Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, secundaire scholen zijn ertoe gehouden om, indien ze bepaalde studierichtingen – ‘structuuronderdelen’ in het jargon – willen aanbieden, een aanvraag in te dienen bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) tegen uiterlijk 30 november van het schooljaar voordien. Daarbij moeten ook het protocol van de personeelsonderhandelingen en, indien de school tot een scholengemeenschap behoort, het uittreksel van het proces verbaal van de scholengemeenschap, mee ingediend worden. Deze dossiers worden beoordeeld door de inspectie, AGODI en de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en worden dan voor beslissing aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Klassiek valt de beslissing zo rond de paasvakantie.
Specifiek met de modernisering van het secundair onderwijs, die nu de tweede graad bereikt, kunnen scholen ook studierichtingen concorderen of omzetten. Scholen zijn heel actief bezig met na te gaan hoe ze hun studieaanbod voor de tweede graad zullen uitrollen, dus het mag verwacht worden dat naast heel wat concordanties er ook heel wat aanvraagdossiers te behandelen zijn. Ook voor ouders en leerlingen is het belangrijk snel zicht te krijgen op welke richtingen allemaal mogelijk zullen zijn.
Minister, kunt u de timing aangeven van de afhandeling van de programmatieaanvragen secundair onderwijs? Bent u bereid om hier de kortst mogelijke timing te hanteren, zodat scholen snel duidelijkheid hebben en dus meer tijd om zich grondig voor te bereiden op het komende schooljaar? Gezien de modernisering en het feit dat scholen ook richtingen kunnen concorderen: kunt u aangeven hoe AGODI de beoordelingscriteria zal operationaliseren zodat scholen alle kansen krijgen om hun eigen gewenste schoolmodel te realiseren zonder uiteraard de planning van een rationeel onderwijsaanbod uit het oog te verliezen?
Minister Weyts heeft het woord.
De Vlaamse Regering moet uiterlijk tegen 31 maart 2021 een beslissing nemen over de ingediende programmatieaanvragen. De termijn van 31 maart is een decretale termijn, een vervaltermijn. Heeft de Vlaamse Regering tegen die datum geen beslissing genomen, dan worden de ingediende aanvragen geacht goedgekeurd te zijn. Dat is een soort lex silentio.
Rekening houdende met het zeer grote aantal aanvragen zal dit wel wat tijd in beslag nemen. Ik geef u de cijfers mee die we hebben binnengekregen. Voor het gewoon voltijds secundair onderwijs gaat het om 1456 niet-duale programmatieaanvragen en 488 duale programmatieaanvragen. Voor het buitengewoon onderwijs gaat het om 6 aanvragen voor het buitengewoon basisonderwijs, 16 aanvragen voor het buitengewoon secundair onderwijs voor een nieuwe school, een nieuw type of een nieuwe opleidingsvorm, 87 aanvragen voor niet-duale structuuronderdelen van opleidingsvorm 3 en 78 aanvragen voor duale structuuronderdelen van opleidingsvorm 3. Voor het deeltijds beroepsonderwijs gaat het om 3 aanvragen. Dat is een heel groot aantal dossiers. U moet weten dat die allemaal geadviseerd moeten worden door AGODI, de onderwijsinspectie, de Vlor en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Finaal moet de Vlaamse Regering ter zake een beslissing nemen, rekening houdend met de criteria en de adviezen. Elk adviesorgaan operationaliseert de verschillende beoordelingscriteria op zijn manier maar uiteindelijk moet de Vlaamse Regering zelf een beslissing nemen.
Alle adviesorganen zijn momenteel bezig met het verwerken van hun adviezen ten aanzien van de diverse ingediende dossiers. Ik heb natuurlijk nog geen concreet zicht op de wijze waarop de verschillende adviesorganen de beoordelingscriteria gaan concretiseren. In ieder geval spelen de verdere uitrol van de modernisering en het feit dat een programmatieaanvraag nu op het niveau van de vestigingsplaats moet worden bekeken, een rol. Dit kadert in het streven naar een rationeel onderwijsaanbod in het Vlaamse onderwijslandschap.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, de timing is gekend, maar ik trap een open deur in als ik stel dat het met de modernisering, de nieuwe eindtermen en de coronamaatregelen voor de scholen bijzonder ongewone tijden zijn. In normale omstandigheden is 31 maart een redelijke timing, maar dit zijn allesbehalve normale omstandigheden en we moeten hier alles aan doen. Ik weet dat dit de werkdruk verhoogt bij de andere diensten waarnaar al is verwezen. Zij moeten die massa dossiers behandelen, maar zij zullen dit begrijpen en ook doen. Ik hoop dat u er achter zult zitten om dit zo snel mogelijk te laten gebeuren, zodat de scholen verder kunnen.
Wat specifiek de beoordelingscriteria betreft, is het belangrijk erover te waken dat de criteria geen hypotheek op de keuze van het schoolmodel leggen. Mijn bijkomende vraag is of u dit in de mate van het mogelijke mee zult bewaken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Mijnheer Brouns, ik sluit me vooral aan omdat ik van u duidelijkheid wil krijgen. U zult dit dadelijk uitklaren. Ik denk niet dat het uw vraag is de termijn, tot 31 maart 2021, te verlaten. Ik zie u neen schudden. Dat is belangrijk, want ik wil nog eens onderstrepen dat de scholen tijd moeten hebben om zich te organiseren. We moeten ook kijken naar de ouders en de leerlingen die keuzes maken. De programmatie houdt in wat in een school kan worden gevolgd en bijgevolg ook wat niet kan worden gevolgd. Vanwege de coronacrisis zijn gewone opendeurdagen en schoolbezoeken niet mogelijk. De scholen proberen zich op een andere manier te organiseren.
Ik heb van een aantal scholen de vraag gekregen of die termijn niet opnieuw kan worden verschoven, want ze zijn nog bezig dit te bekijken. Ik denk niet dat dat een goede zaak zou zijn voor een school om zich te organiseren en ook niet om de ouders en de leerlingen tijdig te informeren over wat in die school kan worden gevolgd. Ik onderschrijf dan ook uw oproep. De diensten die adviezen moeten leveren, moeten hun best doen om die adviezen zo snel mogelijk te leveren. Ik denk dan aan de VLOR, de SERV, AGODI en de Vlaamse onderwijsinspectie. In de VLOR zijn het mensen van de scholen die de scholen adviseren. Ik meen dat de VLOR niet al te veel meer moet grasduinen, want ik hoor altijd dat de onderwijsvrijheid hier geen onbelangrijk onderdeel van is.
Minister Weyts heeft het woord.
We zullen ons uiterste best doen om die datum te respecteren, maar ik heb net geschetst wat een werkmassa dat is. Om finaal een beslissing te kunnen nemen, zijn we afhankelijk van de adviesorganen. We kunnen vragen dit zo snel mogelijk te laten vooruitgaan, maar ik hoop dat ze dit gedegen doen en niet zomaar de kraan opendraaien en alle mogelijke opleidingen laten passeren. Dat kan de bedoeling niet zijn. We zien opleidingen met heel creatieve benamingen passeren. De creatieve benamingen roepen zelfs meer vragen over de inhoud van de opleidingen op dan ze beantwoorden. We doen echt ons best, maar ik wilde even duidelijk maken wat de omvang is van de workload waar we tegen aankijken.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik denk dat we dezelfde bezorgdheden delen. Dit is nu echt een vraag die bij de basis leeft en die tot bij een Vlaams volksvertegenwoordiger komt die ze dan in de commissie op tafel legt. We hebben hier nu samen aandacht voor gevraagd. We kunnen niet meer doen dan bij de diensten die adviezen moeten verlenen nogmaals onder de aandacht te brengen dat dit zo snel mogelijk moet gebeuren. Dit moet uiteraard kritisch en met respect voor de rationalisatie van het onderwijsaanbod gebeuren, maar het moet ook gebeuren met oog voor de scholen die nu in een heel moeilijke periode zitten en die vragende partij zijn om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen, zodat ze zich goed kunnen voorbereiden op het volgend schooljaar.
De vraag om uitleg is afgehandeld.