Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik heb een vraag over het mentaal welzijn van kinderen en jongeren. Dat belangt ons allemaal aan. Ik heb gezien dat een aantal collega’s de impuls hadden om naar aanleiding van het stijgende aantal oproepen en chatberichten bij Awel ook een vraag te stellen in de commissie Welzijn, maar mijn impuls was om die hier te stellen. We hebben hier ook al vaak over Awel van gedachten gewisseld.
In september is het aantal oproepen en chatberichten echt gepiekt. Het aantal chatberichten is zelfs verdubbeld ten opzichte van september 2019. Je ziet nu ook dat er meer oproepen en chatberichten zijn dan tijdens het begin van de lockdown. Dat is toch een indicatie dat veel kinderen en jongeren het moeilijk hebben en nood hebben aan een luisterend oor van iemand die hen kan helpen.
Waar het normaal gezien vooral de jongeren tussen 13 en 16 jaar zijn die door Awel bereikt worden, krijgen ze nu ook jongeren tot 20 jaar aan de lijn. Toevallig heb ik gisteren nog van iemand een verhaal gehoord over een jongere van nog geen 18 jaar die een zelfmoordpoging ondernomen had. Ik vind het heel opvallend en alarmerend dat je meer en meer van die berichten hoort.
De toch wel alarmerende cijfers geven wel een beeld van de mentale toestand waar veel van onze jongeren vandaag in verkeren. Veel jongeren voelen zich angstig en onzeker, ze hebben eigenlijk ook geen perspectief van hoe het nu verder moet – dat geldt voor ons allemaal, maar zeker voor kinderen en jongeren –, ze voelen zich ook niet betrokken bij de beslissingen omtrent de coronamaatregelen. Onder andere op de Instagrampagina van het jongerennieuws van de VRT hebben jongeren getuigd dat ze eigenlijk het gevoel hebben dat ze niet bevraagd worden voor de maatregelen die toch een grote impact op hen hebben, zoals bijvoorbeeld de veiligheidsmaatregel in het onderwijs. Ze voelen zich machteloos, angstig en niet gehoord.
Minister, we stellen hier allemaal telkens dat we het kind- en jongerenperspectief zo veel mogelijk centraal willen stellen. Daarom heb ik een aantal vragen, minister.
Hoe interpreteert u deze nieuwe cijfers van Awel?
U hebt Awel reeds extra ondersteund tijdens de eerste lockdown. Ik heb gisteren niet naar Vandaag kunnen kijken, maar ik heb uw woordvoerder wel een tweet zien sturen dat er blijkbaar nog extra ondersteuning aankomt. Ik heb het verhaal niet kunnen horen, want ik was pas om 23 uur thuis van de plenaire vergadering. Hierbij hebt u dus ook een kans om dat verhaal in de commissievergadering te brengen.
Welke stappen hebt u reeds ondernomen om het kinder- en jongerenperspectief centraal te stellen in het kader van de coronacrisis? Welke plant u nog?
Op welke manier wilt u de stem van kinderen en jongeren binnen de coronamaatregelen nog meer aan bod laten komen?
Minister Dalle heeft het woord.
In die aflevering vandaag zat ook een fiere Kempendochter, Louise Van Assche. Zij hield een zeer indrukwekkend betoog. Het is een mevrouw die uit de Kempen afkomstig is, lange tijd in Brussel heeft gewoond, en nu in Austin, Texas woont. Zij getuigde over haar onderzoeksproject, met steun van het Fonds Pascal Decroos trouwens, over Black Lives Matter. Het is een heel interessant gesprek. Dit geheel terzijde.
Kinderen en jongeren zitten, zoals u terecht aangeeft, met heel wat vragen tijdens deze coronacrisis. Die vragen gaan over al die berichten over de besmettingscijfers, de maatregelen die regelmatig worden aangepast, de beperkingen van het sociaal contact en de impact ervan op het school- en studentenleven, de dreiging voor de gezondheid van jezelf of iemand uit je omgeving, de onzekerheid over het perspectief enzovoort. Al deze elementen hebben een invloed hebben op het welbevinden van kinderen en jongeren.
U verwijst terecht naar de cijfers bij Awel. Daar is een stijging van het aantal oproepen met 30 procent ten aanzien van dezelfde periode van vorig jaar en een verdubbeling van de chats, zoals u aangeeft. Ook bij WAT WAT ziet men een spectaculaire stijging van de paginabezoeken, twee tot drie keer meer. Die cijfers tonen aan dat we blijvend werk moeten maken van een laagdrempelig aanbod waar kinderen en jongeren een luisterend oor krijgen. Ik volg dan ook de oproep om te luisteren naar kinderen en jongeren en met hen, in plaats van alleen over hen, te spreken over de angsten en bekommernissen en vooral te bekijken welke toekomstperspectieven stap-voor-stap kunnen worden geboden door de regels na te leven. De campagne ‘Donkere gedachten’ van WAT WAT, waaraan onder meer Awel heeft meegewerkt, wil hierin ondersteunend zijn. Die samenwerking is in deze tijden een goed voorbeeld van preventieve ondersteuning van de jongeren zelf en van zij die zich zorgen maken over vrienden.
De jongeren hebben duidelijk nood aan hulplijnen zoals Awel en vanuit Vlaanderen investeren we hier bewust extra in. Awel heeft zich sinds de start van de coronacrisis als cruciale partner voor kinderen en jongeren getoond. Ik heb gisteren in de uitzending meegedeeld dat de regering heeft beslist om Awel en WAT WAT structureel te versterken met extra middelen. Een van mijn eerste beslissingen vanuit Jeugd bij het begin van de lockdown was de toekenning van extra middelen aan Awel en WAT WAT. Dat ging om eenmalige bedragen van 100.000 euro per jaar voor WAT WAT en 75.000 euro voor Awel boven op de bestaande subsidies waarop zij kunnen rekenen vanuit het Departement Jeugd. De middelen die eenmalig werden toegekend tijdens de eerste coronagolf worden nu dus structureel; zij zullen jaar na jaar toegekend worden. Jullie zullen dit ook vertaald zien in de begroting 2021, bij de beleids- en begrotingstoelichting (BBT).
De voorbije weken en maanden hebben we gradueel het kind- en jongerenperspectief centraler kunnen stellen. Ik heb in het begin van de coronalockdown herhaaldelijk die oproep gedaan. Jullie in de commissie hebben dat ook gedaan. Ik stel vandaag vast dat dit nog altijd actueel is. We moeten daar altijd op blijven hameren. Maar er zijn ook al heel belangrijke stappen gezet om het kind- en jongerenperspectief bij de aanpak van de pandemie handen en voeten te geven.
Ik denk hierbij aan de impulsen van WAT WAT en Awel, de erkenning van het jeugdwelzijnswerk als essentieel beroep, het Actieplan Generatie Veerkracht, de heropening van publieke ruimten zoals skateparken, speelparken en sportterreinen, de doorstart van het jeugdwerk tijdens de zomer met kampen en activiteiten, de extra middelen voor de jeugdzorg vanuit het Noodfonds, de recente aanname van het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP), waarin de eerste lessen uit corona zijn verwerkt in acties en de structurele gesprekken met organisaties die dicht bij de leefwereld van kinderen en jongeren staan. Ook het standpunt van minister Weyts en van de hele regering dat het prioritair is om naast de zorgsector en de economie ook de scholen open te houden, draagt bij tot de versterking van het kind- en jongerenperspectief bij de aanpak van de coronacrisis.
U weet dat de cijfers vandaag weer de verkeerde kant uitgaan en dat strengere maatregelen worden genomen. Wij hebben een kleine twee weken geleden de jeugdwerkregels verstrengd. Wij hebben gisteren opnieuw samengezeten met de jeugdsector, met de twee collega’s van de Franse Gemeenschap en met de virologen. Ook in het licht van het overlegcomité hebben wij voorstellen gedaan om de regels verder aan te scherpen. Dit moet ook nog worden besproken op het overlegcomité van morgen. In elk geval heb ik gevraagd aan de jeugdbewegingen om al aan te geven dat er voor dit weekend jammer genoeg geen activiteiten met overnachtingen mogelijk zijn. Vanuit De Ambrassade werd dat ook zo doorgestuurd. Dat is een van de zaken die we voorstellen, om dat de komende weken in die moeilijke situatie zeker niet meer te doen. We zullen volledige duidelijkheid kunnen bieden na afloop van het overlegcomité.
Het is een permanente evenwichtsoefening, om recht te doen aan de positie van kinderen en jongeren, met respect voor de veiligheidsmaatregelen. Enerzijds willen we natuurlijk dat de jeugdwerking zoveel mogelijk kan doorwerken en dat jongeren zoveel mogelijk hun gewone leven kunnen voortzetten, anderzijds moeten we er natuurlijk voor zorgen dat het virus in bedwang wordt gehouden, dat we die curve doen dalen of minstens afvlakken de komende dagen en weken. Dus moeten de regels gerespecteerd worden en voldoende streng zijn.
Naast de initiatieven en de beslissingen die werden genomen, heb ik deze namiddag een overleg ingepland met een aantal belangrijke actoren die het perspectief van kinderen en jongeren binnenbrengen, vertolken en kunnen terugkoppelen naar het werkveld. Het is de bedoeling om, als er een verstrenging komt, voldoende rekening te houden met dat kind- en jongerenperspectief.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik zal het vandaag moeten herbekijken. Wanneer er een fiere Kempendochter binnenkomt die zo’n mooi parcours heeft afgelegd, moet ik dat zeker herbekijken. Ik zal dan zeker ook uw fragment nog wel uitzitten.
In mijn inleiding ben ik het misschien vergeten, maar de stijging hoeft niet alleen een negatieve zaak te zijn. Het is ook goed dat tijdens zo’n crisis kinderen en jongeren duidelijk de weg vinden naar Awel en WAT WAT. Dat is op zich niet alleen negatief. Het is ook goed dat er blijvend werk wordt gemaakt van dat laagdrempelige aanbod, en ook dat de middelen structureel verankerd zullen worden. Dat is een goede zaak. Over hoeveel structurele middelen zou het dan gaan? Kunt u daar al iets meer over zeggen? Of moeten we daarvoor de begrotingsbesprekingen afwachten?
Wat de huidige situatie betreft, is het inderdaad zo dat de cijfers niet de goede kant uitgaan. Dan moet er geschakeld worden. Een aantal strengere maatregelen zullen helaas ook in het jeugdwerk nodig zijn. Ik ben zelf geen fan om grote aankondigingen te doen voordat het overlegcomité heeft plaatsgevonden. Ik ga u dus ook niet vragen wat er morgen op tafel ligt. Laat ons dat eerst bespreken met de kinderen- en jongerenvertegenwoordigers deze namiddag en dan morgen op het overlegcomité. Dan hoop ik dat daar een goede beslissing uit komt.
Het is goed dat er over mogelijke aanpassingen in het jeugdwerk wordt overlegd met de sector en met de jongeren zelf. Maar gebeurt hetzelfde bij de andere sectoren, zoals Onderwijs of Sport of nog andere sectoren met een rechtstreekse impact op heel veel kinderen en jongeren? Worden ook zij betrokken bij het beslissingsproces? Ik weet het oprecht niet. Vorige week is er in het onderwijsveld toch heel veel discussie geweest. Zijn leerlingen of vertegenwoordigers van leerlingen daarbij betrokken? Dat is toch belangrijk. Kinderen en jongeren zijn niet alleen bezig met jeugdwerk. De impact van het coronavirus op hen zit vooral op andere vlakken, in eerste instantie in het onderwijs. Zijn daarover afspraken gemaakt in de regering? Weet u of zij daar ook bij betrokken worden?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Mijnheer Anaf, ik wil eerst op uw laatste vraag ingaan. Ik wil me hierbij aansluiten omdat ik een aantal signalen heb gekregen dat het overleg tussen het onderwijs en de Vlaamse Scholierenkoepel zeker in het begin niet zo vlot is verlopen.
Minister, dat is niet uw rechtstreekse verantwoordelijkheid, maar misschien kunt u dit in de Vlaamse Regering wat aanscherpen.
Ik wil u echter ook feliciteren. U weet dat ik gevoelig ben voor structurele in plaats van projectmatige investeringen. Ik vind het een goede keuze. Het stemt me positief dat tijdens de bespreking van het JKP alvast is aangekondigd dat een aantal eenmalig vrijgemaakte middelen zullen worden verlengd en structureler aan de organisaties zullen worden toegewezen. Ik denk dat dit een goede keuze is.
Mijn eerste vraag betreft het jeugdwelzijnswerk. U hebt terecht vermeld dat u dit van in het begin van de crisis als een essentieel beroep hebt beschouwd. U hebt ervoor gezorgd dat het jeugdwelzijnswerk kon blijven draaien. Gezien de aantallen die nu op hen afkomen, kan ik me voorstellen dat er in de sector een grote toevloed van werk is. Ik weet niet of u met de sector hebt overlegd om, eventueel samen met minister Beke, projectmatig of liefst structureel nog bijkomende mogelijkheden te scheppen om het werk op het terrein tijdens de komende donkere wintermaanden mogelijk te blijven maken. Met digitale kanalen en chat kunnen we veel doen, maar een gedeelte van het werk zal nog op het terrein moeten worden verricht.
Mijn tweede vraag betreft het jeugdwerk. Met betrekking tot wat op tafel ligt, ben ik het ermee eens dat we niet moeten proberen vandaag de pieren uit uw neus te halen, zoals dat wel eens wordt gezegd. Ik wil weten hoe u in het algemeen naar het risico op een totale lockdown in het jeugdwerk kijkt. Zult u alles in het werk stellen om te proberen altijd een basis van mogelijke activiteiten in het jeugdwerk te garanderen? Ik voel me, voor alle duidelijkheid, op dit ogenblik niet goed geplaatst om daar een oordeel over te vellen. Ik wil vooral uw beleidsmatige benadering horen.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Voorzitter, ik wil in de eerste plaats de kans grijpen om de vrijwilligers van Awel te bedanken. De oproepcijfers zijn in de vraagstelling vermeld. Dat is enorm. Recent heb ik gevraagd om een evaluatie van het nieuw organisatiemodel van Awel. De teams zijn anders ingedeeld. Uit die evaluatie blijkt dat de vrijwilligers zich goed met hun teams verbonden voelen. Ondanks de crisissituatie en de doorgevoerde reorganisatie krijgt Awel meteen dit resultaat. Dat is een dikke pluim waard.
Er is een verschil tussen het kind- en jongerenperspectief en het worden gehoord. Ik begrijp beide. Het is uiteraard essentieel dat met het kind- en jongerenperspectief rekening wordt gehouden. Ik ben ervan overtuigd dat dit in het jeugdwerk en het onderwijs gebeurt en dat dit door de hele Vlaamse Regering wordt gedragen. Op zich is het gehoord worden belangrijk, maar het is onmogelijk om iedereen mee aan de tafel te krijgen. Dat gaat niet enkel op voor jongeren.
Minister, deze namiddag zit u samen met de vertegenwoordigers. Het zal helpen die vertegenwoordigers te horen, maar daarnaast is het natuurlijk belangrijk de verhalen en zorgen van jongeren via Awel, WAT WAT en andere kanalen te horen en te kaderen.
Ik heb nog een vraag over de verschillen in oproepen. Blijkbaar krijgt de hulplijn nu ook vaak jongeren tot 20 jaar aan de lijn. Voordien ging het vooral om jongeren tussen 13 en 16 jaar. Die andere leeftijd betekent dat heel andere vragen en complexe materies aan bod komen. Ik vraag me af of de vrijwilligers hierin worden bijgestaan of hiervoor worden opgeleid. Een verschil tussen een 16-jarige en een 20-jarige zijn bijvoorbeeld vragen over de arbeidsmarkt. Dat is absoluut niet evident. Vroeger kwamen die vragen minder binnen, maar ik kan me voorstellen dat ze nu vaker te horen zijn.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ik keek even naar mijn vraag die straks volgt en ik vermoed dat uw antwoord daarop niet zo heel veel zal verschillen van wat u net aan collega Anaf geantwoord hebt, omdat het ook gaat over hoe we informatie bij jongeren krijgen. Ze was misschien beter gekoppeld geweest. Ik denk dat ik hier even wat bijvragen zal stellen, en dan kunnen we misschien voor de efficiëntie van de agenda mijn vraag dadelijk schrappen.
Collega Anaf, ik denk dat u gelijk hebt. Stijgende cijfers hoeven helemaal niet te betekenen dat er meer nood is aan die informatie – al zal het wel zo zijn – maar kunnen ook heel positief geïnterpreteerd worden, namelijk dat jongeren steeds vaker de weg vinden naar de kanalen die daarvoor bestemd zijn, die we ook vullen met zeer correcte informatie. Maar we proberen uit de hackathon in Brussel – en volgens minister Somers ook in Mechelen – toch ook lessen te trekken over hoe jongeren willen dat er met hen gecommuniceerd wordt. Ze geven heel duidelijk aan dat de informatie bij hen komt via de socialemediakanalen, Facebook, Instagram, Snapchat, TikTok. Dan is het zaak om te zorgen dat die informatie ook correct is, dat die ook op tijd gewijzigd wordt als er iets verandert.
De vraag blijft toch hoe we ervoor kunnen zorgen dat de informatie die doorstroomt, zo correct mogelijk is, dat er niet te veel verhalen circuleren die niet juist zijn, die mensen op het verkeerde been brengen, en of wij uit die hackathon lessen kunnen trekken en die ook op het terrein kunnen implementeren, om te zorgen dat er meer en betere informatie tot bij de jongeren geraakt.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil mij nog even aansluiten bij de oorspronkelijke vraagstelling. Minister, u haalt terecht aan dat het een uitdaging blijft in deze tijd om oog te hebben voor het algemeen welzijn van onze kinderen en jongeren en de wijze waarop we in crisis omgaan met hen en hun rechten en de ruimte die we hen kunnen bieden.
Ik ben ook heel blij met uw aankondiging dat u de middelen voor Awel en WAT WAT structureel verder gaat uitbouwen. Die twee kanalen hebben hun kracht de afgelopen maanden meer dan bewezen. Zij hadden sowieso al een goede werking. Er zijn heel wat bijsturingen geweest. Wat zij vandaag verwerken, is gigantisch. Je voelt dat zij echt wel een belangrijke steunpilaar zijn voor heel wat jongeren. Dus inderdaad een pluim voor hen, maar ook een pluim voor u om hen verder te ondersteunen om die uitbouw ook te kunnen blijven waarmaken.
Zoals u aangaf blijft het een uitdaging om met kinderen en jongeren in gesprek te blijven gaan over welke impact deze crisissituatie op hen heeft. Ik ben ook heel blij dat u deze namiddag opnieuw met hen in overleg gaat. Ik heb een tijd geleden ook gevraagd om met alle ministers van de regering te bespreken om dit ook in hun beleidsdomeinen structureel te doen. Ik begrijp dat dat niet altijd evident is, maar ik wil toch vragen om dat op de agenda van de regering te blijven zetten. Ik zie dat een aantal ministers daar wel aandacht voor hebben, er rekening mee houden en in gesprek gaan, maar dat je anderzijds in een aantal beleidsdomeinen ook wel voelt dat jongeren toch vragen waarom hun stem niet nauwer betrokken wordt bij het maken van keuzes. Misschien komt dat deze namiddag ook wel mee aan bod en kunt u er gericht collega’s op aanspreken.
Ik heb een vraag over het federale niveau. In crisissituaties moeten ook daar keuzes gemaakt worden. Ik vraag mij af of coronacommissaris Pedro Facon in zijn entourage, bijvoorbeeld bij Celeval, die een andere samenstelling zal krijgen, kan aandringen om ook bij hen mensen met kind- en jongerenperspectief nauwer te betrekken. Iedereen die in deze crisissituatie keuzes moet maken, moet daarbij aandacht hebben voor het kind- en jongerenperspectief.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik begin met de vraag om ook op federaal niveau het kind- en jongerenperspectief centraal te stellen. Eerlijk gezegd ben ik tevreden over de manier waarop dat op federaal niveau is geëvolueerd. Er is heel veel bewustwording gebeurd de afgelopen maanden. Je merkt dat dit Celeval in zijn algemeenheid, maar ook de mensen die het opvolgen in het overlegcomité, waar onze minister-president en viceminister-president aanwezig zijn, echt helpt. Vanaf het begin hebben wij in ons sectoroverleg Jeugd Marc Van Ranst erbij betrokken. Hij brengt mede de verbinding tot stand met Celeval. Daaraan is professor Pierre Vandamme toegevoegd, die daarin bijzondere expertise heeft. Ook met Erica Vlieghe en Pedro Facon onderhoud ik regelmatige contacten. Je merkt bij hen heel veel aandacht voor de kinderen en jongeren.
Collega Coenegrachts, ik stel voor dat ik inga op uw bijkomende vragen bij de volgende vraag om uitleg. Het zal een uitgebreid antwoord zijn want er valt veel over te zeggen. Ik zal er dan in detail op ingaan.
Collega Perdaens peilt naar wat het betekent dat Awel nu ook oproepen ontvangt van jongeren tot 20 jaar. In de vormingen die Awel organiseert worden de vrijwilligers opgeleid om contacten te hebben met jongeren ongeacht hun leeftijd. Het feit dat nu ook 19- en 20-jarigen bellen en chatten speelt eigenlijk geen rol. Het mooie aan het concept van Awel is dat het een professioneel uitgeruste organisatie is, die evenwel haar basiswerking met jongeren laat gebeuren door vrijwilligers.
Collega Anaf wijst erop dat de stijging van de cijfers niet alleen een negatief, maar ook een positief effect heeft. Ik treed dat bij. Je merkt dat zowel Awel als WAT WAT bekender worden, meer aandacht krijgen, en dat jongeren er meer hun weg naartoe vinden. Dat is een goede zaak. (Onverstaanbaar)
Voor WAT WAT is het een structureel bedrag van 100.000 euro dat erbij komt en voor Awel is dat 75.000 euro. Dat zijn bedragen per jaar. Het zijn exact dezelfde bedragen die wij in het kader van Generatie Veerkracht eenmalig hadden toegekend. Om u een idee te geven: WAT WAT zit binnen de context van Ambrassade, die een kleine 2 miljoen euro krijgt. Voor WAT WAT was er oorspronkelijk 100.000 euro uitgetrokken binnen Ambrassade. Awel heeft een financiering van een klein half miljoen euro. Het gaat dus wel over substantiële, structurele stijgingen van die budgetten.
U peilt ook, zoals collega Rombouts, naar de intenties van collega-ministers. Die aandacht is alleen maar toegenomen in de voorbije maanden. Ik heb in het weekend Louis Motte gesproken, de voorzitter van de Vlaamse Scholierenkoepel. Hij zei dat hij in het begin van de crisis niet zo vaak werd geconsulteerd, maar nu wekelijks soms zelfs dagelijks samenzit met de minister van Onderwijs om de aangepaste regels te bespreken. Ook daar gebeurt heel wat.
Collega Vaneeckhout, u peilde naar de impact op de organisaties die, zowel in het jeugdwerk als in het welzijnswerk, werken met kwetsbare kinderen en jongeren. Ik heb daar geen cijfers over, maar het is evident dat de noden zeer groot zijn. We zullen het in het kader van de bespreking van de begroting daarover kunnen hebben. We zien een versterking van de zogenaamde WMKJ’s (werking voor maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren).
Maar natuurlijk is het niet enkel iets budgettairs. Het gaat ook over het leggen van kruisverbanden, het ontwikkelen van initiatieven, het bekijken waar de lacunes zitten. Het is precies met dat oogmerk dat ik deze namiddag verschillende actoren zal zien, om te weten wat er de komende weken en maanden nodig is.
Collega Vaneeckhout, u vroeg mij wat voor mij, in het geval van een verdere verstrenging, de bottomline is om het kind- en jongerenperspectief centraal te stellen, naast het belang van het onderwijs en de scholen. Dat gaat ook over het hoger onderwijs. Het is trouwens een heel goede zaak dat de universiteiten en hogescholen voor de eerstejaarsstudenten wat meer mogelijk maken dan voor de andere.
Naast het belang van onderwijs zijn er voor mij twee zaken die we absoluut anders moeten doen dan in de eerste fase. Ten eerste moet het jeugdwelzijnswerk blijven functioneren, niet alleen digitaal maar ook met een-op-eengesprekken en in kleine groepen. Wij hebben binnen het welzijnswerk een protocol gemaakt, waarbij we met kleine groepjes, tot acht personen en één begeleider, kunnen voortwerken. Dat protocol moet in elk geval mogelijk blijven. Ten tweede is er het belang van de publieke ruimte. Dat is een deel van de oplossing voor jongeren, dat is geen deel van het probleem. Tijdens de eerste lockdown zagen we dat speelpleinen, sportterreinen, basketbalpleintjes enzovoort gesloten werden. Ik dring er absoluut op aan dat dit in gelijk welke situatie, zelfs in een totale lockdown, niet gebeurt. Dat zijn voor mij de twee elementen die in elk geval moeten gerespecteerd worden.
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor het aansluiten bij de vraag. Minister, dank u wel voor uw uitgebreide bijkomende antwoord. Ik ben heel erg tevreden dat er zowel op federaal als op Vlaams niveau meer aandacht is voor kinderen en jongeren. Het is nodig dat we dat blijven op de agenda zetten omdat veel jongeren nog altijd het gevoel hebben dat ze te weinig worden gehoord. Dat signaal moeten we blijven oppikken. Er gebeuren veel inspanningen voor.
Minister, ik ben heel blij met het laatste wat u zei. Dat is een van de dingen die ik echt onbegrijpelijk vond tijdens de eerste lockdown. Niet alleen dat de speelpleintjes zelf gesloten werden, maar zelfs dat het eigenlijk niet was toegestaan om op een grasveldje te spelen. Je mocht alleen maar wandelen, lopen en fietsen. Dat was totaal niet op maat van kinderen en jongeren. Als er toch een lockdown zou komen, is het voor kinderen en jongeren inderdaad van primordiaal belang dat de publieke ruimte toegankelijk blijft en dat het mogelijk moet blijven voor kinderen om in die publieke ruimte te spelen, dat ook de speelpleintjes indien mogelijk beschikbaar blijven.
Ook dat het jeugdwelzijnswerk moet blijven functioneren, onderschrijf ik. Het was goed dat vanaf het begin van de eerste lockdown het jeugdwelzijnswerk als een prioritair beroep werd omschreven. Maar ze hadden het toch echt moeilijk omdat ze moeite hadden om nieuwe manieren te vinden om jongeren te bereiken. Het fysieke contact is in die sector zeer belangrijk. Dus, als het kan, is dat een heel goede zaak.
De vraag om uitleg is afgehandeld.