Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, via een schriftelijke vraag eind september deed ik navraag naar het aantal studenten die een gespecialiseerde opleiding of een banaba (bachelor na bachelor) in het onderwijs volgen. De evolutie van het aantal studenten in de banaba Buitengewoon Onderwijs is toch wel zorgwekkend. Concreet merken we een daling met 42 procent als we het academiejaar 2011-2012, toen er 840 studenten waren, vergelijken met het academiejaar 2019-2020, toen er 493 studenten waren. Die cijfers staan in schril contrast met de vraag naar sterke leerkrachten in het buitengewoon onderwijs enerzijds en de opmerkingen over de kwaliteit van ons buitengewoon onderwijs die de inspectie in de meest recente Onderwijsspiegel meegaf, anderzijds. In de Onderwijsspiegel 2015 werd trouwens ook een beschouwing over het buitengewoon onderwijs opgenomen: de situatie toen was duidelijk rooskleuriger. De banaba opleiding Zorgverbreding en Remediërend Leren was tot voor enkele jaren wel redelijk succesvol, maar ook daar zien we sinds 2017 een scherpe daling van het aantal studenten. De daling bedraagt daar 33 procent, van 737 studenten in 2017 naar 498 studenten in het academiejaar 2019-2020. Uit de vraag naar het aantal leerkrachten met een banaba diploma die nu tewerkgesteld zijn in het gewoon en het buitengewoon onderwijs, leerden we dan weer dat de daling tegenover vier jaar geleden immens is. In het buitengewoon basisonderwijs, bijvoorbeeld, spreken we over een daling met maar liefst 32,98 procent. In het buitengewoon secundair onderwijs is er een daling van 12,18 procent. Waar we vijf jaar geleden meer dan 50 procent leerkrachten in het buitengewoon basisonderwijs met een banaba diploma tewerkstelden, is dat anno 2020 nog slechts 19,66 procent, een evolutie van een op de twee naar een op de vijf.
Deze vervolgopleidingen lijken me dus onder duidelijke druk te staan. Dalende inschrijfcijfers in combinatie met een 50 procent financiering zouden wel eens de doodsteek kunnen betekenen voor de kleinere opleidingen, maar op termijn ook voor deze opleidingen tout court. De afgelopen jaren werd de opleiding Buitengewoon Onderwijs aan vier hogescholen stopgezet, en recent stopte een hogeschool met de opleiding Zorgverbreding en Remediërend Leren. Gelet op hun unieke insteek en grote expertise zou dat een aderlating zijn voor ons gelijkekansenbeleid en inclusief streefdoel enerzijds, maar anderzijds zou het ook een verlies aan kansen betekenen om de vlakke loopbaan van leerkrachten te doorbreken. Ook in de ‘white paper’ van de Vlaamse Hogescholenraad (VLOHRA) over de lerarenopleiding wordt de nadruk gelegd op de grote meerwaarde van de banaba’s als het gaat over professionalisering.
Minister, erkent u het belang van vervolgopleidingen zoals banaba’s in het onderwijs om te werken aan kwaliteitsvol onderwijs en het doorbreken van de vlakke loopbaan van leerkrachten? In welke langetermijnaanpak voorziet u om deze neerwaartse spiraal van het aantal inschrijvingen voor gespecialiseerde opleidingen om te buigen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat we met zijn allen natuurlijk wel het belang van vervolgopleidingen zoals die banaba’s in het onderwijs erkennen, en de meerwaarde ervan voor de loopbaan van leraren. Ik denk dat we nood hebben aan een sterk professioneel continuüm, en dat is trouwens niet alleen zo in het onderwijs. We proberen werk te maken van die leercultuur in heel Vlaanderen en in alle beroepsdomeinen.
Wat onderwijs betreft: dit begint natuurlijk bij een sterke lerarenopleiding, met daarna een betere aanvangsbegeleiding. We zijn de discussie aan het voeren om die aanvangsbegeleiding te versterken. Vervolgens moet er een loopbaanlange professionele ontwikkeling zijn. Daarin hebben vervolgopleidingen, zoals die banaba’s in het onderwijs, zeker een plaats. Ik geef toch ook wel even mee dat onderwijspersoneel dat een bijkomend getuigschrift of diploma bezit, in bepaalde gevallen recht heeft op een extra vergoeding. Dat is bijvoorbeeld ook het geval voor personeelsleden die de banaba Buitengewoon Onderwijs of de banaba Zorgverbreding en Remediërend Leren hebben afgerond. Die vergoeding noemt men een ‘niet-verworven salarisschaal’ en die wordt elke maand samen met het loon uitgekeerd. Daarmee tonen we als overheid toch ook dat we de inspanningen van die leraren waarderen en het belang van die gespecialiseerde opleidingen erkennen, maar dus ook valideren.
Op lange termijn is het vooral belangrijk dat we de professionalisering van leraren blijven stimuleren en faciliteren. Dat is belangrijk in elke fase van de loopbaan en kan natuurlijk ook het aantal inschrijvingen voor gespecialiseerde opleidingen stimuleren. Ik werk nu samen met mijn administratie diverse acties en projecten uit. Er loopt momenteel een project met Europese steun waarbij het Departement Onderwijs en Vorming op een wetenschappelijk onderbouwde manier methodieken wil ontwikkelen waarmee scholen aanvangsbegeleiding op een meer structurele manier kunnen verankeren in hun werking en personeelsbeleid. Daarnaast neemt het departement ook deel aan een internationale vergelijkende studie van de OESO, die als titel ‘Professional Learning for Quality Teaching’ heeft. Daarin analyseert men het beleid inzake de professionele ontwikkeling van leraren over het volledige professionele continuüm.
Ook hebben we in het regeerakkoord de doelstelling opgenomen om veel meer naar een leercultuur te gaan. Ik heb daar daarstraks op gealludeerd. We willen zelfs van in het secundair onderwijs die notie, die ingesteldheid bijbrengen dat, wanneer men de schooldeur achter zich dichtgooit, dat geen eindpunt mag zijn. Er moet veel meer permanente bij- en nascholing zijn. Net daarom heb ik met minister Crevits verleden week het startschot gegeven aan het platform levenslang leren, waarmee we proberen die notie echt ingang te doen vinden. We hebben daarbij heel breed gemobiliseerd, net met de bedoeling ervoor te zorgen dat er inzake alle beroepscategorieën in heel Vlaanderen, van het secundair onderwijs tot het hoger onderwijs, en vooral in het professionele leven, dus ook bij leerkrachten, permanent aandacht is voor het aanbod op het vlak van levenslang leren.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Mijn vraag bevat een aantal zaken. U had het over de leercultuur. Ik maakte er de professionalisering van leraren van. Er is inderdaad een link met de leercultuur, maar ook met het lerarentekort en de kwaliteit van ons onderwijs. Dit behelst eigenlijk alle zaken waar ik persoonlijk wakker van lig, als ik eerlijk ben.
U spitst zich wat toe op aanvangsbegeleiding, maar hier wil ik echt ingaan op wat de banaba’s specifiek bieden. U haalde het aan: voor sommige banaba opleidingen kun je als leerkracht ook extra verloning krijgen, maar niet voor alle banaba’s. Acht u het mogelijk om dat uit te breiden?
Ik denk dat het ook nodig is dat wie in het onderwijs staat, ook de mogelijkheid moet krijgen om dergelijke banaba’s te volgen, en daartoe wordt gestimuleerd. Hoe kan men dat vormgeven?
Verder is er de financiering van de banaba’s zelf. Ik verneem immers dat die toch ook wel onder druk staat, dat hogescholen net die banaba’s onvoldoende gefinancierd zien om die te kunnen volhouden en voortzetten.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. De problematiek of thematiek van de banaba’s is heel nijpend aan het worden. Ik stel vast dat bepaalde banaba’s het inderdaad minder goed doen, maar zou dat te maken kunnen hebben met het feit dat er voor banaba’s geen studiebeurs is? Ik stel immers vast dat heel wat studenten daaraan willen beginnen na hun basisopleiding. Het lijkt me ook heel logisch om dat zo te doen. Ook is er geen korting op het inschrijvingsgeld, terwijl dat in sommige gevallen vrij fors is. Zijn er misschien opties om daarop in te grijpen? Ik begrijp natuurlijk dat het bepalen van het inschrijvingsgeld voor een stuk de verantwoordelijkheid van de instelling zelf is, maar de overheid kan wellicht wat bijdragen op dat vlak.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik wou toch nog even verder ingaan op deze vraag. Ik wil mijn stagiair bedanken, die hierover wat cijfers heeft opgezocht. Collega Vandromme, ik dacht ook ‘oei, zo’n sterke daling’, maar we hebben de cijfers eens bekeken inzake de banaba’s vanaf 2012.
We zien dan dat er in 2017-2018 een heel sterke stijging was voor Zorgverbreding en Remediërend Leren, met 737 studenten, maar dan daalde dat weer, naar 493, 498, 466, 590, 484 studenten, wat eigenlijk de aantallen zijn van de jaren ervoor. Wij denken dat de verklaring is dat toen het M-decreet net was gestart, dat een hele grote boost heeft gegeven om die banaba te doen. Dus om nu te zeggen dat er een heel sterke daling is? De twee uitschieters zijn 2012-2013 en 2017-2018. Als we die vergelijken met 2019-2020, dan is er inderdaad een daling met bijna 300 studenten, maar als we die buiten beschouwing laten, dan zien we toch dat dat enigszins stabiel is.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat het belangrijk is om onze leerkrachten aan te raden om ruime vorming te volgen en hen daartoe in staat te stellen. Ik zou er toch voor willen pleiten om wat dat betreft niet alleen naar banaba’s te kijken, want een banaba vraagt een hele grote tijdsinvestering van leerkrachten. Er zijn ook heel veel andere manieren van vorming en verrijking. Dat mensen die doen, moeten we ook blijven waarderen.
De minister zei dat zo’n bijkomend getuigschrift in bepaalde gevallen een extra vergoeding geeft. Dat vind ik toch ook niet onbelangrijk, maar ik vind wel dat leerkrachten zich goed moeten informeren voor ze met de opleiding starten, zodat ze weten in welk geval die opleiding hun ook een extra vergoeding geeft. Het lijkt me toch ook belangrijk dat er daarover geen miscommunicatie kan zijn.
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Vandromme, ik zou dat echt moeten bekijken. Die niet-verworven salarisschaal, dat is een beperkt bedrag, voor alle duidelijkheid. Ik denk dat dat een nettobedrag van rond de 25 euro per maand is, maar het is toch dat. Of we dat willen uitbreiden naar diverse andere banaba’s, dat zal natuurlijk afhangen van de bijdrage en het nut voor de onderwijskwaliteit.
U had nog twee andere vragen, maar door uw verbinding was een en ander soms onduidelijk. Kunt u die misschien herhalen?
Er was ook de vraag over de financiering van de banaba’s zelf. De hogescholen geven aan dat, om een banaba te organiseren, er eigenlijk maar een financiering voor 50 procent is. Een student daar telt eigenlijk maar voor 50 procent mee. Kan er ook worden gekeken naar die financiering?
Er is een noodzaak om zich tijdens de loopbaan te professionaliseren. Hoe kan men daaraan tegemoetkomen? Collega Daniëls geeft aan dat sommige mensen het echt wel lastig vinden om naast hun fulltimeopdracht nog een banaba te volgen. Als mensen echt wel op zoek zijn naar bijscholing, hoe kan men dat stimuleren?
Wat dat laatste betreft, moeten we inderdaad de mogelijkheden bekijken. Ik weet ook wel dat men soms denkt aan een vrijstelling van lestijd, maar dat moet je natuurlijk ook in relatie met de krapte qua leerkrachten bekijken.
Wat de financiering van banaba’s zelf betreft: we hebben het daarstraks al gehad over de vragen omtrent de financiering van opleidingen. Opnieuw, ik denk dat dat het voorwerp moet vormen van de ruimere discussie die we met de hogeronderwijsinstellingen moeten voeren. Wat dat betreft, ga ik nu niet voor mijn beurt spreken, want ik denk dat dat nog een meer gecompliceerde discussie dreigt te worden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega’s, ik zal aan de sint toch een koptelefoon moeten vragen als er zulke problemen zijn met het geluid.
We kunnen natuurlijk niet warm en koud tegelijk blazen. Aan de ene kant willen we aangeven dat de Vlamingen in het algemeen en leerkrachten in het bijzonder de leercultuur in hun genen hebben en het levenslang leren effectief willen toepassen. Mijnheer Daniëls, we moeten daarom dat maximum aantal studenten dat er ooit was, op een bepaald moment, nastreven. Als mensen de inspanning doen om een banaba te verwerven en levenslang te leren, om zich te professionaliseren, moeten ze een getuigschrift krijgen en daarvoor gewaardeerd worden, ook op een financiële manier als dat kan.
Minister, aan de kant van de leraren is er inderdaad een probleem als we mensen willen vrijstellen om zich te professionaliseren. Aan de andere kant zeggen de cijfers dat veel leerkrachten na vijf jaar het onderwijs vaarwelzeggen. Naar mijn aanvoelen komt dat vaak door die vlakke loopbaan, doordat men feitelijk geen perspectief heeft, doordat men zich niet kan professionaliseren. Dat is een deel van de oorzaak. Kunt u dat meenemen in de toekomst en het verdere beleid? De banaba’s en de vervolgopleiding lijken mij een belangrijk aspect.
De vraag om uitleg is afgehandeld.