Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, voor heel wat studenten uit het secundair en hoger onderwijs staat de blok- en examenperiode opnieuw voor de deur. Om goede studieresultaten te behalen, maar ook voor het mentale welzijn van de studenten, is een goede studieomgeving cruciaal. De afgelopen weken had ik heel wat contact met studenten en de vraag naar studieruimtes leeft heel sterk. Het is een thema dat ik nauw opvolg en dat ik ook al tijdens de eerste lockdown op tafel heb gelegd. Ik ben hier dus opnieuw.
De draaiboeken voor het hoger onderwijs geven universiteiten en hogescholen intussen de mogelijkheid om bij code rood – vanaf vandaag – in studieplaatsen te voorzien voor een beperkte groep van studenten. De meest kwetsbaren zullen hierbij als eersten de kans krijgen. Maar bij lokale besturen zijn de regels voor het organiseren van studieruimtes en examenruimtes ook onduidelijk. Ik zeg expliciet 'examenruimtes', want niet alleen studeren moet in goede omstandigheden gebeuren, ook het afleggen van online examens vereist een rustige omgeving met bijvoorbeeld voldoende sterk internet. Lokale besturen moeten daarom de mogelijkheid krijgen om ruimtes ter beschikking te stellen waar de meest kwetsbare studenten individueel hun online examen kunnen afleggen.
Belangrijk bij het organiseren van die studie- en examenruimtes is het aanbieden van een kader aan die lokale besturen. Op die manier kunnen we hen helpen en overtuigen om in de ruimtes te voorzien. Want als die lokale besturen die ruimtes niet organiseren of niet kunnen organiseren, vrezen we wel dat de studenten tijdens de blokperiode massaal naar de studentensteden zullen trekken. Want samen studeren is daar dan wel mogelijk. En die overvolle studentensteden moeten we uiteraard te allen tijde vermijden.
Minister, ziet u vandaag al mogelijkheden voor de lokale besturen om studieruimtes aan te bieden?
Kunt u perspectief bieden aan de lokale besturen en studenten? Hebt u zicht op de timing?
Zult u, eventueel samen met de collega’s, een kader uitwerken waarbinnen lokale besturen studie- en examenruimtes veilig kunnen aanbieden? Zo ja, welke voorwaarden staan hier dan in?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Warnez, bedankt voor uw vraag. Ik denk dat het ook een hele relevante en belangrijke vraag is. Het inrichten van studieruimtes door lokale besturen tijdens de coronacrisis is ook naar aanleiding van de vorige examenperiode, die van juni 2020, besproken tijdens onze commissie, meer bepaald die van 2 juni 2020.
De situatie vandaag is anders dan toen. We bevinden ons in een andere epidemiologische situatie. We zitten nu in alarmfase 4, een zeer hoge alertheid. Dat is een andere situatie dan in juni. We moeten dus heel omzichtig omspringen met het mogelijk maken van bijkomende activiteiten die het virus eventueel opnieuw een boost kunnen geven.
Langs de andere kant zijn december en januari traditioneel stevige blokmaanden voor scholieren en studenten. De coronacrisis bezorgt hun vaak heel wat extra stress. Ik heb zelf een studerende dochter en ik merk aan haar en haar collega’s dat dit voor studenten geen gemakkelijke context is om in te functioneren. Ze hebben al maandenlang amper sociale contacten, heel veel lessen vinden online plaats en veel studenten hebben bovendien niet de faciliteiten om degelijk thuis te studeren. Ze hebben niet altijd een eigen bureauruimte, niet altijd een eigen werkplek, ze hebben niet altijd een veilige internetverbinding en er is niet altijd een stille omgeving. We vinden diploma’s behalen en een succesvolle onderwijscarrière maatschappelijk heel belangrijk. Een deel van de oplossing zijn veilige en stille studeerplekken voor deze jongeren.
Het ministerieel besluit laat ruimte om allerlei vormen van onderwijsactiviteiten te organiseren, mits de condities worden vastgelegd in protocollen, en mits dit uiteraard steeds gebeurt binnen de bekende federale veiligheidsmaatregelen: afstand houden, mondmasker dragen, handhygiëne. We kennen ze.
In de maanden mei en juni is getoond dat het mogelijk is om dit op een veilige manier te organiseren. Heel wat onderwijsinstellingen en lokale besturen namen toen initiatieven met respect voor de algemene coronaprincipes. Kerken, bibliotheken en polyvalente zalen werden omgevormd tot stille studeerruimtes. We stellen ook vast dat binnen het hoger onderwijs en in enkele lokale besturen nu al initiatieven werden genomen voor de komende examenperiode. Een voorbeeld is Antwerpen. Daar kunnen studenten sinds vorige week op zestien unieke locaties terecht om te studeren.
We merken dat ook bij andere lokale besturen schroom bestaat, alsook veel vragen om meer duidelijkheid. Daarom heb ik met mijn collega-ministers Dalle en Weyts afgesproken om de lokale besturen expliciet duidelijkheid te geven over de mogelijkheden en richtlijnen. Omdat we denken dat het vastleggen van zo’n kader stimulerend kan werken om ook initiatieven te nemen. Als men een rechtszeker kader heeft, zullen lokale besturen meer overwegen om ook stappen te zetten tot het inrichten van zulke ruimtes.
De richtlijnen zijn gebaseerd op een advies van Celeval van juli 2020. Celeval bestaat vandaag niet meer, maar zijn adviezen zijn nog zinvol en geldig voor vandaag. Er is ook opnieuw afgestemd met virologen, onder andere met mevrouw Vlieghe. Zij hebben bevestigd dat deze richtlijnen ook nu nog van toepassing zijn. We gaan daarover vandaag ook communiceren met de lokale besturen. Ik heb gewacht op deze vraagstelling uit respect voor het parlement. Maar er is de voorbije dagen ernstig aan gewerkt en we gaan erover communiceren. Er is een goed samenspel tussen parlement en regering.
Of en hoe de gemeenten dat organiseren hoort toe aan de lokale autonomie. U weet dat ik heel veel vertrouwen heb in de lokale besturen, maar ik wil ze hier echt wel oproepen om, met de omzendbrief in de hand, werk te maken van voldoende stille en veilige studeerplekken voor onze jongeren uit zowel het middelbaar onderwijs als uit het hoger onderwijs. Op die manier kunnen wij ze helpen om succesvolle examens af te leggen en hun toekomst te vrijwaren.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik volg u, minister, waar u stelt dat de examen- en studieruimtes veilig moeten zijn. Het is ook goed dat u in modaliteiten voorziet en dat u samen met uw collega’s ook snel communiceert. Ik dank u daarvoor. Misschien is het ook een goed idee om good practices uit te wisselen. Studenten vertelden mij dat de rustpauzes soms gevaarlijk zijn en dat bepaalde steden daarom uitgestippelde wandelingen aanboden, zodat er al wandelend gepauzeerd kon worden in plaats van met zijn allen buiten samen te troepen. De modaliteiten waarvan u spreekt, interesseren mij erg. Kunt u daar nog wat dieper op ingaan? Gaat dat over een maximaal aantal per ruimte en een maximum aan vierkante meter? Zijn alle studenten dan welkom of gaat het alleen om een bepaalde doelgroep?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik ben blij dat de ministers Somers, Dalle en Weyts de afgelopen tijd overleg hebben gepleegd en dat het nu gefinaliseerd wordt. Jullie hebben al goed op voorhand gewerkt en collega Warnez had blijkbaar een glazen bol waarin hij zag dat dit eraankwam. Toch moeten wij, minister, een onderscheid maken tussen studieruimte en onderwijsactiviteiten. De kern ligt nog altijd op onderwijsactiviteiten. Maar als wij dergelijke infrastructuur ook openzetten voor onderwijsactiviteiten, zijn het dan de normen voor studieruimten die moeten gevolgd worden of deze voor onderwijsactiviteiten?
Een andere bijkomende vraag is of er bij dergelijke ruimten permanent toezicht moet zijn van een personeelslid van de gemeente om te garanderen dat de coronavoorschriften worden nageleefd en om de gebruikers wat te begeleiden daarin. Recent kreeg ik voorts een wat kritische vraag. Studenten mogen momenteel niet met velen samenzitten in een aula of in een klaslokaal van een instelling van hoger onderwijs. Maar ze zouden dan wel in een ruimte mogen samenzitten om te studeren. Als ze mogen samenzitten om te studeren, waarom zouden ze dan niet mogen samenzitten om onder dezelfde modaliteiten les te volgen?
Toch bedankt dat u dit mogelijk maakt en dat de nodige richtlijnen eenduidig zijn voor de lokale besturen. Die vraag naar eenduidigheid komt ook van de studenten, die een wirwar van allerlei maatregelen willen vermijden.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Het is goed dat dit er komt. Het maakt mij niet uit wie er het eerst op de hoogte was van wat er zou komen. Voor een aantal doelgroepen van de studentenpopulatie is dat heel nuttig. Ik denk dat het in dat opzicht ook niet helemaal te vergelijken is met de collectieve richtlijnen rond onderwijsverstrekking op dit moment, maar ik ben geen expert en zal het dus aan anderen overlaten om daar uitspraken over te doen.
Ik wil wel nog meegeven dat er de komende maanden een grote uitdaging ligt op het gebied van het mentale welzijn van studenten. Misschien is het wel goed om aan lokale besturen wat handvaten te geven voor manieren waarop ze daarrond wat hulp kunnen aanbieden, al is het bijvoorbeeld maar via affiches. Op die manier kunnen mensen die wat aan het worstelen zijn en toevallig terechtkomen op een collectieve studielocatie daar hun weg vinden en weten dat er hulp is voor hun problemen.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor alle vragen. Eerst en vooral denk ik: great minds think alike. Ik denk ook dat het logisch is dat men vanuit het parlement deze problematiek aanvoelt en er vragen over stelt. Maar het is even logisch dat men vanuit een regering, die daarover in juni zaken georganiseerd heeft en ook met die problematiek geconfronteerd wordt, daar ook over nadenkt. Ik zie dat niet als een competitiviteit, ik zie dat eerder als een complementariteit, het versterken van elkaar. Ik ben dus eigenlijk blij dat we op zulke momenten met elkaar kunnen samenwerken. De omzendbrief is al twee dagen klaar en de regering heeft afgesproken om te wachten met de verspreiding daarvan tot de heer Warnez zijn vraag hierover heeft kunnen stellen. Ik vind dat ook een vorm van respect voor het parlement. Mocht het veel hoogdringender geweest zijn, mijnheer Warnez, dan hadden we dat niet gedaan en dan weet ik dat u daar begrip voor gehad zou hebben.
Mijnheer Daniëls, heel concreet gaat het hier over studeerplekken, dus geen plekken waar onderwijs gegeven wordt, maar plekken waar in stilte gestudeerd kan worden, als alternatief voor jongeren die thuis die mogelijkheden niet hebben. Sommige jongeren hebben soms ook nood aan de sociale druk van de stilteruimte om de iPhone en andere zaken opzij te leggen. Dat vind ik een grote omwenteling in vergelijking met mijn jeugdjaren: wij studeerden alleen en speelden samen. Nu speelt men alleen op computers en studeert men samen. Dat is dus een beetje het omgekeerde van wat we vandaag zien.
Wat doen we heel concreet in die omzendbrief? We geven duidelijke richtlijnen. We stellen een maximale capaciteit in van veertig studenten. We laten maar een student toe per vierkante meter. Iedereen moet minstens 2,5 meter afstand houden. Uiteraard gelden alle hygiënemaatregelen zoals het dragen van mondmaskers. We dringen aan op een inschrijvingssysteem, weliswaar op maat, waarbij jongeren zich registreren. We willen de drempel voor studenten ook zo laag mogelijk houden. Dat maken we ook wel duidelijk. We willen een aanwezigheidsregister. Er moeten inderdaad een of meerdere personen zijn om toezicht te houden. We suggereren daarvoor, mijnheer Vaneeckhout, iemand die pedagogische ondersteuning kan bieden en jongeren met vragen verder kan helpen. (N.v.d.r.: Het kabinet van minister Somers heeft gevraagd om volgende rechtzetting aan het verslag toe te voegen: "Door een vergissing slopen enkele fouten in dit onderdeel van het antwoord. De definitieve richtlijnen bevatten geen bepalingen over maximale capaciteit, aanwezigheidsregister en toezicht. In het lokaal moeten de scholieren, cursisten of studenten op minimum 1,5 meter afstand van elkaar studeren.")
Mijnheer Warnez, we vragen ook dat men duidelijk afspraken maakt over het gebruik van buitenruimte. U haalt de problematiek aan van het binnen wel gescheiden zitten, maar buiten toch bij elkaar zitten.
Ik vind het een heel degelijke omzendbrief, waar goed aan gewerkt is door de administraties en virologen, om gemeentebesturen de kans te geven en ook over de streep te trekken om dit te doen. Ik heb zelf vragen gekregen van een aantal gemeentebesturen, zelfs van mijn eigen stad, die dat vroeger georganiseerd hebben, maar nu twijfelden of het wel kon of mocht. Met deze omzendbrief openen we dus de deuren voor die gemeentebesturen die aarzelden. Ik heb respect voor diegenen die aarzelden, want we leven in een tijd waarin we inderdaad drie keer moeten nadenken voor we iets organiseren. We maken het nu mogelijk om het te doen, op een volgens mij ordentelijke en goede manier.
Mijnheer Daniëls, u verwijst specifiek naar het lesgeven en onderwijs geven. U bent ook een van de deskundigen op dat vlak in het parlement. U kent beter dan ik de protocollen voor het onderwijs, die grondig uitgewerkt werden door collega Weyts. Het is evident dat die van toepassing zijn op alle plaatsen waar lesgegeven wordt. Maar hier spreken we heel specifiek over het creëren van capaciteit voor mensen om in stilte te kunnen studeren en zo hun diploma middelbaar onderwijs of hoger onderwijs te behalen.
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, mag ik kort iets toevoegen aan het debat?
Omdat u vandaag zo braaf geweest bent, en als het iets positiefs is, wil ik dat toestaan, mijnheer De Loor.
Ik ben blij dat mijn reputatie mij voorafgaat.
Minister, ik zou het volgende willen toevoegen aan het debat. U zegt dat de omzendbrief klaar is, maar houdt u er ook rekening mee dat sommige gemeenten samenwerken met privéactoren en privéinstanties? Wie is er dan verantwoordelijk zodat alle regels gerespecteerd worden en dat het coronaproof verloopt? In mijn stad werd er in het verleden samengewerkt met een begrafenisonderneming, waar men in een aula kon studeren. Waar ligt dan de eindverantwoordelijkheid?
Minister Somers heet het woord.
De eindverantwoordelijkheid ligt altijd bij het lokale bestuur.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik wil de minister bedanken voor zijn antwoord, en in het bijzonder voor zijn manier van samenwerken. Ik ben er echt van overtuigd dat er in deze commissie al een aantal zaken naar voren zijn gekomen die we samen met u en de regering kunnen realiseren. Dat komt door het samenspel in deze commissie. Ik wilde dat toch even uitdrukkelijk zeggen.
Ik ben in deze zaak vooral blij dat we oog hebben voor het welzijn van de studenten en dat we nu met z’n allen de lokale besturen oproepen om die gezamenlijke studie- en examenruimtes aan te bieden. Ik dank u en ik dank uiteraard ook minister Weyts en minister Dalle om dit mogelijk te maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.