Report meeting Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over het 'Privilegie der Visscherie' van 1666 aan de stad Brugge
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ja, minister, de brexit. We hebben ondertussen gisteren ook een briefing gekregen van de minister-president. Ik zal dus de hele voorgeschiedenis van het dossier niet meer herhalen; ik denk dat we allemaal weten waar we staan.
Er is nog steeds geen akkoord tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie. Er zijn nog altijd dezelfde drie knelpunten, waaronder ook de visserij. Vorige week vond de laatste geplande onderhandelingsronde plaats. Specifiek wat de visserij betreft blijft de EU bij het standpunt dat de toegang tot de Britse wateren behouden moet worden, alsook de afspraken voor de quota. Het Verenigd Koninkrijk staat daarin eigenlijk helemaal aan de andere kant. Zij willen zo minimaal mogelijk toegang geven tot hun Britse wateren en ze willen ook minimale quota.
We staan dus nog altijd op hetzelfde punt. Nochtans heeft de EU aan Michel Barnier opnieuw een unaniem signaal gegeven dat er nog even verder onderhandeld kan en moet worden. Het is dus inderdaad belangrijk om voort te blijven onderhandelen om een zo goed mogelijk akkoord te vinden voor onze Vlaamse vissers. Het zal sowieso een compromis worden waarbij we stilaan duidelijkheid krijgen dat de positie die we nu hebben, niet behouden zal blijven. In het geval van een no-deal is het heel erg, maar als er toch nog een deal komt, wordt het een compromis en moeten we die beide uitersten gaan verzoenen.
Onlangs bleek ook dat Noorwegen en Groot-Brittannië een akkoord sloten over de visserij. Als ik het goed begrijp, stelt dat akkoord dat de partijen instemmen met de uitwisseling van visquota en wederzijdse toegang tot visserijgebieden onder hun respectievelijke jurisdicties, maar dat dat onderworpen zal worden aan jaarlijkse besprekingen. Jaarlijkse besprekingen over quota: ik denk dat we al gezegd hebben dat dat voor de Vlaamse visserij echt niet goed zou zijn.
Minister, de huidige stand van zaken kennen we. Maar wat is voor de EU en specifiek voor onze Vlaamse visserij nog een mogelijk goed compromis? We moeten daar nu over spreken. In welk geval is het compromis waarnaar we streven nog houdbaar voor de Vlaamse vissers?
Hoe staat u tegenover de visie die men tussen Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk afgesproken heeft? Als dat een gelijkaardig compromis wordt, hoe staan wij daar dan tegenover?
Vanuit het relanceplan Vlaamse Veerkracht werd ondertussen in 83 miljoen euro voorzien ter ondersteuning van onze bedrijven. Daarvan gaat 30 miljoen naar Flanders Investment & Trade (FIT), 50 miljoen euro naar het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) en 3 miljoen euro naar de ondersteuning van de agrovoeding en de landbouw- en visserijsector, via het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM). In welke mate wordt de visserijsector mee opgenomen in die ondersteuning via VLAM? En in welke mate wordt ook vanuit het Europees Brexitfonds, waar het nog niet duidelijk is hoe dat Europees en intra-Belgisch verdeeld zal worden, in middelen voorzien voor de visserij?
Mevrouw Verougstraete heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag ingediend over het ‘Privilegie der Visscherie’ van 1666 aan de stad Brugge. We zijn ons er allemaal van bewust dat onze visserijsector onder heel zware druk staat en dat het bang afwachten is wat de uitkomst van de brexitonderhandelingen brengt. Onze Vlaamse vissers halen hun vangst en omzet immers voor meer dan de helft uit de Britse wateren. Ik las onlangs in de pers dat de Vlaamse minister van Visserij verklaarde: “Als de toegang tot de Britse wateren voor onze Vlaamse vloot ernstig in het gedrang komt, zullen we het privilege van 1666 van de Engelse koning Karel II aan de stad Brugge inbrengen.”
Ik geef kort even een historische schets. In 1651 wordt de Engelse troonopvolger Karel II weggejaagd door Oliver Cromwell. Hij krijgt asiel in Brugge, waar hij verblijft van 1656 tot 1659, dus drie jaar. Hij sluit vriendschappen, neemt deel aan het verenigingsleven en keert in 1666 terug naar Engeland, waar hij koning wordt. Als blijk van erkentelijkheid geeft hij de stad Brugge een eeuwig voorrecht om vijftig schepen te laten vissen voor de kusten van Engeland en Schotland. Dit is de ‘license of permission’, dat is het privilege dat het recht geeft aan vijftig Zeebrugse vissersboten om te vissen in de Britse en Ierse wateren. Het stadsbestuur van Brugge leverde hiervoor zeebrieven af aan de Vlaamse vissers. Later zouden deze zeebrieven niet meer worden gevraagd door de Engelse autoriteiten en konden de Vlaamse vissers ongestoord vissen.
De geldigheid van het privilege werd in 1851 al onderzocht. Een Londense advocaat stelde toen dat het privilege als een geldige ‘license of permission’ van kracht kon zijn. Ik veronderstel dat beide partijen, Groot-Brittannië en Europa, opteren voor een globaal visserijakkoord. Ook de Britten hebben belang bij een akkoord want zij moeten hun vis ergens kunnen slijten en zijn allerminst gebaat bij hoge Europese invoerrechten. Maar laten we ook vooruitzien en bekijken of dat privilege bij een niet-akkoord kan worden ingeroepen.
Minister, zult u dat privilege bij een niet-akkoord uit 1666 inroepen? Zijn er al onderzoeken geweest naar de rechtsgeldigheid en de mogelijkheid om dit privilege af te dwingen? Wat is hier eventueel de stand van zaken?
Minister Crevits heeft het woord vanuit de wagen.
Collega’s, sorry voor deze rare manier van werken, maar we hebben tot iets voor 5 uur vanochtend onderhandeld over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Ik zie er een beetje verwaaid uit en ik krijg Outlook niet open op mijn iPad. Ik moet de vergadering dus volgen via mijn iPhone. U zult soms het dak zien, omdat ik die niet kan rechtzetten en mijn antwoorden daarop moet kunnen lezen. Als de klank maar goed is, voorzitter. Ik ben dus een beetje gehandicapt wat mijn installatie betreft, die normaal gezien perfect is.
Dit zijn heel belangrijke vragen die de brexit en de impact hiervan op de visserijsector nogmaals aankaarten. Ook na de negende onderhandelingsronde blijft veel onduidelijkheid bestaan over een mogelijk akkoord tussen de EU en het VK. De onderhandelingen over visserij en meer specifiek over de wederzijdse toegang en het behoud van de visserijrechten vormen een cruciaal onderdeel van de brexitgesprekken. Ik heb er samen met mijn Europese collega’s op aangedrongen dat de heer Barnier binnen het onderhandelingsmandaat blijft dat hem werd toegekend en dus onverminderd pleit voor een status quo wat betreft toegang en visrechten.
Mevrouw Coudyser, op dit ogenblik heeft de EU absoluut geen akkoord met het VK. De overgangsperiode is een voorstel dat rondgaat in de wandelgangen, maar … (Het geluid van minister Hilde Crevits valt weg.)
Minister, ik vrees dat we een probleem hebben met het geluid. Is dat bij iedereen het geval?
We zullen enkele minuten wachten.
Minister, u bent opnieuw verstaanbaar. U hebt het woord.
Ik zat aan het antwoord op de tweede vraag, rond de geleidelijke stap richting 2024. Ik ga niet echt akkoord met die piste. Dit zou immers betekenen dat ons land, midden in de lopende onderhandeling, plotseling akkoord zou gaan met een verminderde toegang en verminderde visrechten in 2024. Ik ben van mening dat we de lopende onderhandelingen moeten afwachten om te bekijken welke specifieke maatregelen er nodig zullen zijn. Zowel op Europees vlak als op Vlaams niveau wordt onderzocht welke fondsen we kunnen vrijmaken. Die zijn ook afhankelijk van de situatie waarin we ons op 1 januari 2021 zullen bevinden.
Het akkoord dat werd afgesloten tussen Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk is een kaderakkoord waarin de krijtlijnen staan voor verdere jaarlijkse onderhandelingen.
Een jaarlijks overleg zoals we dat kennen tussen de EU en Noorwegen vind ik niet handig voor een akkoord tussen Europa en het Verenigd Koninkrijk, omdat de gedeelde stocks tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk aanzienlijk zijn. Daarom zouden we graag een akkoord hebben dat duidelijk beschrijft hoe de vele gedeelde visbestanden de komende jaren zullen worden beheerd.
Ik zet onverminderd in op een globaal visserijakkoord, binnen een overkoepelend akkoord tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk. Het privilege kan en zal evenwel worden meegenomen in de komende besprekingen, omdat dat privilege aantoont dat er historische banden zijn tussen de Vlaamse visserij en het Verenigd Koninkrijk. Die historische banden werden bevestigd in de Tweede Wereldoorlog, toen Vlaamse vissers een cruciale rol speelden in de voedselbevoorrading van de Zuid-Engelse dorpen.
Ondertussen willen heel wat mensen mij helpen om de rechtsgeldigheid van het privilege aan te tonen. Maar ik kan natuurlijk nog geen definitieve uitspraken doen. Op de Europese Raad, waar ik nu vandaan kom, was er heel wat interesse voor het privilege. Ik geef nog een extra argument: het is voor ons ... (onverstaanbaar) ... dat we binnen kunnen met de boten. En daar kan dat privilege ons bij helpen. Dat is dus niet echt een hulp bij de quota, maar wel een hulp voor de toegang. Dat maakt dat het van belang is dat we dat kunnen meenemen.
Tot slot: als we tot een akkoord willen komen, is het heel belangrijk dat de acht vislanden – de landen die de quota’s hebben – samen blijven gaan voor een oplossing. Dat is de reden waarom ik heb gebruikgemaakt van de voorbije twee dagen in Luxemburg om zoveel mogelijk collega’s bilateraal te zien, met het verzoek om met de acht landen een gedeeld standpunt aan te houden.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, we zitten op dezelfde lijn: we moeten de lopende onderhandelingen verder alle kansen geven en bij het Europese standpunt blijven dat we altijd hebben ingenomen. Maar als er ooit een compromis komt – en dat mogen we verwachten in de komende weken, want er moet op een bepaald moment duidelijkheid worden gegeven – dan moeten er van twee kanten toegevingen gebeuren.
Het is inderdaad wel heel belangrijk dat we met die acht landen samen blijven gaan voor een oplossing en een gedeeld standpunt. Maar ik dacht dat de verschillende landen zich al unaniem hadden geschaard achter het standpunt dat Michel Barnier moet blijven verdedigen. Tenzij u uit de bilaterale gesprekken van gisteren en eergisteren andere signalen hebt gekregen? Is er dan gesproken over een mogelijk nieuw compromis? Of zullen we de voet op de rem blijven houden, wellicht met de mogelijkheid om geen deal te hebben?
Ik heb begrepen dat het inderdaad niet goed zou zijn om jaarlijks opnieuw te moeten onderhandelen, maar dat we eerder moeten bekijken hoe we die gedeelde visbestanden in de toekomst samen verder kunnen beheren en daarrond afspraken kunnen maken voor de langere termijn.
Het privilege zal voor een volgende fase zijn. We moeten eerst de onderhandelingen voorzetten. Als we dan zouden uitkomen bij een no-deal, kunnen we het privilege verder gebruiken om de toegang tot de Britse wateren te behouden.
De komende weken moet er duidelijkheid komen. Ook ben ik het ermee eens dat we enkel in detail over steunmaatregelen kunnen spreken wanneer we weten waar we staan. Maar het is wel belangrijk dat we nu al de signalen geven dat de visserij en de hele keten van de visserij zware gevolgen zal dragen van die brexit, wat er ook uit de bus komt. Er moeten voldoende steunmaatregelen zijn om de visserij in stand te houden en goede analyses te maken over wat de echte gevolgen zullen zijn, zodra we daarover duidelijkheid hebben. Ik dank u.
Mevrouw Verougstraete heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad zeer belangrijk dat er een akkoord komt en dat de onderhandelingen verder kunnen plaatsvinden. Hopelijk hoeven we het privilege niet te gebruiken en komt er alsnog een akkoord.
Ik heb nog een kleine opmerking. Moet het privilege beperkt worden geïnterpreteerd en is het enkel van toepassing op de Brugse vissers? Of kan het ook worden uitgebreid tot alle Vlaamse vissers, dus ook de vissers van Oostende en Nieuwpoort? Ik dank u.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, namens onze fractie wil ik even aansluiten. Gisteren was er de meeting met de minister-president. Zoals mevrouw Coudyser aangeeft, is de fase waarin we nu zitten weinig opbeurend. Zeker voor de visserij zou het bijzonder nefast zijn indien we richting geen deal of een slechte deal gaan.
Een van de mogelijkheden is dat er na de no-dealdeadline nog een akkoord komt volgend jaar. Het is voor ons in ieder geval heel belangrijk dat dat ook een allesomvattend handelsakkoord is en dat onze vangstrechten daarin ook worden gevrijwaard.
Ik verwees er ook naar dat de verschillende visserijlanden zich hier allemaal samen, met één stem, heel luid moeten laten horen. Ik ben heel blij van u te vernemen dat er al verschillende bilaterale overlegmomenten zijn. Dat is een goede zaak en we moeten daar zeker verder op inzetten.
Ten slotte heb ik nog een vraag over het noodfonds bij een no-deal. Mochten er centen onze richting uitkomen, welke concrete maatregelen zullen er dan worden genomen om die sector te steunen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, we moeten de vragen helaas altijd in dezelfde richting stellen. Maar het is wat het is. Het ziet er ook niet zo opbeurend uit voor de toekomst.
U weet wellicht al een beetje wat ik wil aangeven. Ik maak me daar niet vrolijk over. Ik ben al enige tijd vragende partij om na te denken over wat er nadien moet gebeuren. Ik merk dat de collega's met gelijkaardige vragen zitten. Welke concrete maatregelen zullen er worden genomen in het noodfonds? En welke middelen kunnen of willen wij eventueel vrijmaken om die zeer moeilijk periode voor onze visserijsector op een goede manier te kanaliseren en op te vangen?
Ik begrijp de onderhandelingsstrategie, zoals de Europese onderhandelingsstrategie om alle visserijlanden op één lijn te laten zitten, alsook de onze, om geen B- of C-scenario's naar voren te schuiven. Alleen wil ik vermijden dat we eind december het antwoord zouden krijgen: ‘We hebben er nooit rekening mee gehouden dat er geen deal zou komen en nu moeten we halsoverkop van alles beginnen te bedenken.’ Nogmaals, ik hoop dat er toch ergens in een lade van uw bureau een plan ligt over hoe u de visserijsector wilt opvangen in de komende maanden. Ik dank u.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, ik wist inderdaad wat u zou zeggen. Ik ben even bezorgd als u, vergis u niet. Maar u hebt gelijk: onderhandelen doe je niet met de fanfare voorop.
Collega's, mevrouw Coudyser in het bijzonder, wat de eerste prioriteit betreft: uit de gesprekken die ik gisteren en eergisteren heb gevoerd, heb ik vernomen dat de acht betrokken lidstaten als één blok achter het gegeven mandaat blijven staan. We mogen ons dus niet uit elkaar laten spelen, want het zou Groot-Brittannië misschien wel goed uitkomen indien het met iedereen individueel kan onderhandelen over de toegang en de quota. We blijven de focus leggen op de toegang en de quota voor onze Vlaamse vissers.
Zoals ik al zei, heb ik bovendien samengezeten met een aantal collega's, bijvoorbeeld uit Nederland, Denemarken en Ierland. We hebben afgesproken dat ik zelf het initiatief zal nemen om de komende weken een overleg met de EU-8 te organiseren om nogmaals het wederzijds engagement te bevestigen en concrete afspraken te maken in functie van de evolutie van de komende weken. Dat initiatief wordt genomen.
Collega Verougstraete, de discussie over de geldigheid en het toepassingsgebied is deel van een diepgaander onderzoek. In elk geval is het heel bijzonder om te zien dat advocaten, professoren aan de universiteit, familieleden die rechtstreeks te maken hebben gehad met de overhandiging van het privilege, nu allemaal veel steun aanbieden. Mocht het iets zijn dat helemaal niets van waarde heeft, zou er daarover meewarig worden gedaan. Maar er is net iets te veel steun ten gronde. Het is ook intellectueel iets heel interessants en het maakt het debat ook boeiend. De voorbije dagen werd er bijvoorbeeld gediscussieerd over de periode 1666, de gevechten op zee enzovoort. Sommigen zeggen: ‘Ja maar, wij hebben nog iets van in de veertiende eeuw.’ Maar goed, het privilege wordt door niemand echt in de vuilbak gegooid, omdat het toch aantoont dat er zeer goede banden zijn geweest tussen de twee lidstaten.
Collega Verougstraete, het privilege is in principe toegewezen aan de Brugse vissers. Maar om u te troosten: op dit ogenblik zijn meer dan de helft van onze vaartuigen ingeschreven met Zeebrugge als thuisbasis. Vissers kunnen ook hun eigen basis kiezen en kunnen zich, als ze dat willen, opnieuw laten inschrijven in een andere thuishaven. Brugge en Zeebrugge, dat is één stad. In die zin is dat wel positief.
Collega Vaneeckhout, u vraagt: wat na de brexit? De Vlaamse Brexit Taskforce is vorige week samengekomen in Brugge om te bekijken welk ondersteuningsmodel nodig is. Ik ben daar mee bezig. Voor de visserij zijn er twee componenten: de vissers zelf, de reders, maar ook de veiling. In heel de keten worden duizenden mensen tewerkgesteld. We mogen ons dus niet beperken tot ‘quid de vissers, de Rederscentrale?’, maar ook de veiling en de spelers daarrond moeten we meenemen.
Wij zijn met hen heel concreet aan het praten over specifieke maatregelen. U weet dat er ook binnen de EU-8 een discussie loopt over de vraag of Europa al dan niet in een apart fonds moet voorzien puur voor de visserij. Wij moeten daar ook een standpunt in innemen, maar mijn sentiment is dat we vooral naar Vlaanderen moeten kijken als getroffen regio, met visserij als onderdeel daarin. Er is globaal economisch heel veel schade bij ons. U weet dat wij ook in het kader van de relance 50 miljoen euro hebben vrijgemaakt om schokken op te vangen. Daarvan kan ook een stuk naar visserij gaan, maar dat kan ook via fondsen die Europa ter beschikking stelt, al moeten de verdeelcriteria nog worden afgesproken; we bereiden ons voor op die onderhandelingen.
In de bilaterale gesprekken die ik gisteren heb gehad, zei men ook dat mensen denken dat ze mogen doen wat ze willen, zodra er gesproken wordt over een schadevergoeding. Voor mij zijn de toegang en de quotabescherming prioritair, maar weet ook, collega’s, dat we budgetten hebben en dat we een onderhandelingsstrategie hebben, als het gaat over schade – want die zal er sowieso zijn, deal of geen deal. We bereiden ons voor op allerhande scenario’s, maar we wachten uiteraard tot er duidelijkheid is tot we over de verdeling van de budgetten kunnen spreken.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
… (onverstaanbaar) … die acht lidstaten samen als een blok, dat we herbevestigen dat daar een overleg voor gepland is. Ik denk dat dat een goed initiatief is.
Ik begrijp dat we eerst moeten onderhandelen, zodat we weten waar we staan, alvorens we kunnen nadenken over de steunmaatregelen, maar het stemt mij wel gerust dat we er allemaal van bewust zijn dat er hoe dan ook schade zal zijn en dat er steun moet komen voor de visserij, mede via de middelen uit het Vlaamse relanceplan Vlaamse Veerkracht. U sprak van 50 miljoen euro via VLAIO. Ik denk dat die 3 miljoen euro die u voor VLAM gereserveerd hebt, zeker nog mogelijkheden biedt.
Wat het Europese herstelfonds betreft, lopen de intra-Europese en ook intra-Belgische gesprekken nog volop. Wat de intra-Europese gesprekken betreft, begrijp ik dat er gekeken wordt of het al dan niet opportuun is om in een apart fonds voor de visserij te voorzien, omdat dat in die acht landen sowieso voor schade zal zorgen. Ik ben benieuwd hoe we dat het best kunnen oplossen.
Wat de intra-Belgische gesprekken betreft – en daar heeft de minister-president gisteren op gewezen –, zit de schade voor 86 procent in Vlaanderen, dus het lijkt me dan niet meer logisch dat de middelen die voor België worden vrijgemaakt in een vergelijkbare verhouding verdeeld worden.
Mevrouw Verougstraete heeft het woord.
Minister, ik ben zeer gerustgesteld dat vissers uit Oostende en Nieuwpoort van basis zouden kunnen veranderen en dezelfde rechten zouden kunnen krijgen als de vissers uit Zeebrugge, mocht het privilegie nodig blijken. Dank u voor uw antwoorden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.