Report meeting Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de aangekondigde vereenvoudiging van de regelgeving voor zorgwonen
Vraag om uitleg over de aangekondigde vereenvoudiging van de regelgeving voor zorgwoningen
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ik heb een korte vraag, die er trouwens al een tijdje ligt. Een aantal Vlaamse gemeenten wil zorgwoningen toelaten op het grondgebied van de gemeente. Ze proberen daartoe de nodige beslissingen en schikkingen qua ruimtelijke ordening te nemen, maar botsen daarmee vaak op de Vlaamse regelgeving.
Er gaan daarom zelfs stemmen op, ook vanuit de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), om eventueel een Vlaams initiatief te nemen, een Vlaamse regelgeving, zodat er een algemeen kader zou zijn.
Een ander probleem, dat met die zorgwoningen samenhangt, en waar ik zelf al mee geconfronteerd ben geweest in mijn eigen gemeente via familie die me aangesproken had, is dat bepaalde sociale voordelen en/of uitkeringen, verminderd worden indien de zorgwoning formeel op hetzelfde adres gevestigd is als de hoofdwoning of hoofdverblijfplaats. Dat kan gaan over uitkeringen, Vlaamse, maar evengoed federale, waarop wij geen vat hebben.
Bent u van plan om eventueel een Vlaams initiatief ter zake te nemen, zoals onder andere gesuggereerd wordt door de VVSG? Zo ja, binnen welke timing? Een aantal gemeenten wachten daar wel op.
Zal er rekening gehouden worden met het sociaal gegeven dat niet iedereen een beroep kan doen op het huidige aanbod vanuit een aantal private firma’s om zo’n zorgwoning bij manier van spreken kant en klaar aan te bieden, wegens de financiële last die dat met zich meebrengt?
Is er overleg binnen de Vlaamse Regering om eventuele sociale voordelen af te stemmen op zorgwoningen op hetzelfde adres of dezelfde domicilie? Is er dus een echte integrale aanpak door de Vlaamse Regering wat dit dossier betreft?
Is er overleg met de Federale Regering wat eventuele uitkeringen betreft met betrekking tot deze problematiek van de zorgwoningen?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ongeveer een maand geleden vernamen we via een persbericht dat u van plan zou zijn om sterke vereenvoudigingen door te voeren in de regelgeving met betrekking tot zorgwonen. Dat kunnen we alleen maar toejuichen, want onze fractie heeft ter zake al heel concrete voorstellen gedaan. We hebben onze visie hierop neergeschreven in een conceptnota, die ik samen met een aantal collega’s heb ingediend. De conceptnota is intussen ook gevolgd door twee hoorzittingen met verscheidene sprekers, die elk vanuit hun eigen expertise het belang en de bezorgdheden inzake mobiele mantelzorg hebben geduid.
In het persbericht dat we konden lezen, is er sprake van het afschaffen van het verplicht doorlopen van een vergunningsprocedure voor tijdelijke zorgunits of zorgwoningen. Dat zou, naar u aankondigde, worden vervangen door een meldingssysteem. Ook de verplichte inschakeling van een architect zou binnenkort niet langer noodzakelijk zijn. Het schema van de vereenvoudiging blijkt echter niet meer te zijn dan een herhaling van de huidig geldende regelgeving. Minister, ik vind dat toch wel verwarrend. Bovendien blijkt dit wetgevend kader nog niet klaar, maar wordt er gemikt op de loop van 2021 vooraleer de regels daadwerkelijk in werking zullen treden.
Minister, met betrekking tot de aankondiging die u hebt gedaan over de vereenvoudiging van die regelgeving, heb ik de volgende vragen. Kunt u duidelijk schetsen welke wijzigingen u wilt doorvoeren aan de huidige regelgeving omtrent zorgwonen? Hoever staat u met de aanpassing van het huidige kader? Welke stappen zijn daarin al gezet?
In het schema dat vermeld staat onderaan het persbericht, is er geen sprake van afzonderlijke mobiele units. Zult u enkel aanpassingen doen ter vereenvoudiging van de regelgeving voor de plaatsing van een geïntegreerde unit, dus bij het hoofdgebouw, of ook voor afzonderlijke mobiele mantelzorgwoningen?
In het persbericht is sprake van “kleinschalig zorgwonen”. Die terminologie is momenteel niet echt gekend in de regelgeving. Doelt u op het huidige zorgwonen, of is dit een nieuwe woonvorm?
Tijdens de hoorzittingen bleek het Departement Omgeving een voorstander van het behoud van de vergunningsplicht te zijn. Hebt u met hen overleg gehad over de aankomende wijzigingen en uw voornemen om die plicht af te schaffen? Welke handvaten zult u inbouwen om de tijdelijkheid van die zorgunits te waarborgen? Daar zit immers natuurlijk een grote knoop. Die zorg is tijdelijk. Dat kan iets korter of iets langer zijn, maar de zekerheid moet worden ingebouwd dat die unit wordt verwijderd als de zorgrelatie eenmaal ophoudt, dus bijvoorbeeld bij een verhuis naar een woonzorgcentrum of bij overlijden.
Welke maatregelen op het vlak van handhaving zult u hanteren om toe te zien op de naleving van de wetgeving?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Een huis opdelen in appartementen, kamerwoningen of studio’s is vandaag altijd en overal vergunningsplichtig. De enige uitzondering hierop is de regeling van het zorgwonen, maar de gemeente waar de werken plaatsvinden, kan strengere voorschriften uitvaardigen dan de algemene regels die op Vlaams niveau gelden. Ze kan dat op basis van lokale wetgeving, zoals een bijzonder plan van aanleg of een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Minister, via een persbericht kondigde u enkele weken geleden de intentie aan om deze drempels, om op een kleinschalige manier zorg te verlenen aan onze dierbaren, weg te werken.
Of het nu over het verbouwen van een woning tot zorgwoning gaat of over de plaatsing van tijdelijke zorgunits of bijgebouwen, er zijn vandaag te veel barrières die mensen ervaren en moeten overwinnen om hun dierbaren dicht bij huis een plaats te geven waar ze de juiste zorg kunnen krijgen, en dat terwijl het toch net de bedoeling van de Vlaamse overheid hoort te zijn om die mensen te stimuleren in plaats van hen af te remmen. Het is een goede zaak dat u de veelheid aan regels wenst af te bouwen om er zo voor te zorgen dat mensen op een vlotte manier een maatschappelijk engagement op zich kunnen nemen.
Minister, plant u een decretale aanpassing om het zorgwonen als algemene meldingsplicht in te schrijven? Hoe ziet u dat concreet? De vrijstelling van de medewerking van een architect wordt geregeld via een besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de handelingen die vrijgesteld zijn. Wanneer kunnen we die aanpassing verwachten? In de communicatie sprak u over kleinschalig zorgwonen. Hoe definieert u ‘kleinschalig’? En hoe valt dat correct te definiëren in de regelgeving?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, er zijn verschillende vragen gesteld. Een eerste reeks gaat over de aanpassingen die ik wil doorvoeren, een tweede over de medewerking van de architect en het aspect van handhaving, en een derde over de prijs en de sociale voordelen, gekoppeld aan de zorgwoning.
Wat de aanpassing van de regelgeving betreft, denk ik dat het niet meer dan normaal is, met wat we gezien hebben in de woonzorgcentra, dat ik binnen mijn bevoegdheden kijk wat ik kan doen voor mensen die zorg nodig hebben, maar bijvoorbeeld niet heel hun huis willen renoveren of bij hun kinderen in de tuin gaan wonen.
We hebben die vragen ook gehad van heel wat mensen in de nasleep van de coronacrisis. Hoe zou je zelf zijn? Je moet je altijd afvragen hoe je zelf je dagen zou willen doorbrengen als je oud bent. We hebben dan bekeken wat we kunnen doen binnen de regelgeving die er vandaag is. De huidige situatie is dat er een vergunningsplicht geldt voor het bouwen van een woning, voor de opsplitsing van een woning, voor het plaatsen van een mobiele woonunit en ook voor tijdelijke constructies. Op die vergunningsplicht is er vandaag slechts één uitzondering: het inrichten van een tijdelijke zorgwoning, geïntegreerd in een bestaande woning. Dat kan via een melding bij de gemeente.
Voor bepaalde bevolkingsgroepen – senioren, hulpbehoevenden of gehandicapten – is het niet evident om zelfstandig in een eigen huis te wonen. Voor gehandicapten heb ik onlangs een initiatief genomen in het kader van de energiewetgeving. De recente gezondheidscrisis heeft ook de risico’s getoond van grootschalige woonzorgcentra. Daarom ben ik ervan overtuigd dat we moeten nadenken over kleinschaligere initiatieven, die de nodige zorgrelatie garanderen en tegelijk een zekere vorm van huiselijkheid geven.
Het is ook niet altijd evident of vaak te duur om een bestaande woning te verbouwen om tot een geïntegreerde zorgwoning te komen, zoals de wetgeving het vandaag bepaalt, zeker niet als men dat na het beëindigen van de zorgrelatie opnieuw moet ontmantelen. Dat is een dure investering. Ik heb uit de hoorzittingen ook onthouden dat de interesse om in te wonen bij kinderen beperkt is, omdat men ook bang is voor problemen in verband met privacy en men niet tot last wil zijn.
Belangrijk voor de tijdelijke zorgwoning en de aanpassing die ik doe in het decreet – het ontwerp van decreet is klaar en gaat eerstdaags naar de regering – is en blijft het tijdelijke karakter. Dat is een belangrijk gegeven. De aanpassing zit hem in het feit dat ik de procedure voor een tijdelijke zorgwoning wil vereenvoudigen door elke vorm van een tijdelijke zorgunit via een melding mogelijk te maken, dus zowel de zorgwoning, geïntegreerd in de woning, als een verplaatsbare zorgunit die aangebouwd wordt tegen de woning of een zorgunit in een bestaand bijgebouw of een vrijstaande, verplaatsbare zorgunit in de tuin.
Je zult dus via een melding een verplaatsbare zorgunit kunnen plaatsen bij of aangebouwd aan de woning. Let wel, zoals aangegeven tijdens de hoorzittingen is het belangrijk dat: de aanpassing van de definitie van ‘zorgwoning’ beperkt blijft tot dezelfde doelgroep als vandaag, namelijk maximaal twee hulpbehoevenden of ouderen; dat het een tijdelijk karakter heeft; dat het om een ondergeschikte wooneenheid gaat.
Dat bedoel ik dus met ‘kleinschalig zorgwonen’: een vorm van samenwonen in één woning, op één kavel, en niet in een grootschalige zorginstelling.
De definitie zal dermate aangepast worden dat ook verplaatsbare zorgunits of zorgwoningen in een bestaand bijgebouw als ‘zorgwoning’ beschouwd worden. Hierbij zullen uiteraard enkele randvoorwaarden opgenomen worden, bijvoorbeeld rond de zorgrelatie, het tijdelijke karakter en de ruimtelijke randvoorwaarden, bijvoorbeeld niet in de voortuin.
Mijn kabinet werkt een voorstel uit. De decretale aanpassingen zijn zo goed als klaar. Dat zal ik dan voorleggen aan het parlement, uiteraard.
Wat betreft de vragen naar medewerking van een architect is het inderdaad zo dat de Vlaamse Regering dit kan bepalen. Mijn administratie is hiervoor in overleg met het Netwerk Architecten Vlaanderen (NAV). Het lijkt mij alvast haalbaar om voor de tijdelijke plaatsing van zelfstandige woonunits de medewerking van een architect te schrappen.
Inzake handhaving wil ik erop wijzen dat het meldingsplichtig maken van bepaalde handelingen op zich geen impact heeft op de handhaving. Als men op vandaag vergunningsplichtige handelingen uitvoert zonder vergunning, kan hiertegen worden opgetreden. Dat is ook zo bij meldingsplichtige handelingen.
Specifiek voor zorgwonen dienen vandaag lokale besturen ook al toe te zien op de zorgrelatie en het tijdelijke karakter. Indien hieraan niet of niet meer voldaan is, kan er proces-verbaal worden opgesteld.
Een manier om het tijdelijke karakter van de zorgunits te handhaven, kan bijvoorbeeld zijn om de tijdelijkheid in te bouwen in de melding. De gemeente neemt dan akte van de melding voor een zorgunit voor bijvoorbeeld vijf jaar. Als die vijf jaar voorbij zijn, kan de eigenaar een verlenging aanvragen via een nieuwe melding. Als blijkt dat de zorgrelatie niet langer bestaat, zal men dit ook moeten melden. Op die manier kan de gemeente dit aspect handhaven.
Mij lijkt een verplaatsbare, tijdelijke woonunit in de tuin goedkoper te zijn dan een grondige verbouwing van de woning. Een woonunit kan bijvoorbeeld ook gehuurd worden want ze is tijdelijk tot het einde van de zorgrelatie.
De aanvrager moet bepalen door wie, door welk bedrijf, hij deze unit laat plaatsen. Ik heb gezien dat verschillende firma’s dat doen. In Nederland is dat blijkbaar enorm in trek.
De andere vragen hebben te maken met sociale voordelen en uitkeringen, die gekoppeld zijn aan gezinnen die al dan niet op hetzelfde adres wonen. De algemene onderrichtingen betreffende het houden van de bevolkingsregisters bepalen dat in het geval van een zorgwoning de bewoners van de ondergeschikte wooneenheid als afzonderlijk gezin beschouwd mogen worden, terwijl ze toch ingeschreven worden onder hetzelfde huisnummer als de bewoners van de hoofdwooneenheid. Deze regeling wordt vervat onder de toekenning van de zogenaamde Z-code in het bevolkingsregister.
Dit onderscheid is belangrijk aangezien het al dan niet beschouwd worden als afzonderlijk gezin met zich meebrengt dat beide gezinnen afzonderlijk worden belast en dat de bewoners van de zorgwoning geen nadelig effect mogen ondervinden, bijvoorbeeld bij de toekenning van een sociaal voordeel.
In de huidige regelgeving is zorgwonen beperkt tot een ondergeschikte geïntegreerde entiteit binnen een bestaande woning.
Het plaatsen van een tijdelijke zorgunit of wooncontainer in de tuin is dus niet als zorgwoning gedefinieerd. Dit zorgt ervoor dat er vandaag inderdaad een onderscheid is en dat deze niet onder de zogenaamde Z-code kunnen worden ingeschreven.
Dit moeten we dus veranderen, en daar zal ik eerstdaags met de collega’s van de betrokken Vlaamse beleidsvelden, de VVSG en de FOD Binnenlandse Zaken over in gesprek gaan.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Mijn conclusie is dat er nog een hele lange weg af te leggen is voor we tot die kleinere mogelijke opvangentiteiten voor senioren zullen komen, zelfs op de eigen eigendom.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben natuurlijk heel tevreden dat u zegt dat u via een aanpassing van het decreet die mogelijkheid zult inbouwen, want daar is effectief wel vraag naar. Maar eerst moet er dus flexibiliteit zijn rond zorgwonen. Daarmee bedoel ik dat er gemakkelijker een unit kan worden geplaatst tegen de woning, dus aansluitend, dat dit ook op korte termijn kan en dat mensen die dat willen doen daar ook zekerheid over hebben. Momenteel bestaan er grote verschillen tussen de verschillende gemeenten over de manier waarop ze daarmee omgaan. Dat betekent dat aanvragers soms een lange en zeer onzekere procedure moeten doorlopen terwijl zij vaak op heel korte termijn met een zorgnood worden geconfronteerd.
Daar is al heel lang vraag naar, minister, u had de coronacrisis echt niet nodig om te zien dat daar nood aan is en om een decretaal kader te vragen. Onze conceptnota is al maanden geleden ingediend, ook voor de coronacrisis, maar ik ben absoluut wel tevreden dat nu veel meer de nood wordt gezien van verschillende woonvormen voor mensen die zorg nodig hebben, geïntegreerd binnen een leefgemeenschap, dicht bij mensen die ze goed kennen, dicht bij hun familie, bij hun kinderen enzovoort. De coronacrisis heeft natuurlijk die roep naar meer kleinschalig wonen, ook als men zorgbehoevend is, versterkt, dat onderschrijf ik ten volle. Ik ben dan ook zeer tevreden dat u op dat vlak plannen hebt.
Ik ben ook zeer tevreden dat u zegt dat het ook gaat over mobiele mantelzorgwoningen. Het persbericht was op dat vlak niet alleen niet duidelijk genoeg maar zelfs niet helemaal correct. Wat natuurlijk wel een pijnpunt blijft, is de handhaving nadien. U zegt dat het gaat over meldingen. Wanneer de zorgrelatie stopt, moet er opnieuw een melding worden gedaan. Zo niet, kan het lokale bestuur optreden, maar we weten natuurlijk niet welke lokale besturen daar een prioriteit van maken en welke gevolgen dat optreden eventueel heeft. Ik wil u dan ook vragen om het enerzijds veel gemakkelijker te maken, maar toch ook de nodige randvoorwaarden in te bouwen zodat de tijdelijkheid echt kan worden gegarandeerd, want dat blijft natuurlijk het moeilijkste punt.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Recent was er een arrest van het Hof van Cassatie met betrekking tot dergelijke woningen dat bepaalt dat een mobiele mantelzorgwoning, ook al is die verplaatsbaar, als onroerend moet worden beschouwd, wat ook wel gevolgen heeft, onder meer voor het afsluiten van een lening voor wie die woning wil plaatsen enzovoort. Minister, als u het decretaal kader maakt voor het eenvoudiger kunnen plaatsen van een zorgwoning, ook een mobiele zorgwoning, kunt u dan eventueel ook daarover het gesprek aangaan zodat we een oplossing kunnen vinden en mensen niet met nog andere drempels worden geconfronteerd?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad zo dat regelgeving vaak zaken tegenhoudt. Ik ben dan ook blij dat er een flexibilisering komt. De coronacrisis heeft de pijnpunten nog meer blootgelegd. Daarnaast zijn steeds meer mensen vragende partij om thuis te blijven wonen. En als dat dan in de tuin van de kinderen of kleinkinderen kan, mogen wij dat toch niet in de weg staan. Ik vind het dan ook goed dat u een aanpassing zult doorvoeren zodat de barrières die veel mensen ervaren om iets dergelijks op te zetten, wegvallen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Een tijdje geleden hebben we de conceptnota toegelicht die we vanuit CD&V hadden ingediend. Uit de bespreking die we daarover hebben gehouden in de commissie onthoud ik twee zaken. Ten eerste was ik wat teleurgesteld over de reactie na de hoorzitting. Ik ben dan ook blij, minister, dat u dit oppikt en daar verder werk van wilt maken. Onze fractie staat daar volledig achter.
Daarnaast moeten we het ook hebben over de handhaving, wat misschien voorwerp zal uitmaken van een ander debat. In de hoorzitting die we daarover hebben georganiseerd, liep iemand heel erg vooruit op de zaken, door te stellen dat die mobiele zorgunit achteraf misschien nog kan worden gebruikt, eventueel voor kinderen die terugkomen van hun kot, of voor mensen die gescheiden zijn en een kleinere woning zoeken enzovoort. Een goed bedoeld instrument dat wij hadden voorgelegd, zou dan worden mismeesterd waardoor we in een situatie van koterij of huisjesmelkerij zouden komen, wat eigenlijk nooit de bedoeling is geweest. Iedereen in onze maatschappij moet erachter kunnen staan dat mensen voor hun ouders willen zorgen en dat op een kwaliteitsvolle manier moet kunnen, bijvoorbeeld in hun tuin, zonder dat zij hele procedures moeten doorlopen. Maar dat mag natuurlijk niet de aanleiding zijn om daar hele andere dingen mee te gaan doen dan waarvoor het oorspronkelijk was bedoeld.
Minister, als er wordt gesproken over bedrijven die deze units gaan plaatsen, kan misschien worden overwogen om die bedrijven een erkenning te geven en erop toe te zien dat die bedrijven onmiddellijk die unit weghalen en zo niet, hun erkenning in te trekken. Op die manier ontstaat er een grotere regelmaat.
Wanneer mensen toch de mogelijkheid zouden hebben om die unit te behouden, dan moet er worden gehandhaafd. Dat moet gebeuren door het lokale bestuur. Ik ben daar grote voorstander van, maar ik wil daar wel twee kanttekeningen bij maken. Ten eerste is er nog altijd de omzendbrief-Tobback die bepaalt dat zelfs een boomhut moet worden ingeschreven. Wanneer morgen iemand zich aanmeldt, is het lokale bestuur verplicht om dat in te schrijven. Men kan dan natuurlijk een proces-verbaal opmaken en de hele procedure in gang zetten. Misschien kan op Vlaams niveau een protocol worden opgemaakt om dat sneller vooruit te laten gaan. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de procedure wordt ingeleid maar dat het drie jaar duurt voor alles in orde is.
Verder ben ik helemaal gewonnen voor het feit dat de lokale besturen handhaven maar niets is zo frustrerend, en ik spreek uit ervaring, dan te handhaven terwijl andere gemeentebesturen dat niet doen. Daar is volgens mij een rol weggelegd voor Vlaanderen, om op te treden wanneer bepaalde lokale besturen niet handhaven, en daar consequenties aan te koppelen.
Ik ben dus heel blij dat ons idee hier wordt opgepikt en dat we daar verder mee aan de slag kunnen, maar daarnaast moeten we heel goed waken over de handhaving.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Dit is een interessant debat, dat geldt trouwens ook voor de hoorzitting. Ook Groen is voorstander om zorgwonen eenvoudiger te maken maar heeft daar toch ook een aantal bedenkingen bij die we ook tijdens de hoorzitting hebben geuit.
Tijdelijkheid is een heel belangrijk aspect waarvan we moeten kunnen garanderen dat het aantoonbaar is. De heer Ceyssens had het ook over de functie, en ook dat is essentieel. Daarnaast, en dat zei ook het Departement Omgeving tijdens de hoorzitting, is ook de ruimtelijke inpasbaarheid zeer belangrijk en mogen we die niet uit het oog verliezen. Niemand van ons wil terug naar de extra verhardingen en koterijen in onze tuinen. We moeten ons dan ook hoeden hier geen deur te openen waardoor dit opnieuw mogelijk zou worden. Ik denk dat het afwegingskader dat zal worden uitgewerkt bij die eventuele melding of vereenvoudiging essentieel zal zijn om niet de deur open te zetten voor zaken die we niet meer willen zien. Wij kijken uit naar het afwegingskader en denken dat het zeer belangrijk is om ook die ruimtelijke inpasbaarheid en die klimatologische aspecten mee in rekening te brengen, zelfs wanneer we het hebben over een zorgwoning die er vijf jaar staat.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Het concept zorgwonen maakte tien jaar geleden zijn intrede in dit parlement. Dat was mooi voorbereid maar dat heeft natuurlijk tijd nodig. Ik vind het goed dat het al zover staat, maar zoals ook de vorige sprekers aangaven, moet de functie duidelijk zijn.
Wat het tijdelijke karakter betreft, kan het inderdaad een hint zijn, zoals ook de heer Ceyssens zei, om de firma's een erkenning te geven en daar een leasing- of huurvorm aan te koppelen, dit om te garanderen dat die units achteraf opnieuw opgehaald worden.
Het Hof van Cassatie heeft inderdaad beslist dat het om onroerend goed gaat wanneer mensen niet samenwonen, maar wel op hetzelfde perceel en op hetzelfde adres wonen. Daar komt dus nog extra administratie of extra omschrijving bij in het decreet. Ik wil er ook nog aan toevoegen dat er ook extra nutsvoorzieningen zijn wanneer het gaat over twee aparte entiteiten. In die mobiele units staat ook een watermeter en een elektriciteitsmeter maar de facturatie gebeurt op hetzelfde adres. Ook dat moet allemaal worden geregeld.
De tijdelijkheid van zorgwonen veronderstelt ook dat dit snel moet kunnen gebeuren, in vijf of zes dagen of maximum een week. Die unit moet ook binnen diezelfde termijn kunnen worden opgehaald wanneer het zorgwonen wordt stopgezet.
Nogmaals, de ingeslagen weg is goed, maar een aantal zaken moeten nog goed worden bekeken en dat vergt tijd. Maar ik heb wel de indruk dat we de goede richting uitgaan.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Ik dank de minister en de collega's voor de vragen en antwoorden. Dit is inderdaad een zeer belangrijk en relevant debat, zeker nu. Iedereen is tijdens deze coronacrisis de ouderenzorg aan het herbekijken. Ik ben dan ook absoluut voorstander om mobiele zorgwoningen toe te laten. Dat hoeft dus niet in de woning zelf, dat is trouwens niet altijd mogelijk. Maar we moeten hier wel het evenwicht tussen welzijn en ruimtelijke ordening bewaken. Ik denk dat we veel kunnen oplossen door die Z-code uit te breiden, zoals u ook voorstelt, minister. Nu kan de bevolkingsdienst van een lokaal bestuur die Z-code enkel toekennen wanneer die voldoet aan de definitie van het Vlaamse decreet als zorgwoning maar niet bij een mobiele woning in de tuin. Het zou dan ook goed zijn dit uit te breiden en daarvoor hoeft zelfs niks aan de definitie te wijzigen, want het is gekoppeld aan die zorgfunctie, het is dus per definitie tijdelijk, enzovoort. Dit zou zeker een grote stap vooruit zijn en het zou ook bij de handhaving kunnen helpen omdat die tijdelijkheid wordt opgenomen.
Minister, het zou ook goed zijn indien uw federale collega's ervoor zouden kunnen zorgen dat in de wetgeving op de inschrijving van verblijfsadres, domicilie en dergelijke wordt opgenomen dat een bestuur verplicht is om iemand in te schrijven, ook al is dat geen vergunde woning, zodat er geen problemen ontstaan met de handhaving omdat het geen zorgwoning meer is, en er wel andere mensen kunnen worden ingeschreven. Het is toch niet de bedoeling van de conceptnota en van de vraagsteller om dat toe te laten.
Voor het overige kijk ik uit naar uw aanpassing van het decreet en hoop ik dat het dossier vlot wordt afgehandeld. Het zal in elk geval een verbetering zijn. Wat het afwegingskader betreft, is het niet zo dat we mogelijke problemen oplossen enkel door in een vrijstelling van vergunning en melding te voorzien. Vanuit ruimtelijke ordening zou het geen goede zaak zijn om in elke kleine tuin allerlei units te zien verschijnen, er moet toch enige toetsing van de ruimtelijke kwaliteit, woonkwaliteit en dergelijke gebeuren.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik sluit me aan bij deze vraag. Ik ben blij met de eensgezindheid onder de collega’s. Bij de bespreking van de conceptnota en tijdens de hoorzittingen was het draagvlak dat er vandaag is nog niet aanwezig. Het is positief om daarop verder te kunnen bouwen. Minister, ook uw steun is een belangrijke stap om tot de concrete wijziging van de regelgeving te komen.
Ik sluit me aan bij de collega’s Ceyssens en Schryvers en bij andere collega’s wanneer het gaat over handhaving. Dat is een heel belangrijk punt dat ook in de conceptnota heel duidelijk naar voren komt. Daarbij is de erkenning van firma’s een punt, maar ook het werken met huurformules kan een belangrijke ondersteuning bieden bij die handhaving. Behoort dat tot de mogelijkheden? Uit de hoorzitting bleek dat dit een belangrijk ondersteunend element kan zijn voor de handhaving, die volgens de VVSG een bezorgdheid is van de lokale besturen.
Wat de Z-code betreft, heb ik begrepen dat u eerstdaags overleg wilt plegen met de federale overheidsdiensten en andere collega’s. In de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) staat dat die code vandaag alleen toepasbaar is voor zorgwoningen die aansluitend of inpandig zijn bij de woning. Ik denk dat we zelf het instrument in handen hebben voor een decretale aanpassing.
Minister, ziet u andere knelpunten waarom wij dat niet zelfstandig, decretaal zouden kunnen aanpassen? Hoe ziet u de timing van de hele aanpassing als er nog moet worden overlegd omdat er knelpunten zijn? Kunt u ook iets meer zicht geven op de timing voor de andere decretale aanpassingen? Ik zou dat graag willen weten omdat vandaag heel wat gemeenten en regio’s expertise aan het opbouwen zijn in het bekijken van hoe ze kunnen werken met zulke zorgunits. Ik denk dat het belangrijk is om die praktijkervaring ook te kunnen meenemen. In onze ruimtelijke ordening hebben we echter niet de gewoonte om ruimte aan proefprojecten te bieden. Als de decretale aanpassingen toch nog even op zich laten wachten, bent u dan bereid of ziet u mogelijkheden om regelluwte te creëren voor specifieke proeftuinen of -projecten? Ik denk bijvoorbeeld aan het toekennen van aparte Z-codes door de gemeente, of aan aparte inschrijvingen, zodat men die praktijkervaring uit proefprojecten toch zeker zou kunnen meenemen. Staat u daar ook voor open?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat ik al heel wat vragen heb beantwoord. Ik zal dus niet op alles nog eens opnieuw ingaan. Ik ben vooral heel blij dat jullie blij zijn. Daarvoor doen we het allemaal, als ik het zo mag zeggen. Ik heb ook naar de hoorzittingen geluisterd. Daar zijn inderdaad diverse zaken aan bod gekomen. We hebben inderdaad corona niet nodig om dit te doen. Ik denk dat het collega Saeys was die dat zei. Ik ben nog maar een jaar minister, dus ik probeer alle balletjes in de lucht te gooien, maar ik moet ook af en toe kunnen ademen. Ik denk dat het goed is dat we daar snel klaar mee zijn.
Collega Rombouts, we kunnen inderdaad het best zelf in de VCRO aanpassingen doen. Daar ben ik het mee eens. We hebben daar de federale overheid niet voor nodig. Wat de timing betreft, de tekst is deze week zo goed als klaar. Dan moet hierover advies worden gevraagd aan Financiën, en dan kan het voorontwerp van decreet voor een eerste keer naar de Vlaamse Regering gaan, om vervolgens naar de adviesraden en de Raad van State te gaan.
Collega Schryvers, de handhaving moet inderdaad gebeuren door de gemeenten. Ik denk dat collega Ceyssens ernaar heeft verwezen. Ik probeer gewoon wetgevend de procedure zo eenvoudig mogelijk te houden, via een melding voor een bepaalde duur, die dan vervolgens verlengbaar is. Het is echter aan de gemeenten om te handhaven.
Collega Ceyssens, ik voorzie in een instrument enkel om de vraag naar kleine zorgunits in te vullen. Voor alle duidelijkheid, dat geldt dus niet voor andere gelegenheden, dus niet voor een studio of zo, of als tweede woning of zo. Ik wil elk mogelijk misverstand daarover wel uit de wereld helpen. Dit is echt met een andere bedoeling, zoals jullie als parlementsleden daar ook allemaal op hebben gehamerd. Ik probeer daaraan tegemoet te komen.
Collega Schauvliege, wat de ruimtelijke inpasbaarheid betreft, het gaat inderdaad over één zorgunit bij een bestaande woning, onder ruimtelijke randvoorwaarden. Uiteraard zullen we niet toelaten dat onze ruimte vol met allerlei koterijen wordt gezet. Dat is helemaal niet de bedoeling. We zullen er ook voor zorgen dat we dat goed omschrijven.
Dan was er nog een vraag van collega’s Pieters en Ceyssens. Zoals ook bleek in de hoorzitting, is het onmogelijk dat ik in de regelgeving Ruimtelijke Ordening zou opleggen dat het enkel om een unit van een gecertificeerde firma kan gaan. Ik begrijp de vraag, want ik heb daar zelf ook mee gespeeld, maar blijkbaar gaat het niet. Anders graag.
Ik hoop hiermee op de verschillende antwoorden en tussenkomsten geantwoord te hebben. Ik wil ook alle parlementsleden bedanken om dit op de agenda te zetten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.