Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de gevolgen van het grote aantal verwachte heroriënteringen na de kerstperiode
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over de heroriëntering van leerlingen in het secundair onderwijs. Voor de meeste leerlingen is het nu al meer dan zes maanden geleden dat ze in juni een aantal examens hebben afgelegd, ook al was dit dan al in afgeslankte vorm en dienden de leerlingen in de meeste scholen enkel over de belangrijkste vakken een examen af te leggen. Er waren ook scholen die bijna geen examens hebben afgenomen. Hierdoor verliep de oriëntering op het einde van vorig schooljaar niet zoals gepland. Vele scholen in het secundair onderwijs waren ook beducht voor procedures als ze te strikt zouden zijn met hun adviezen voor de oriënteringsattesten van hun leerlingen en daarom zijn ze in dat beleid enigszins mild geweest.
Door deze toch wat ongewone oriëntering van de leerlingen gedurende het vorige schooljaar hoor ik dat er bij leerkrachten een grote vrees is voor het aantal heroriënteringen tijdens dit schooljaar. Dat is om twee redenen: er is een schoolse vertraging die enkel en alleen aan corona te wijten is, maar bij sommige leerlingen is het een combinatie van de achterstand die ze vorig schooljaar hebben opgelopen, het feit dat ze op een aantal vlakken niet zo sterk zijn en dat ze mild werden georiënteerd. Leerkrachten vrezen daardoor dat het voor een aantal leerlingen zeer moeilijk zal worden om de rest van de leerstof in hun huidige studierichting af te werken. Professor Valcke claimde zelfs dat we dit schooljaar een heroriënteringsgraad van 15 tot 20 procent mogen verwachten. Dat zijn toch wel hoge percentages.
Uit cijfers die ik recent bij u heb opgevraagd, blijkt ook dat er in het schooljaar 2019-2020 aan 88,6 procent van de leerlingen een A-attest werd verleend. In het schooljaar 2018-2019 werd er aan 87,6 procent van de leerlingen een positief advies verleend. Concreet gaat het over 372.045 studenten in het schooljaar 2019-2020 en 363.078 in 2018-2019. Dat is een stijging van ongeveer 9000 leerlingen die een positief advies of een A-attest hebben gekregen. Als je puur naar het percentage kijkt, lijkt het toch dat de scholen iets voorzichtiger zijn geweest met hun oriënteringsattesten.
De combinatie van de opgelopen vastgestelde leerachterstand enerzijds en de oriënteringsattesten die met de nodige voorzichtigheid werden uitgereikt anderzijds, maakt de kans reëel dat er inderdaad heel wat leerlingen geheroriënteerd zullen worden, ondanks alle inspanningen tot remediëring en alle mogelijke manieren om leerlingen bij te werken. Daarvan heeft de minister in de plenaire vergadering van 2 december 2020 een mooi overzicht gegeven.
Hebt u zicht op het mogelijke effect van een heroriëntering na de examens van december, minister? Krijgt u die signalen ook, hetzij van de koepelorganisaties, hetzij van de vakorganisaties?
Acht u deze heroriëntering dan ook opportuun of zijn er andere initiatieven mogelijk om leerlingen bij te sturen die momenteel een studierichting volgen die niet aansluit bij hun capaciteiten?
De heer Laeremans heeft het woord.
De heer Daniëls heeft al een aantal cijfers gegeven. Dat is toch een aanzienlijke verhoging van het aantal A-attesten. Hoe moeten we hier verder mee omgaan?
Ik overloop nog een aantal zaken. Verschillende leerlingen kregen in juni 2020 het voordeel van de twijfel, omdat toen toch werd gepleit voor mildheid gezien de scholenlockdown en het afstandsonderwijs. Leerkrachten hadden ook veel minder informatie om een goed oordeel te vellen, omdat er veel minder evaluaties waren. Sommige scholen hebben ook geen examens gehouden. Daardoor waren er minder B- en C-attesten.
Daardoor zijn leerlingen langer in een studierichting blijven hangen waar ze niet zo geschikt voor zijn. Door het gekende leerverlies in dit eerste trimester verwachten onderwijsexperts en directies een stijging van de adviezen om van richting te veranderen. Professor Valcke sprak van 15 tot 20 procent. Dat is misschien hoog gegokt, maar ik weet het niet. Klassenraden zullen meer dan ooit leerlingen aansporen om andere oorden op te zoeken.
Natuurlijk is het advies op het einde van dit trimester louter adviserend. Leerlingen en/of ouders kunnen dat perfect negeren. Ik heb in mijn carrière vaak meegemaakt dat de hele klassenraad zegde dat er van richting moest worden veranderd, maar dat de ouders het niet wilden of de leerlingen zelf toch per se in die klas wilden blijven wegens klasgenoten of omdat ze het niet goed aangepakt hadden. Op het einde van het schooljaar bleek dan toch dat het geen goed idee was geweest om door te gaan.
Deze heroriënteringen en leerlingenverschuivingen dreigen voor een aantal scholen negatieve gevolgen te hebben. Ten eerste is er een verschuiving tussen scholen. Leerlingen uit het algemeen secundair onderwijs (aso) zullen bijvoorbeeld naar een school voor technisch secundair onderwijs (tso) gaan of leerlingen uit het tso naar een school voor beroepssecundair onderwijs (bso). Die richtingen zitten vaak al vol en men zal dus misschien leerlingen moeten weigeren in bepaalde richtingen. De middelen van een school om extra leerlingen op te vangen, zijn ook zeer beperkt, want ze zijn gebaseerd op tellingen op 1 februari van het vorige schooljaar. Het is dan ook moeilijk om in extra leerkrachten of vaklokalen te voorzien.
Ook binnen dezelfde scholen zullen er verschuivingen plaatsvinden. Bepaalde klassen die dunbevolkt zijn, zullen er misschien een heel pak leerlingen bij krijgen. Vooral leerkrachten in 1B en 2 beroepsvoorbereidend leerjaar (BVL) vrezen dat te veel leerlingen uit de A-stroom zullen instromen. Dat zijn kleine klasjes die men bewust klein houdt, omdat het leerlingen zijn met veel noden, vaak met achterstand en soms ook met gedragsproblemen en dergelijke. Het is dan ook niet evident om dat aantal zomaar eventjes op te trekken. Ook die scholen hebben daar niet zomaar extra lokalen en extra leerkrachten voor.
Als scholen niet voldoende capaciteit, mensen of middelen hebben om deze verschuivingen op te vangen, zullen scholieren veel minder heroriënteringsopties hebben. Als ze overal op een muur stoten omdat het vol zit, dan moeten ze maar verder doen in de richting waarin ze zitten en die ze niet aankunnen of niet graag meer willen doen. Dat kan leiden tot verlies van motivatie en vermindering van onderwijskansen als ze niet terechtkomen in een richting die wel past bij hun eigen capaciteiten.
Minister, hoe evalueert u de genoemde bemerkingen inzake de verhoogde heroriëntaties die in januari zullen plaatsvinden? Decretaal is zo’n heroriëntering niet afdwingbaar. Welke ‘soft power’-middelen kunt u inzetten om scholen te sterken in hun advies en ouders te overtuigen dat ze het advies van de klassenraad ter harte nemen?
Kris Van Den Bossche, verantwoordelijke onderwijsloopbaanbegeleiding bij het Vrij CLB Netwerk, plaatste ook enkele kanttekeningen bij het fenomeen van heroriënteringen en wees op een terecht punt, namelijk dat ze vaak zien dat leerlingen die in januari overschakelen, in juni opnieuw bij hen aan de deur staan om een andere keuze te maken. De leerlingen moeten dus nu goed bijgestaan worden om de verschillende keuzemogelijkheden te verkennen en de kansen op een succesvolle keuze te vergroten. Het is een uitdaging voor de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB's) om daarmee aan de slag te gaan. Ik weet dat dat binnen een kort tijdsbestek is, want ze hebben vaak maar een week om dat grondig door te nemen. Het zal extra mensen bij de CLB's vragen om dat serieus te doen. Hoe schat u dit in en hoe zult u hierop inzetten?
Hoe zult u de gevolgen op het vlak van verschuivingen tussen scholen aanpakken?
Kan er op korte termijn een oplossing worden geboden aan scholen die plots veel extra leerlingen moeten opvangen in januari?
Zult u de gevolgen aanpakken van de verschuivingen binnen scholen die de druk op nu al leergevoelige klassen verhogen?
Ziet u eventueel nog andere mogelijke nadelige gevolgen van de te verwachten stijging van de heroriëntaties? Indien ja, hoe zult u hieraan tegemoetkomen?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega's, het is goed dat we het hier eens over hebben want je hoort er – gisteren ook nog in het Vlaams Parlement – hier en daar wat stemmingmakerij rond.
Het ligt binnen de bevoegdheid van de klassenraad om een heroriëntering na de decemberexamens te adviseren. Ouders en leerlingen hebben de vrije keuze om daar al dan niet op in te gaan. Het is net de taak van de begeleidende klassenraden om leerlingen in hun onderwijsloopbaan te begeleiden. Het behoort tot de kernopdracht van een school om in het kader van leerlingenbegeleiding adviezen rond studievoortgang te formuleren. Maar de conclusie kan nooit zijn dat heroriëntering in de loop van het schooljaar een dwingend karakter heeft, dit is altijd adviserend.
Wat de stemmingmakerij gisteren betreft: ik denk dat het een collega van de PVDA was die het beeld schetste van de boze leerkrachten en directies die jongeren het leven zuur gaan maken met heroriëntering. De klassenraden hebben natuurlijk wel het beste voor met de betrokken jongeren. Het is in hun belang dat zij hun advies formuleren en ze doen dat absoluut niet lichtzinnig. Met respect voor de onderwijsvrijheid en de keuzevrijheid van de ouders en de leerling, zie ik dus vooral positieve gevolgen voor de leerling om, indien de klassenraad dat adviseert en indien de ouders en de leerling daarvoor kiezen, te heroriënteren. Mogelijk wordt op deze manier een negatieve delibererende klassenraadbeslissing op het einde van het schooljaar vermeden. Men wil de betrokken leerling ook behoeden voor een eventuele negatieve beslissing aan het einde van het schooljaar. Vandaar dat men voorstelt om te heroriënteren.
Met de hervorming van de leerlingenbegeleiding zijn scholen sinds 1 september 2018 verplicht om een beleid inzake leerlingenbegeleiding te hebben. Dit is een erkenningsvoorwaarde. De school stelt een interne leerlingenbegeleider aan en bepaalt zelf zijn rol. Onderwijsloopbaanbegeleiding is een onderdeel van leerlingenbegeleiding en een school dient hierover samenwerkingsafspraken te maken met een CLB.
Naast de taken van het CLB binnen de brede basiszorg kan het CLB in de fase van verhoogde zorg via consultatieve leerlingenbegeleiding de school ondersteunen bij problemen van individuele leerlingen of groepen van leerlingen. Zo kan het CLB de leerkrachten ondersteunen bij vragen van leerlingen en ouders.
Het CLB heeft daarnaast ook nog altijd individuele trajecten met leerlingen in het kader van onderwijsloopbaanbegeleiding. Zo kan het handelingsgericht advies verstrekken of een begeleiding opstarten voor een leerling met een moeilijk studiekeuzetraject.
De scholengemeenschap waarvan de school deel uitmaakt, kan de taakbelasting voor de school verminderen door bepaalde taken op scholengemeenschapsniveau te behartigen. Het behoort tot de decretale bevoegdheid van een scholengemeenschap om afspraken te maken over een objectieve leerlingenoriëntering en -begeleiding, in samenwerking met het CLB.
De examens zijn nog maar net gestart, of moeten nog starten. De klassenraden moeten nog samenkomen. We zitten nog volop in een coronasituatie. Leerlingen konden in tegenstelling tot het voorjaar wel naar school, maar ook nu zitten we nog allesbehalve in het oude normaal: de verlengde herfstvakantie, quarantaines van leerlingen en leerkrachten, afstandsonderwijs in de tweede en derde graad voor 50 procent of meer. Net daarom kunnen, net als vorig schooljaar, scholen een deels ander evaluatiebeleid voeren dan voorzien op basis van het schoolreglement. Zo kunnen ze flexibel inspelen op de huidige situatie.
Voor de gemoderniseerde eerste graad is decretaal een remediëringsplicht opgenomen in het kader van de uren differentiatie. Er is ruimte voorzien om te remediëren en te differentiëren. Binnen de minimum vijf uur differentiatie in het eerste jaar A en B en binnen de minimum twee uur in het tweede jaar A en B moet remediëring voorzien worden indien dat nodig is. Het is het recht en de plicht van de school om dat te voorzien en het recht en de plicht van de leerling om dat te volgen.
Mochten leerlingen, om welke reden dan ook, dit schooljaar in een andere school worden ingeschreven, al dan niet op grond van een heroriëntering, dan krijgt die nieuwe school voor die leerlingen pas middelen vanaf het daaropvolgende schooljaar, aangezien de teldatum, dat is 1 februari, voor de financiering in het voorafgaand schooljaar ligt. Met andere woorden: leerlingenfluctuaties hebben altijd pas impact op de middelen vanaf het tweede schooljaar van inschrijving. Dat werkt zowel in min als in plus.
Nu kiezen om extra middelen te voorzien op basis van data die we nog niet kennen, op basis van prognoses, voor scholen waarvan de leerlingenaantallen substantieel zouden stijgen, zou er budgettair bekeken op neerkomen dat ook bij substantieel leerlingenverlies onmiddellijk middelen zouden moeten worden weggenomen. Die maatregel is niet in het belang van alle scholen en dat is dan ook niet waar mijn beleid voor staat. Daarenboven leiden eventuele studieveranderingen niet per se tot schoolveranderingen. Dat kan, maar er kan worden geheroriënteerd binnen de school.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en voor de belangrijke zaken die u uit elkaar hebt getrokken, zijnde de klassenraad, de heroriëntering en het traject dat men moet lopen om een heroriëntering te voorkomen. Het klopt dat de examens en evaluaties nog bezig zijn. Misschien moeten we de leerlingen en de ouders eerst maximaal moed toewensen en zeggen: studeer goed. Dat is de eerste belangrijke stap om andere zaken te vermijden.
Ik wil nog even inzoomen. Er is één ding waar ik toch wat voor huiver, en dat is schrik. Ik merk momenteel angst bij klassenraden en leerkrachten. Ze denken dat ze niet anders kunnen uit schrik voor beroepsprocedures. Schrik is een zeer slechte raadgever op het vlak van onderwijskwaliteit. Als leerkrachten en klassenraad samen met de leerling de resultaten bekijken en vaststellen dat ze vastrijden, vervolgens alle pistes die u net hebt overlopen, gebruiken om te remediëren, zoals de differentiatie in de eerste graad, en toch zien dat het te moeilijk gaat worden of mogelijk niet zal lukken, maar de ouders het er toch op willen wagen – en dat kan men ouders en leerlingen niet kwalijk nemen – dan moeten we voldoende tijd voorzien, ook in januari nog, om het gesprek ten gronde te voeren en te beoordelen of men dat nog geremedieerd krijgt, in het belang van de leerling.
De teldatum is daar inderdaad belangrijk. Ik zou de scholen toch willen oproepen, minister – misschien kunnen we dat wel doen – om in het kader van corona echt te vermijden dat er wordt gewacht en leerlingen worden bijgehouden tot die teldatum – ik noem het de ‘toevallige heroriëntering’ op 2 februari. Als er nu op basis van vorig en dit schooljaar, evaluaties en het gesprek met de ouders en de leerlingen blijkt dat men dreigt vast te lopen, dan moet men eerlijke gesprekken gaan voeren. Ik weet niet of daar in de onderwijsclub die u hebt, over gesproken is. Misschien kunt u dat daar nog eens aanhalen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Er zijn een hele hoop elementen die ik kan onderschrijven, namelijk dat de klassenraad – ik heb er lang in gezeten – absoluut niet lichtzinnig omspringt met een oordeel of een advies voor heroriëntering. Men geeft dat enkel als men dat nodig acht en als men inschat dat het voor de leerling niet meer mogelijk is om nog bij te werken in de huidige richting. Soms is een heroriëntering echt wel positief op te vatten. Het is zeker ook een goede manier om op het einde van het jaar onnodig zittenblijven of een C-attest te vermijden.
Ik weet dat er een aantal middelen zijn. De scholengemeenschap kan helpen en het is te hopen dat ze dat voor een deel ook op die manier kan oplossen. Ik ben het ermee eens dat er in de eerste graad in de nieuwe remediëringsplicht ook een oplossing zit. Maar het blijft mogelijk dat we in sommige richtingen een overrompeling zullen krijgen.
Ik begrijp dat het niet evident is om te zeggen dat de middelen meteen met de leerling mee moeten en dat de school waar de leerling vertrekt dan minder middelen zou hebben. Maar ik wil er in deze uitzonderlijke situatie toch voor pleiten dat u dit in januari, wanneer u zicht hebt op het volledige plaatje, ernstig neemt en dat u er eventueel een noodpotje voor vrijmaakt om dat op te lossen.
Ik ben het eens met wat u zegt over de schrik voor beroepsprocedures. Leerkrachten moeten in onafhankelijkheid oordelen en niet met het zwaard van Damocles boven hun hoofd. Ze moeten eerlijk blijven, ook al heeft dat tot gevolg dat er te veel leerlingen vertrekken of binnenkomen.
Minister, ik hoop dat u met de uitzonderlijke omstandigheden toch wat rekening wilt houden, want we kunnen op dit ogenblik nog niet voorspellen wat dit eind december en begin januari zal geven. Ik hoop dat u dan nog iets achter de hand houdt.
De heer Brouns heeft het woord.
De collega's hebben terechte bezorgdheden geuit met betrekking tot heroriëntering. We hebben er gisteren in de plenaire vergadering inderdaad ook over gesproken in de context van mogelijke leerachterstand. Die leerachterstand is aangetoond via verschillende wegen.
Er zullen inderdaad een heel aantal leerlingen als gevolg van het mildere oordeel een A-attest hebben behouden. Daarnaast – en dat is het pakket van maatregelen dat u gisteren hebt aangekondigd – is het goed dat er op het niveau van de scholen binnen de voorziene onderwijstijd heel creatief en maximaal wordt ingezet op remediëring. We moeten ervoor beducht zijn dat we leerlingen die als gevolg van corona achterop zijn geraakt maar wel de competenties, vaardigheden maar vooral de goesting en interesse hebben voor een bepaalde richting, niet te snel loslaten of heroriënteren, want dan komen we onszelf opnieuw tegen in juni. Ik doe nogmaals de oproep om scholen maximaal te steunen met het pakket maatregelen dat u gisteren hebt aangekondigd, zoals inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten, met een belangrijke focus op de meest kwetsbare leerlingen. Het is belangrijk om scholen voldoende ruimte te geven om die extra inspanningen te doen. Ik wil nogmaals de bezorgdheid meegeven om beducht te zijn voor een te snelle heroriëntatie.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik ben het heel erg eens met de heer Brouns. Het is een evenwicht dat we moeten bewaken. Er mag geen schrik zijn om te heroriënteren en het heeft geen zin om leerlingen koste wat het kost in een richting te houden waar ze niet op hun plaats zitten. Anderzijds moeten we er ons heel erg van bewust zijn dat het echt geen evidente maanden zijn geweest. De eerste lockdown was dat niet, maar ook het voorbije trimester is voor heel wat leerlingen heel moeilijk geweest. Er komt ook een examenperiode aan die niet zal zijn als de andere, met examenroosters die er soms anders uitzien.
We moeten er ons heel erg van bewust zijn dat alles moeilijk is geweest, dat er leerachterstand is opgelopen en dat er ook psychische schade is bij leerlingen. We weten allemaal welke impact het heeft op het leren als er randproblemen zijn en dingen die ervoor zorgen dat leerlingen zich niet goed in hun vel voelen, wat nu echt wel het geval is geweest. We moeten met die twee zaken zeker rekening houden en niet zeggen dat het nu het moment van de waarheid is. Het is nog het moment van de waarheid niet, want de crisis heeft een enorme impact gehad. We moeten dat signaal, met alle andere signalen, ook geven.
Minister, het lijdt geen twijfel dat dit voor de CLB's extra werklast zal betekenen. Ik weet dat u inspanningen hebt gedaan om de CLB's extra te ondersteunen, maar als er geen handen zijn, dan zijn er geen handen. Als er geen mensen zijn om de vacatures in te vullen, dan zijn die er niet. Weet u wat de stand van zaken is? Hoe zit het op dit moment bij de CLB's? Zullen ze dit aankunnen? Is er voldoende personeel? Zijn de vacatures ingevuld om nog eens een extra inspanning te kunnen leveren op het einde van het jaar?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de antwoorden. Ik heb de cijfers van CLBch@t erbij genomen om te zien hoeveel vragen er gesteld werden over de onderwijsloopbaanbegeleiding. Dat was voor de periode van de verlengde herfstvakantie toch wel 11 procent. 11 procent van de vragen ging dus effectief over de onderwijsloopbaan van leerlingen.
Er is inderdaad druk bij het CLB-personeel door de andere extra coronagerelateerde taken. Hoe kunnen we het CLB ondersteunen in hun taak omtrent onderwijsloopbaanbegeleiding? Als je leerlingen niet kunt ontmoeten op school door corona, dan heb je een minder goed beeld van het totale plaatje van de leerling. Daarin moeten extra tijd en extra middelen worden geïnvesteerd. U hebt dat reeds gedaan, maar toch lijkt het mij goed om te blijven monitoren wat de vragen zijn, wat de tijdsdruk is en hoe men daarmee omgaat. Blijft u dit monitoren?
Dan heb ik nog een vraag over de meest kwetsbare leerlingen, namelijk zij die een gemotiveerd verslag nodig hebben, maar door corona minder gezien kunnen worden. Hebt u signalen ontvangen dat er daardoor extra druk komt bij het CLB? Hoe kunnen CLB's ondersteund worden om de meest kwetsbare kinderen de juiste verslagen en begeleiding te bieden?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik vind het antwoord van de minister zeer duidelijk en geruststellend. Ik wil het vertrouwen in de klassenraden nog eens duidelijk in de verf zetten. Klassenraden hebben voor de vakantie in sommige gevallen misschien mild maar zeker niet ondoordacht geoordeeld. Ze kennen de leerlingen ook het beste en kunnen, wat mij betreft, de beste inschatting maken van wat het beste is voor de leerlingen. Ik ben er 100 procent van overtuigd, ook nadat ik de echo's op het terrein heb gehoord, dat ze dat deze keer ook zullen doen, namelijk handelen in het belang van de leerlingen.
Als leerlingen het advies moeten krijgen om te heroriënteren omdat het niet gaat, dan zullen zij dat ongetwijfeld geven. Als ze maar ergens het gevoel hebben dat er nog altijd mogelijkheden zijn om te remediëren of bij te spijkeren, dan ben ik er evengoed van overtuigd dat ze die leerlingen opnieuw een kans zullen geven om de richting verder te zetten.
Ik ben ook benieuwd naar de cijfers, maar we moeten het probleem niet opkloppen en vooral de klassenraden hun werk laten doen. Ik ben er zeker van dat ze rekening zullen houden met de context. Ze moeten natuurlijk kunnen rekenen op steun. In welke mate zullen de CLB's daar de ruimte voor krijgen?
Minister Weyts heeft het woord.
De angst die hierover zou bestaan – zeker nu met de heroriënteringen die een advies zijn – kan alleszins niet rationeel worden onderbouwd. Het is iets anders als de klassenraad een eindbeslissing neemt. Dat is van een totaal andere orde. In dezen zou ik er niet zo voor vrezen.
In het onderwijsveld en in de onderwijsclub is dat nog niet echt ter sprake gekomen, hoewel we heel veel vragen en themata tackelen. Ik sluit me aan bij het inzicht dat we absoluut vertrouwen moeten hebben in de klassenraad. Ik denk dat de klassenraden vandaag nog minder lichtzinnig zullen oordelen met het in rekening brengen van de coronaomstandigheden, die lokaal ook allemaal verschillend zullen zijn. Sommige scholen hebben veel meer last gehad van quarantaines dan andere. Sommige scholen hebben hun afstandsonderwijs op een andere manier georganiseerd en weten ook wie ze hebben kunnen bereiken en wie niet. Ik veronderstel dat er ook wel wat lokale verschillen zullen spelen.
Ik sluit niets uit, maar we zullen zien wat het uiteindelijke plaatje oplevert. U moet weten dat er sowieso in een normaal schooljaar 4 tot 5 procent heroriënteringen gebeuren. Het zal ook wel wat fluctueren, maar het is al een vrij aanzienlijk percentage.
We blijven de CLB's monitoren. We hebben extra middelen voorzien. We hebben ook de boodschap gegeven dat we nu een beperkt aantal CLB's absoluut nodig hebben voor verschillende taken, zoals het contactonderzoek. Ze moeten roepen wanneer het water hen aan de lippen staat. Met de extra middelen hebben we nog niet het signaal gekregen dat ze niet voldoende zouden zijn of dat men de vacatures niet ingevuld krijgt. Hier en daar zal het ongetwijfeld wel het geval zijn, maar ik heb toch geen melding van heel grote structurele problemen op dat vlak. Nu zit ik vooral met de CLB's aan tafel voor de heel complexe bespreking van de organisatie van het testen en het opzetten van pilootprojecten. Dat is opnieuw een extra taak voor de CLB's, maar ik wil er het Rode Kruis bij betrekken om de CLB's maximaal te ontlasten. Ik bespaar u de discussies over de toestemming van de federale overheid over aansprakelijkheid en verzekeringen. We zijn dat aan het uitwerken.
Ik houd dus wel de vinger aan de pols bij de CLB's. Wanneer er zich problemen zouden voordoen, zal men mij dat onmiddellijk melden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik neem aan dat men het u in de onderwijsclub wel zal melden als er iets misgaat.
Ik wil toch nog even mijn oproep herhalen om niet te wachten tot de toevallige datum van 1 februari, als er moet worden geheroriënteerd, al was het maar om alles georganiseerd te krijgen.
Men moet proberen om studenten goed te begeleiden, waar mogelijk nog te remediëren en eventueel een aantal keuzes maken.
Men mag niet vanwege angst, beroepsprocedures of corona bepaalde adviezen verbloemen. Daar is niemand bij gebaat, in de eerste plaats de leerling in kwestie niet. Hij zal er dan volgend jaar mee worden geconfronteerd. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat men botweg moet heroriënteren, maar net als u heb ik er alle vertrouwen in dat leerkrachten en directies die met leerlingen aan de slag gaan, met die nuances werken.
Ik vind het fijn om vast te stellen dat iedereen in deze commissie dat genuanceerde standpunt inneemt. We moeten dat ook uitdragen naar leerkrachten en directies: ‘Als het nodig is, heroriënteer. Heb geen schrik. Weet wat je doet in het belang van de leerling. Probeer bij te spijkeren.’ Maar het is heel belangrijk dat we geen generaal pardon voorstellen, over de partijgrenzen heen. Het is een heel belangrijk signaal. Waarvoor dank.
De heer Laeremans heeft het woord.
Collega Daniëls, uiteraard mogen we niet naar een generaal pardon gaan, want daar is niemand bij gebaat.
Ik geef toch maar een concreet voorbeeld uit de B-stroom en de A-stroom. Stel dat in een B-klas al vijftien leerlingen zitten, wat al veel is. In een klassenraad van een A-klas zou men vijf mensen kunnen adviseren om naar de B-stroom over te schakelen. Men zal dat misschien niet doen omdat men zijn collega's niet wil overbelasten. Als er geen extra potje is om eventueel zulke moeilijke gevallen op te lossen, dan zou dat toch kunnen voorvallen, wat jammer zou zijn.
Ik hoop ook dat het CLB volledig paraat zal zijn om in die moeilijke periode, die er ongetwijfeld aankomt na de adviezen die zullen worden gegeven, die leerlingen bij te staan en hun een zo goed mogelijke oriëntering te geven. Het is niet altijd gemakkelijk. Leerlingen zitten soms op een school waar er maar één andere tso- of bso-richting is, hun vriendjes zitten daar en ze willen dan liever daarnaartoe, maar het is misschien niet altijd aangewezen. Dan is er het CLB om die leerlingen ook andere mogelijkheden te tonen, ook al is dat buiten de huidige schoolomgeving. Ik hoop maar dat het zo goed mogelijk afloopt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.