
De school beslist zelf voor welke leerlingengroepen, op welke manier, op welk moment er wordt bijgesprongen. Maar de voorziene periode is wel vanaf maart tot en met het einde van het schooljaar.
Er is een tweede spoor, maar dat is misschien niet onmiddellijk voor maart. Enkele parlementsleden hebben er al naar verwezen. Er zijn verschillende bevragingen georganiseerd door de onderwijsverstrekkers: wat kleine eigen onderzoeken, die ofwel gestart zijn, ofwel afgewerkt, ofwel nog lopen. Het gemeenschapsonderwijs is daarmee rond, net als het Katholiek Onderwijs Vlaanderen. De Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG) werkt de bevraging momenteel af. Alle partners bleken zo'n onderzoek, zo’n bevraging te hebben gedaan, en sterk in de diepte. We zullen die data samenleggen. Ik zei al dat we dat nog niet voor de krokusvakantie konden doen, omdat er nog een paar onderwijsverstrekkers bezig zijn, bijvoorbeeld het provinciaal onderwijs. Nadien kunnen we die gegevens samenbrengen met de pedagogische begeleidingsdiensten en de groep van deskundigen en pedagogen – er zijn hier enkele namen gevallen. We hebben een werkgroep ter zake die zich in het verleden heeft gebogen over pedagogische vraagstukken. Er is natuurlijk altijd pedagogische vrijheid, de ruimte die we de scholen laten. Maar we kunnen wel een aantal richtlijnen, handvatten aanreiken, zoals we dat in het verleden ook hebben gedaan, met enkele concrete acties en maatregelen. Dat geldt voor de periode tot het einde van het schooljaar, maar we kunnen ook nog eens verder vooruitblikken, dat is ook een mogelijkheid.
Er was een concrete vraag naar het schrappen van leerstof dit schooljaar. Het schrappen van onderwijsdoelen is het allerlaatste dat je doet. En ik ga daar trouwens, zelfs in dat geval, ook als minister niet over beslissen. Ik vertrouw op de professionaliteit van de leerkrachten, van de scholen, van de lerarenteams, dat zij vooral aandacht besteden aan de sleutelcompetenties, die kennis en vaardigheden die nodig zijn om verder op te bouwen. Maar het is een permanente opdracht van leerkrachten om onderscheid te maken tussen essentie en detail, afhankelijk van hun publiek. Ik denk dat zij dat permanent doen. In dezen is dat niet anders dan buiten coronatijden.
Op lange termijn hebben we ook nog het relanceplan Vlaamse Veerkracht, met extra aandacht voor de meest kwetsbare kinderen en studenten. Dan kijken we naar gezinnen met een lage sociaal-economische status, leerlingen met leerstoornissen of beperkingen.
Ik geef u nog twee belangrijke pistes mee in verband met andere specifieke pijnpunten die we in dat kader willen aanpakken. We willen namelijk versterkend optreden bij beroeps- en technisch onderwijs, de B-stroom. Verder willen we een versterking van de brede basiszorg en verhoogde zorg in scholen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de antwoorden. We horen heel wat acties. We moeten acties nemen op korte termijn. Het is goed dat er extra middelen worden vrijgemaakt om de extra handen in de klas te voorzien, tijdens de normale schooluren. Die oproep had ik al langer gedaan, ook om te zoeken naar mensen uit de pedagogische reserve, zoals dat heet, die kunnen worden ingeschakeld.
Ik verwijs nog graag een keer naar de opmerking die ik in de plenaire vergadering maakte. Er zijn nog altijd technisch werklozen met een pedagogisch diploma die niet kunnen bijstaan in de scholen wegens hun statuut van technische werkloosheid. We kunnen op korte termijn nog wat mensen warm maken om even voor de klas te gaan staan.
Mijn fractie is nog altijd van mening dat het halen van een diploma niet mag afhangen van het feit of men extra ondersteuning kan betalen of niet. Het recht op goed onderwijs is voor elk kind. Dat wil ik nog eens onderstrepen.
Op langere termijn verwijst u naar de extra middelen voor de Vlaamse Veerkracht. Ik hoop in elk geval dat u daar altijd de onderwijsverstrekkers in betrekt. Ze hebben zelf onderzoek gedaan. Het is heel belangrijk om de vinger aan de pols te houden, en te leren uit de data die zij verzamelen.
Toch vind ik het ook belangrijk om de aanbevelingen die er nu al zijn, zoals die van Pedro De Bruyckere rond de tutorwerking, zeker te ondersteunen. Heel veel lokale besturen gaan niet alleen aan de slag met de zomerscholen maar willen ook nog via het flankerend onderwijsbeleid inzetten op de versterking van scholen. Ze vragen me ook hoe ze dat precies kunnen doen.
Er zijn misschien wel mensen die een handje willen toesteken, maar geen pedagogisch diploma hebben. Uit de studies van Pedro De Bruyckere vernam ik dat tutoren nood hebben aan een korte pedagogische/didactische scholing. Het is interessant om te horen hoe de lerarenopleiding die tutoren zou kunnen versterken. Dat zou trouwens nog een positief effect hebben. De studenten die niet de lerarenopleiding volgen maar wel een andere opleiding en in de tutorwerking stappen, ervaren hoe fijn het is om iets te leren aan een kind. Op die manier denken sommigen er zelfs over om toch nog de lerarenopleiding aan te vatten. Dat is iets wat we in het kader van het lerarentekort moeten meenemen in deze bizarre tijden. Mensen ervaren dat lesgeven iets heel leuks kan zijn.
Ik ben blij te horen dat er extra aandacht komt voor de bso-, tso en B-stroom, en dat de brede basiszorg wordt uitgewerkt.
Ik herhaal mijn vraag om de tutorenwerking samen met de lerarenopleiding uit te werken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u voor het overzicht. Het is duidelijk dat u niet op uw lauweren rust maar op verschillende manieren ondersteuning probeert te geven binnen het budgettaire kader – daar moeten we eerlijk over zijn – dat er is, en allerlei creatieve zaken probeert te ondersteunen. Dat is een goede zaak.
U hebt net 10 miljoen euro voor ‘bijsprong’ gegeven. Als daar een decretale basis voor nodig is, moeten we daar snel werk van maken. Elke week dat er extra kan worden gewerkt, is een week gewonnen. Het is normaal tot 30 juni. Die laatste week proberen we maximaal te laten invullen met inhoudelijke activiteiten, maar dat is niet altijd zo. Hoe sneller het kan starten, hoe beter. De N-VA zal graag meewerken aan een decretale basis.
U haalt een punt aan van het secundair onderwijs. Dat is juist, leerlingen in het bso en tso hebben veel praktijkvakken gemist. Wat je niet gehad hebt, is niet simpel in te halen. Het is belangrijk om dat deel mee te pakken.
Die uren of dagen van bijsprong, in onderwijs bouw je zowel dienst- als ambtelijke anciënniteit op, tellen die mee voor de mensen met een pedagogisch diploma? Begint dat op te tellen? Of is dat iets aparts en telt dat administratief niet mee? Is het iets wat je gewoon doet en telt het niet mee voor de opbouw van de anciënniteit?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik heb nog een aantal bijkomende vragen en opmerkingen. Eerst en vooral denk ik dat we het allemaal met u eens zijn dat de beste remedie bestaat uit het opnieuw voltijds naar school gaan zodra dat mogelijk is. Op die manier kan men inderdaad eerder voorkomen dan genezen. Op dit moment stagneren de cijfers, we lijken ons op een plateau te bevinden. Het is moeilijk om in te schatten welke richting de cijfers zullen uitgaan. We hebben de eerste versoepelingen in de economische sector. Ik heb daar natuurlijk alle respect voor. Heel veel mensen zitten al maanden zonder job. We moeten daar oog voor hebben. Ik denk echter dat het onderwijs een prominente plaats moet krijgen op het vlak van de versoepelingen. Hoe ziet u dat? Wat werd daarover al besproken binnen de organen die daarover moeten beslissen, met de experts, en in het federale overleg? Is er al een perspectief? Wat kunt u al vertellen over het vooruitzicht?
Ik was aanvankelijk verheugd over het inzetten van ex-leerkrachten en gepensioneerde leerkrachten. Daarna dacht ik echter dat we breder zouden moeten gaan. We hebben niet alleen nood aan extra leerkrachten. We kunnen ook veel doen met mensen die geen pedagogisch diploma hebben maar wel van groot nut kunnen zijn in de klassen, bijvoorbeeld door het ontlasten van leerkrachten zodat zij zich kunnen toeleggen op taken als het onderwijs op maat. Mevrouw Vandromme gaf al een voorbeeld. Zelf heb ik een zoon in het tweede jaar maatschappelijk werk. Hij volgde een stage als brugfiguur in een school in Gent. Hij heeft dat met heel veel plezier gedaan. Hij heeft daar zelf enorm veel aan gehad, maar de leerlingen ook aan hem. Hij heeft de huiswerkklassen voor zijn rekening genomen. Dat zijn allemaal opties. Ze zijn misschien niet optimaal, het gebeurt misschien niet op de manier waarop een leerkracht dat zou doen, maar het kan toch wel veel betekenen. Zou u dit project kunnen uitbreiden, zodat meer mensen bereikt worden en zodat er meer handen in de klas komen?
Zoals u weet, hebben we gemengde gevoelens bij de zomerscholen. We vinden dat een goede zaak voor heel wat leerlingen. Het probleem is evenwel dat niet iedereen bereikt wordt. De zomerscholen hadden geen volledige dekking in heel Vlaanderen. Het hing af van waar iemand woonde, of hij al dan niet toegang had tot een zomerschool. Dat brengt het leerrecht wat in het gedrang. Hoe zult u ervoor zorgen dat er wel een volledige dekking is, opdat elk kind dat naar een zomerschool wil gaan, ook die mogelijkheid krijgt in zijn buurt?
Dan wil ik het nog hebben over de essentiële leerstof. Ik ben me er heel erg van bewust dat we daarop moeten inzetten. We moeten ervoor zorgen dat er niet te veel achterstand opgelopen wordt. Anderzijds horen we van de Scholierenkoepel dat de druk wel erg hoog is. Er wordt sterk gefocust op leren, op proberen alles in te halen, op zeker niet te veel verlies te hebben. Daardoor gaan studenten eronderdoor. Ik merk dat ook. Men neemt dat afstandsonderwijs niet licht op, men is daar erg mee bezig. Maar er is ook nood aan andere dingen bij de ontwikkeling van kinderen. Jongeren in het zesde middelbaar hebben heel veel dingen moeten missen, zoals hun laatstejaarsreis.
Mevrouw Meuleman, rondt u af?
Dat is allemaal heel belangrijk. Minister, welk perspectief is er, naast de volledige heropening, op het vlak van buitenschoolse activiteiten? Dat zijn toch zaken die belangrijk zijn om mee te nemen voor leerlingen, zeker diegenen in het laatste jaar.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. Ik vind het fantastisch nieuws dat de zomerscholen structureel verankerd zullen worden gedurende vier jaar en dat daar 10 miljoen euro voor uitgetrokken wordt. Ik begrijp dat u nog bezig bent met de uitwerking van een model waarop de aanvragers van een subsidie zich zullen kunnen richten.
U hebt daar geen exacte datum of timing rond gegeven. Mag ik daaruit concluderen dat het samenloopt met de timing van de inspiratiegids, of zal dat toch nog wat later zijn? U gaf aan dat die inspiratiegids er begin volgende maand wel ongeveer zal zijn. Loopt die timing gelijk met het model, het kader waarin de aanvragen kunnen gebeuren? Of zal het misschien toch nog wat later op het jaar zijn?
Ik wilde u als tweede puntje nog meegeven dat de provincie Antwerpen onmiddellijk op de kar van de zomerscholen springt, net zoals vorig jaar trouwens. Zij hebben deze week een webinar ingericht om schoolbesturen te ondersteunen of warm te maken om die zomerscholen opnieuw te organiseren. Daar werden ook goede praktijken gedeeld, en misschien zijn die ook wel interessant, of misschien zijn die al tot bij u gekomen voor de inspiratiegids. Daar kwam toch wel heel sterk naar voren dat die zomerscholen vooral een hele grote meerwaarde waren voor kinderen die thuis geen Nederlands spreken. Met de lockdown die er toen was, hebben zij weken geen Nederlands meer gesproken. Door naar die zomerscholen te gaan, hebben zij zich dat Nederlands toch opnieuw een beetje eigen gemaakt, waardoor ze op die manier eigenlijk aan leerwinst hebben gedaan. Anders had die hele oefening in het begin van september nog moeten gebeuren, nu kon dat al gebeuren voor de aanvang van de school. Zo konden zij gemakkelijker mee in het verhaal van het nieuwe schooljaar.
Toen ik dan tijdens de webinar zelf vroeg hoe het nu zit met die leerachterstand, en of daar voldoende rond is gewerkt, zeiden ze wel dat dat heel moeilijk was, omdat die groepen heel divers waren. Maar daar vonden zij wel de grote meerwaarde, de grote kracht in. Ook kinderen die bijvoorbeeld kleinbehuisd waren, konden daarnaartoe gaan. En die combinatie van het leren met sport en spel werd echt als de sterkte van die zomerscholen gezien, vooral als voorbereiding op het schooljaar. En zo wordt er winst gemaakt.
Minister, ik kijk uit naar uw model, naar de inspiratiegids. Ik dank u alvast voor het initiatief.
De heer De Gucht heeft het woord.
Dat is een van de ambetante zaken als je met veel collega’s bent, al is dat langs de andere kant ook positief: er is altijd al veel gezegd als je enkele mensen voor jou hebt.
Minister, allereerst hartelijk dank voor uw antwoorden. Wat dat essentiële betreft: ten eerste is het belangrijk te weten wat nu essentieel is en wat niet. Ik denk wel dat het goed is om daarop verder te werken. Dat wordt trouwens ook aangegeven door de scholierenkoepel, dat is niet onbelangrijk. Die zegt dat er misschien wel meer tijd is vrijgekomen doordat ze bijvoorbeeld niet op reis naar Rome gaan, zoals de collega aanhaalde. Maar langs de andere kant ervaren ze ook veel meer druk, en is het ook belangrijk om het belangrijkste daarin naar voren te schuiven. Langs de andere kant, als het gaat over afstandsonderwijs, is het belangrijk om daar de nodige structuur in aan te brengen. Want dat is op dit moment toch een bijzonder moeilijke zaak. Er is de structuur en de haalbaarheid, maar wat ook regelmatig naar voren komt is alles wat betreft ICT. We moeten dat op een zo goed mogelijke manier laten verlopen.
Een van de zaken die ik op zich wel interessant vond, en dat komt ook in andere tussenkomsten naar voren, is het hele verhaal rond duidelijke communicatie. Ik heb de indruk dat heel veel scholieren op dit moment, naast die leerachterstand, ook een fundamenteel probleem hebben met de manier waarop die communicatie met hen verloopt. Ik denk dat we daar toch aandacht aan moeten besteden.
Ik ga niet in herhaling vallen, maar die zomerscholen zijn onmisbaar. Ik denk dat we ook daar moeten maken dat we, wat de communicatie betreft, heel snel moeten zijn. Zo bereiken we de mensen die we willen bereiken in die zomerscholen. We moeten daar extra op inzetten, om die op een goede manier te bereiken.
Er zijn enkele ideeën rond wat er wel en niet essentieel is.
U zit nu aan twee minuten, mijnheer De Gucht.
Men zou kunnen nadenken over bijvoorbeeld de vakken levensbeschouwing, en daar bekijken in welke mate we die twee uur per week kunnen gebruiken om in te zetten op de essentiële zaken in het onderwijs. Ik zie altijd mensen lachen als ik daar iets over zeg. Ik neem jullie dat niet kwalijk, maar ik neem aan dat ook de minister het met mij eens is dat het belangrijker is te weten op welke manier men moet tellen, rekenen en lezen dan om dingen te leren die eigenlijk niet thuishoren in het onderwijs.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, natuurlijk moeten de scholen maximaal openblijven om erger te voorkomen. Maar de leerachterstand is natuurlijk vandaag al de realiteit. Minister, ik ben niet onder de indruk van de plannen die nu op tafel liggen om de leerachterstand weg te werken. De leerachterstand loopt op. Ik heb het gevoel dat u achter de feiten aanloopt. Er is nu nood aan een doortastende aanpak, aan een echt inhaalplan voor ons onderwijs.
Wat ons betreft is wat er op tafel ligt niet voldoende. De zomerscholen waren een succes. We vinden het een goede zaak dat ze structureel worden verankerd. Maar natuurlijk blijft het een feit dat ze niet alle leerlingen bereiken. Daarnaast zijn er de bijscholen. Dat is veel minder een succes. Ik hoor er ook niets meer over. Is het de bedoeling dat ze worden voortgezet? En wat is er eigenlijk gebeurd met het bedrag waarin voorzien was voor die bijscholen en dat niet is uitgegeven?
Dan wil ik het hebben over tutoring. Onlangs hebben we Leerbuddy Vlaanderen gelanceerd. Dat is op zich een zeer goed initiatief. Daarvoor is in 300.000 euro voorzien. Daarmee gaan we niet ver springen als we in elke school in Vlaanderen een buddyproject willen helpen opstarten met gratis ondersteuning voor elke leerling. Ik denk nochtans dat we in die richting moeten kunnen denken.
En dan is er die 10 miljoen euro voor extra handen in de klas. Voor vierduizend scholen is dat gemiddeld 2500 euro. Dat is bijzonder magertjes. Als ik kijk wat ze in Nederland en in Engeland aan het doen zijn: zij staan mijlenver voor. In Nederland is er een half miljard euro voor inhaallessen, zomerscholen, bijlessen en extra personeel. Ik weet dat er meer leerlingen zijn, maar dan nog: de verhoudingen zijn compleet anders. In Engeland hebben ze 1 miljard euro voor het Educational Catch Up-plan. 650 miljoen euro voor de scholen, om zelf personeel aan te nemen. En dan is er een National Tutoring Programme, waarbij echt tutors worden aangesteld, specifiek voor kwetsbare leerlingen.
Minister, ik denk dat u echt wel een versnelling of zes hoger zult moeten schakelen in de aanpak van de leerachterstand.
Ik heb toch nog een vraag over die 10 miljoen euro, die wat ons betreft serieus moet worden opgeschaald. De scholen moeten zich aanmelden bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi). Hoe gebeurt de verdeling van het budget? Op basis van ‘first come first serve’, tot de 10 miljoen euro op is? Dan lijkt het mij opnieuw dat de meest geïnformeerde en best georganiseerde scholen daar een beroep op zullen doen. Dat zijn niet noodzakelijk de scholen die het meeste leerlingen hebben die nood hebben aan ondersteuning. Wordt er in de verdeling ook rekening gehouden met het aandeel GOK-leerlingen (gelijke onderwijskansen) van de scholen? Ik vind het heel belangrijk dat we daar rekening mee houden bij de verdeling van het budget.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Ik ben het er mee eens dat we tot de essentie gaan, maar we moeten er toch ook voor oppassen dat we bij de ontvetting niet alleen kijken naar de grote vakken. Ik heb een beetje schrik dat de scholen misschien een gemakkelijkheidsoplossing zullen kiezen en eerder de kleine vakken zullen laten vallen. Dat is ook al gebeurd tijdens de eerste golf. Die zijn dan ook meer het slachtoffer geworden. Dan lopen we het risico dat de leerkrachten die die kleine vakken geven gedemotiveerd raken en zullen afhaken. Dat moeten we voorkomen.
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Goeman, uw discours bleef wat hangen. U vergelijkt met Nederland en Engeland. Wel, ik kan u er misschien op wijzen dat het in Nederland inclusief de digitalisering van het onderwijs is. Als je dan de bedragen bekijkt die wij vanuit Vlaanderen voorzien voor relance in de totaliteit, dan zitten wij alleen daarvoor al aan een half miljard euro. Gaan we dat eens relateren aan de bevolking? Dan doen wij veel beter!
En twee, ik wil u erop wijzen dat men in Nederland, na een heftig pleidooi, opnieuw het basisonderwijs heeft opengedaan. En weet u waarom? Omdat men in Nederland heel begerig kijkt naar Vlaanderen. Men kijkt heel begerig naar hoe wij erin slagen om onze scholen open te houden, ondanks pleidooien van onder andere uw partij, om toch nog meer afstandsonderwijs te organiseren en de facto de scholen te sluiten, ondanks dat. Onrechtstreeks hebben wij er vanuit Vlaanderen mee voor gezorgd dat de scholen in Nederland terug opengaan, omdat men daar begerig kijkt naar het Zuiden, zij het vanuit hun perspectief natuurlijk, want veel zuidelijker moet je niet gaan.
Er wordt door mevrouw Vandromme de vraag gesteld naar het betrekken van de onderwijsverstrekkers. Echt, mevrouw Vandromme, ik vergader me suf. En dat heeft ook altijd wel zin met onze onderwijsclub. Maar in dezen hebben we zelfs parallelle werkgroepen. Als het gaat over de aanpak van leerachterstand hebben we het iets beperkt, om toch wat sneller te kunnen schakelen.
Er is iets dat ik u daaromtrent nog wil meegeven. We hebben besloten om het systeem van die bijsprong uit te werken. Een van de belangrijkste bevindingen die zij alvast meegaven op grond van de voorlopige resultaten van hun bevraging in onder andere het gemeenschapsonderwijs en het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, was dat leermotivatie het grootste probleem was, en eigenlijk niet – en dat is een groot verschil ten opzichte van het vorige schooljaar – de onderwijstijd. Want door het wegvallen van allerhande extrascolaire activiteiten is er wel genoeg onderwijstijd. Dat is niet het probleem en dat was vorig schooljaar wel even anders. Nu gaat het vooral over leermotivatie. Daarom focussen we daarop, samen met de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK), die trouwens ook steeds wordt betrokken. We werken in dat kader ook aan motivatiecampagnes. Volgende week wordt er op dat vlak nog wat gelanceerd. Dat is een lering die we trekken, namelijk: zet in op die leermotivatie, probeer de gasten te motiveren om erbij te blijven, verhinder dat er – fysiek of mentaal – wordt afgehaakt.
Er wordt nog eens gevraagd naar die tutor-regeling. Wel, die bijsprong, dat is net een vorm van tutor-regeling. Daarenboven hebben we ook nog eens een Vlaanderenbrede tutor-regeling waarin ik jaarlijks 230.000 euro investeer, over een tiental projecten. Ik denk dat dat een van de vraagstellingen is die nog aan bod komt.
Daarbovenop – dat vergat ik daarnet mee te geven – hebben we de buddy-projecten gelanceerd. Dat gaat over de inzet van leraren in opleiding. Eerlijk gezegd, moet ik daar wel de grens trekken, ook op grond van de adviezen van de pedagogen. Ik moet niet zomaar iedereen zonder pedagogisch bekwaamheidsbewijs of mensen die niet in de lerarenopleiding zitten, inschakelen. Als we willen zorgen voor een kwalitatieve ondersteuning in het bestrijden van leerachterstand, moeten we wel vasthouden aan het pedagogisch bekwaamheidsbewijs. Dat was toch ook het advies van enkele pedagogen. Wat die buddy-projecten betreft, willen we ervoor zorgen dat alle scholen in kwestie die de lerarenopleiding verstrekken, daarin kunnen worden ingeschakeld. Velen doen dat al, maar we willen er finaal voor zorgen dat, zeker vanaf een bepaald leerjaar, alle kandidaat-leerkrachten die een lerarenopleiding volgen, effectief meewerken in die buddy-projecten. Ze kunnen daar zelf iets van opsteken en ze kunnen er vooral voor zorgen dat ze individuele leerlingen kunnen bijspijkeren en die leerachterstand te lijf kunnen gaan. Dat zijn concrete nieuwe investeringen die we hebben gedaan en projecten die we op poten hebben gezet. Ik herhaal: pedagogisch bekwaamheidsbewijs, daar trek ik de lijn. De enige uitzondering is voor leerkrachten in opleiding.
Er werd gevraagd naar de opbouw van anciënniteit in de bijsprong. Het antwoord is ja, men kan anciënniteit opbouwen. We volgen gewoon het decreet Rechtspositie in dezen. Je wordt aangesteld als onderwijspersoneel conform de rechtspositie dienaangaande.
Er was een vraag naar de versoepelingen of hoe we het verdere schooljaar zien. Ik ga de geëigende werkwijze volgen en niet op voorhand lanceren wat ik op tafel zal leggen. We gaan de komende week weer samenzitten, zoals we gewoon zijn, zowel wat hoger onderwijs als leerplichtonderwijs betreft. We gaan bekijken welke maatregelen we in het verschiet kunnen stellen en welk perspectief we kunnen bieden, geen perspectief om te verstrengen, maar veeleer om meer mogelijk te maken, vooral als het gaat over contactonderwijs.
Betreffende de zomerscholen verwacht ik dat we de inspiratiegids kunnen voorleggen volgende maand. Dat zou ik graag gepaard laten gaan met het openstellen van de aanvraagtermijn. Dat is mooi op tijd, denk ik, zodat iedereen zich kan informeren en kan beginnen met de planning. Vorig jaar hebben we dat veel sneller moeten doen en was er gefundeerde kritiek, maar we konden toen niet anders. We hebben toen twee aanvraagtermijnen laten lopen. Dat was tot in juli. Nu kunnen we dat volgende maand al doen; ik hoop dat er ook sneller gereageerd zal worden. De bevindingen van de zomerscholen in de provincie Antwerpen maken deel uit van de analyse van Thomas More. Dat is allemaal meegenomen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, u zegt dat u zich suf vergadert, met uw onderwijsclub. Vergaderen is één iets, samen beslissen is iets anders.
Ik kijk uit naar het relanceplan op lange termijn, hoe we dat vorm kunnen geven. Ik hoop dat we dat hier allemaal samen kunnen doen.
U gaf aan dat er nood is aan een decretale basis voor bijsprong en dat u al een procedure hebt opgestart. In elk geval ben ik ervan overtuigd dat we heel goed moeten nadenken over de criteria voor de verdeling van die 10 miljoen euro. De rekensom werd gemaakt: verdeeld over 4.000 scholen is dat 2500 euro. Daar zullen we niet ver mee springen. Het is natuurlijk de bedoeling dat we de lijn wel halen. Onze fractie blijft ervan overtuigd dat de leerlingen die het meest nood hebben aan extra ondersteuning ook ondersteund moeten worden.
De tutorregeling geldt natuurlijk niet voor iemand die effectief in de klas staat en de volle verantwoordelijkheid neemt. Toch wil ik graag verwijzen naar Pedro De Bruyckere. Ik volg hem in heel veel van zijn pedagogische inzichten. Hij had het over een korte pedagogische/didactische opleiding van tutoren die jongeren en kinderen helpen. De lerarenopleiding is de beste instantie om daar vorm aan te geven. Daar kijk ik graag naar uit.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, het budget voor de bijsprong vernevelen over Vlaanderen heeft geen nut. Daar zijn we niets mee, de leerling is er niets mee, de school is er niets mee en de belastingbetaler ook niet, want dan is er gewoon 10 miljoen euro buiten. We moeten goed bekijken waar we ze gaan investeren, en eventueel de verhouding basis- en secundair onderwijs in acht nemen. In een school met dertien leerkrachten waarvan de helft uitvalt, is er minder ruimte dan in een school met tweehonderd leerkrachten.
Wat betreft de verschillende projecten die er zijn: collega’s, ik denk dat we dit vanuit het parlement zeker en vast kunnen onderschrijven. Maar ik denk dat de basis nog altijd ligt in de scholen zelf. Mijn oproep is wel degelijk dat leerkrachten het aandurven om die keuzes te maken in de boeken en in de leerplannen, dat ze in afspraak met hun collega’s zeggen dat ze daaraan gaan werken, dat ze zorgen dat die basis is gelegd, en dat ze daaraan voortwerken.
Ik ben verheugd om vast te stellen dat alle fracties tot inzicht zijn gekomen en dat alle fracties pleiten voor het openhouden van de scholen. Ik heb even gekeken in de timing. Op dit moment waren de fracties er in december voor aan het pleiten om in de krokusvakantie de scholen te sluiten. Ik ben blij dat ik nu geen pleidooien heb gehoord om voor de paasvakantie of na de paasvakantie scholen te sluiten. Men heeft geleerd, en daar kan ik alleen maar blij om zijn. Onderwijs in de klas en in de school is de beste remedie om de achterstand te verhinderen die we nu proberen bij te werken.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Bedankt om altijd het proces te maken van de intenties van andere partijen. Ik denk dat het duidelijk is dat ook wij er voorstander van geweest zijn om scholen zo veel mogelijk open te laten, en mevrouw Goeman zal het met mij eens zijn. Maar dat moet gerechtvaardigd zijn op epidemiologisch en op gezondheidsvlak. Stel dat we nu in een enorme derde golf hadden gezeten met een Britse variant die niet tegen te houden was, vergelijkbaar met de tweede golf? Toen hebben we ook gezegd dat er veel meer getest moest worden. Toen was er inderdaad geen verspreiding in de scholen en was er geen probleem. Iedereen werd als laagrisicocontact ingeschat. Hadden we toen al veel sneller getest en waren die mobiele testteams er toen geweest, dan hadden we toen misschien ook minder snel moeten sluiten. Dan hadden we misschien tijdens en voor de herfstvakantie kunnen openblijven.
Ik denk dat je de feiten juist moet voorstellen. Wij kijken naar de cijfers en die moeten we blijven monitoren. En dan is de vraag inderdaad of, als er van versoepeling sprake kan zijn, de school dan op de eerste plaats kan komen bij die versoepelingen? Daar zijn wij altijd voorstander van geweest. Gelieve onze inzichten juist mee te geven, dat is mijn eerste punt.
Mijn tweede punt is dat u zegt dat een pedagogisch diploma toch wel essentieel is. Ik begrijp dat dat geldt voor mensen die lesgeven. Maar er is zo veel meer nodig op scholen op dit moment. Heel wat scholen werken nog met de bubbels natuurlijk, dat is noodzakelijk. En dan heb je ook wel mensen nodig die bijvoorbeeld middagtoezicht doen in die bubbels, en vaak zijn dat leerkrachten. Daar zou je andere mensen voor kunnen inzetten, zodat die leerkrachten waar nodig wat bijles zouden kunnen geven in plaats van middagtoezicht te houden. Dat zou nuttiger zijn. Op die manier zou je dus nog veel meer mensen kunnen inzetten die bereid zijn om dat tegen een vrijwilligersvergoeding te doen, en dan krijg je meer handen op school die de taken van de leerkrachten kunnen verlichten. Die kunnen zich dan met de essentie bezighouden.
Ik ben dus er dus echt wel voorstander van om dat nog wat open te trekken, en op die manier echt het werk in de scholen te verlichten. Want de leerkrachten hebben het gevoel dat ze op hun tandvlees zitten. Ik houd daar nog eens een warm pleidooi voor.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil het in mijn slotrepliek nog even hebben over de leerachterstand die we toch met z’n allen weg proberen te werken. We proberen een maximale inzet, ook van middelen, te realiseren in een periode van maart tot juni. Dat zijn vier maanden. Ik hoor het betoog van collega Vandromme om dat zo veel mogelijk tijdens de lesuren te organiseren. Ik begrijp dat de focus daar zeker moet liggen.
Ik hoor mevrouw Meuleman dan spreken over de middagen. Mevrouw Meuleman, een leerkracht staat van half negen tot vier voor de klas; moet die dan onder de middag ook nog een uurtje nemen om bijles te geven? Je moet ook eten, je moet al eens kopieën maken. Die middag dient daar natuurlijk ook al voor. Ik begrijp het wel, die focus tijdens de lesuren, maar dat is niet ideaal. Daarom zou ik ervoor willen pleiten om daarnaast toch ook een open mind te hebben en eventueel twee uurtjes op woensdagnamiddag en twee uurtjes op zaterdagvoormiddag ook als mogelijkheid te zien om lessen in te halen. Het gaat over een korte periode, van maart tot juni. Ik denk dat we daarin echt alles op alles moeten zetten.
Nu, ik ga ook nog eventjes naar collega De Gucht in verband met de levensbeschouwing. Collega De Gucht, ik begrijp uiteraard wat u zegt, en ik denk dat het bijvoorbeeld in een lagere school mogelijk is dat, als de lessen wat minder opgeleukt worden, de kern van de les ook op 25 minuten kan worden gegeven, en dat men dan kan overgaan naar tijdsbesteding voor wiskunde, taal, wereldoriëntatie, wetenschap, techniek. En ik denk eerlijk gezegd dat men dat ook wel doet, dat men echt gaat proberen om de kern uit verschillende onderwerpen, uit verschillende lessen te halen, zodat men tijdens de gewone klaslesuren zo veel mogelijk kan inzetten op het inhalen van de leerachterstand. Dus in dat opzicht volg ik u deze keer wel.
De heer De Gucht heeft het woord.
Dat was even een dagboekmoment, mevrouw Krekels. Ik ga daar straks werk van maken.
Tussen ons gezegd, dat is natuurlijk wel zo als het gaat over het katholiek onderwijs. Maar in het gemeenschapsonderwijs krijg je twee uur per week levensbeschouwing door een andere leerkracht. Dat is dan in een aparte les. Tenzij je die les natuurlijk op een andere manier zou invullen. Voor alle duidelijkheid: het is niet omdat ik niet gelovig ben dat ik het levensbeschouwelijke niet belangrijk vind. Ik vind het misschien belangrijker dan sommige anderen. Minister, ik weet dat ik daarin niet noodzakelijk gevolgd zal worden, maar ik zou het toch eens onderzoeken. Ik denk dat daar echt ruimte te winnen is. Het zou ook betekenen dat je extra leerkrachten maar ook extra uren creëert om dat te realiseren.
Mevrouw Krekels, ik ben het ermee eens dat we eens moeten kijken naar woensdag en zaterdag. Maar je moet wel maken dat je dan inderdaad ook de juiste mensen kunt bereiken, ik denk dat dat een uitdaging is.
Langs de andere kant denk ik dat hetgeen mevrouw Meuleman zegt ook niet volledig in tegenspraak is daarmee. De realiteit is dat op een school middagpauzes en dergelijke regelmatig begeleid worden door leerkrachten. Als leerkrachten op dat moment meer ruimte zouden krijgen om leerlingen apart te nemen en daar wat mee te werken, dan lijkt mij dat welgekomen. En dan raak je ook niet aan de principes die de minister naar voren schuift, namelijk om echt in te zetten op mensen met een pedagogische achtergrond om die lessen te geven. Ik denk dat de twee niet met elkaar in tegenspraak zijn. Ik denk dat de verschillende pistes onderzocht moeten worden.
Ten slotte nog dit: 10 miljoen euro is veel geld, maar het is ook niet gigantisch. Dat werd al terecht gezegd. We gaan met die 10 miljoen euro duidelijke keuzes moeten maken. Ik ben en blijf ervan overtuigd dat we daar heel goed moeten over nadenken, om de gelden te laten terechtkomen in de scholen met de meeste achterstand. En we moeten eenieder daarin natuurlijk mee proberen te nemen, daar ben ik het volledig mee eens. Ik ga er volledig mee akkoord dat uw beleid maximaal op de relance gericht is. Maar die 10 miljoen euro moeten echt maximaal ingezet worden op de leerlingen die dat het meeste nodig hebben. Ik weet dat ik in herhaling val, voorzitter, maar als er nu één manier is om mensen in onze maatschappij maximaal dezelfde kansen te geven, vanwaar ze ook komen, dan is het via deze commissie, en via uw beleid, minister. Laat ons die jaren inderdaad maximaal inzetten, om die onderwijskansen maximaal gelijk te krijgen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, als u boos wordt is dat meestal omdat ik een gevoelige snaar heb geraakt. Ik heb het gevoel dat dat is omdat u eigenlijk wel weet dat er nog meer moet gebeuren in de strijd tegen leerachterstand in Vlaanderen.
Ten tweede zou ik het ook appreciëren als er mij geen woorden in de mond worden gelegd. We hebben hier onlangs unaniem een coronaresolutie aangenomen waarin heel duidelijk stond dat wij allemaal voorstander zijn van het maximaal openhouden van de scholen, zolang dat onder veilige omstandigheden kan. Ik sluit mij dus aan bij het pleidooi of de uiteenzetting van mevrouw Meuleman, dat je dat natuurlijk wel in de context moet zien.
Ten derde vind ik het jammer dat ik niet echt een heel duidelijk antwoord heb gekregen op mijn vraag naar hoe de verdeling van die 10 miljoen euro in de feiten zal gaan. Maar ik zal u daar een schriftelijke vraag over stellen.
Tot slot hoop ik vooral, minister, dat u uw boosheid nu in actie gaat omzetten. Ik denk dat we de budgetten echt nog serieus zullen moeten optrekken, zowel als het gaat over extra handen in de klas als wanneer het gaat over 'tutoringprogramma’s'. Ik ben maar luidop aan het nadenken. Ik vroeg u daarnet wat er gebeurd is met die 80 miljoen euro die eigenlijk voorzien was voor de groeivoet in de CVO’s, die dit jaar helaas niet zal moeten worden uitgekeerd. Misschien zit daar wel wat marge. In ieder geval zal er meer nodig zijn, en ik vrees niet alleen dit schooljaar, maar ook het volgende.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.