Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de strengere regels voor kinderopvang, de compensatieregeling voor opvanginitiatieven en de respijtdagen voor ouders tijdens de tweede coronagolf
Vraag om uitleg over de teststrategie bij begeleiders in de kinderopvang
Vraag om uitleg over de regelgeving inzake coronatesten voor kindbegeleiders
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Uw vraag en de eerder gemaakte afspraken in deze commissie indachtig, zal ik proberen de toelichting van mijn vraag wat in te korten, voorzitter.
Mijn vraag gaat over de gevolgen van de coronacrisis op de kinderopvang. We weten dat kinderopvang ongelooflijk belangrijk blijft om kinderen op te vangen van ouders die moeten gaan werken. Toch krijgt Kind en Gezin wekelijks honderden vragen van kinderopvanginitiatieven die te maken krijgen met besmettingen, werknemers of kinderen die in quarantaine moeten en zo verder. Heel wat initiatieven her en der hebben de deuren ook al moeten sluiten, omdat personeelsleden besmet raken of in quarantaine moeten. Wanneer het over gezinsopvang gaat, is een sluiting dichtbij als de onthaalouder besmet is geraakt of in quarantaine moet.
Dat heeft natuurlijk heel wat gevolgen. Er vallen steeds meer personeelsleden uit, konden we al in de pers vernemen. Er zijn ook gevolgen, wanneer kinderen niet naar de kinderopvang kunnen komen, bijvoorbeeld voor de respijtdagen. Daarrond werden tijdens de eerste golf een aantal maatregelen getroffen en ook nu is dat het geval, maar ik heb daar toch een aantal vragen over.
Ten slotte heb ik ook een aantal vragen over het beleid om kinderen naar de kinderopvang te laten komen. Vroeger zei men dat een kind niet meer kon komen als het 38,5 graden koorts had; recent is dat bijgesteld.
Vanuit die overwegingen heb ik de volgende vragen, minister.
Welke impact hebben het coronavirus en de genomen coronamaatregelen op de beschikbaarheid van medewerkers in de kinderopvang? Hebt u cijfers over het aantal initiatieven dat de voorbije weken kampte met een uitbraak, het aantal besmette medewerkers, het aantal initiatieven dat de deuren tijdelijk moest sluiten en het aantal medewerkers dat afwezig was vanwege quarantaine?
Op welke manier wordt er binnen de sector van de kinderopvang getracht oplossingen te vinden voor de uitval van personeel?
Binnen de zorg werden platforms opgestart, zoals ‘Help de helpers’ of de inzet van tijdelijk werklozen via VDAB, om de druk op het zorgpersoneel enigszins te verlichten en tegemoet te komen aan de personeelsuitval. In hoeverre kunnen deze pools ook worden ingezet in de kinderopvang?
Kunt u de huidige regeling met betrekking tot de respijtdagen duiden? Wat is de reden van verschillende behandeling van afwezigheid wegens ziekte en afwezigheid wegens verplichte quarantaine?
Hoe moet de afwezigheidsregeling worden geïnterpreteerd indien de opvang noodgedwongen geheel of gedeeltelijk moet sluiten vanwege te weinig personeel?
Om respijtdagen te vrijwaren of om ze, als ze op zijn, niet te hoeven te betalen bij afwezigheid door ziekte, moet de ziekte gestaafd worden door een doktersattest. Zoals we echter weten, is het dezer dagen niet zo vanzelfsprekend of zelfs niet aangewezen om snel een afspraak bij de huisarts te maken of om hiervoor langs te gaan. Hoe wordt hiermee omgegaan? In hoeverre is een doktersattest noodzakelijk om de ziekte van een kindje te verantwoorden?
Hoe worden de nieuwe richtlijnen met betrekking tot ziekte en koorts van een kind aan de ouders gecommuniceerd?
Collega, uw inleiding was inderdaad korter, in die mate zelfs dat uw vraagstelling langer was.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ook van mijn kant een vraag in drie delen, over de compensatieregeling voor opvanginitiatieven, over de respijtdagen voor de ouders en over de strenge regels voor de kinderopvang. Die aanpassing van 38,5 naar 38 graden koorts zorgt toch wel voor een aantal discussies met ouders. We stellen vast dat kinderen met een snotneus, een lichte hoest of een verminderde eetlust nog steeds naar de opvang mogen gaan, maar kinderen met 38 graden koorts niet, terwijl we in de maatschappij zeggen dat iedereen die snottert of hoest, thuis moet blijven. Dat zorgt voor verwarring, zowel bij ouders als bij de onthaalouders. Wie enkel wat koorts heeft, mag niet meer komen, maar wie snottert of hoest wel.
En het laatste punt is dat er op dit moment door die strengere regel over de 38 graden meer kinderen thuis zijn en niet naar de opvang mogen komen, wat natuurlijk een daling van de inkomsten voor de opvang tot gevolg heeft. Omdat er de afgelopen weken meer en meer ouders waren die in quarantaine moesten en bijgevolg ook het hele gezin, dalen daardoor ook de bezettingscijfers en het inkomen van de initiatieven. Daarnaast gingen de respijtdagen voor de ouders op een heel snel tempo verder.
Collega’s, ik raad jullie allemaal aan om website van Opgroeien even te raadplegen. Je hebt de periode tot 30 juni, de periode van 1 juli tot 30 september, de periode van 1 oktober tot 31 oktober, en de periode vanaf 1 november. Dat zijn allemaal verschillende periodes met allemaal verschillende zaken wat betreft de respijtdagen. Tot 30 juni moesten er geen respijtdagen afgehouden worden en moest er niet betaald worden voor afwezigheden. Van 1 juli tot 30 september kon de opvang kiezen: geen respijtdagen afhouden of toch onverwacht met wel respijtdagen, maar dan blijft het korfje respijtdagen onveranderd zoals het was voor 14 maart. Van 1 oktober tot 31 oktober was het gewoon met een schriftelijke overeenkomst, behalve als de leefgroep gesloten werd. Die sluiting werd dan nog eens bepaald door wélke beslissing dat hij werd gesloten. Om dan vanaf 1 november terug te keren naar de regeling die gaat over respijtdagen dat je niet moet betalen voor afwezigheden. De opvang mag geen respijtdagen afhouden bij afwezigheid, maar kan wel het korfje van respijtdagen per maand verminderen met één twaalfde van het totaal aantal respijtdagen waar je recht op hebt.
Collega’s, ik durf te zeggen dat we in een gezin leven dat hier enigszins mee overweg kan. Maar we moeten zelf heel nauwgezet lezen wat er hier nu eigenlijk in staat, hoe we dat moeten doen, laat staan dat we nog weten hoe de respijtdagen evolueren. Hoeveel zit er nu in die korf, en dergelijke meer?
Dus heel concreet, minister, zijn dit mijn vragen.
Wat is uw reactie op de verstrenging van de regels tot het toelaten van kinderen in de opvang met andere symptomen dan van corona? Dan gaat het over een snotneus, lichte hoest, verminderde eetlust en dergelijke meer, en ook de verlaging van 38,5 graden naar 38 graden bij kinderen zonder symptomen, die niet meer binnen mogen.
In welke maatregelen voorziet u opdat de opvang van kinderen waarvan de verzorgers uitvallen, gegarandeerd blijft nu de besmettingen in de afgelopen weken toenemen? Heel concreet moet de opvang sluiten omdat de mensen die er werken, ofwel zelf besmet zijn ofwel in quarantaine zitten omdat zij of iemand uit hun gezin een nauw contact hebben gehad.
Hoe garandeert u de veiligheid van het gezin van de onthaalouder wanneer men kinderen met symptomen van corona toelaat?
Zullen de door de Vlaamse Regering bestelde sneltesten ook kunnen worden ingezet in de kinderopvanginitiatieven?
Zal de compensatieregeling voor de opvanginitiatieven voor de lagere aanwezigheidscijfers en respijtdagen voor de ouders verlengd worden?
Voorzitter, stel ik onmiddellijk mijn volgende vraag om uitleg?
Doet u maar.
Collega’s, dan ga ik over naar mijn volgende vraag om uitleg, over de teststrategie. Die sluit aan bij mijn vierde vraag van daarnet over de sneltesten.
We hebben vastgesteld dat er een capaciteitsprobleem bij de federale overheid was om nog te kunnen te testen bij risicocontacten, en die werden niet langer getest. De teststrategie werd daarom aangepast en er werd prioriteit gegeven aan zorgverleners: in eerste orde aan het personeel van de ziekenhuizen, in tweede instantie al het andere zorgpersoneel.
Op maandag 26 oktober 2020 raakte bekend dat kinderbegeleiders niet als zorgpersoneel worden beschouwd, waardoor meerdere artsen weigeren om het personeel van kinderopvanginitiatieven – waarvan we allemaal zeggen dat die nodig zijn, zowel voor het welzijn van de kinderen maar ook om de ouders die ook in zorgsectoren werken, toe te laten om te kunnen gaan werken – te testen. Die kinderbegeleiders werden niet meer getest, zelfs als ze een hoogrisicocontact hebben gehad, omdat ze geen zorgpersoneel zijn. Nochtans stijgt ook het aantal meldingen van het coronavirus in de opvanginitiatieven, en dan vooral bij de ouders van de kinderen, zoals in de rest van de samenleving. In de week van 19 tot 26 oktober kreeg Kind en Gezin 609 ‘coronameldingen’ binnen.
Die vernieuwde teststrategie had gevolgen. ‘Vernieuwd’ klinkt hier een beetje lastig. Het gevolg is dat kinderbegeleiders, dus onthaalouders en mensen in kinderopvanginitiatieven, na een hoogrisicocontact geen zeven, maar tien dagen in quarantaine moeten. Daarmee zit ik weer bij mijn vorige vraag. De kans bestaat dat ouders langer op zoek moeten naar een andere opvang, omdat opvanginitiatieven moeten sluiten omdat zij te weinig mensen hebben die aan opvang kunnen doen. Dat heeft onvermijdelijk een impact op de werking en de inkomsten van de opvang, en dus op ook op de Vlaamse gezinnen en de Vlaamse economie. Ook Kind en Gezin kaartte deze problematiek aan. Collega’s, ik ben al blij te lezen in de bijlagen van het ministerieel besluit van 31 oktober, derde punt, dat de opvang van minderjarigen nu wel wordt beschouwd als essentiële dienst voor de natie. Dat is al een positieve evolutie.
Daaromtrent heb ik volgende vragen. Wat is uw reactie op het feit dat kinderbegeleiders niet werden beschouwd als ‘zorgpersoneel’ als het gaat over de federale teststrategie? Ik neem aan dat zij er nu wel onder vallen en wel een prioritaire groep zijn, door die aanpassing in het ministerieel besluit. Hebt u zicht op de impact van het coronavirus tijdens deze tweede golf op de werking van de kinderopvanginitiatieven in Vlaanderen? Hoeveel zijn er moeten sluiten? Hoeveel kinderen minder hebben zij kunnen opvangen? Kunnen de door Vlaanderen aangekochte sneltesten een oplossing bieden voor de kinderopvanginitiatieven? Wanneer worden die geleverd en wanneer kunnen ze worden gebruikt?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
De collega’s hebben de problematiek al gedeeltelijk geschetst. En mijn vraag is ook ingehaald door de realiteit. Medewerkers van de kinderopvang kunnen intussen wel prioritair worden getest en ik geloof dat u op 28 oktober al het voornemen hebt geuit om dat te doen. Mijn eerste vraag is simpel: waarom hebt u dat zo laat beslist? Wij wisten toch al langer dat de kinderopvang essentieel en prioritair was.
Voorst heeft collega Schryvers het over de hulpplatformen. Ik wil haar vraag versterken en er een bijvraag aan toevoegen. Mijn eigen medewerkster is immers een gediplomeerd kinderverzorger en zij wilde zich aanmelden bij een van de platformen. Welnu, zij vond geen plek waar zij kon helpen. Ik vermoed anderzijds ook wel dat zij een heel grote uitzondering is als gediplomeerd verzorger die nog ergens kan gaan werken op dit moment. Hebt u zicht op de aanmeldingen en of dat een verschil maakt voor de kinderopvang?
Het zal u niet verbazen dat ik ook een vraag stel die ik in de afgelopen maanden al een paar keer heb gesteld. Er wordt nagenoeg maandelijks, sinds het begin van deze crisis, heronderhandeld over de compensaties die zullen worden verleend aan de kinderopvang. Op andere bevoegdheidsdomeinen van de Vlaamse Regering zie ik bijvoorbeeld dat de compensatiemaatregelen voor Werk maandenlang blijven duren. In tegenstelling daarmee wordt in de kinderopvang onderhandeld over elke maand om eventueel compensaties toe te kennen. Dat is niet te doen. De kinderopvang is heel goed in staat om prachtige draaiboeken op te stellen in samenwerking met de sector, zoals tijdens de eerste golf. Als wij nu zien dat er nog maandenlang problemen zullen zijn in de kinderopvang en daarvoor compensatieregelingen nodig zullen zijn, kunnen die dan nu al niet voor een paar maanden worden beslist?
Minister Beke heeft het woord.
Uit de registratie door Opgroeien van meldingen door voorzieningen in de kinderopvang over besmettingen en sluitingen, blijken voor de periode van 12 oktober 2020 tot 4 november 2020 de volgende cijfers: 100 kinderen met een besmetting, waarvan 65 kinderen jonger dan 6 jaar en 35 kinderen tussen 6 en 12 jaar; 218 kinderen met een hoogrisicocontact, waarvan 208 kinderen jonger dan 6 jaar en 10 kinderen tussen 6 en 12 jaar; 421 kinderbegeleiders met een besmetting en 456 kinderbegeleiders met een hoogrisicocontact.
De registraties hebben betrekking op 7762 locaties, 23.961 kinderbegeleiders en 136.000 plaatsen. In totaal hebben 985 meldingen geleid tot een tijdelijke sluiting. Als we het aantal sluitingen afzetten tegenover het aantal locaties, dan komt dat neer op 12,7 procent. Dat is een indicatief cijfer. Er is geen een-op-eenrelatie tussen het aantal meldingen en het aantal locaties. Verschillende meldingen kunnen ook betrekking hebben op dezelfde locatie op hetzelfde moment of doorheen de tijd.
De richtlijnen van Opgroeien gaan uit van het principe dat het beter is om de opvang in een meer beperkte vorm open te houden dan helemaal niet. Dat kan bijvoorbeeld door tijdelijk en binnen de personele mogelijkheden het aantal openingsuren per dag te beperken of door het aantal openingsdagen per week of het aantal plaatsen dat men kan aanbieden, te verminderen. Ook werd meegegeven dat tijdelijk vervangende medewerkers niet noodzakelijk aan alle kwalificatievereisten moeten voldoen indien de organisator wel de verantwoordelijkheid blijft opnemen voor een zo kwaliteitsvol mogelijke opvang en daarover actief communiceert met de ouders.
De kinderopvang kan ook mee een beroep doen op verschillende initiatieven die beleidsdomeinbreed werden opgezet. Zo is er het protocol dat de sociale partners hebben afgesloten om voorzieningen medewerkers over de sectoren heen aan elkaar beschikbaar te laten stellen. Ten tweede is er de omzendbrief van het agentschap Zorg en Gezondheid aan de werkgevers in de zorgsector over welke verschillende stappen men kan zetten bij een dreigend acuut personeelstekort, een handig overzicht van het potentieel aan zowel vrijwillige als betaalde arbeid, gevat in het overzichtelijke cascadedocument. Er wordt ook ingegaan op de mogelijkheid tot het inzetten van studenten en docenten. De omzendbrief zoomt ook in op het creëren van openingen in de federale regelgeving om extra mensen beschikbaar te krijgen voor de zorgsector.
De regeling van de respijtdagen hangt volledig samen met de geldende compensatieregeling. Die is al een aantal keren ad hoc aangepast aan de snel evoluerende omstandigheden.
Het is de bedoeling om vanaf 1 november 2020, en dus met terugwerkende kracht, een generieke regeling van kracht te laten worden. Afhankelijk van de situatie, en te bekijken op maandbasis, kan daarbij worden geschakeld tussen een algemene compensatie en een selectieve compensatie. Een algemene compensatie betekent: als de situatie relatief ernstig is, zoals nu, worden afwezigheidsdagen in alle voorzieningen gecompenseerd. Ouders betalen niet voor de afwezigheden en de respijtdagen worden on hold gezet, maar de korf wordt wel met één twaalfde per maand verminderd. De selectieve compensatie betekent: als de situatie relatief onder controle is, dan worden de afwezigheidsdagen enkel bij een covidgerelateerde sluiting van een voorziening gecompenseerd. Enkel in dat geval betalen de ouders niets voor de afwezigheden en worden de respijtdagen on hold gezet.
Er zal worden geschakeld op basis van het aantal besmettingen, het aantal ziekenhuisopnames, de positiviteitsratio van de afgenomen testen en de geldende federale maatregelen. Een voorontwerp van besluit zal normaal vrijdag aan de regering worden voorgelegd. Er is geen verschil in benadering voor het inzetten van respijtdagen in geval van ziekte van een kind, dan wel vanwege afwezigheid van een kind door verplichte quarantaine.
De verwachting dat een ziekte van een kind zou moeten worden gestaafd met een doktersattest, staat nergens in de regelgeving. Het kan zijn dat een eigen beleid van een organisator dat bepaalt. Als de organisator aan de ouders toelaat geen respijtdagen te gebruiken als het kind ziek is, dan kan het zijn dat hij daarvoor een ziektebewijs vraagt. In elk geval zal er zich in november en december op dat vlak geen probleem voordoen, aangezien de respijtdagen opnieuw on hold staan.
Alvorens in te gaan op de nieuwe richtlijnen met betrekking tot ziekte en koorts, wil ik graag een aantal zaken rechtzetten. De veronderstelling dat pas vanaf nu geldt dat een kind koorts heeft als de temperatuur boven de 38 graden gaat, terwijl dat vroeger 38,5 graden zou zijn, klopt niet.
Reeds sinds 2009 wordt de grens van 38 graden Celsius naar voren geschoven voor koorts bij kinderen. Naar aanleiding van de vele vragen in het kader van de coronacrisis wordt dit opnieuw ruim onder de aandacht van de sector gebracht.
Dat enkel bij koorts van ziekte wordt gesproken en de kinderen alleen dan moeten worden opgehaald, is evenmin correct. Ook andere symptomen bepalen of een kind ziek is en niet naar de opvang mag. Een overzicht van de symptomen werd opgenomen in de draaiboeken voor kinderopvang. Wel is het zo dat als de temperatuur hoger is dan 38 graden Celsius, er dan ook aan COVID-19 moet worden gedacht.
Het is niet mogelijk om bij kinderen op basis van symptomen een onderscheid te maken tussen COVID-19 en andere veel voorkomende virale luchtwegaandoeningen. Er zijn nog steeds veel meer kinderen ziek thuis door andere virussen dan door het coronavirus.
Om aan ouders en voorzieningen een leidraad te geven, werd een oplijsting gemaakt van symptomen met weinig of geen risico op besmetting van personeel of kinderen, en van symptomen die wel wijzen op een mogelijk risico. De algemene richtlijn is dat zieke kinderen niet naar de opvang mogen, en dat geldt ook voor de onthaalouders.
De richtlijnen rond ziekte en koorts werden opgenomen in de draaiboeken van kinderopvang. Daarnaast werd de informatie op de website van Kind en Gezin aangepast. Ter verduidelijking werd ook nog een aparte nieuwsbrief rond ziekte en koorts naar de kinderopvang gestuurd, en daarbij zat een affiche die door de opvang kan worden opgehangen in de opvanglocatie. Ook de lokale teams, de artsen en de organisatoren van de consultatiebureaus kregen aangepaste informatie om ouders te ondersteunen bij hun vragen over wanneer hun kinderen al dan niet naar de kinderopvang kunnen. De nieuwe richtlijnen worden ook opgenomen in het Kindboekje en de nieuwe versie van ‘Kind in Beeld Gezondheid en Verzorging’. Ten slotte werd er ook een filmpje gemaakt en gedeeld via sociale media, waarin een arts van Opgroeien toelichting geeft.
Bij de invoering van een nieuwe teststrategie op 21 oktober 2020 was er meteen sprake van om kinderbegeleiders te zien als zorgprofessionals. Ik heb dit vanuit de Vlaamse overheid zo aangekaart op de interministeriële conferentie (IMC) gezondheid, en die heeft dat ook zo formeel beslist. Concreet wil dit zeggen dat kinderbegeleiders zowel in de opvang van baby’s en peuters als in de buitenschoolse opvang als prioritaire doelgroep in de uitgewerkte teststrategie worden beschouwd.
De sneltesten zullen ook worden ingezet in de kinderopvang. De wijze waarop wordt momenteel verder uitgewerkt binnen het algemeen beleid van de Vlaamse overheid ter zake.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord. U hebt de cijfers gegeven van het aantal kinderopvanginitiatieven dat de voorbije periode al tijdelijk de deuren heeft moeten sluiten. Dat kan natuurlijk verschillende oorzaken hebben, dat besef ik ook heel goed. Voor mij blijft het belangrijk dat we blijven vooropstellen dat kinderen zoveel mogelijk naar de kinderopvang kunnen blijven gaan, zodat ouders ook kunnen blijven werken en zodat we kwetsbare kinderen kunnen blijven bereiken. We weten dat als een opvang sluit, het nadien veel moeilijker is om die kwetsbare kinderen opnieuw te bereiken. Het is dus belangrijk dat de voorzieningen zoveel mogelijk openblijven, en dat is natuurlijk ook het beste voor de leefbaarheid van de voorzieningen zelf. Daarom is het ook goed dat er een compensatieregeling is.
Welke alternatieven hebben ouders als een voorziening moet sluiten? Spelen lokale loketten daarin misschien een rol? Ik wil daarnaast ook nog iets zeggen over maatregelen zodat er voldoende personeel is. Er werden hiervoor verschillende initiatieven genomen. Dat is natuurlijk goed. Ik onderschrijf ook helemaal dat we momenteel coulanter moeten zijn voor de kwalificaties. U hebt ook verwezen naar studenten. Als ik goed ben ingelicht, is er voor studenten mogelijk een probleem wanneer zij het maximaal aantal uren hebben bereikt waarvoor zij fiscaal kunnen worden vrijgesteld. Is daarover overleg gepleegd met de federale overheid?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik heb een aantal concrete vragen. U hebt niet geantwoord op mijn vraag over de sneltesten. Wanneer zullen die er zijn? Wanneer en hoe zullen we die inzetten in kinderopvanginitiatieven? Daar heb ik, denk ik, geen concreet antwoord op gehoord.
Ik heb een bijkomende vraag in verband met de cijfers die u geeft. Gaan die over álle opvanginitiatieven, ook de gezinsopvang, de onthaalouders? Of gaan die enkel over de groepsopvang? Dat lijkt mij niet onbelangrijk, net omdat die gezinsopvang heel dicht zit. Wat bedoel ik daarmee? Als de echtgenoot of een gezinslid van iemand in de gezinsopvang in quarantaine gaat en een hoogrisicocontact is, dan gaat de gezinsopvang dicht. En meestal is er daar geen ander personeel of iemand die kan inspringen. Zij kunnen ook niet, zoals u aanhaalt, verminderd open zijn. De gezinsopvang gebeurt namelijk meestal door één persoon.
U gaf aan dat men geen respijtdagen moet inleveren, maar dat die wel met één twaalfde worden verminderd. Tja, dat betekent dan toch dat er respijtdagen moeten worden ingeleverd? De dagen gaan af van de korf die je ter beschikking hebt.
Ik zie echter wel nog een verschil. U sprak van algemeen en selectief, afhankelijk van. De quarantaineregels gelden echter altijd, of het nu wijdverspreid of heel lokaal is. Het zijn net die quarantaineregels die maken dat, als iets in een selectieve situatie zit en er toch quarantaineregels zijn voor het gezin, je in de problemen komt. Minister, daar moeten we toch eens naar kijken.
Collega’s, ook belangrijk zijn de cijfers die de minister gaf waaruit blijkt dat kinderen, ook kleine kinderen, duidelijk niet de motor zijn van deze pandemie. Het is goed dat zowel de cijfers uit het onderwijs als de cijfers die de minister gaf, dat bevestigen, langs twee kanten. Dat is hoopvol voor het maximaal openhouden van de scholen en de opvang.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, de cijfers in verband met de gesloten opvang zijn hoog.
Ik sluit mij aan bij de collega: het is belangrijk om ervoor te zorgen dat mensen in essentiële sectoren kunnen blijven werken en dat er hoogkwalitatieve opvang wordt geboden aan die kindjes, net als aan kindjes in een kwetsbare situatie.
Maar stilaan doet de situatie wel wat denken aan de toestand van scholen twee weken geleden. In de praktijk zaten er al ontzettend veel kinderen en leraren thuis. En nu krijgen we eigenlijk een wat gelijkaardige situatie, met heel veel begeleiders en kinderen die thuis in quarantaine zitten. Minister, bent u daarover in overleg? Worden er bepaalde andere maatregelen voorzien? Op welke manier zult u die situatie opvangen?
Als ik me niet vergis – misschien heb ik het gemist in de veelheid van de woorden – bent u niet ingegaan op de vraag of u zicht heb op hoeveel werkkrachten er ongeveer worden aangeboden. U hebt wel gezegd dat de eisen die worden gesteld, worden verlaagd. Maar over hoeveel mensen gaat het hier eigenlijk?
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit kort aan. Het belang van kinderopvang is tijdens deze crisis nog maar eens heel erg duidelijk geworden. Kinderopvang heeft een heel essentiële functie in onze maatschappij. Dat heb ik tot mijn eigen scha en schande moeten ondervinden de week voor de vakantie, toen de crèche van mijn dochtertje werd gesloten door een aantal besmettingen in het opvanginitiatief.
Ik wil graag een vraag toevoegen, over overcapaciteit. Als ik me niet vergis, is het nog steeds mogelijk dat kinderopvanginitiatieven tijdelijk in overcapaciteit kunnen gaan, bijvoorbeeld wanneer andere opvanginitiatieven in de regio tijdelijk de deuren moeten sluiten, of als ouders met problemen zitten omdat ze vroeger een beroep deden op de grootouders, maar dat momenteel uiteraard niet het allerbeste idee is. Het aanvoelen dat ik heb, vanuit mijn eigen ervaring in de crèche, maar ook van een aantal contacten uit het werkveld, is dat het in de eerste golf al bij al nogal meegevallen is, omdat toen heel wat ouders eerder minder opvang nodig hadden. Maar nu zijn heel veel sectoren wél nog aan het werk. Ik kan me voorstellen dat het momenteel een prangender probleem wordt, dat de grootouders effectief niet meer worden ingeschakeld omdat besmettingen zo hard gestegen zijn. Zeker voor zorgpersoneel kan het natuurlijk cruciaal zijn dat ze bijvoorbeeld één of twee extra dagen opvang kunnen krijgen voor hun kinderen, zodat ze hun job op een goede manier kunnen uitoefenen.
Hebt u daar al signalen over gekregen, minister? Hebt u zicht op die problematiek? Is die effectief zo groot als ik verwacht dat ze zou zijn?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het belang van kinderopvang kan absoluut niet worden onderschat. Een van onze aanbevelingen is om ze maximaal te kunnen blijven openhouden. Als het aantal besmettingen natuurlijk zo hoog is, sluipt het virus overal binnen.
Kinderopvang is noodzakelijk om als ouder te kunnen gaan werken. In de kinderopvanginitiatieven die gesloten waren, kwamen de kwetsbare gezinnen maar in mindere mate terug, en dat baart natuurlijk grote zorgen.
Minister, is het mogelijk dat, als een kinderopvanginitiatief moet sluiten, kinderen tijdelijk worden opgevangen in een ander kinderopvanginitiatief?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik heb geen bijkomende vragen. Ik wil alleen oproepen om in de toekomst een beetje sneller actie te ondernemen. Nu was de regeling geldig tot 30 september, en nadien was er geen communicatie over de mogelijkheid van een compensatie en over de respijtdagen. Half oktober werd bekendgemaakt dat de kinderopvang in code oranje ging, dat de compensatie niet meer geldig was en dat de respijtdagen niet meer worden aangerekend. Dat was natuurlijk een klap in het gezicht van de sector, die daar zeker niet zat op te wachten.
Minister, eind oktober was er dan opnieuw een communicatie dat de situatie zou worden herbekeken vanaf 1 november. Ik ben blij dat 1 november voorbij is en dat u toch hebt beslist om voor die compensatieregeling te gaan en voor het niet-aftrekken van de respijtdagen. Ik dank u daarvoor.
In de toekomst moeten we toch zorgen voor een heldere, duidelijke en snelle communicatie naar de sector, want anders blijft die in het ongewisse. Zij zitten natuurlijk op de eerste rij en krijgen vragen van de ouders waarop ze geen antwoord kunnen geven. Gelieve daar in de toekomst meer rekening mee te houden.
Minister Beke heeft het woord.
Collega Daniëls, op uw vraag over de sneltesten zal ik straks dieper ingaan. Ik zal daar dan wat meer facts and figures bij geven.
Wat het overleg met de federale overheid en met de studenten betreft: dat komt binnenkort aan bod. Dat gaan we dus oppakken.
Voor de kinderopvang en de strategie van de testen is het de bedoeling dat we dezelfde strategie afspreken voor het personeel van de kinderopvang als voor het personeel van het onderwijs. Dat hebben we afgesproken binnen de Vlaamse Regering. De protocollen om daar uitvoering aan te geven, zijn in opmaak in de interfederale taskforce die wordt geleid door professor Herman Goossens.
Collega Daniëls, de bedoeling is niet om die testen in te zetten voor kinderen onder de 6 jaar om de redenen die u zelf hebt aangehaald.
Ik heb geen aparte cijfers over de onthaalouders. Ik weet niet of dat apart is bijgehouden, maar ik zal het opvragen.
Als begeleiders in een thuiscontext besmet zijn of hoogrisicocontact zijn, dan volgen ze normaal dezelfde regels rond quarantaine. De inzet van sneltesten zal daar niet veel aan veranderen. De inzet van sneltesten gaat specifiek over uitbraken binnen de opvang zelf.
Collega Saeys, wat uw vraag betreft, is het inderdaad de bedoeling dat de kinderopvanginitiatieven elkaar depanneren en dat daar de nodige flexibiliteit wordt toegelaten. Het lokale aanspreekpunt, het lokaal loket, heeft daar ook een rol in te spelen en we zullen hen daar ook verder op aanspreken. Ik denk dat dat ook de vraag van collega Anaf beantwoordt, als ik me niet vergis.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dat de kinderopvang kan openblijven, dat is ongelooflijk belangrijk en dat was ook een van de 119 aanbevelingen van de coronacommissie. Dat geldt voor alle ouders, ook voor die ouders die niet in een essentiële sector werken, maar ook specifiek voor kwetsbare kinderen. Vandaag is de druk op het personeel groter, vallen er veel personeelsleden uit en moet er inderdaad gezocht worden naar bijkomende medewerkers. De inzet van studenten is daar een mogelijk element in en ik ben zeker tevreden dat u zegt dat er zal worden gekeken naar manieren om de huidige problemen inzake de inzet van studenten op te lossen.
Nu, als er toch een initiatief moet sluiten, al dan niet gedeeltelijk, dan denk ik dat we ervoor moeten zorgen dat ouders naar alternatieven worden toegeleid. Dat kan, zoals collega Saeys zegt, via uitwisseling met andere initiatieven, maar ik denk dat het lokaal loket daar inderdaad een rol in kan spelen. Ik had die vraag ook daarom gesteld. Het is dus zeker goed dat het lokaal loket daarop aangesproken zal worden, minister, maar misschien is het ook nodig dat er tijdelijk in overtal kan worden gegaan. Jullie weten dat we daaromtrent een voorstel van decreet klaar hebben liggen, maar de toepassing daarvan zou in sommige opvanginitiatieven wellicht kunnen helpen om nu al beperkt in overtal te gaan en ouders te depanneren die door een sluiting in de problemen zouden kunnen komen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ook de N-VA-fractie vindt het belangrijk dat de kinderopvang open kan blijven, zowel voor de kinderen en de ouders als voor de opvanginitiatieven zelf, maar dat moet ook op een veilige manier kunnen gebeuren. Daarom doe ik mijn oproep om de criteria inzake de covidsymptomen die op die affiche staan waarnaar u verwijst, nog eens te bekijken, want het komt voor personeelsleden van opvanginitiatieven toch wel heel vreemd over dat snipverkouden kinderen nog naar de opvang mogen, maar dat kinderen die, afgezien van een temperatuursverhoging, niets mankeren, niet mogen komen. Dat geeft tegenstrijdige signalen, zeker omdat we die coronasymptomen in de andere delen van de maatschappij aanhalen om thuis te blijven.
Daaraan gekoppeld wil ik ook de oproep herhalen om de nodige compensatie en de respijtdagen zo duidelijk mogelijk te maken en om inzake de splitsing in selectieve en algemene maatregelen heel goed te monitoren waar er eventueel kinderen of opvanginitiatieven uit de boot vallen.
Testen is ten slotte voor iedereen belangrijk. In dat opzicht heb ik de vraag of u ons de cijfers kunt bezorgen over de verschillen tussen de gezinsopvang en de groepsopvang.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, dank u wel voor de vele cijfers en informatie. We gaan die nog eens van dichterbij bekijken.
Wat bij mij toch blijft hangen is dat, als er zich één bevestigd geval in de kinderopvang bevindt, de kinderbegeleiders zonder symptomen nog altijd niet getest mogen worden. Ik vraag mij toch af of dat in deze fase nog te verantwoorden valt. Er zijn verschillende collega’s die het hebben aangehaald: het is niet de eerste keer dat de kinderbegeleiders later dan andere zorgberoepen in aanmerking worden genomen bij maatregelen, bijvoorbeeld inzake testen. Ik haalde daarnet de compensatieregeling al aan. Ik zou er toch op willen aandringen dat dat vanaf nu wel gebeurt. Het gaat hier om mensen die vaak al een zeer laag loon hebben, die vaak onder slechte voorwaarden werken en van wie we heel goed hebben gemerkt dat ze essentiële diensten verlenen. Deze manier van handelen strookt daar echt niet mee.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.