Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, we zullen het hebben over influencers. Ik hoop dat influencers meestal op een positieve manier influencen, maar deze keer was dat niet op zo’n positieve manier, en dat is lichtjes uitgedrukt.
Het Vlaams inburgeringsbeleid is een belangrijke motor om onze nieuwkomers te integreren in onze Vlaamse samenleving. Mensen van verschillende achtergronden of uithoeken van de wereld worden via dit beleid opgeleid in onze normen en waarden.
Een van die waarden is vanzelfsprekend het respect voor ieder individu in zijn eigenheid en specificiteit. Dit vereist ook een wederzijds begrip tussen mensen met een heel andere achtergrond of afkomst. Zij maken allen deel uit van onze samenleving.
Uiteraard voltrekken er zich verschillende regionale of nationale gebeurtenissen elders en voelen mensen zich verwant of betrokken bij een bepaalde natie of regio. Dit wil echter niet zeggen dat de animositeit ten aanzien van een bepaalde bevolkingsgroep zich ook hier mag vertalen.
We zagen echter wel een voorbeeld hiervan recent in de socialemediafilmpjes van de Skate Twins, jonge nieuwkomers uit Gaza die zeer intimiderend met een Palestijnse vlag Joodse medeburgers belaagden in de straten van Antwerpen of op zijn minst enigszins intimiderend te werk gingen ten aanzien van diezelfde mensen. We weten allemaal hoe gevoelig dat daar ligt. Deze broers volgden een verplicht inburgeringstraject en zouden in feite ambassadeurs van onze Vlaamse samenleving moeten zijn, maar ze bouwen als influencers eigenlijk net mee aan die spanning, terwijl ze een platform hebben om positief te gaan influencen.
Er is op lokaal niveau al reactie op gekomen, zeker en vast door burgemeester De Wever, en het staat buiten betoog dat de import van buitenlandse conflicten absoluut uit den boze is in onze samenleving, ongeacht de natuur van dat conflict.
De lessen maatschappelijke oriëntering zijn en blijven een ankerpunt van het Vlaams integratiebeleid en daar zullen we vanaf volgend jaar nog sterker op inzetten. Ze zijn de geschikte plaats om bovenstaande elementen onder de aandacht te brengen.
Minister, in welke mate wordt er specifieke aandacht besteed in de lessen maatschappelijke oriëntering om het importeren van buitenlandse conflicten tegen te gaan? Zal hier inzake de standaardisering van de lessen maatschappelijke oriëntering aandacht aan besteed worden?
Op welke manier werkt het Agentschap Integratie en Inburgering samen met influencers uit bepaalde diasporagroepen om eventuele spanningen tussen bevolkingsgroepen te ontmijnen?
Indien inburgeraars dergelijk gedrag vertonen, wordt dit dan meegenomen in de beoordeling van hun inburgeringstraject?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw De Vreese, ik wil het eerst hebben over het incident zelf. De burgemeester van Antwerpen, Bart De Wever, heeft al laten weten dat wat daar concreet gebeurde, ongepast en provocerend was. Ik kan mij daar alleen maar bij aansluiten. We vinden allemaal het recht van vrije meningsuiting belangrijk. Je kunt van mening verschillen, je kunt discussiëren, je kunt bepaalde gevoeligheden hebben, maar die uit je in onze samenleving binnen de context van onze rechtstaat. Geweld of, in dit geval, intimidatie is daarbij niet aanvaardbaar. De manier waarop de burgemeester van Antwerpen dit heeft veroordeeld, is de manier waarop ik dit ook zou veroordelen.
Het Forum van Joodse Organisaties heeft, zoals u weet, ook klacht ingediend bij Unia. Unia zegt dat kritiek op de staat Israël op zich mogelijk moet zijn, maar betreurt dat de jongeren willekeurige Belgische Joden viseren. Unia zegt dat dit gedrag als antisemitisch kan worden gezien. Unia is daarop op dit moment aan het werken. Ook Atlas is een gesprek aangegaan met deze jongeren om duidelijk te maken dat dit gedrag niet kan.
Indien hier strafrechtelijke feiten zijn gepleegd, dan moet er natuurlijk politioneel worden opgetreden. Ik vind dat men dat consequent moet doen.
Dat wat het concrete geval betreft. Daarover kan geen misverstand bestaan.
Wij willen dat inburgeringstraject aanscherpen. Daarin wordt meegegeven hoe onze samenleving functioneert en wat de principes en waarden zijn waarop die samenleving stoelt: democratie, de scheiding van Kerk en staat, bereid zijn tot dialoog, aanvaarden dat mensen een andere mening hebben, niet mogen aanzetten tot haat en discriminatie, vrijheid en gelijkheid, individuele verantwoordelijkheid voor je gedrag. Dat zijn allemaal kernwaarden die men daar meegeeft en die verweven zijn doorheen die lessen.
U zegt dat we ervoor moeten opletten dat we geen buitenlandse conflicten binnenbrengen. Als het om gewelddadige conflicten gaat, kan dat evident niet. Maar we leven niet op een eiland. Het buitenland is aanwezig, en er zijn mensen die zich verbonden voelen met zaken die in het buitenland gebeuren. Sommige mensen voelen zich verbonden met wat er in het buitenland gebeurt op basis van hun etnisch-culturele achtergrond, anderen voelen zich verbonden op basis van hun politieke overtuiging., sommigen vanwege hun religieuze overtuiging. Ik heb in mijn stad gezien hoe sommigen met Armeense roots zich betrokken voelden bij een incident tussen Azerbeidzjan en Armenië. Dat is een sterke betrokkenheid, die voor een stuk etnisch-cultureel is, maar die ook een vrij grote religieuze dimensie heeft. Ik zie hoe een partij zich betrokken voelt bij wat er in Catalonië gebeurt. Dat is ook een betrokkenheid, die te maken heeft met een politieke verbondenheid. Als ik mezelf terugwerp op mijn jeugd, zie ik de Baskische vlag nog in mijn slaapkamer hangen. Wat hing die te doen op een Vlaamse slaapkamer? Er was een soort van emotionele verbondenheid. We mogen dat nooit uitsluiten. Er zijn mensen die een verbondenheid voelen op basis van hun geloof of van hun overtuiging inzake mensenrechten. Er zijn mensen die zich op basis van hun genderoriëntatie verbonden voelen. Als holebi’s ergens in de wereld worden gediscrimineerd, kan ik mij inbeelden dat sommige mensen hier zich daarop betrokken voelen vanwege hun eigen ervaringen. Onszelf wijsmaken dat we mensen kunnen opleggen om niet over buitenlandse problemen te spreken en om zich daar al dan niet bij betrokken te voelen, is onmogelijk. Maar als men zich daarbij betrokken voelt, dan is het, hier in ons land, op basis van onze spelregels, op basis van hoe wij in de samenleving omgaan met conflicten en meningsverschillen. Daar moet in de cursus maatschappelijke oriëntatie heel veel aandacht aan worden besteed. In de toekomst zal die aandacht er ook zijn. Wij zullen inderdaad mensen die van elders komen, zeer duidelijk maken dat men natuurlijk zijn geschiedenis met zich meeneemt, maar dat men in ons land op een andere manier over conflicten praat dan op nogal wat plaatsen elders in de wereld.
U verwijst naar influencers uit bepaalde gemeenschappen in de diaspora. U weet dat ik het moeilijk heb met gemeenschapsdenken. We hebben al heel vaak gesproken over etnisch-culturele verenigingen en verenigingen die etnisch-culturele gemeenschappen vertegenwoordigen. Uw partij heeft daar een inzicht dat niet bij mijn persoonlijk inzicht past, namelijk dat we onze samenleving niet moeten opbouwen vanuit een groepsdenken. We moeten in Vlaanderen niet segmenteren in etnisch-culturele clubs. Dat is niet de basis om een beleid te voeren. We moeten daar consequent in zijn. We moeten niet zeggen dat etnisch-culturele verenigingen niet interessant zijn om een beleid mee te voeren, maar als er een probleem opduikt, moeten we niet teruggrijpen naar datzelfde concept. In zo’n opleiding moeten de lesgevers dat op een consequente en juiste manier doen, ongeacht hun afkomst.
Ik heb nooit in de stad jongeren aangesproken met de vraag om bijvoorbeeld een goede moslim te zijn of een goede Armeniër of een respectvolle Catalaan. Ik heb mensen altijd aangesproken om een goede burger te zijn en met andere woorden de regels van onze samenleving te respecteren. Ik vind dat je als overheid maar op één manier kunt communiceren met je burgers en dat is dat je ze aanspreekt als lid van deze samenleving en dus onderworpen aan de spelregels van deze samenleving. Er is geen andere manier om mensen daarop aan te spreken.
U weet natuurlijk wel – en daar hebt u wel een punt, want er zit een kleine nuance in – dat je mensen moet zoeken die een zekere impact hebben op die persoon. Ideaal is natuurlijk dat je als overheid, als gezagsfiguur, als lokale verantwoordelijke impact hebt op die mensen, en dat is ook vaak het geval. Voor mij is het toch heel belangrijk dat we daarin een consequente lijn blijven volgen, dat we mensen, ook nieuwkomers in onze samenleving, heel duidelijk maken dat we hen niet aanspreken op een welbepaalde manier, want dat is een pad waar je op komt en waarvan je niet meer weet hoe je eraf geraakt. Eenmaal je die weg inslaat, ben je ook de gevangene van dat concept. Ik wil daaruit blijven.
Ik wil mensen aanspreken als burger, als deel van de Vlaamse samenleving en ik kan aan mensen die deel zijn van de Vlaamse samenleving, uitdrukkelijk vragen om de spelregels van de Vlaamse samenleving te respecteren. Dat zijn die grondwaarden. Dat is respect voor vrije meningsuiting, respect voor diversiteit, respect voor meningsverschillen, begrijpen dat, als je van mening verschilt, je geen geweld moet gebruiken, dat je niet moet intimideren, dat je geen haatboodschappen moet verspreiden, maar dat je tegelijkertijd wel het recht hebt om over bepaalde conflicten buiten Vlaanderen en buiten België ook een mening te hebben, die mening te uiten, die mening te verdedigen en te argumenteren. Dat is de lijn die ik daarin probeer te volgen. In de cursus maatschappelijke oriëntatie is het inderdaad belangrijk om dat heel nadrukkelijk en heel goed duidelijk te maken. Dat in algemene termen.
In het concrete geval denk ik dat de positie die de burgemeester van Antwerpen heeft ingenomen ten aanzien van dat incident, en die trouwens ook door Unia is ingenomen, de juiste is.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik had in het begin van mijn vraag gesteld dat er inderdaad verschillende regionale en nationale gebeurtenissen zijn en zaken die mensen met zich meedragen, dat mensen zich daarmee verwant voelen en zich daarbij betrokken voelen, maar dat wil niet zeggen dat je die vijandigheid hier op dezelfde manier moet gaan uitwerken, die animositeit tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Dat heb ik wel degelijk op die manier gebracht. Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat die zaken aangekaart kunnen worden tijdens de lessen maatschappelijke oriëntering en dat er geen taboes over bestaan, want het is niet altijd gemakkelijk voor de mensen die die cursussen geven om daar verder mee aan de slag te gaan. Maar ik denk wel dat het een van de zaken is die ze moeten doen: dat bespreekbaar maken en, zoals u zegt, onze waarden en normen, ons groot respect voor het individu en dergelijke meer, duidelijk maken.
Een conflict snijdt in het geheugen van mensen. Dat dragen mensen met zich mee. Dat verandert misschien ook de blik van de mensen op de wereld. En er zijn nu eenmaal ook heel wat nieuwkomers die net door een conflict naar hier komen. Het is de zaak om dat alles te overstijgen en soms kan je dat niet alleen, soms moeten ze daar inderdaad via zulke cursussen op gewezen worden. Op die manier moeten we proberen om de ander niet als een vijand of bedreiging te zien. Zult u in het kader van uw plan Samenleving ook zoeken naar bijkomende inspanningen om sociale gevoeligheden weg te werken of bepaalde groepen dichter bij elkaar te laten brengen en specifieke spanningen tussen nieuwkomersgroepen weg te werken?
Minister, u weet wellicht ook dat mijn collega Michael Freilich enorm met dat incident begaan was. Hij stelde voor om bijvoorbeeld een gezamenlijk video-initiatief tussen de verschillende gemeenschappen te gaan brengen. Wat denkt u over dit soort initiatieven?
De heer Van Rooy heeft het woord.
Ik moet zeggen: dank u, mevrouw De Vreese, dat u deze vraag stelt en deze kwestie in deze commissie brengt. Ik vind dat zeer goed en waardevol. Het zal u natuurlijk niet verbazen dat ik iets minder optimistisch ben dan u, als ik u zo bezig hoor, en zeker dan deze minister van Inburgering over dit soort zaken. Het is natuurlijk niet zomaar dat die Joodse wijk al decennialang – laten we dat toch niet vergeten – zwaar moet worden beveiligd. Sinds de terreuraanslagen lopen er daar militairen rond, maar ik herinner me dat ik als kleine jongen van 10 jaar naar de joodse school ging om mijn vader te bezoeken in de Lamorinièrestraat, die daar directeur was, dat de ramen daar geblindeerd waren, dat dat kogelvrij glas was en dat mijn rugzak werd gecontroleerd alvorens ik binnen mocht. Het is al decennia zo dat de Joden in onze samenleving in hun wijk, in hun school, in hun synagoge – herinner u ook de bomaanslag – gewoon bedreigd zijn door het beleid van massa-immigratie dat moslimfundamentalisten massaal in deze samenleving en ook in Antwerpen injecteert en waar natuurlijk die twee Palestijnse idioten die daar de Joden wat gingen intimideren en lastigvallen, maar een detail in zijn. Want de echte dreiging zit natuurlijk bij de jihadisten en bij potentiële geweldplegers uit de Palestijns-islamitische gemeenschap. En daardoor – jawel, ik ken de Joodse gemeenschap heel goed, al vele jaren en al decennia zelfs – verlaten altijd maar meer Joden Antwerpen. Ze verlaten ons land en gaan naar New York, naar Israël, omdat ze zich hier altijd maar minder thuis voelen en altijd maar meer voelen alsof ze in een geïslamiseerde samenleving leven waar ze constant onder een soort van dreiging of bedreiging moeten leven.
En dan hoor ik hier dat de positie die Unia en De Wever hebben ingenomen, de juiste is. Ja goed, wat brengt dat allemaal bij? Dat brengt natuurlijk allemaal niets bij. Posities innemen, dat kunnen we allemaal. We nemen allemaal positie in. Mijn vraag is: hoe denkt u dat ooit op te lossen, dat de Joodse wijken opnieuw veilig en vrij zijn voor de Joden en dat al die beveiliging niet meer nodig is? Als u daarop kunt antwoorden, dan is dat voorpaginanieuws voor de kranten.
De heer Tommelein heeft het woord.
Tweede poging.
Zoals ik zei, worden de cursussen nu afgestemd op de behoeften van de cursisten en de inhoud kan aangepast worden aan de vragen. De leraar zal daar dus op kunnen inspelen als dat nodig is. Het is toch helemaal de taak niet van het Agentschap Integratie en Inburgering om te gaan samenwerken met influencers. Het is aan de lokale overheden en aan de lokale politie om als bemiddelaar op te treden tussen die bevolkingsgroepen als er spanningen zijn. Het is de taak van het agentschap om dergelijke cursussen maatschappelijke oriëntatie te geven, waarbij onze waarden en normen worden aangeleverd. Bent u het ermee eens dat het de taak is van de lokale overheden en van de politie, minister?
De laatste is bijna een ja-neevraag.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw De Vreese, mocht ik in mijn eerste antwoord het beeld opgehangen hebben dat we een groot meningsverschil over deze zaak hebben, dan wil ik dat zeker corrigeren. Uit uw vraagstelling op mijn eerste antwoord en uit uw tweede reactie stel ik vast dat we op dezelfde golflengte zitten en het debat vanuit hetzelfde perspectief bekijken, dat we begrijpen dat er mensen zijn die affiniteiten hebben met het buitenland, om verschillende redenen, maar dat we in ons land natuurlijk niet kunnen aanvaarden dat buitenlandse gewelddadige conflicten geïmporteerd worden naar ons land in dezelfde gewelddadige context of op een gelijkaardige en gewelddadige manier. Dat is onaanvaardbaar.
Men kan hier discussiëren over problemen, men kan van mening verschillen, zoals wij dat in het parlement doen. Maar dat moet steeds gebeuren binnen de contouren van onze samenleving en, als het enigszins mogelijk is, met een minimum aan respect voor elkaar. Dat is dus een eerste beschouwing.
Mijnheer Van Rooy, u zegt dat die Joodse mensen dat al tientallen jaren meemaken. Ik denk, mijnheer Van Rooy, dat die Joodse mensen dat al eeuwen meemaken. Het Jodendom is al eeuwen het slachtoffer van vervolging, op alle mogelijke manieren. De geschiedenis van het Joodse volk is een tragedie. Joodse mensen worden steeds opnieuw geconfronteerd met haat, met geweld, met uitsluiting, met wij-zijdenken. Daardoor zijn ze ook een spiegel voor de humaniteit van een samenleving. Een samenleving waar Joodse mensen op een normale manier kunnen functioneren, zonder zich bedreigd te voelen, is de graadmeter van hoe humaan wij omgaan met mensen die net iets anders zijn dan wijzelf.
Als u mij vraagt wat de wonderoplossing is ten aanzien van die eeuwenoude problematiek, dan vraagt u van mij heel veel. Als dat het criterium is waaraan u het beleid van een minister in de Vlaamse Regering gaat afmeten, hoe hij ervoor kan zorgen dat de problemen waarmee Joodse mensen worden geconfronteerd kunnen worden weggewerkt, dan vraagt u heel veel. Ik weet alleen dat het antwoord bestaat in de mate dat we ons niet bezondigen aan groepsdenken. In de mate dat we mensen niet stigmatiseren om hun afkomst of geloofsovertuiging. In de mate dat we individuen niet verantwoordelijk maken voor wat andere mensen die toevallig tot dezelfde groep behoren, fout doen. In de mate dat we het wij-zijdenken zoveel mogelijk vermijden en vooral zoeken naar wat ons bindt. Dat zijn belangrijke randvoorwaarden om te komen tot een samenleving waar diversiteit – in dit geval diversiteit vanuit het Jodendom, maar het kan ook diversiteit vanuit andere hoeken zijn – niet als iets vreemds of bedreigends wordt ervaren, maar als iets wat onderdeel is van de samenleving waar wij ook toe behoren. Dat is mijn overtuiging. Daarin verschillen wij nogal fundamenteel van mening.
Ik vind dat in onze samenleving kritiek op de staat Israël moet kunnen. Dat is een onderdeel van het recht op vrije meningsuiting. Mensen moeten de politiek van de staat Israël kunnen bekritiseren: hoe Israël handelt en ageert, welke standpunten het inneemt, hoe het zich opstelt in het Midden-Oosten. Dat is het recht van iedereen. Dat heeft niets met antisemitisme te maken. Maar vanaf het moment dat men willekeurige Joodse mensen gaat aanvallen of intimideren in de publieke ruimte of elders omdat men een probleem heeft met de staat Israël, dan is dat voor mij niet meer of niet minder dan antisemitisme. Dat is onaanvaardbaar. Dat is niet alleen geweld plegen, dat is niet alleen intimideren, maar er is voor mij een bezwarende context: dat is antisemitisch gedrag. Dat kunnen wij niet aanvaarden. Daarom zeg ik dat de positie die burgemeester De Wever heeft ingenomen de juiste is. Wanneer je zegt dat je een probleem hebt met de politiek van de staat Israël en dat je daarom het recht hebt om mensen die er joods uitzien in Antwerpen of waar dan ook in de wereld te ‘agresseren’, dan ben je een antisemiet. Dat is onaanvaardbaar.
Mevrouw De Vreese, we zijn het over veel eens, maar over één ding zijn we het oneens – dat mag ook af en toe –, of we zitten daar toch op een ander spoor. De suggestie van de heer Freilich om gemeenschappen bij elkaar te brengen, hoe goedbedoeld ook, is niet het uitgangspunt van mijn beleid. Ik wil daar consequent in zijn. Ik vind niet dat we een samenleving kunnen opbouwen op basis van gemeenschapsdenken. Ik wil wel een gemeenschap worden, maar ik wil niet dat Vlaanderen een eiland is van etnisch-culturele clubs. Als wij met de Vlaamse Regering zeggen dat wij weg willen van een integratiebeleid dat gebaseerd is op een etnisch-cultureel verenigingsleven omdat dat niet meer past bij het Vlaanderen van vandaag, omdat je mensen niet kunt opsluiten in etnisch-culturele clubs, omdat mensen op verschillende manieren hun identiteit beleven, denk ik dat een gesprek van gemeenschap tot gemeenschap, hoe goedbedoeld ook – want ik begrijp de symbolische waarde daarvan en hoe mooi dat op een zeker moment kan zijn – op het terrein heel weinig verandert.
We moeten spreken met burgers, met individuele mensen. We moeten de mensen van goede wil, de mensen die wel de spelregels respecteren, motiveren en empoweren om recht te staan en in hun omgeving medeverdediger te zijn van de samenleving die wij willen. We moeten diegenen die in de fout gaan, daarop aanspreken. Wij moeten hen veroordelen en sanctioneren als zij dingen doen die niet aanvaardbaar zijn. Dat is voor mij het uitgangspunt van een beleid dat kijkt naar Vlaanderen als een samenleving van burgers, niet als een groep of club of een soort van archipel van etnisch-culturele eilanden. Dat laatste wil ik niet. In heel die filosofie is dat voor mij iets fundamenteels.
Ik heb in mijn stad na de bomaanslagen meegemaakt dat de aartsbisschop, de imam en de rabbijn samenkwamen om duidelijk te maken dat God of Allah of Jahweh de vrede voorstaat en dat we elkaar moeten begrijpen. Dat zijn mooie, symbolische momenten, maar ik heb nooit geloofd dat dat echt iets wezenlijks verandert in de samenleving. Ik vind dat die momenten er mogen zijn. Ik heb daar geen bezwaar tegen. Hoe meer van die momenten, hoe liever. Maar om echt iets te veranderen, moeten we iets anders doen. Dan moeten we duidelijk maken dat die twee mannen die dat gedaan hebben, in de fout zijn gegaan. We moeten een duidelijk onderscheid maken tussen die twee mensen die in de fout zijn gegaan en alle anderen, die misschien ook uit Palestina komen of dezelfde Palestijnse achtergrond hebben, die in de stad goed functioneren. Daardoor creëer je de juiste mentale ruimte voor al die anderen die wel goed functioneren, om recht te staan en mee te protesteren. Dat kan de sociale druk vergroten om dat gedrag niet te vertonen. Dat is de filosofie, hoe ik denk dat je in een samenleving dergelijke spanningen kunt ontmijnen.
De dag dat je gaat praten met bijvoorbeeld een Armeense en een Turkse gemeenschap om hen dichter bij elkaar te brengen, gaat dat nooit lukken. De dag dat je gaat praten met Jan en Mieke, Jan de Armeniër en Mieke de Turkse, kan je, in het dagelijkse leven, wel een verschil maken. Dat is mijn benadering van hoe je in een samenleving moet functioneren: mensen als een individu met een gelaagde identiteit beschouwen en hen aanspreken op die ene identiteit die echt wezenlijk is in Vlaanderen: hun burgerschap van de Vlaamse samenleving, hun burgerschap van onze samenleving. Je moet hen daarop aanspreken. Je moet hen daarin aanmoedigen en corrigeren. Er is geen enkele andere grond.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Het gaat hier natuurlijk wel over twee heel specifieke individuen, minister. Het gaat over twee heel specifieke influencers, die heel veel volgers hebben. Het gaat over die twee mensen. Het gaat niet over al de rest, het gaat over die twee personen.
Ik heb niet beweerd dat we ons moeten terugplooien op etnisch-culturele uitgangspunten om mensen op die manier in een grote groep te clusteren. Ik heb altijd gezegd dat we een grote Vlaamse samenleving zijn. Ook die twee influencers moeten daar deel van kunnen uitmaken. Dan kan met hen de dialoog worden aangegaan. Zeker en vast omdat net die twee mensen samen met Atlas skatecursussen geven aan jongeren en dus wel degelijk een rolmodel willen zijn in onze samenleving. Het is zeer belangrijk dat we die mensen wijzen op de fouten die ze hebben gemaakt. We moeten hun de kans geven om daarover te reflecteren. In onze cursussen moet daar de nodige aandacht aan besteed worden. Wij willen een gemeenschappelijke samenleving in Vlaanderen. Vlaanderen is inderdaad niet Gaza of Syrië, maar de mensen kunnen zich wel daarmee en met die problematiek verbonden voelen. Vlaanderen is Vlaanderen, minister. We moeten dus ook respect hebben voor het individu, zodat iedereen zich hier veilig kan voelen en geapprecieerd kan worden voor de manier waarop hij of zij is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.