Report meeting Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de waarde van de terugleververgoeding en het aanbieden van flexibiliteitsdiensten door prosumenten
Vraag om uitleg over de compensatieregeling voor de terugdraaiende teller
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, de inleiding is volgens mij genoegzaam bekend. Het Grondwettelijk Hof heeft beslist de regelgeving met betrekking tot de terugdraaiende teller te vernietigen en het is nu aan de Vlaamse Regering om het puin te ruimen en na te gaan wat mogelijk is om het vertrouwen in hernieuwbare energie te herstellen en om mensen op een billijke wijze te vergoeden. Ik heb een aantal vragen waarin ik vooral de focus leg op de mensen die disproportioneel hard worden getroffen.
Minister, u hebt een nieuwe regeling uitgewerkt. Het hoofdcriterium voor die regeling moet zijn dat de mensen die een inspanning hebben geleverd, moeten worden gecompenseerd, niet meer en zeker ook niet minder. Hoe zult u omgaan met de ongewenste neveneffecten die de komende dagen, weken of maanden zullen opduiken? Ik zou een bloemlezing kunnen geven, maar u hebt in uw mailbox wellicht ook berichten gevonden van mensen met de vreemdste combinaties die ik niet had verwacht. Er zijn mensen die met accumulatoren en zonnepanelen werken en die nu de terugdraaiende teller aan hun neus zien voorbijgaan. Wat zult u doen met betrekking tot de ongewenste neveneffecten? Wilt u een systeem opzetten om daarmee om te gaan en te vermijden dat dit als een boemerang weer in uw gezicht belandt?
U hebt laten weten dat de nieuwe compensatieregeling door het Energiefonds en de algemene middelen zal worden gefinancierd. Kunt u meer details geven over de wijze waarop het energiefonds bijkomend zal worden gespijsd? De gewone bijdragen zullen allicht niet volstaan om hieraan tegemoet te komen.
Hoe zult u omgaan met nieuwe discriminaties? Zo zijn er, bijvoorbeeld, mensen die in een gelijkaardige situatie zitten, van wie eentje al een digitale meter heeft en een andere pas in 2028 een digitale meter zal installeren. Die laatste gebruiker zal zijn teller nog meer dan zeven jaar kunnen laten terugdraaien, maar die andere gebruiker zal dat voordeel niet hebben.
Vooral de burgers die bijkomende ecologische investeringen hebben gedaan, worden de dupe van de nieuwe regeling. Ik denk dan aan mensen met een warmtepomp. Ik heb in het Vlaams Parlement al meermaals gepleit voor een regeling op maat voor de warmtepompbezitters. Ik heb dat gevraagd aan de voormalige ministers Turtelboom en Tommelein en aan toenmalig bevoegd minister Peeters. Ze hebben me altijd gezegd dat ze eraan werkten, maar ik stel vast dat ondertussen weinig tot niets is gebeurd. Wat zult u doen voor die mensen – want zeker in combinatie met zonnepanelen wordt een warmtepomp nog veel minder interessant. U bent het er vermoedelijk mee eens dat warmtepompverwarming de toekomst is. We moeten ervoor zorgen dat die bedrijven werk blijven hebben en dat de gezinnen die hierin hebben geïnvesteerd niet de financiële dupe worden. Bent u bereid werk te maken van een regeling voor die mensen?
Ik heb misschien nog een suggestie in verband met een oplossing voor de mensen die geen terugdraaiende teller meer hebben. Een van de grote punten van kritiek is natuurlijk dat we de elektriciteit die we niet verbruiken bijna gratis op het net moeten zetten. We kunnen die stroom aan een leverancier verkopen, maar dan aan 3 tot 4 eurocent per kilowatt. Dat is natuurlijk bijzonder weinig, want we kopen stroom in aan 24 tot 26 eurocent per kilowatt. De vraag is of het Vlaams EnergieBedrijf (VEB) geen actieve rol kan spelen door een hogere prijs aan te bieden en op die manier lokale stroom te gebruiken om de lokale besturen van stroom te voorzien. Zoals u weet, zorgt het VEB voor de energiecontracten van de lokale besturen.
Op de website van de Vlaamse overheid staat het volgende te lezen: “Als u twijfelt om zonnepanelen te plaatsen, dan kunt u de terugverdientijd berekenen via de Zonnekaart Vlaanderen.” Zijn de terugverdientijden aan de nieuwe situatie aangepast?
Mijn zevende en laatste vraag is wellicht de fundamenteelste omdat hij voor een stukje naar de toekomst kijkt. Wie in de toekomst ongeveer een derde van zijn totale energieverbruik zelf opwekt en dan ook verbruikt, kan winst maken met de nieuwe digitale teller. Dat liet een energie-expert van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) optekenen.
Waarom werd tot nu zo weinig aandacht gegeven aan het nettarief ‘Werkelijke afname’, het systeem waarin de mensen nu terechtkomen wanneer ze een digitale meter krijgen? En wat gaat u doen om het zelfverbruik te stimuleren? U weet allicht dat voor de meeste mensen met zonnepanelen met een hoger niveau van zelfverbruik het nieuwe systeem interessanter is dan de digitale teller. Dan is het natuurlijk de kwestie dat het zelfverbruik moet worden gestimuleerd. Welke oplossingen ziet u daarvoor?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, het is goed dat u op het moment dat het Grondwettelijk Hof zijn arrest velde heel snel tot de actie bent overgegaan, om voor een deel een compensatie in het vooruitzicht te stellen. Zeker voor die iets meer dan 100.000 prosumenten met een digitale meter is een premieregeling belangrijk. Maar er zijn nog andere elementen.
In het debat dat we erover hadden in de plenaire vergadering, heb ik al een aantal gebruikersgroepen genoemd die met de vooropgestelde compensatie allicht geen rendement van 5 procent kunnen verkrijgen.
(onverstaanbaar)
Dat is de reden waarom de federale overheid uiteindelijk succesvol de regeling heeft aangevochten.
Hoe groter het verschil tussen de zuivere elektriciteitsprijs en de all-in factuur, hoe groter het voordeel van de terugdraaiende teller. Het artificiële voordeel dat op die manier wordt gegenereerd, is dus cynisch genoeg groter geworden naarmate de overheid in de energiefactuur meer kosten voor het energiebeleid is gaan verrekenen. In schril contrast daarmee staat de aardgasfactuur, die amper extra wordt belast: een scheeftrekking die warmtepompen een tweede keer benadeelt. We hebben het in deze commissie al vaker gezegd: een grondige evaluatie van de globale energiefactuur dringt zich op, met als doel een eenvoudigere, transparantere en klimaatvriendelijke energieprijs. Een budgetneutrale oefening van de verschuiving van de lasten van de stroomfactuur naar de fossiele energiefactuur kan daar voor een deel aan tegemoetkomen. In juni 2020 zei u dat u daar werk van wilde maken en dat u tegen 2022 een aantal stappen zou zetten.
Een deel van de oplossing zal daarnaast liggen in het beter waarderen van de geïnjecteerde stroom. Op dit moment bieden leveranciers terugleververgoedingen aan ongeveer 4,5 eurocent per kilowattuur. De energiekosten die leveranciers zelf aanrekenen voor de geleverde stroom, liggen vaak boven de 10 eurocent per kilowattuur. Dit verschil wordt grotendeels verklaard door het aanrekenen van kosten voor groene stroom/warmte-krachtkoppeling (wkk)-certificaten in de energiekosten door de leverancier, ongeveer 3 eurocent per kilowattuur. Dit zijn de kosten die leveranciers aanrekenen om aan hun jaarlijkse quotumverplichting te voldoen. Het lijkt logisch dat PV-eigenaars (photovoltaic) ook in die zin vergoed zouden worden voor de groene stroom die zij op het net injecteren, tenminste als de geïnjecteerde stroom kan meetellen voor de quotumverplichting van de leverancier.
Een derde punt is dat eigenaars van batterijen, warmtepompboilers en accumulatietoestellen flexibiliteitsdiensten kunnen aanbieden aan de netbeheerder en aan de hele energiemarkt. Daarvoor zouden ze ook een vergoeding moeten krijgen. Het stimuleren van slim gebruik levert de netbeheerder immers ook al een enorme kostenbesparing op het vlak van netdimensionering op, als we de kosten-batenanalyse van de Vlaamse Regulator voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) mogen geloven. De Vlaamse Regering werkt aan een omzetting van de Vierde Elektriciteitsrichtlijn in een flexibiliteitsdecreet en bijbehorende uitvoeringsbesluiten. Het is essentieel dat de markt voor flexibiliteitsdiensten zich zo snel mogelijk kan ontwikkelen, zodat ook die vergoeding de rentabiliteit voor de zonnepaneeleigenaars kan verhogen.
Minister, hebt u al een globale analyse van de verschillende representatieve gebruiksprofielen van zonnepaneeleigenaars kunnen maken? Zo ja, hebt u gebruiksprofielen kunnen identificeren die onvoldoende gecompenseerd worden door de compensatiepremie die nu wordt vooropgesteld, bijvoorbeeld voor mensen met warmtepompen? Welke maatregelen stelt u voor om deze groepen een billijke compensatie te geven?
Welke maatregelen zult u nemen om de energiefactuur fundamenteel te hervormen, om zo de ‘businesscase’ van warmtepompen en elektrische voertuigen te verbeteren? Kunt u aangeven hoe u staat tegenover een budgetneutrale oefening van de verschuiving van de lasten van de elektriciteitsfactuur naar de fossiele energiefactuur?
Kunt u toelichting geven bij het al dan niet meetellen van de door prosumenten geïnjecteerde stroom voor de quotumplicht van leveranciers? Kunnen leveranciers de geïnjecteerde groene stroom via garanties van oorsprong (GO’s) gebruiken voor hun groenestroomcontracten? Welke oplossingen stelt u voor om de waarde van de terugleververgoeding omhoog te krijgen?
Kunt u een stand van zaken geven bij de totstandkoming van het flexibiliteitsdecreet en bijbehorende uitvoeringsbesluiten? Wat verwacht u hier concreet van? Wanneer verwacht u dat de markt voor flexibiliteitsdiensten zich zal ontwikkelen? Kunt u een inschatting geven van de waarde van die flexibiliteitsdiensten voor de netbeheerder, en de flexibele prosument?
De heer Janssens heeft het woord.
Uw vraag was niet helemaal verstaanbaar, mijnheer Bothuyne, misschien moet u ze nog eens als schriftelijke vraag indienen. Grapje, sorry.
Minister, honderdduizenden Vlaamse gezinnen baseerden hun beslissing om nog voor 1 januari 2021 te investeren in zonnepanelen op de belofte van de vorige Vlaamse Regering om het systeem van de terugdraaiende teller voor 15 jaar te behouden. U kondigde daags na het arrest van het Grondwettelijk Hof aan een regeling uitgewerkt te hebben die gedupeerde zonnepaneeleigenaars een rendement van 5 procent op hun investering in een PV-installatie zou garanderen. Er rijst echter steeds meer bezorgdheid omtrent deze eenmalige financiële compensatie. Doordat men uitgaat van een gemiddelde installatie voor het berekenen van de compensatiepremie, wordt het voor veel gezinnen moeilijk om daadwerkelijk een rendement van 5 procent op hun investering te halen. Ook zonnepaneeleigenaars die hun investering in een PV-installatie combineerden met warmtepompen, dreigen het slachtoffer te worden van de uitgewerkte regeling. Zij vrezen bedrogen uit te komen met hun dubbele investering.
U verklaarde tijdens de plenaire vergadering van 27 januari 2021 dat men rekening moet houden met “heel wat groepen die extra benadeeld zijn”.
Minister, neemt u bijkomende maatregelen voor groepen die door bijkomende omstandigheden – zoals bijvoorbeeld de installatie van een warmtepomp – het beloofde rendement van 5 procent op hun PV-installatie niet dreigen te halen? Zo ja, welke maatregelen en wanneer zouden deze bekendgemaakt worden? Zo neen, waarom niet?
Kunnen de duizenden Vlamingen die ondertussen reeds hun compensatiepremie online berekenden, erop vertrouwen dat zij ook daadwerkelijk een gelijkaardige premie zullen ontvangen in de loop van dit jaar of op het einde van het jaar? Hebt u daar juridische zekerheid over? Zal de premie nog aan een belasting onderhevig zijn? Herinner u de zorgpremie die werd beloofd en uiteindelijk voor rekening van de zorghelden kwam nadat ze een behoorlijke som moesten betalen aan de federale schatkist.
Is uw visie op de verplichte installatie van de digitale meter veranderd sinds de bekendmaking van het arrest van het Grondwettelijk Hof? Zult u laten onderzoeken of de verplichte installatie van de digitale meter ongedaan kan worden gemaakt?
Minister Demir heeft het woord.
Het zijn heel veel vragen. Ik zal ze proberen correct te beantwoorden met alle informatie die ik heb. Dat is ook belangrijk. Ik vind het fijn dat de voorzitter hier voldoende tijd voor vrijmaakt. Het is belangrijk dat de volksvertegenwoordigers de informatie krijgen en kunnen overmaken aan hun achterban, want het is zo al erg genoeg.
Nu, ik zal beginnen bij de vragen van collega Danen, en dan die van collega Bothuyne en Janssens. Sommige vragen overlappen ook wel wat.
De regeling die we hebben uitgewerkt rond de eenmalige investeringspremie, vertrekt van een referentie-installatie van 4 kilowattpiek en een omvormervermogen van 3,6 kilovoltampère, en voorziet in een rendement van 5 procent op vijftien jaar. Op basis van het geïnstalleerde vermogen aan zonnepanelen krijgt elke individuele installatie een retroactieve investeringspremie die zich richt op dat gemiddelde rendement van 5 procent.
Ik ben zeker aandachtig voor ongewenste neveneffecten en bekijk of en waar we moeten bijsturen. Ik zal hier straks bij de volgende vragen op terugkomen.
Jullie weten ook dat we de rechtsbasis van deze premie decretaal aan het uitwerken zijn. Het is de bedoeling om dat voor de paasvakantie rond te krijgen. We gaan sowieso ook advies aan de Raad van State vragen, desnoods twee keer. Zo is dat juridisch voldoende robuust, dat lijkt mij belangrijk. Zodra dat is goedgekeurd, veronderstel ik dat we na april ook kunnen overgaan tot betaling. Het is de bedoeling om dit jaar de betalingen te doen.
Ik kom tot uw tweede vraag. De premies die in 2021 worden uitbetaald, zullen volledig worden gedragen door de algemene uitgavenbegroting. Vanaf 2022 en volgende jaren is afgesproken dat twee derde op de begroting komt, het resterende een derde wordt gedragen door het Energiefonds. Maar we gaan dat Energiefonds niet bijkomend spijzen. We zullen natuurlijk een aantal zaken van nieuw beleid in de toekomst niet meer kunnen doen. Daar wil ik ook heel duidelijk over zijn. Voor mij is het geen optie om een energieheffing of wat dan ook te doen. Maar die een derde die uit het Energiefonds moet komen, zal worden gedragen door de middelen die er zijn. Dat betekent dat we sommige zaken deze legislatuur helaas niet zullen kunnen doen.
Dan uw derde vraag. De berekening van de premie houdt inderdaad rekening met wat u in uw vraag stelde. Voor installaties die pas later een digitale meter krijgen, wordt het voordeel van de bijkomende jaren gebruik van de terugdraaiende teller in rekening gebracht. Naarmate de jaren vorderen, zal het bedrag van de premie voor eenzelfde installatie dan ook dalen.
Prosumenten hebben steeds de mogelijkheid om op eigen initiatief een digitale meter aan te vragen en te genieten van een retroactieve investeringspremie die dat jaar geldt. Voor een deel van de prosumenten, vooral mensen met een kleinere PV-installatie, kan dit natuurlijk een interessante optie zijn. Ik heb al mensen gehoord die zeiden dat ze een heel kleine installatie hebben, en dat ze nog geen digitale meter hebben. Voor hen is het gelijk of ze nu die terugdraaiende teller behouden en de digitale meter niet nemen, of kiezen voor de digitale meter en een beroep doen op de premie. Die mails krijgen we dus ook binnen. Die mensen kunnen dan natuurlijk die keuze maken.
Wat uw vierde vraag betreft: inderdaad, warmtepompen in combinatie met zonnepanelen zijn de laatste jaren vooral geplaatst bij nieuwbouw. Deze woningen zijn daardoor zeer energie-efficiënt en hebben in veel gevallen ook een korting gekregen of zelfs een vrijstelling van de onroerende voorheffing gedurende vijf jaar. Dat mogen we niet vergeten. Die vrijstelling zullen ze ook behouden. Dit voordeel is niet meegerekend in de berekening van die investeringspremie, anders zou die investeringspremie ook lager zijn. Op deze wijze wordt dus wel al indirect rekening gehouden met de warmtepompen en de zonneboilers.
Normaal is het zo dat de groenestroomcertificaten en andere voordelen worden afgetrokken. Maar mensen die warmtepompen hebben en die een vrijstelling hebben van onroerende voorheffing, zullen dat behouden. Zo houden we daar indirect al rekening mee.
Warmtepompen zijn net als elektrische wagens grote verbruikers van elektriciteit. De hoge prijs van elektriciteit is vaak een rem op de verdere groei van deze toekomstgerichte oplossingen. Zoals ik vorig jaar zei in deze commissie, en laatst nog in de toelichtingen bij de beleids- en begrotingstoelichting (BBT), zal ik een impactanalyse uitvoeren van het effect om de REG-premies (rationeel energiegebruik) in de toekomst niet meer door te rekenen in de elektriciteitsfactuur, maar om dat op de aardgasfactuur te zetten. Die impactanalyse is dus bezig.
De kosten van de REG-premies voor isolatie, dubbel glas en warmtepompen bedroegen de laatste vijf jaar gemiddeld 80 miljoen euro. Het is ook belangrijk om te weten dat het aardgasdistributienettarief ongeveer gelijk zal blijven aangezien de andere componenten zullen dalen. Die impactanalyse gaan we dus uitvoeren om te kijken hoe zich dat verhoudt.
De hoogte van de terugleververgoeding is inderdaad wel laag. Ik zie dat ook aan heel veel reacties van mensen, die zeggen dat ze die 40 cent niet de moeite vinden. Ik zal bekijken hoe we die vergoeding toch wat hoger kunnen maken – het is natuurlijk een vrije markt, met het spel van vraag en aanbod –, zeker als we kijken naar de buurlanden, waar men eigenlijk bijna dubbel zoveel krijgt. Ook dat zit nu in een stroomversnelling door dat arrest van het Grondwettelijk Hof.
Dan kom ik tot vraag zes. De zonnekaart was al aangepast aan de huidige situatie, aangezien eigenaars van nieuwe zonnepanelen geplaatst vanaf 2021 sowieso geen beroep meer konden doen op de terugdraaiende teller, maar wel een investeringspremie kunnen aanvragen.
U had ook een vraag rond zelfverbruik. Dat zelfverbruik wordt vooral bepaald door de nieuwe en grote toepassingen als warmtepompen, elektrische wagens, batterijen en warmtepompboilers. Deze toepassingen zullen binnen enkele jaren automatisch en zonder invloed op het comfort aangestuurd worden om zo goedkoop mogelijk te verbruiken: als de zon schijnt, maar ook als de wind waait. Vandaag is dit nog een nichemarkt, zeggen experten mij. Maar onder andere door het arrest zal de aandacht sterk verhogen en zal ook het aanbod snel verhogen.
Bij het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) loopt een studie om communicatie rond zelfverbruik voor te bereiden. Het is de bedoeling om, aan de hand van veelvoorkomende en herkenbare gezinsprofielen, burgers wegwijs te maken in hoe zij concreet hun zelfverbruik kunnen verbeteren. Ook dat is dus in voorbereiding.
Dan beantwoord ik nu de vragen van collega Bothuyne. Zoals ik heb gezegd, is er een rendement van 5 procent, wat mij redelijk lijkt. Uiteraard is niet elke zonnepaneelinstallatie gelijk aan de gemiddelde standaardinstallatie. Sommigen betaalden hun zonnepanelen duurder of goedkoper. Niet iedereen heeft een even goed georiënteerd dak en niet iedereen heeft eenzelfde percentage zelfverbruik. Dat weten we. Maar als je een standaardinstallatie neemt en je neemt dat rendement van 5 procent op vijftien jaar in dat bepaalde jaar, dan denk ik dat die investeringspremie wel een redelijke vergoeding is.
Uw tweede vraag kwam al aan bod bij de antwoorden op de vragen van collega Danen.
Ik ga over tot uw derde vraag. In oktober vorig jaar heb ik Fluvius en de VREG om een advies gevraagd om ook garanties van oorsprong toe te kennen voor PV-installaties tot 10 kilowatt, aangezien zij instaan voor de toekenning van certificaten voor PV en voor de handel in certificaten en garanties van oorsprong. Dit onderzoek loopt nog.
Zodra we het hebben, zullen we het u overmaken.
Het toekennen van garanties van oorsprong aan deze installaties kan een ondersteunende rol spelen voor de hoogte van de terugleververgoeding, zij het wellicht in beperkte mate door de beperkte waarde van de garanties van oorsprong. Het gaat op basis van de huidige prijzen voor een gemiddelde PV-eigenaar over enkele euro’s per jaar. Aandachtspunt hierbij is dan ook dat de administratieve kosten moeten opwegen tegen de waarde die een dergelijke garantie van oorsprong vertegenwoordigt.
Ik hoop het ontwerp van decreet met betrekking tot de flexibiliteit en de energiegemeenschappen begin maart in te dienen in het Vlaams Parlement, waarna het zijn verdere wetgevende traject zal afleggen. Parallel werken we aan het uitvoeringsbesluit. Het is de bedoeling om dit net voor of net na – maar ik hoop net voor – het zomerreces definitief goed te keuren.
Het is duidelijk dat de markt voor flexibiliteitsdiensten op het distributienet nog veel groeipotentieel heeft. Ik zal dan ook een flexibiliteitsplan 2022-2025 opmaken waarin een visie, ambitie en een aantal maatregelen naar voren geschoven zullen worden.
Collega’s, ik denk dat jullie ook wel de bedenking maken dat er de voorbije jaren veel aan het veranderen is. Dat zal ook in de toekomst zo zijn. Ik merk dat ook in mijn omgeving. Ik ben blij dat ik energiespecialisten heb, want ik moet nog alles vragen. We zullen echt wel moeten inzetten op de kennis van alles wat met energie, energietransitie en energiebeleid te maken heeft. We zullen moeten inzetten op correcte en toegankelijke informatie vanuit de Vlaamse overheid voor de mensen. Elke beslissing die zij neemt, zal een impact hebben, ofwel op het zelfverbruik ofwel op de factuur of op wat dan ook. Men moet op basis van heel veel zaken de juiste informatie kunnen leveren. Ik zal proberen om dat op een objectieve, neutrale en wetenschappelijk goed onderbouwde manier te doen, ook aan de hand van voorbeelden, enzovoort. Ik wil die informatie zo veel mogelijk met de mensen delen. Dat is belangrijker dan ooit.
Collega Janssens, uw eerste vraag loopt wat gelijk met de vragen van collega’s Danen en Bothuyne. Zoals eerder vermeld, worden die pistes onderzocht. We moeten er vooral op toezien dat het gelijkheidsbeginsel wordt gevolgd. Alles wat we doen, moeten we aftoetsen aan het gelijkheidsbeginsel. Ook andere soorten gebruikers zullen dan pleiten voor een regeling op maat: voor installaties met een oost-westopstelling, bij een hoger betaalde prijs, als ze eigenaar zijn van een elektrisch voertuig, als ze prosument zijn met een gewone elektrische weerstandsverwarming, als ze duurdere installaties geplaatst hebben op een leien dak, enzovoort.
Het is onmogelijk om voor 570.000 installaties een afzonderlijke berekening te maken aangezien elke installatie een combinatie is van unieke, niet door de overheid gekende parameters, bijvoorbeeld voor wat betreft de investeringskosten, het zelfafnamepercentage, de oriëntatie, de hellingshoek, het type zonnepaneel, het type omvormer, de elektriciteitskosten, het prosumententarief, enzovoort. Conform de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof mag de overheid echter werken met veralgemeende categorieën in zoverre dat die een objectieve indeling met zich meebrengen. Het jaar van indienstneming is zo’n objectief criterium.
Uit concrete voorbeelden blijkt dat het zonder bijkomende investeringen mogelijk is om hetzelfde aandeel zelfafname te halen als de gewone PV-eigenaar en dus hetzelfde rendement te halen.
De bedragen van de simulatieberekening van de retroactieve investeringspremie, zoals die op de website van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap zijn vermeld, zullen in het Energiebesluit worden ingeschreven, na advies van de Raad van State.
Particulieren, natuurlijke personen, worden niet belast omdat deze investeringspremie als een uitzonderlijke inkomst wordt beschouwd. Voor bedrijven en vennootschappen ben ik in overleg met de federale overheid en wordt onderzocht of er juridische en fiscaaltechnische mogelijkheden zijn, zodat deze uitzonderlijke inkomst niet kan worden belast, omdat velen dat ingeven als kosten. Ik ga daar niet op vooruitlopen want anders zegt u dat ik een aankondiging doe. Dat moet worden onderzocht voor bedrijven. Voor particulieren wordt het dus niet belast.
De bepaling in het Energiedecreet die de uitrol van digitale meters voorschrijft, wordt niet vernietigd, maar onder voorbehoud dat die bepaling zo geïnterpreteerd wordt dat de verplichte installatie van digitale meters voor elke netgebruiker in de mogelijkheid moet voorzien om te kiezen voor een communicatie via bekabeling in plaats van een draadloze communicatie.
Hoe dan ook heeft de vorige regering beslist om in 2019 de uitrol van de digitale meter te doen. De Vierde Elektriciteitsrichtlijn en het Energiedecreet verplichten om 80 procent uit te rollen tegen eind 2024 en in juli 2029 heel Vlaanderen van een digitale meter te voorzien. Er is destijds een kosten-batenanalyse gemaakt, op basis waarvan men heeft gezegd dat men dit in Vlaanderen gaat invoeren.
De uitrol van digitale meters is logistiek en dus ook financieel een uitdagende oefening. Die verloopt het efficiëntst en goedkoopst als Fluvius straat per straat de digitale meter bij iedereen kan uitrollen. Maar gezien het arrest van het Grondwettelijk Hof hebben wij aan Fluvius gezegd om de plaatsing van de digitale meters bij bestaande prosumenten tijdelijk niet uit te voeren. Tegen april breng ik verder duidelijkheid over de verdere uitrol van de digitale meter en hoe we dat gaan aanpakken, tegelijk met het decreet dat de investeringspremie invoert. Dat zou tegen april allemaal moeten worden uitgezocht. Op dit moment staat het even on hold. Voor de medewerkers die de digitale meters moeten plaatsen, is het maar goed dat ze wegblijven bij de mensen.
Het laten weghalen van een reeds geplaatste digitale meter en die vervangen door een analoge meter is zeker niet zinvol gezien de doelstellingen van 2024 en 2029 en ook niet mogelijk aangezien Fluvius niet meer over klassieke Ferrarismeters beschikt. Dat wordt mij gezegd door Fluvius.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het uitgebreide antwoord, en collega's, dank u voor uw vragen. Het probleem met het Vlaamse energiebeleid is al jarenlang dat het op zwakke fundamenten is gebouwd. Dat huis is gebouwd en daarna zijn er koterijen aangebouwd. Nu is er eentje ingevallen. Minister, ik zou u willen vragen om niet nog eens een koterij aan te bouwen, maar wel om de zaak zo fundamenteel en structureel mogelijk op te lossen. Ik doe een oproep aan de commissie om binnen een paar weken, wanneer er wat meer dingen duidelijk zijn, een hoorzitting of een gedachtewisseling te organiseren over het compensatiemechanisme en de mogelijk negatieve effecten en de details waar mensen aan kunnen worden onderworpen.
Ik heb geen heel concreet antwoord gehoord op de vraag wat u gaat doen met nieuwe discriminaties. U hebt gezegd dat u de installatie van digitale meters on hold zult zetten. Maar stel dat als ze in mei of in juni opnieuw worden geïnstalleerd en iemand met zonnepanelen een digitale meter krijgt omdat hij toevallig in een straat woont die aangepakt wordt, maar dat de straat verder pas in 2028 een digitale meter krijgt. Is dat dan geen nieuwe discriminatie? Hoe gaat u daarmee om?
Wat betreft de vraag over de warmtepompen, hebt u de context goed geschetst. Het gaat vaak over nieuwbouw, zonnepanelen en mensen die verwarming met een warmtepomp hebben. Zij hebben een aantal voordelen genoten, maar wegens de hoge factuur blijft het een verwarmingstechnologie die zonder die terugdraaiende teller bijzonder moeilijk blijft en erg duur wordt. Het fundamentele probleem is dat de elektriciteitsfactuur te overladen is. U hebt gezegd wat u daar onder andere aan wilt doen. Het is belangrijk om daar nog stappen in te zetten. Men kan de vergelijking maken van verwarmen op gas versus verwarmen via een warmtepomp. Wegens de hoge efficiëntie van de warmtepomp zal dat financieel beter meevallen, maar nog zal gas winnen. Dat is ook logisch. Wat we het liefste willen, wordt uit de markt geprijsd. Minister, gaat u bijkomende zaken onderzoeken om de bezitters van warmtepompen voor een stuk tegemoet te komen? Ik denk bijvoorbeeld aan een tarief zoals in Oostenrijk, waar collega Gryffroy een paar keer naar heeft verwezen, het Sperrzeiten-tarief, waardoor mensen via de digitale meter op bepaalde momenten een goedkoop tarief kunnen hebben voor hun warmtepomp en op die manier zullen we die mensen allicht meekrijgen. Voor de bezitter van een warmtepomp zeg ik het sowieso: ik vind dat mensen die een inspanning gedaan hebben, beloond moeten worden. Ik zeg dat ook voor de hele sector, de installateurs en de mensen die daarvoor werken. We moeten echt wel zorgen dat die sector niet in elkaar stort, want warmtepompen om te verwarmen zijn sowieso de toekomst. Het zou jammer zijn dat door dit soort kaduke regelgeving die toekomst voor hen helemaal in duigen valt.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het uitgebreide antwoord. Ondanks de uitgebreidheid van het antwoord, wil ik toch nog bijkomend op een aantal zaken ingaan.
U hebt er heel kort over gesproken, maar de fundamentele hervorming van de energiefactuur, waarbij we de milieukosten moeten internaliseren, fossiele brandstoffen een stuk minder aantrekkelijk maken en hernieuwbare energie een stuk aantrekkelijker maken, is een van de belangrijkste opdrachten die er zijn. Het is een opdracht die u heel moeilijk helemaal alleen kunt aanpakken. Er is de rol van de regulatoren en van de federale overheid in dezen. Ik heb gemerkt dat u vlot overleg kunt organiseren over een aantal onderwerpen met uw federale collega's. Ik denk dat dit echt wel een van de prioriteiten moet zijn in dat overleg. Zonder fundamentele hervorming van de financiering van de energietransitie zullen we altijd heel snel in een koterij vervallen, zoals de heer Danen het noemt. Dat kan en mag niet de bedoeling zijn. Dat is een van uw prioritaire opdrachten en dossiers.
Ik ben blij met uw antwoord over de flexibiliteit. Dat is een van de manieren waarop we het voor prosumenten aantrekkelijk kunnen maken om actief te zijn op de energiemarkt. Dit voorjaar komt er dus dat decreet en voor de zomer de uitvoeringsbesluiten ervan. Dat is goed nieuws. Het is belangrijk om daarbij heel duidelijk te communiceren naar de mensen. Zoals u zelf zegt, moeten we bij de consumenten en prosumenten echt wel de kennis optrekken van wat de mogelijkheden zijn in de energiemarkt van de toekomst, zodat ze daar centen aan overhouden. Flexibiliteit is daar een bijzonder belangrijk onderdeel in.
Aan de invoering van het decreet en de uitvoeringsbesluiten moet heel wat communicatie worden gekoppeld om ervoor te zorgen dat iedereen daarin mee is.
Ook al gaat het bij de garanties van oorsprong niet over een gigantisch bedrag dat je daaraan overhoudt, het lijkt me toch de moeite om de oefening die u aan Fluvius en de VREG hebt gevraagd af te werken en om te zien hoe we daaraan garanties van oorsprong kunnen koppelen zodat we op die manier al een stukje de geïnjecteerde stroom van prosumenten in waarde kunnen doen stijgen. Wanneer verwacht u heel concrete resultaten van die oefening?
Een laatste element, dat u al aangaf, is dat de uitrol van de digitale meter niet zal verlopen zoals voorzien. Ik heb het al een paar keer gezegd, dat, wat ons betreft, we de tijd moeten gebruiken die ons toebemeten is. We hebben tijd tot 2029. Laat ons ervoor zorgen dat de mensen gedurende vijftien jaar zo veel mogelijk hun terugdraaiende teller kunnen gebruiken. Dat vergt een zekere flexibiliteit bij de uitrol van de digitale meter, waarbij prosumenten kunnen kiezen om pas later in te stappen in het systeem. Dat heeft ook een impact op de kosten-batenanalyse die de VREG heeft gemaakt. Er zijn sowieso wat vragen te stellen bij een aantal parameters van die kosten-batenanalyse.
Bent u van plan om een nieuwe kosten-batenanalyse of een update ervan te vragen om te kijken waar we eventueel kunnen bijsturen en waar we eventueel bijkomende opbrengsten moeten proberen te realiseren om van het hele verhaal een rendabel verhaal te maken?
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, dank u alweer voor uw uitgebreide antwoord. Dat geeft aan welke impact dit verhaal heeft op honderdduizenden mensen in Vlaanderen voor wie het rendement op hun zonnepanelen lager zal zijn dan verwacht of dan in het begin beloofd door de Vlaamse Regering. Voor veel mensen zal er een verlies zijn van honderden euro’s per jaar en dat vele jaren lang, en dus moet de overheid haar verantwoordelijkheid nemen en niet alleen kijken naar die eenmalige compensatiemaatregel maar ook naar toekomstgerichte compensatiemaatregelen. Vragen aan energieverbruikers om het zelfverbruik te reguleren is natuurlijk interessant en opportuun, maar voor heel veel mensen die overdag werken of niet in de mogelijkheid zijn om dat flexibel te regelen, is dat niet altijd haalbaar en dus moeten er ook andere toekomstgerichte compensatiemaatregelen zijn. Ik heb er al genoemd, namelijk de afschaffing van de verplichte digitale meter. U weet dat het Vlaams Belang pleit voor een vrije keuze tussen een analoge meter met terugdraaiende teller en een digitale meter met een compensatievergoeding. Dat Fluvius dan zegt, om zijn eigen plannetje met die verplichte digitale meter toch maar in stand te houden, dat het onmogelijk is om nog klassieke analoge meters te maken of te kopen, is natuurlijk onzin. In de sector zal er zeker mogelijkheid en zelfs enthousiaste deelname zijn van bedrijven om een dergelijke klassieke meter aan te bieden.
Bovendien zegt u dat de vorige regering een aantal beslissingen heeft genomen en doelstellingen richting 2024 en 2029 heeft vastgelegd voor het installeren van die digitale meter. De vorige regering heeft in dit dossier wel heel wat steken laten vallen en dus kan het geen kwaad om die beslissingen recht te trekken en die doelstellingen bij te stellen en te zeggen dat we een vrije keuze geven en de verplichte digitale meter afschaffen.
Ik doe een oproep om te zorgen voor een eerlijke prijs. Wanneer onze gezinnen met zonnepanelen en een digitale meter stroom op het net zetten, zou men toch een prijs moeten krijgen die overeenkomt met wat ze zelf moeten betalen wanneer ze stroom van datzelfde net afhalen. Men zou van diezelfde energieleverancier minstens een prijs moeten krijgen die in de buurt komt van wat men betaalt.
Tot slot vind ik de vragen interessant die collega Danen stelt over de nieuwe discriminatie die in het leven zou kunnen worden geroepen tussen mensen die vooraan of achteraan in de rij staan bij de vervanging van de analoge door de digitale meter. Minister, ik zou u willen vragen wanneer Fluvius en uzelf er duidelijkheid over zullen geven welke wijken in Vlaanderen wanneer aan bod komen voor het plaatsen van de digitale meter. Het is belangrijk dat men daar heel snel duidelijkheid over krijgt.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik wil bij drie zaken inpikken op het antwoord van de minister. Eerst is er de aankondiging dat er effectief een aantal dingen deze legislatuur niet zullen gebeuren wegens het feit dat de middelen uit het Energiefonds naar de compensatieregeling gaan. Welke dingen zullen deze legislatuur dan niet gebeuren die wel voorzien waren? Dat is natuurlijk de echte prijs van de digitale meter. Daar had ik graag wat meer verduidelijking bij gehad.
Ik wil aansluiten bij de collega's die pleiten voor enige voorzichtigheid bij de uitrol van de digitale meter. U weet dat sp.a daar van in het begin heel erg huiverachtig tegenover stond, om de simpele reden dat de grote meerderheid van de functionaliteiten van de digitale meter voor de meeste mensen vandaag niet bruikbaar zijn. We hebben een beschikbare technologie uitgerold. Dat klinkt heel leuk, maar er waren geen teruglevercontracten en er zijn vandaag nog geen deftige teruglevercontracten. Er is geen voldoende mogelijkheid om betaalbare aanpasbare domoticasystemen te hebben die zelfverbruik gemakkelijk maken en noem maar op. Daardoor voelen een hele hoop mensen zich op dit moment voor een muur gezet waar ze niet over kunnen, want ze zitten met iets wat ze niet kunnen gebruiken, maar waar ze wel voor gaan betalen.
Ik denk dat het het slimste zou zijn om vandaag de uitrol van de digitale meter te stoppen of in ieder geval ernstig te temporiseren tot het moment dat er duidelijkheid is over de toepassingen: tot wanneer er degelijke teruglevercontracten zijn, wanneer er mogelijkheden zijn om gegroepeerd te verkopen, wanneer er aggregatoren zijn die effectief voor bedrijventerreinen kunnen zijn en die er voldoende zijn zodat iedereen er gebruik van kan maken en men iets geloofwaardigs aanbiedt in plaats van iets wat eigenlijk alleen maar voor Fluvius interessant is. Dat is de enige logische conclusie en de enige manier om ervoor te zorgen dat die meter niet voor iedereen hopeloos duur wordt.
De hele oefening over de digitale meter en het capaciteitstarief gebeurt natuurlijk in functie van het proberen te vermijden dat we het elektriciteitsnet verder moeten versterken en uitbreiden. Het is misschien tijd om eens een kosten-batenanalyse te maken en na te gaan of het niet verstandiger is om het elektriciteitsnet te versterken in plaats van te rekenen op zelfverbruik bij mensen die het vandaag eigenlijk niet kunnen organiseren. Dit geldt zeker voor warmtepompen – collega Danen heeft ernaar verwezen – want een van de grote knelpunten voor de terugdraaiende teller is de link met warmtepompen: warmtepompen en zelfverbruik gaan per definitie niet samen voor de meeste mensen omdat de fasering in de tijd over maanden gaat. Als er veel warmtepompen komen, zal men een versterkt net nodig hebben. De kosten-batenanalyse zou dus wel eens transparant en helder opnieuw mogen worden gemaakt, want in alle gevallen wordt er door de burger betaald. De vraag is wat de meest efficiënte, correcte en rechtvaardige manier is om dat geld te besteden.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega Tobback, bedankt voor uw genuanceerde standpunten. Het is al even geleden – en helaas doet het zich in de plenaire vergaderingen minder voor dan hier in de commissie – maar we merken toch wel enige evolutie, wat interessant kan zijn.
Ik heb in de plenaire vergadering en bij de vorige vraag ook al gezegd dat al deze vragen en bezorgdheden te maken hebben met een fundamentele ontwerpfout in het energiesysteem. We betalen niet wat we verbruiken, niet in volumes, maar ook niet als we investeren in zonnepanelen. Die zonnepanelen zijn rendabel geworden omdat we een deel van de kosten gesolidariseerd hebben. We hebben ervoor gezorgd dat mensen met zonnepanelen geen netkosten betalen, en dat is die 500 miljoen euro. Als we nu 500 miljoen euro uit de begroting halen, dan wil dat ook zeggen dat we 500 miljoen euro uit de factuur halen en dat de mensen 500 miljoen euro meer aan distributiekosten zullen betalen, meer belastingen zullen betalen. Mijnheer De Meester, dat moet als muziek in uw oren klinken.
Minister, laten we naar de essentie van het probleem gaan, en ik ben blij dat u al een aantal verduidelijkingen hebt gegeven. Met die compensatieregelingen moeten we tijdelijk zekerheid bieden. We moeten het geschokte vertrouwen herstellen. Dat klopt, maar ik weet niet of het een duurzame oplossing zal zijn door te blijven focussen op het zelfgebruik. Ik denk niet dat het energiesysteem van de toekomst er een is waarbij iedereen zelf zijn eigen energie produceert en zo weinig mogelijk op het net zet. Weet u, er zal altijd 5 procent van de tijd zijn, of meer of minder, dat men op het net een beroep zal moeten doen. Als maar heel weinig mensen gedurende heel weinig tijd een vergoeding betalen voor het net, dan is het net niet rendabel en onbetaalbaar, en dan is het contraproductief. Mijnheer De Meester, de kleine man zal dan de verzekeringspremies al helemaal niet kunnen betalen.
Minister, ik hou opnieuw een warm pleidooi om naar de componenten van de energiefactuur te kijken en ook naar de terugleververgoeding. Het is een beetje vreemd dat wij energie produceren en dat we die op de een of andere manier niet vermarkt krijgen. Ik weet dat vermarkten en economie voor sommige politici des duivels zijn en dat het moeilijk uit te spreken is, maar wij geloven daar heel erg in. Er moet een markt worden gecreëerd. Collega Tobback alludeert dat het een beetje wachten is op de komst van de aggregatoren die kleine hoeveelheden verbruik en productie op elkaar afstemmen waardoor het geheel rendabel wordt en dus ook digitale meters interessant worden. We moeten in de huidige omstandigheden misschien eens nagaan wat het nieuwe optimum is.
Voor alle duidelijkheid: de uitrol van de digitale meter is er gekomen op vraag van de netbeheerders om kosten te besparen voor de consument en voor het energiesysteem, niet voor de rijke mensen met een dikke portefeuille, maar voor de gewone burgers die afhankelijk zijn van het net. De vraag naar een digitale meter is er ook gekomen op vraag van de regulator die tot een capaciteitstarief wil komen en die wil kunnen meten wat ons verbruik is en hoe groot het is. Als dat nu niet meer kan en de regulator zelf de uitrol van de digitale meter in de problemen brengt, dan moeten we inderdaad eens kijken of we het niet rustiger aan moeten doen. Het is een beetje de kip of het ei-discussie: ofwel creëert men eerst de omstandigheden ‘if you build it, they will come’, maar als dit te moeilijk is, moet men naar andere manieren zoeken zoals flexibiliteitsdiensten, betere vergoedingen enzovoort en eerst de condities creëren waardoor de nieuwe spelers op de markt kunnen komen, waarna nieuwe infrastructuur nodig zal zijn.
Minister, het is een moeilijke 'de kip of het ei'-discussie, maar ik wil u ten zeerste steunen in uw initiatieven om een betere terugleververgoeding voor de opgewekte stroom te verkrijgen en anderzijds om rond de digitale meter een nieuwe analyse te maken van wat een optimale uitrol zou kunnen zijn.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik denk dat we in de discussie die we vroeger vaak hebben gevoerd, nooit de splitsing hebben gemaakt tussen het verbruik en/of de productie aan de ene kant en het gebruik van het net aan de andere kant. Dat zijn inderdaad twee totaal verschillende debatten. Het Declathonverhaal of het verhaal van een sporthal die zijn energie probeert te verkopen aan zijn leden – en er zijn nog andere voorbeelden van energieplatforms en coöperatieven –, gaat altijd over een financieel model dat als voordeel zou moeten hebben dat we makkelijker de klimaatdoelstellingen kunnen halen omdat we op deze manier meer hernieuwbare energie produceren, maar het staat los van het gebruik van het net. Als over tien jaar de installaties zon en vermogen verdubbeld zijn en als tegelijkertijd het aantal en het gebruik van elektrische wagens fel is gestegen, dan wordt het probleem op het net zwaarder, ook al zijn de klimaatdoelstellingen misschien gehaald. Het is die splitsing die we moeten leren maken.
Ik heb het erover gehad in de plenaire vergadering toen ik sprak over slimme stekkers die niet gaan over minder verbruiken maar over verbruiken in een andere periode. Nu is het gedefinieerd in een dag en nacht-functie, maar dat is niet meer de toekomst. Als we een hoorzitting houden met de regulator, moeten we daar eens over praten.
Ik pleit al langer voor een spitstijdentarief voor warmtepompen. Dat wordt nu nog altijd tegengehouden door de regulator, die kijkt naar de distributienetbeheerder, die dan weer kijkt naar de regulator. We hebben dit wel nodig voor het toekomstige net, los van verbruik of productie, maar om het gebruik van het net te optimaliseren, moet men kunnen schakelen zodat men bepaalde vermogens kan verschuiven in de tijd. Dat is net hetzelfde als een digitaal net waarbij abonnementen in de toekomst niet zullen gaan over gigabytes die men moet downloaden, maar over snelheden die men moet hebben over de kabel. Dat zal de toekomst zijn. Bij ons kent men dit nog niet, maar in het buitenland wel.
Als het gaat over de terugleververgoeding, dan zit men in het financieel model van verbruik en productie, dat goed kan zijn voor sommige stakeholders maar ook om eventueel de klimaatdoelstellingen te halen. Maar als iedereen zal terugleveren aan het net op het moment dat er veel zon is maar minder vraag is, dan moet men zware investeringen doen omdat het net meer wordt gebruikt. We moeten het dus los van elkaar zien. Als men dan vindt – ik weet niet meer wie die opmerking heeft gemaakt – dat de terugleververgoeding op het niveau moet zijn van wat men aankoopt, inclusief distributie- en transportkosten en bijdragen, dan ben je beter af dan nu met de terugdraaiende teller. Het net speelt dan voor schokdemper en batterij, en dat kan niet de bedoeling zijn.
Je moet er inderdaad voor zorgen dat de terugleververgoeding, als het gaat over het leveranciersgedeelte, voldoende hoog is. Als er dan een project komt van Decathlon, ook al kan dat juridisch nog niet, dan is dat fantastisch want dat triggert de markt. In Nederland biedt men momenteel twee keer de marktprijs. Als je teruglevert op het net, dan krijg je twee keer de leveranciersprijs, exclusief de distributienetkosten en de transportkosten. Anders heb je een systeem dat je het net in de twee richtingen gebruikt, maar er nooit voor zou moeten betalen. Dat kan ook niet. Dat debat moeten we opsplitsen. Het is een argument extra om de regulator straks uit te nodigen voor een hoorzitting.
Minister Demir heeft het woord.
Er zijn heel veel suggesties en bedenkingen geformuleerd. Wat de vraag van collega Tobback betreft: met het Energiefonds betalen we die labelpremie en ook de groene warmte. Met alles wat ik niet opgebruik – vorig jaar ging het over ongeveer 120 miljoen euro – koop ik groenestroomcertificaten omdat dat een schuldenberg is die ik graag maximaal wil afbouwen. Dat is misschien zeer conservatief van mij, maar ik kocht daar vorig jaar heel veel groenestroomcertificaten mee en ook in de toekomst zal dat zo zijn. Dat betekent dat ik vanaf 2022 10 miljoen euro minder zal kunnen opkopen, want dat is ongeveer het bedrag dat we zullen moeten vrijmaken voor dat een derde van de investeringsregeling.
Voor de rest ben ik helemaal niet kwistig met dat Energiefonds, ik doe daar geen gekke dingen mee. Ik koop vooral groenestroomcertificaten als er geld in zit om de schulden die er zijn gemaakt niet verder te laten exploderen. Het is goed en verstandig dat ik dat doe en dat ik dat geld niet nog eens uitgeef aan andere zaken. Het zijn natuurlijk zaken uit het verleden, maar we willen ook niet dat die schuld verder ontspoort.
Ik heb heel veel gehoord over de digitale meter. Akkoord, het arrest van het Grondwettelijk Hof heeft natuurlijk een nieuwe situatie gecreëerd. De vorige regering heeft de beslissing genomen en heeft die kosten en baten gemaakt, en heeft dat voor iedereen verplicht ingevoerd vanaf 1 juli. De Europese richtlijn zegt dat als je daarmee begint, je 80 procent doet tegen eind 2024, en al de rest tegen 2029.
Het feit dat ik op die pauzeknop heb geduwd tot april geeft me de nodige tijd om alles in totaliteit goed te bekijken. Ik heb hier verschillende zaken gehoord die ik in de komende weken en maanden verder zal bekijken. Er is destijds een beslissing genomen, maar dat neemt niet weg dat we, als we alle elementen goed bekijken, misschien tot andere inzichten komen. Dat kan, ik vind dat allemaal niet zo erg. Vandaar de pauzeknop tot maart, om na te gaan of dat destijds is gemeld aan Europa, het plaatsen van die digitale meter. Al die zaken moeten we goed bekijken. Alles wat verschillende vertegenwoordigers hebben gezegd, zal ik meenemen in de oefening die we de komende weken en maanden zullen doen.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, deze problematiek is eigenlijk voer voor een of meerdere commissievergaderingen op zich. Ik kan begrijpen dat u vandaag niet alles kunt beantwoorden, maar ik hoop die antwoorden wel in de komende weken en maanden te krijgen. Ik hoop dat de parlementsleden daar een bijdrage aan kunnen leveren.
Maar ik wil misschien toch één ding zeggen. Ten tijde van – ik wil niet te ver terugkijken, maar toch – de behandeling van het decreet waren wij voor de vrijwilligheid van de digitale meter. Daar werd niet voor gekozen door de meerderheid. Ik heb dat vastgesteld. We kunnen die vrijwilligheid niet opnieuw initialiseren, we kunnen niet doen alsof er niets gebeurd is. Ik zou u toch willen vragen om te bekijken of de vrijwilligheid voor de installatie toch geen optie is. Als men mensen de keuze geeft om de digitale meter te laten installeren tussen nu en 2029 en tegelijk probeert om goed te sensibiliseren rond zelfverbruik ten tijde van het opwekken, als men daar ook beleidsinspanningen rond doet, dan ben ik ervan overtuigd dat niet onmiddellijk, maar binnen twee, drie, vier jaar zelfs de grootste tegenstanders van de digitale meter er misschien toch voor zullen kiezen, omdat ze er financieel voordeel bij hebben.
Kunt u dat nog eens goed bekijken, minister? Zo kunnen we veel leed vermijden. Dat komt u ten goede – dat is niet de voornaamste reden – dat komt ook ons ten goede, en heel de sector van hernieuwbare energie en daarvoor doen we het toch? Zoals ik al zei: de toekomst zal hernieuwbaar zijn, daar is geen discussie over. De termijn waarop dat kan, daar is wel nog discussie over. Het lijkt me goed dat we allemaal samen zoeken naar een goede oplossing. U moet natuurlijk de beslissing nemen, minister. Ik vraag u nogmaals om die vrijwilligheid te heroverwegen, omdat ik echt geloof dat kansen geven (onverstaanbaar) voor hernieuwde stimulansen voor hernieuwbare energie (onverstaanbaar) ...
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de bijkomende informatie en replieken. Dit gaat over bijzonder veel van ons energiebeleid. Collega Danen herhaalt mijn pleidooi. We moeten de vrijwillige installatie van de digitale meter als optie gebruiken om ervoor te zorgen dat we het rendement dat beloofd is, zoveel mogelijk kunnen garanderen zonder de belastingbetaler extra op kosten te jagen. We hebben tijd tot 2029, die moeten we gebruiken.
Aan de andere kant moeten we de financiering van de energietransitie grondig herzien. Dat gaat over de factuur, dat gaat inderdaad over een Time-of-Use-tarief (ToU-tarief) waar de heer Gryffroy naar verwees, dat gaat over de herziening van de kosten-batenanalyse van de uitrol van de digitale meter zodat mensen op een rendabele manier kunnen investeren in hernieuwbare energie, ook in de toekomst. Om een hogere vergoeding te kunnen geven, moeten we de flexibiliteit een rol laten spelen. De markt moet bewijzen dat ze rentabiliteit kan garanderen voor iedereen die investeert in hernieuwbare energie. Ondertussen moeten wij in een kader van zo veel mogelijk rechtszekerheid voortwerken. Veel werk op de plank, minister.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, dank u voor uw bijkomende antwoorden. Zoals het er nu uitziet, dreigt de energietransitie, mede dankzij deze en vooral de vorige Vlaamse Regering die uit dezelfde meerderheidspartijen bestaat, een fiasco te worden, zeker voor Vlamingen die de voorbije jaren – in 2019 en 2020 – hun spaarcenten in zonnepanelen hebben gestoken. Die zien nu een hele streep door hun rekening dankzij een toch wel klungelende overheid.
De heer Danen zegt dat de toekomst sowieso hernieuwbaar zal zijn. Dat zal dan toch een verre toekomst zijn. Nu zeggen burgers, die willen meegaan in dat quasi opgedrongen verhaal van de energietransitie, over de overheid: van die boer geen eieren. Ze is niet betrouwbaar. U zult toekomstgerichte compensatiemaatregelen moeten nemen, meer dan de eenmalige compensatiepremie die u nu al voorziet.
Om positief te eindigen, wil ik graag het pleidooi onderschrijven van collega Tobback. Hij pleitte voor een kosten-batenanalyse van de kostprijs om het elektriciteitsnet te versterken in plaats van een capaciteitsstreven met die opgedrongen digitale meter.
Tot slot voel ik bij verschillende partijen in deze commissie een evolutie in de richting van een afschaffing van de verplichte digitale meter. U kunt het initiatief nemen om de verplichte digitale meter uit te stellen of af te schaffen. Indien u met een dergelijk initiatief naar het Vlaams Parlement zou komen, denk ik dat we u daar zeker met een meerderheid in zullen volgen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.