Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het advies van de Raad van State inzake de eindtermen voor de tweede en derde graad secundair onderwijs
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, de eindtermen van de tweede en derde graad zitten, zoals iedereen weet, in een eindproces. Dat eindproces kent een heel lange geschiedenis, waarbij noch de minister, noch de regering, noch wij als parlementsleden aan de tafel zaten om die eindtermen te ontwikkelen.
Het is een van de dossiers waarbij het onderwijsveld, zijnde de koepels, leerkrachten, die ook mee aangestuurd zijn door koepels, het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS) en externe experten, rond de tafel is gaan zitten en daar een titanenwerk heeft verricht, in gigantisch veel werkgroepen. Daarbij wilden de vakexperten uiteraard, als believers van hun vak, alles erin. En ik denk dat dat een goede zaak is. Een vakexpert moet strijden voor zijn vak. Die moet strijden voor zijn wetenschapsdomein. Als die het al niet meer doet, wie dan wel nog? En langs de andere kant zijn er de leerkrachten, koepels en pedagogische begeleiding uit koepels, om te kijken of dat haalbaar, inschaalbaar, realiseerbaar en goed geformuleerd is, of daar de elementen in zitten, of die logisch opgebouwd zijn in het onderwijs.
Wij hadden als overheid – en dan spreek ik zowel over de regering, de minister, en ook de vorige minister want onder minister Crevits is het proces opgestart, als wij als parlement – ook geen hand in wie men afvaardigde vanuit de koepels. Men kon dat zelf doen.
Daar is toch wel een mooi werkstuk uit naar voren gekomen, een werkstuk om u tegen te zeggen, met als doel – want dat was natuurlijk de aanleiding, collega's – de onderwijskwaliteit van het Vlaamse onderwijs. Ik wil daar direct nog iets aan toevoegen, meer bepaald dat de scholen en de koepels jaren de vrijheid hebben gehad om de onderwijskwaliteit op te krikken. Dat was ook wel wat de aanleiding voor het feit dat die eindtermen heel lang niet zijn bijgestuurd. Die onderwijsvrijheid kon door de koepels ook gebruikt worden om op die onderwijskwaliteit, die we allemaal samen zagen dalen, en waar wij allemaal tussenkomsten over hebben gedaan in het parlement, in te grijpen.
Ik heb in de realiteit moeten vaststellen dat iedereen wel wat keek naar die eindtermen. Het leek me dan ook een goede zaak om daar, over alle koepels, experten en alles en iedereen heen, een gedragen iets uit te krijgen. Ik was dan ook oprecht blij om te horen dat er in de vroege zomer van 2020 eindelijk een akkoord was tussen alle onderwijsvertrekkers over hun eigen werkstuk. Dat was voor ons allemaal, zowel meerderheid als oppositie, een mooie gelegenheid. Iedereen, allemaal samen, is het erover eens: dit zijn de minimumdoelen in ons onderwijs, concreet, ambitieus, en daar kunnen we over alle koepels heen akkoord mee gaan. Leerkrachten en experten waren op dat moment zeer blij.
Maar dan plots, collega’s, doken er barsten op. En dat was voor mij toch wel een teleurstelling: een hoorzitting in ons parlement, met pamfletten en sloganeske taal, die ik soms alleen bij bepaalde partijen in de politiek zie verschijnen, maar niet verwacht in het kader van onderwijs. Ik was daar oprecht zeer misnoegd over, temeer omdat de mensen die dat kwamen brengen, deden alsof zij dat in hun postbus of hun mailbox hadden gevonden, opgestuurd door de Vlaamse Regering en de minister, wat helemaal niet zo was, want het ging eigenlijk over hun eigen werkstuk. Dat was toch een heel bizar schouwspel.
Daar komt dan bovenop – en dat is ook de aanleiding van mijn vraag, na deze korte schets van de geschiedenis – dat de Raad van State een advies heeft geschreven. Men geeft daarin een aantal zaken aan. Men duidt niet concreet aan wat het probleem is, maar men formuleert wel een soort van twijfel over de haalbaarheid van de nieuwe eindtermen. Dan denk ik: de koepels waren in sterke geledingen aanwezig, met een generalist en dergelijke meer, dus dat is daar afgetoetst. Ik begrijp dat de Raad van State zich daar geen meester over voelt, maar degenen die zich daar wel meester over voelden, zaten aan tafel en hebben gezegd dat het haalbaar is.
De twijfels zijn vooral gericht op de vraag of de omvang en de gedetailleerdheid van de eindtermen voldoende ruimte laten aan scholen en leerkrachten om het pedagogische project te realiseren. De Raad van State zegt niet dat dat niet kan; de Raad van State formuleert daar, in één alinea, zijn bedenkingen over.
Het is de bedoeling dat de eindtermen voor het derde middelbaar, het eerste leerjaar van de tweede graad, van start kunnen gaan op 1 september van het volgende schooljaar. Collega’s, ik wil ervoor pleiten dat we die lijn handhaven, want anders komen we terecht bij een generatie leerlingen … In een vraaggesprek had iemand het over een ‘verloren generatie’. Ik wil dat woord hier niet in de mond nemen, maar ik wil wel vermijden dat we kunnen zeggen dat de leerlingen van het jaar 2021 die leerlingen zijn die noch de oude, noch de nieuwe eindtermen hadden. Die hadden daar iets tussen. Dat is, denk ik, voor niemand goed. Daarbij wil ik uiteraard wel rekening houden met de lastige coronasituatie waarin we nu zitten. Dat vraagt veel van leerkrachten en van scholen.
In elk geval, collega’s, als we die eindtermen dan willen laten ingaan, hebben we nog een traject langs de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement voor de boeg, en ook nog langs de uitwerking van leerplannen en handboeken. Gelukkig zaten alle koepels in mei al rond de tafel. Ze hadden daar toen al akkoorden over en wisten toen al wat erin stond. Wij hebben goed begrepen dat zij niet stil zijn blijven zitten. Waarvoor mijn dank, dat ze dat proces in deze coronatijd hebben voortgezet.
Collega’s, als er niet wordt gereageerd op het advies van de Raad van State, is de kans groot dat er een procedure voor het Grondwettelijk Hof zal worden ingeleid. Dat lijkt mij geen goede zaak. Dan lopen we de kans dat die eindtermen vernietigd worden, als ze gewoon ongewijzigd verder gaan. Daardoor zullen de scholen met niets, met een grote leemte, achterblijven. Ik vrees dan dat sommige mensen hopen dat er een leemte ontstaat om dan in die leemte eigen doelen naar voren te kunnen brengen. Ik hoop het niet, ik wil zo cynisch niet zijn, ik denk ook niet dat het zo cynisch is. Maar ik geef het toch maar mee.
Minister, wat is uw reactie op die uitspraak van de Raad van State? Begrijpt u de twijfel over de haalbaarheid, zeker ook gezien het verloop dat ik net heb geschetst, maar ook gezien de ervaring die we reeds hebben met de eerste graad?
Welke stappen zult u ondernemen om die twijfel eventueel weg te nemen?
Dan heb ik nog een laatste, maar daarom niet onbelangrijke vraag. Ik weet niet in welke mate u er nu al enig zicht op kunt geven, maar welke mogelijkheden ziet u om de nieuwe eindtermen, die in de processen die werden gelopen met experten, koepels en leerkrachten werden goedgekeurd, toch nog te herbekijken en aan te passen, om tegemoet te komen aan de uitspraak van de Raad van State?
De heer Laeremans heeft het woord.
Collega Daniëls heeft al een heel deel geschetst. De Raad van State zegt dat “er ernstige twijfels rijzen of de omvang en de gedetailleerdheid van de (…) eindtermen en de onderwijsdoelen voor de onderwijsverstrekkers voldoende ruimte laten om de doelstellingen van het eigen pedagogische project te verwezenlijken.” Daarmee geeft de Raad van State eigenlijk bepaalde onderwijsverstrekkers gelijk in hun kritiek.
Tijdens de hoorzitting in de commissie Onderwijs met de vertegenwoordigers van de koepels en netten bleek aangaande dit onderwerp nog eens duidelijk dat zowel de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG) als het Overleg Kleine Onderwijsverstrekkers (OKO) en het Katholiek Onderwijs Vlaanderen (KOV) de nieuwe eindtermen niet zien zitten.
Ten eerste is er de kritiek dat er te veel eindtermen zijn en dat hiermee ook vooral de brede basisvorming in tso en bso te sterk wordt uitgebreid, zodat de tijd die gespendeerd kan worden aan richtingspecifieke inhouden en praktische vakken te veel ingekort wordt, zodanig dat het de kwaliteit van deze onderdelen ondermijnt.
De tweede kritiek is dat de eindtermen de vakinhoud en zelfs de manier van evalueren te gedetailleerd opstellen, in die mate dat de grondwettelijke pedagogische vrijheid van onderwijs in het gedrang zou komen.
In het publieke debat heeft directeur van het Katholiek Onderwijs, Lieven Boeve, zich al maanden opgeworpen als de voorman die strijdt voor het behoud van deze vrijheid en fel uithaalt tegen de eindtermen in hun huidige vorm. Ik ga mij niet uitspreken hoe wij dit allemaal beoordelen, maar dit is op dit ogenblik de stand van zaken. Met dit advies lijkt hij dus een slag thuis te halen.
Minister, hoe evalueert u deze uitspraken van de Raad van State en het commentaar van onder meer het Katholiek Onderwijs?
Welke gevolgen heeft dit advies voor de huidige voortgang van dit dossier en voor de implementatie van de nieuwe eindtermen?
Zal u opnieuw aan tafel zitten met alle onderwijsverstrekkers? Of gaat u enkel onderhandelen met diegenen die de nieuwe eindtermen niet zien zitten?
De implementatie van nieuwe eindtermen heeft heel wat gevolgen voor het werkveld. De onderwijsnetten maken op basis van deze eindtermen nieuwe leerplannen en leerplandoelstellingen, en nieuwe voorbeelduurroosters. De uitgeverijen moeten aangepaste leermiddelen maken. De directies moeten een concreet uurrooster opmaken en alles inpassen in hun onderwijsaanbod. De leerkrachten moeten met deze nieuwe eindtermen en leerplandoelstellingen aan de slag en zich voorbereiden, en zij moeten de inhoud van hun vak aanpassen. Minister, hoe zult u ervoor zorgen dat dit dossier tijdig wordt afgerond opdat de scholen en leerlingen vanaf september effectief met deze nieuwe set kunnen starten? Wat indien dit niet tijdig gebeurt, en alles met nog een schooljaar wordt uitgesteld? Dan moeten de leerlingen die in september in het derde jaar zitten en hun eerste graad al met de nieuwe eindtermen hebben afgerond, nog een jaar in de nieuwe structuur komen, maar plots met de oude eindtermen werken. Dan zit men dus met een gat in de leerlijn. Hoe gaat men dat gat proberen te voorkomen? De heer Boeve heeft gezegd dat men zal proberen daar een mouw aan te passen, maar ik neem aan dat dat niet zo evident is. Minister, ik zou graag van u horen hoe u tegen dat alles aankijkt.
Minister Weyts heeft het woord.
Onderschat die hele discussie over de eindtermen niet. Het is een ongelooflijk technische materie. Ik zie dat trouwens gereflecteerd in het advies van de Raad van State. Daar lees je bijvoorbeeld dat transversale en attitudinale eindtermen met elkaar worden vermengd, en dat men dus ook eindtermen vermengt die moeten nagestreefd worden en eindtermen die moeten gehaald worden.
Ik zie in dat advies van de Raad van State ook dat men uiteindelijk concludeert dat men niet kan concluderen. Men zegt geen finale conclusie te kunnen trekken door de techniciteit en de complexiteit, maar “er rijzen twijfels”. En die twijfels onderbouwt men dan vooral door, mijns inziens, te verwijzen naar een arrest van het Grondwettelijk Hof van 1996. Dat was een procedure in het kader van de Franse Gemeenschap. Men zegt dat er toen kritiek was in hoofde van het Grondwettelijk Hof op het feit dat die eindtermen te gedetailleerd en te omvangrijk waren. En nu liggen er veel meer eindtermen voor, en dus is er twijfel. Dat is natuurlijk appels met peren vergelijken, want dat arrest van 1996 ging over eindtermen in het basisonderwijs. Vanzelfsprekend zijn daar de eindtermen beperkter in aantal en omvang omdat je veel meer vakken en opleidingen hebt in het secundair onderwijs. Die kun je niet zomaar met elkaar vergelijken.
Een derde element dat ik nog ter overweging wil meegeven, is dat de Raad van State zich in zijn adviespraktijk ook heeft uitgesproken over de eindtermen voor de eerste graad, die ondertussen geïmplementeerd zijn. Daar is hetzelfde format gehanteerd, met zelfs nog een striktere koppeling tussen transversale en inhoudelijke eindtermen. Er zijn zelfs door de Vlaamse Regering nog bijkomende inhouden toegevoegd. Nochtans heeft toen de Raad van State positief geadviseerd: “De Raad van State (…) heeft bij het onderzoek van de onderwijsdoelen die in de bijlagen bij het voorontwerp zijn opgenomen, geen elementen ontwaard die erop zouden wijzen dat sommige van de vastgestelde einddoelen kennelijk van aard zouden zijn dat ermee de onderwijsvrijheid in het gedrang zou kunnen komen doordat de omschrijving ervan aan de scholen onvoldoende ruimte zou laten om een eigen pedagogisch project te kunnen ontwikkelen of dat het ter zake zou gaan om andere dan minimale doelstellingen.” Dit is toch opmerkelijk als je het vergelijkt met de situatie vandaag.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat ik altijd oog wil hebben voor de bekommernissen die de Raad van State formuleert – misschien wel wat laat, maar daar kun je over discussiëren – en die ook andere belangrijke betrokken partijen formuleren.
Het is echt mijn overtuiging dat we er met z’n allen werk van moeten maken om de lat hoger te leggen. Onze onderwijskwaliteit staat steeds meer onder druk. De overheid zorgt ervoor dat de budgetten en de investeringen die we doen in het onderwijs, gevoelig toenemen. Ik heb de discussie gehad over de begroting. Maar daartegenover staat dat we met z’n allen de plicht hebben om te voorzien in een goede onderwijskwaliteit. Dat is de grote bekommernis, en dat is de drive om te komen tot aangescherpte eindtermen.
Om maximaal tegemoet te komen aan de vraag naar voldoende ruimte binnen de beschikbare onderwijstijd om het eigen pedagogische project, inclusief de eigen doelstellingen, te realiseren, schuif ik aan tafel, zoals ik altijd doe, om te proberen om enkele voorstellen en ingrepen te doen die in alle richtingen van de tweede en derde graad zouden kunnen zorgen voor wat bijkomende ruimte. Ik heb hierover al samengezeten met de onderwijsverstrekkers, die ter zake natuurlijk wel sterk uiteenlopende standpunten hebben. Dat is in het onderwijsveld dikwijls het geval. Dat moet ons niet tegenhouden om opnieuw een poging te ondernemen om te zien in welke mate we de neuzen in dezelfde richting kunnen krijgen. Met alle koepels en nethoofden proberen wij te bekijken hoe we initiatieven kunnen nemen om onderwijstijd vrij te maken zonder de inhoudelijke ambitie die ik heb geformuleerd met betrekking tot de onderwijskwaliteit en de eindtermen uit te hollen.
Mijn ambitie is natuurlijk nog altijd om dit ontwerp van decreet nog voor het einde van het jaar in de schoot van de Vlaamse Regering goedgekeurd te krijgen. Ik denk dat dat belangrijk is voor alle scholen die op 1 september van volgend jaar met die nieuwe eindtermen aan de slag zouden moeten gaan.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik onderschrijf wat u zegt, en ook de manier waarop u het wilt aanpakken. U wilt overleg plegen, om het inderdaad te laten ingaan. Dat is de kern van de zaak.
Een aantal bekommernissen heb ik ook geuit in de hoorzitting. Ik kom zelf ook uit het tso en het bso. Ik heb er echt wel oren naar dat men zegt dat men in het tso en bso erin moet kunnen slagen, voor die leerlingenprofielen die kiezen voor tso en bso, want daar gaat het toch over: ze kiezen niet voor gigantische uitgebreide geschiedkundige analyses maar wel voor het feit dat ze genoeg praktijkopleidingen moeten kunnen hebben. In de gesprekken en in de verdere contacten die u hebt, minister, wil ik ervoor pleiten om dat mogelijk te maken. Maar dat is, voor alle duidelijkheid, geen verwijt aan uw adres, want u zat niet aan tafel bij de ontwikkeling, maar wel een oproep naar diegenen die aan die tafel zaten, om daar ook even in de eigen boezem te kijken en te stoppen met dergelijke pamfletten rond te sturen. Ik vrees dat daardoor momenteel de leerkrachten en directeurs ongerust en boos worden gemaakt over ‘de’ nieuwe eindtermen. Je moet die mensen nog terug met de voeten op de grond krijgen. Dat vind ik echt belangrijk. Ik maak mij er toch wel zorgen over dat men, zelfs als wij tot een akkoord zouden kunnen komen om nog een aantal aanpassingen te doen, nog altijd die eindtermen zou verwerpen op de vloer.
Ik heb nog een niet onbelangrijke vraag. Maakt het uit vanwaar een onderwijsdoel komt? Ik verklaar mij nader. Een onderwijsdoel, ontwikkeld in een commissie, met koepels, leerkrachten en experten en AHOVOKS, dat vervolgens wordt bekrachtigd door de regering en het parlement, beknot dat de onderwijsvrijheid? Of niet? Stel dat we dat doel eruit halen, en vervolgens wordt datzelfde doel in een leerplan gestoken waarvan de eigenaar zogezegd het pedagogisch project is, zou het dan opgelost zijn? Ik stel voor dat we, in het licht van de onderwijskwaliteit, dat debat niet gaan voeren.
Als we vaststellen dat het hoger onderwijs steen en been klaagt over de mate waarin beginnende studenten teksten kunnen verwerken, teksten kunnen schrijven, nevenschikkingen, onderschikkingen, de syntaxis, dat ze dat zelfs niet meer gehad hebben, dat dit de kansen om een diploma hoger onderwijs te behalen fnuikt, dan kunnen we zeggen dat we niet gaan ingrijpen op de onderwijsvrijheid. We hopen dat dat gebeurt. Wel, collega’s, we hopen al tien jaar dat het gebeurt in die onderwijsvrijheid. Samen met jullie allen heb ik vastgesteld dat dat niet is gebeurd. De PISA-resultaten dalen tien jaar op rij. De groep laagpresteerders stijgt, en de groep toppresteerders wordt kleiner.
En ja, helaas is het op een punt gekomen dat we als overheid ambitieuze eindtermen naar voren gaan moeten schuiven. Ik had het liever anders gezien. Ik wil dus mijn oproep doen dat, wanneer u ernaar kijkt met alle participanten rond de tafel, u op dat vlak echt kijkt naar wat er realistisch is.
Maar die pamflettaal die ik uit een bepaalde hoek zie komen – en ik noem dat echt plat populisme –, daarvan vraag ik mij echt af wat dat bijdraagt aan de stijging van de onderwijskwaliteit. Ik heb al die pamfletten gelezen, en ik vraag dan: waarover gaat het? Ik heb die vraag ook gesteld.
Minister, collega’s, ik wil iedereen hier, maar ook hierbuiten, oproepen om bezig te zijn met onderwijskwaliteit, en niet met macht, niet met ‘van wie komt het?’ Een eindterm schrappen om hem dan in een leerplan te steken? Dat is echt een belachelijke discussie.
Ik neem een concreet voorbeeld. As onze leerkrachten van bso, die goed geïnformeerd zijn en goed weten wat de verschillen zijn, zeggen dat Frans en Engels – twee talen – in bso lastig wordt, dan wil ik daar echt oren naar hebben. En dus wil ik daar de oproep doen om heel goed te luisteren, ook naar scholen en directies. Maar ik wil luisteren naar de inhoudelijke argumenten, en niet naar de opruiende argumenten. Want het doel is onderwijskwaliteit.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik stel vast dat de heer Daniëls de discussie al is begonnen, terwijl de commissievergadering over het hele werkstuk nog moet plaatsvinden. Dat is interessant, en we zullen daar op dat ogenblik wel ons gedacht over zeggen. Maar ik stel vast dat u toch geen hoge pet op hebt van het advies dat er gekomen is. Dat is blijkbaar helemaal niet helder. Dat is misschien door iemand anders opgesteld dan het advies van twee jaar geleden, want het ligt helemaal niet in dezelfde lijn.
Ik kan u voor 100 procent volgen wanneer u zegt dat we de lat hoger moeten leggen, omdat we daar ook hoge investeringen voor doen. Dat is absoluut zo. We hebben inderdaad het recht en de plicht om de eisen hoog genoeg te leggen. Maar je moet natuurlijk ook de kar niet overladen. De vraag is of dat niet een beetje is wat voorligt. Ik heb de hoge stapel eindtermen van de heer Daniëls toen gezien. Het is voor een stuk daarover dat het gaat, omdat er eigenlijk niet is gesnoeid in alles wat in die commissies is bijeengekomen. Daar zit een beetje het probleem.
De heer Boeve heeft dan aangegeven dat zij een poging willen doen om daarin te snoeien. Maar als dat eenzijdig gebeurt, moeten de anderen daar ook mee akkoord gaan. U zegt dat u dat voor het einde van het jaar zult doen, ik neem aan dat u het kalenderjaar bedoelt en niet het schooljaar? Dat is dan wel zeer krap aan het worden, want we zijn ondertussen al 3 december. Is dat echt niet te krap om nog tot een oplossing te komen? Is het niet beter dat we dat toch een klein beetje ruimte geven in plaats van het snel snel te doen? Kan dat dan niet beter in januari gebeuren? Ik weet niet hoe u dat juist ziet, maar mij lijkt dat toch wel enorm krap, tenzij men daar dagelijks mee bezig zou zijn, zoals men met de vaccins ook veel tijd heeft kunnen winnen. Ik weet niet of zulke krachttoeren hier ook voorgelegd kunnen worden. Daar ben ik een beetje bezorgd om.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, hoe meer ik erover hoor, hoe meer ik mij echt enorm veel zorgen maak over het proces dat nog moet worden gelopen rond de timing, nog los van de inhoudelijke discussie van die eindtermen en de haalbaarheid daarvan. Die discussies zullen we uiteraard voeren op het moment dat ze hier in het parlement op tafel komen, net als de fundamentele discussie over het bestaansrecht en de reden van eindtermen an sich. Want laat daar geen twijfel over bestaan: wat ons betreft mag onderwijsvrijheid niets afdoen van het recht van de overheid om ambitieuze minimumdoelen te stellen, ook met de ambitie om de onderwijskwaliteit van alle leerlingen te verbeteren. Dat is heel duidelijk.
Ik vraag mij gewoon heel erg af waar we op dit moment staan. De heer Daniëls heeft de situatie goed geschetst. Je hebt de eindtermen van juni, waarbij alle onderwijsverstrekkers, die het hele proces hebben meegelopen en dus aan tafel zaten, eigenlijk akkoord gingen met de versie die op tafel lag. Dat moet toch echt nog eens gezegd worden. Dan heb je inderdaad de eindtermen van oktober, die ook door de regering zijn goedgekeurd, en waar we nu een advies van de Raad van State over hebben dat een aantal kritische noten plaatst, en twijfelt aan de omvang en de gedetailleerdheid van de eindtermen. Maar daar maakt het KOV nu natuurlijk dankbaar gebruik van om zich gesterkt te voelen in zijn dreigementen om naar het Grondwettelijk Hof te trekken, wat ik ook geen manier van werken vind, in alle eerlijkheid.
Maar ik moet wel zeggen dat het sindsdien stil blijft, en dus maak ik mij met de dag meer zorgen. Want ook wij zijn wel van mening dat die eindtermen op 1 september volgend jaar eigenlijk in voege zouden moeten kunnen gaan. Iedereen weet dat wij als partij heel veel twijfels hebben en eigenlijk vinden dat de modernisering van het secundair onderwijs op veel vlakken een gemiste kans is. Maar nu ze is ingezet, vind ik het ook wel ondenkbaar dat we zouden stoppen met gemoderniseerde eindtermen eerste graad, en leerlingen volgend jaar opnieuw zouden laten starten in een tweede graad met de oude eindtermen. Dat proces is nu in gang gezet en het kan wat ons betreft niet meer stopgezet worden zonder dat daar schade voor de leerlingen bij komt kijken. Ook al begrijpen we heel goed dat dat, zeker in de gegeven omstandigheden, bijzonder moeilijk zal zijn voor leerkrachten. Want er is natuurlijk nog altijd zoiets als corona. Daarom telt elke week, wat ons betreft.
Ik vraag mij ook heel erg af wat uw plan is, en wat uw timing is. Ik hoor u zeggen dat u nu zelf nog van plan bent om in die eindtermen in te grijpen. Maar hoe moet ik dat nu begrijpen? Want als u echt fundamenteel ingrijpt in die eindtermen, komen we opnieuw bij de discussie dat u, wat ons betreft, niet anders kunt dan ook terug te koppelen naar de ontwikkelcommissies. Die hebben een huzarenwerk geleverd om die eindtermen eerst en vooral te ‘draften’. Als er een nieuw versie op tafel komt zult u opnieuw naar de Raad van State moeten gaan.
In termen van timing zal daardoor het proces alleen maar worden gerekt, waardoor ik mij echt zeer grote zorgen maak over de haalbaarheid van de timing, om die nog tegen september ingevoerd te krijgen.
Mijn heel concrete vraag is: tegen wanneer denkt u de eindtermen in het parlement te krijgen voor de discussie, zodat we een duidelijk pakket aan eindtermen en ambitieuze minimumdoelen voor alle leerlingen afgeklopt krijgen voor volgend schooljaar?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik hoop echt ook op de redelijkheid en de verantwoordelijkheid van de betrokkenen, van de koepels. De tijd dringt, en het zou zonde zijn om de leerlijn te doorbreken. Dat is nu eenmaal een feit. Uw enige optie is overleg, maar daar hoop ik toch dat er inderdaad voldoende redelijkheid zal zijn. Want ik ben het eens met de heer Daniëls: wat we nu zien, is redelijk ongezien en hallucinant. Iedereen heeft mee aan tafel gezeten en het hele proces doorlopen. En op het einde probeert men er dan op een dergelijke manier de stekker uit te trekken, met toch heel veel stemmingmakerij, bijvoorbeeld als het over de kunstvakken gaat. Dat is een keuze die zelf wordt gemaakt. Maar om dat dan af te schuiven op die eindtermen, dat vind ik eigenlijk echt niet kunnen.
Inderdaad, dan zorg je ervoor dat er zoveel weerstand komt bij diegenen die die eindtermen gaan moeten uitvoeren dat het problematisch begint te worden. Ik vind dat echt onverantwoordelijk. Bij het begin van het proces, bij de vorige legislatuur, zaten wij ook vanuit de oppositie vrij lang aan tafel, en uiteindelijk is de consensus gesneuveld. Maar we hebben wel heel lang samen meegedacht en meegewerkt aan wat die sleutelcompetenties waren. Daar zitten heel goede dingen tussen om ambitieus te zijn op het vlak van burgerschap, om ambitieus te zijn als het gaat over lichamelijke en fysieke gezondheid, over sociale competenties, over digitale competenties of over economische geletterdheid en duurzaamheid. Dat zit daar allemaal in. Wie kan er iets tegen hebben dat we als overheid proberen om die doelstellingen in samenspraak te gaan vastleggen? En het is volledig aan de onderwijskoepels om het ‘hoe’ uit te werken.
Wat bso en tso betreft: het voorbeeld is gegeven van de talen. Ook daar mogen we toch ambitieus zijn als we wereldtop willen blijven? Als je kijkt naar de Vlaamse Rand of je kijkt naar wie op de luchthaven werkt, dan zijn dat mensen vanuit bso en tso. En die hebben hun talen ook wel nodig. We zeggen ook dat dat op een andere manier zal moeten gebeuren, dat we dat goed moeten bekijken. We moeten goed zien hoe we dat aanpakken. Maar er moeten toch manieren worden gevonden om ook die leerlingen een tweede en een derde taal bij te brengen? Iets anders denken, vind ik eigenlijk onverantwoord en niet kunnen.
Ik hoop dat er een snelle en redelijke oplossing komt, waarbij we kunnen garanderen dat we zullen evalueren, zoals in het advies van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) staat. We zullen metingen doen om te kijken of de dingen haalbaar zijn. Ik denk dat we al die zaken moeten garanderen aan de onderwijskoepels. Maar we moeten wel van start gaan. Ik wens u heel veel succes.
Ik heb dan nog een bijkomende vraag. Ik hoor dat alles rond het lager onderwijs blijkbaar ook is opgeschort, dat de werkzaamheden daar ook gestopt zijn en verschoven zijn tot na Kerstmis, omdat zich ook daar moeilijkheden zouden voordoen. Hoe zit het daarmee, minister, zult u dat in de kiem kunnen smoren? Kunt u dat bij het begin van het proces proberen aan te pakken, zodat we niet hetzelfde verhaal krijgen, waarbij helemaal op het einde van het proces alles wordt afgeschoten, terwijl men er zelf deel van heeft uitgemaakt? Hoe gaat u dat aanpakken?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
We hebben al gehoord dat dit een complexe materie is. Daar hoef ik geen woorden meer aan vuil te maken, denk ik. Ik ga ook akkoord met wat collega Daniëls zei, dat als hier niet op gereageerd wordt, de kans heel groot is dat we nergens staan.
Collega’s, na de hoorzitting van eind oktober had ik toch ook wel een heel wrang gevoel. Ik denk dat jullie allemaal weten dat mijn hart voor onderwijs echt heel groot is. En mijn hart is toch ook vol van die vrijheid van onderwijs, ik draag dat echt wel hoog in het vaandel. Want die vrijheid is echt nodig, in al haar aspecten, om de kwaliteit van ons onderwijs zo hoog mogelijk te houden. Het is geen vrijblijvendheid, want we gaan er met onze fractie ook van uit dat het de verantwoordelijkheid van de scholen is om topkwaliteit te leveren.
Maar wat mij toch wat zorgen baart, is dat het debat hier wordt gevoerd alsof het een belachelijke discussie is, en dat de vraag waar de eindtermen vandaan komen, geen discussie waard is, dat dat een belachelijke discussie zou zijn. Daar passen wij jammer genoeg echt voor. Want om tegemoet te komen aan die kwaliteitsvraag die ook zeer pertinent wordt gesteld, moeten we ons vragen stellen over welke eisen we stellen. Er zijn opmerkingen gekomen ten aanzien van de eindtermen vanwege de veelheid en de gedetailleerdheid. En ik ben er samen met mijn fractie van overtuigd dat we eigenlijk ambitieuze minimumdoelen moeten stellen. Want wie zegt dat minder eindtermen en minder gedetailleerde eindtermen niet zouden kunnen leiden tot ambitieus onderwijs? Wij passen in elk geval voor staatspedagogiek; wij vinden dat er toch ruimte moet zijn om scholen en schoolbesturen eigen ruimte te geven om school te maken.
Collega’s, het is duidelijk. Het probleem dat zich hier stelt, zal niet worden opgelost met een gelijkwaardigheidsprocedure. Ook voet bij stuk houden is helemaal geen oplossing. Gedane zaken nemen jammer genoeg geen keer. Volgens ons is het een gemiste kans dat we in juni niet met de onderwijsverstrekkers en de ontwikkelingscommissies aan tafel zijn gaan zitten. Minister, volgens ons is de pragmatische oplossing de enige goede oplossing. Ga aan tafel met de ontwikkelingscommissies, met de onderwijsverstrekkers, met AHOVOKS, en probeer een compromis te vinden waarbij er zekerheid geboden wordt. Zo moet niemand stappen zetten naar het Grondwettelijk Hof.
We verliezen heel wat kostbare tijd, dat werd al aangegeven. En ook bij ons is de zorg er dat we op 1 september opnieuw moeten kunnen starten, en dat de leerlingen die starten in het derde secundair een keuze moeten kunnen maken voor de toekomst. Dat is voor ons het meest cruciale: dat we de beste voorbereiding kunnen geven aan onze toekomstige volwassenen.
Ook wij delen de zorgen die er zijn in verband met tso, kso, de maritieme opleidingen, de landbouwopleidingen. Die stellen ook wel vragen. Ik denk dat daar pragmatische oplossingen zijn. Ik hoop in elk geval dat we die hier gezamenlijk kunnen vinden.
Minister, ik hoop ook dat we op zoek kunnen gaan naar solide overgangsmaatregelen in verband met het goedkeuren van de leerplannen, inzake een akkoord met de inspectie over hoe we dit alles zullen implementeren, inzake de belofte om te kunnen evalueren en vooral ruimte te geven om te voelen wat er leeft op het veld, bij leerkrachten, directies en leerlingen die aan de slag moeten met de eindtermen.
Ook ik maak mij zorgen over wat er komt voor het basisonderwijs. Ik hoop dat u uw belofte waarmaakt om eerst de basisgeletterdheid in de eerste graad te evalueren en dan pas aan de slag te gaan met de basisgeletterdheid in het basisonderwijs. Ik kijk alvast uit naar hoe u zekerheid zult bieden om ervoor te zorgen dat niemand de stap zet naar … (onverstaanbaar)…
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Vandromme, hadden we maar zekerheid over het feit dat mensen geen juridische procedures zouden voeren, maar iedereen heeft natuurlijk het recht om dat te doen. Iedereen heeft echter ook een verantwoordelijkheid ten aanzien van de onderwijskwaliteit en ten aanzien van de continuïteit voor jongeren die momenteel in de eerste graad zitten. We kunnen het niet maken dat ze in een soort vacuüm terechtkomen en terugvallen op het oude systeem na geproefd te hebben van het gemoderniseerde systeem. Ik zal opnieuw proberen bruggen te bouwen. Ter wille van een betere onderwijskwaliteit ben ik altijd bereid om ver te gaan.
Ik wil ook wel even in herinnering brengen dat de discussie gevoerd wordt over de eindtermen. Dat zijn minimumdoelen. We zullen elke school moeten stimuleren om daarover te gaan. Het gaat om minimumdoelen op groepsniveau. Dat wil wel zeggen dat we alle scholen, ook via de onderwijsinspectie, zullen moeten blijven stimuleren om daar zover mogelijk over te gaan.
Mijn timing heb ik gegeven. Ik sprak toen inderdaad over het einde van het kalenderjaar, mijnheer Laeremans, en niet zozeer over het einde van het schooljaar.
De laatste horde die we op regeringsniveau moeten nemen, is de finale goedkeuring. We hebben al de principiële goedkeuring, trouwens met steun van verschillende partners. Nu moet de finale goedkeuring nog komen. Ik hoop dat we dat nog kunnen voleindigen voor het einde van het kalenderjaar en dat we vervolgens naar onze grote baas, het parlement, kunnen komen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik wil u vanuit de N-VA-fractie alvast alle steun toewensen om tot een oplossing te komen waarbij we de eindtermen op de voorziene timing kunnen invoeren en waarbij we effectief de lat verhogen, de kwaliteit borgen en, indien mogelijk, nog een aantal aanpassingen doen, zeker in het licht van een aantal vragen van bso en tso in het kader van de onderwijstijd. Als dat kan, graag, maar dan in consensus.
Mijnheer Laeremans, ik hoop dat u het document dat publiek beschikbaar is, hebt bekeken en dat we hier niet het debat voeren over hoe hoog het is. U weet dat het gaat om alle eindtermen voor alle studierichtingen, alle finaliteiten in alle onderwijsvormen. Dat wil dus zeggen dat dat per studierichting maar een heel klein stukje is.
Ik neem aan dat u het hebt gelezen. Dan zult u met mij vaststellen – het moet u als muziek in de oren hebben geklonken – dat bijvoorbeeld bij ‘Kenmerken en principes van het Nederlands begrijpen om ze in te zetten bij het communiceren’ onder ‘feitenkennis’ eindelijk weer de woordsoorten staan, meer bepaald het zelfstandig naamwoord, het bijvoeglijk naamwoord, het werkwoord maar ook het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp. Dat is iets waarvan uw partij zich afvraagt hoe het kan dat dit niet meer gegeven wordt. We hebben leerkrachten die zeggen dat het niet meer gegeven mag worden omdat het niet terug te vinden is in de leerplannen. We hebben het wel nodig om opnieuw degelijk onderwijs te kunnen geven en alles te verstaan. Het staat in de eindtermen. Het pakt een stukje van een blad in om dat uit te schrijven. Mijn vraag is wie daartegen kan zijn. Wie kan daartegen zijn? Met de vaststellingen van de PISA- en TIMMS-onderzoeken: wie kan ertegen zijn dat wij als overheid, de belastingbetaler, dit als minimumdoel zien? Op die manier moeten we door de eindtermen gaan.
Ik denk dat er hier en daar zaken worden opgepompt en dat een aantal begrippen – attitudinale en transversale, zoals de minister net heeft gezegd –, de leerkrachten en scholen wat angst inboezemt. ‘Moeten we dat overal doen? Waar gaat de impact zijn?’ Toen ik het las, had ik ook het gevoel dat het woord ‘eindterm’ voor de Raad van State richtinggevend is geweest en dat ze dachten dat het bij elke leerling bereikt moet zijn, terwijl het na te streven is.
Voor de N-VA is het zeker geen staatspedagogiek, meer zelfs, de staat zat niet aan tafel toen de eindtermen werden gemaakt. Het kan dus zelfs geen staatspedagogiek zijn. Het is koepelpedagogiek. Ik neem aan dat ze het eens zijn met wat ze zelf hebben geschreven. Als de koepels en de scholen zelf aangegeven dat er nog altijd problemen zijn met hun eigen werk en als wij onderwijskwaliteit kunnen garanderen, ben ik wel bereid om, in consensus – dat is belangrijk – een aantal aanpassingen door te voeren.
Ik blijf het zeggen: als de onderwijsvrijheid ervoor had gezorgd dat we in de PISA-resultaten de afgelopen tien jaar waren gestegen, dan moesten we dit debat niet voeren. Dan waren we niet bezig over nieuwe eindtermen, want dan was het probleem van de dalende onderwijskwaliteit er niet. Ik kan alleen maar vaststellen dat, ondanks de vrijheid van onderwijs, de PISA-resultaten en onze positie in internationale vergelijkingen niet zijn gestegen.
Helaas moeten we dan als overheid iets doen. Ik had het liever niet gedaan, maar we zitten nu in een situatie dat we vastzitten en dat de belastingbetaler terecht zegt: ‘Doe iets.’ En daar moeten we dan gevolg aan geven. Wordt vervolgd. Minister, nog veel succes de komende weken om hier iets aan te doen. We hebben alle vertrouwen in u.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, we voelen allemaal dat dit een heel moeilijk dossiertje is. Ik wens u ook alle succes om de standpunten dichter bij elkaar te brengen, zodat we niet een of andere partij in de richting van het Grondwettelijk Hof duwen, want dat wil niemand, wij ook niet.
Mijnheer Daniëls, u zegt dat er in de eindtermen voor Nederlands een aantal goede dingen zitten, zoals de woordsoorten. Absoluut, ik ben het er volledig mee eens, maar dat moet zelfs in de lagere school worden gegeven. Daar zit een groot probleem: men heeft dat compleet verwaarloosd, zowel spelling als leesvaardigheid als grammaticale termen. Hopelijk zet men die er voor het lager onderwijs wel in.
Als ik een aantal reacties lees van leerkrachten, vreest men dat het ‘te veel’ gaat worden. Kwaliteit zal men niet omhoog krijgen door de lat te hoog te willen leggen of te veel eindtermen te maken die niet realistisch zijn. Daarom hoop ik dat er toch nog een beetje kan worden gesnoeid waar het te erg zou zijn. Ik hoed me om de zaken in detail te gaan noemen, want dat hoort hier niet thuis.
Er moet in elk geval genoeg vrije ruimte blijven. Als de scholen vrezen dat het gedeelte vrije ruimte in de derde graad bijvoorbeeld tot nul zou worden herleid of tot amper een uurtje, dan denk ik toch dat het niet de goede weg is. Er is inderdaad nog een hele discussie over wat het gevolg van de eindtermen in uren is. Hoe gaan we dat oplossen? Ik wens de mensen die aan de tafel gaan zitten veel succes. We mogen ze ook niet zodanig onder druk zetten dat het bijvoorbeeld op twee weken beklonken moet zijn. Dit is te belangrijk. Men moet desnoods maar een maand extra nemen. Ik weet dat het dan weer lastiger wordt voor mensen die handboeken moeten maken, maar als we het nu zomaar snel snel doen, dan is dit gegarandeerd een vervolgverhaal over een paar jaar, want dan blijkt het niet werkbaar te zijn. Het is een heel korte timing. Ik weet dat men er al langer mee bezig is, maar om dit allemaal in het stramien van zes jaar te wringen, is zeer kort. Ik ben toch een beetje ongerust of dat allemaal wel gaat lukken. We moeten natuurlijk zo snel mogelijk kunnen bijsturen, ook na de eerste graad. We moeten ook niet bang zijn om zaken wat bij te sturen.
Nu ben ik wel een beetje te algemeen bezig. Dank u wel.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.