Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, Ik heb een vraag over toegankelijkheid, die gelinkt is aan het agentschap dat hier in Limburg gevestigd is. U weet allicht dat in het federaal regeerakkoord een belangrijk hoofdstuk staat over een actieplan toegankelijkheid. Uiteraard kunnen we alleen maar toejuichen dat ook de nieuwe federale regering daar aandacht voor heeft.
In het Vlaams regeerakkoord is dat ook een vrij ambitieuze passage. Ik heb u daar in het verleden al over ondervraagd.
U zult ongetwijfeld kennis genomen hebben van het federale luik. Hoe kijkt u zelf aan tegen die federale ambities?
Is er al overleg geweest met betrekking tot de federale plannen?
Vlak voor het reces kwam Inter nog uitgebreid aan bod in een gezamenlijke hoorzitting met de commissie Omgeving en deze commissie met betrekking tot de evaluatie van de Vlaamse toegankelijkheidsverordening. Denkt u dat er een taak weggelegd is voor Inter als Vlaams agentschap voor de realisatie van de ambities van de federale overheid?
Klopt het dat de beheersovereenkomst met Inter eerstdaags verlengd moet worden, en ziet u, analoog met de federale ambities, mogelijkheden om inzake de toegankelijkheid een versnelling hoger te schakelen? Als ik vragen stel over de relatie tussen Vlaanderen en de federale overheid, gaat het dikwijls over financiën en over wie wat betaalt. Waarom zouden we voor Inter, bij manier van spreken, middelen laten liggen als de federale overheid daar middelen voor ter beschikking heeft en als dit via een samenwerking kan gebeuren?
Minister Somers heeft het woord.
Ik heb inderdaad kennis genomen van de plannen rond toegankelijkheid van de nieuwe federale regering. Ze heeft de ambitie om een actieplan universele toegankelijkheid met gestandaardiseerde richtlijnen, doelstellingen en monitoring te lanceren.
Bovendien wil men op korte termijn de fysieke en digitale toegankelijkheid van de rechtspraak, het openbaar vervoer en de overheidsgebouwen verbeteren. Ik juich die initiatieven toe en beschouw ze als complementair aan mijn beleid.
Ik onderschrijf en deel de ambitie van de federale overheid om niet alleen op een meer structurele manier te werken aan toegankelijkheid. Een integraal toegankelijke leefomgeving is een belangrijke sleutel naar een maatschappij waarin iedereen gelijke kansen heeft. Toegankelijkheid moet een automatisme worden in plaats van een ad hoc aandachtspunt.
We willen als Vlaamse overheid onze verantwoordelijkheid hierin ten volle nemen.
In het Vlaams regeerakkoord staat niet voor niets integrale toegankelijkheid als absolute kwaliteitsvoorwaarde ingeschreven binnen het beleid van alle negen ministers. Het is mijn rol als minister van Gelijke Kansen om te coördineren, te stroomlijnen en inspiratie te leveren. Ik wil namelijk niet enkel met mijn collega-ministers aan de slag rond toegankelijkheid, ik wil ook met anderen aan de slag: natuurlijk met de lokale overheden maar ook met de private sector, die vooruit wil op het vlak van toegankelijkheid. We willen hen de nodige ondersteuning en tools aanbieden.
We moeten ons meer focussen op waar de impact rechtstreeks voelbaar is, zo dicht mogelijk bij de mensen. In een overheidsgebouw kom je niet elke dag, er zijn andere plaatsen waar we veel meer komen, en zeker buiten coronatijden. Denk maar aan de zwaar getroffen horecasector, maar ook onze winkels. Dat zijn plekken waar mensen dagelijks of toch regelmatig komen. Ook daar is toegankelijkheid heel belangrijk. Door ook op dat spoor te werken zullen we de toegankelijkheid voor mensen verbeteren.
Ik wil dus in de komende periode samen met mijn collega’s binnen de Vlaamse Regering uittekenen welke kaders en welke ambitie wij willen waarmaken. Ik zal hen daarvoor ook een aantal aanzetten geven, om hen te inspireren vanuit mijn verantwoordelijkheid.
Ik denk dat er twee belangrijke knopen moeten worden doorgehakt. Het eerste belangrijke dossier is de toegankelijkheidsverordening. De hoorzitting hierover maakt duidelijk dat de toepassing van die verordening op vele vlakken voor verbetering vatbaar is. Ten tweede moeten we nagaan hoe beter kan worden gegarandeerd dat nieuwe en verbouwde publiek toegankelijke gebouwen effectief toegankelijk zijn. Samen met mijn collega Zuhal Demir, als minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, en in lijn met de parlementaire initiatieven die op dit vlak worden genomen, werken we aan een verbeterplan ter zake.
Een tweede belangrijk aandachtspunt is het mandaat en de rol van Inter, en dat brengt mij tot uw derde vraag. Inter speelt als het Vlaamse kenniscentrum voor toegankelijkheid en universal design een centrale rol bij de realisatie van de toegankelijkheidsdoelstellingen. Inter staat daarbij voor advies, begeleiding en ondersteuning op maat van de verschillende overheden en de private sectoren. Dat maatwerk is cruciaal. Het werken rond universal design en toegankelijkheid is immers geen passe-partout, het vergt afstemming op de eigenheden van de verschillende sectoren. Tegelijkertijd is Inter de actor die moet zorgen voor een sterkere coherentie tussen de initiatieven die vanuit de verschillende beleidsdomeinen genomen worden. Er zijn dus tal van taken die op de schouders van Inter rusten.
U vraagt mij ook naar de beheersovereenkomst. De praktijk wijst uit dat Inter vandaag nog de nodige slagkracht mist om voor een optimale, afgestemde beleidssamenwerking te zorgen. Ik wil Inter versterken in zijn maatschappelijke opdracht waarbij het, nog meer dan vandaag het geval is, lokale besturen en sectoren kan adviseren, begeleiden en eenvoudige concepten en technieken rond toegankelijkheid kan aanbieden.
We herbekijken Inter’s positie en mandaat ten aanzien van de Vlaamse overheidswerking, zodat het zijn rol als expertisecentrum meer kan uitspelen. Een eerste momentum op dat vlak is de samenwerkingsovereenkomst tussen Inter en de Vlaamse Regering, die inderdaad bij aanvang van 2021 verlengd zal worden, en het meerjarige ondernemingsplan dat Inter aansluitend in dat kader zal opstellen. Hier wordt volop aan gewerkt. We proberen hier om ambities en noden scherp te stellen zodat we een doorstart kunnen maken naar een versterkt en efficiënt Inter 2.0.
U vroeg ten slotte ook of ik mijn federale collega al heb ontmoet en of ik de middelen die ik blijkbaar federaal wil inzetten, zou willen aanboren. Ik wil absoluut mijn federale partner ontmoeten, net als mijn regiopartners. Ik zou dat eigenlijk willen doen op het moment dat we iets verder staan met de uitwerking van dat concept Inter 2.0, gedragen door de Vlaamse Regering. Ik denk dat op zo’n moment een gesprek meer inhoud kan hebben dan een loutere kennismaking. Ik zou graag onmiddellijk in de materie duiken om te kijken waar de complementariteiten verder kunnen worden uitgebouwd tussen het Vlaamse en het federale beleidsniveau. Ik zal dat dus zeker doen, maar geef ons daar nog even de tijd voor, om verder samen met Inter te kijken hoe het die versterkte rol kan waarnemen, vanuit Limburg.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, bedankt. Dat laatste is natuurlijk belangrijk. Ik neem aan dat de buren uit de Antwerpse Kempen daar ook zeer tevreden mee zijn.
Minister, ik dank u voor uw positief antwoord.
U spreekt over januari 2021, en dat begrijp ik want het is al oktober. U zegt ook dat we meer moeten inzetten op de privésector en privégebouwen. Ik deel uw mening voor 200 procent, maar wil dat zeggen dat ik daaruit mag concluderen – zonder vooruit te lopen – dat Inter minimum evenveel geld zal krijgen en dat, als het bijkomende taken krijgt, er in principe meer geld zou moeten komen?
U bent ook verantwoordelijk voor het Agentschap Integratie en Inburgering. Bij de overgang naar Vlaanderen is beslist dat Inter zelf moet zorgen voor een verdienmodel van twee derde eigen inkomsten.
Minister, kunt u al enige duidelijkheid geven over de hoogte van het bedrag? Als u zelf bijkomende opdrachten of verwachtingen hebt, onder andere over die privégebouwen, zal dat dan ook vertaald worden in een financiële enveloppe?
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Mijnheer Vandenhove, ik dank u voor deze zeer terechte en boeiende vraag. Minister, ik dank u alvast voor uw antwoord.
Het gaat over een heel grote groep mensen met een beperkte mobiliteit, over ouderen die slecht ter been zijn, over slechtzienden en blinden, over mensen die door een ongeluk tijdelijk minder mobiel zijn, maar ook over ouders die een kinderwagen voortduwen en vaak op obstakels botsen.
Het is een thema waar ik ook al langere tijd aandacht aan besteed. Ik heb vorige legislatuur een conceptnota over de toegankelijkheid van het openbaar vervoer ingediend waaruit mijn partij CD&V inspiratie heeft geput om dit op te nemen in het regeerakkoord. Ook collega Schryvers heeft er recent nog een initiatief rond genomen.
In het regeerakkoord staat – de minister heeft er naar verwezen – dat een integraal toegankelijke leefomgeving de sleutel is tot een maatschappij waarin iedereen gelijke kansen heeft en dat de overheid een voorbeeldrol zal vervullen om haar dienstverlening, zowel fysiek als digitaal, integraal toegankelijk te maken. Universal design moet echt het perspectief zijn waar we naartoe werken.
Ook Inter wordt in het regeerakkoord vernoemd en bevestigd als partner om de integrale toegankelijkheid mee te realiseren. Dat is heel terecht want Inter is een partner met een jarenlang opgebouwde expertise. Het geeft vandaag advies aan de lokale en Vlaamse overheden. Minister, ik ben blij dat u zegt dat u Inter wilt versterken als een expertisecentrum richting Inter 2.0.
Minister, u hebt ernaar verwezen en in het regeerakkoord staat ook hoe we beter kunnen garanderen dat nieuwe of vernieuwde publieke gebouwen ook effectief toegankelijk zijn. Dat is een heel belangrijk punt. Het is goed dat u ook naar de privésector wilt kijken, maar de Vlaamse overheid heeft wel degelijk een voorbeeldfunctie. Wat dat betreft, is er nog werk aan de winkel. Ik ben dus heel blij dat u zegt dat u een aantal initiatieven zult nemen door ambities en kaders te schetsen. Ik denk dat het nodig is dat wij die voorbeeldrol ten volle opnemen en zorgen voor een integrale toegankelijkheid van al onze diensten, onze fysieke gebouwen maar ook onze digitale dienstverlening.
Voor alle initiatieven die u zult nemen, zult u in de CD&V-fractie een steunende partner vinden.
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, ik zou willen focussen op digitale toegankelijkheid. Als men het over toegankelijkheid heeft, gaat het vaak over de fysieke, en dat is heel belangrijk, maar de digitale is natuurlijk ook belangrijker geworden door de coronacrisis. Ik lees dat in de relancestrategie van de Vlaamse Regering digitalisering als een van de zeven prioriteiten naar voren wordt geschoven. Het is dan belangrijk dat we iedereen digitaal mee hebben.
Mijn concrete vraag is: ziet u hier ook een rol weggelegd voor Inter? Ik heb begrepen dat er een nieuwe beheersovereenkomst Inter 2.0 komt. Misschien is het dan wel aangewezen dat men eens nagaat – en ik heb ook begrepen dat de mensen van Inter daar ook vragende partij voor zijn – of het een rol kan spelen in het aanmoedigen van de digitale toegankelijkheid. Het zou niet zozeer als actor, maar eerder als regisseur inspanningen kunnen doen om ervoor te zorgen dat we die digitale toegankelijkheid overeind kunnen houden.
Ik heb dezelfde vraag gesteld in de commissie Economie naar aanleiding van de discussie over de relancestrategie. Ik heb daar al een minister-vicepresident meegekregen. Minister, ik stel de vraag ook aan u in de hoop dat dit zal lukken indien ik twee ministers-vicepresidenten mee heb.
Dat is een lovenswaardige strategie. Zo geraakt u aan een meerderheid.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Ongena, ik wil beginnen met te protesteren tegen uw strategie, u die als partijgenoot eerst een andere minister-vicepresident gaat overtuigen om dan uw eigen partijgenoot proberen zijn arm om te wringen.
Ik zal daar niets op zeggen.
Dat is een laakbare methode die we verder in de beslotenheid van onze partijcenakels zullen moeten bespreken.
Alle gekheid op een stokje, dit is inderdaad een belangrijk thema. Mijnheer Vandenhove, u vraagt mij of ik extra middelen zal voorzien. Ik wil eerst met Inter grondig uitlijnen wat de taken voor volgend jaar zullen zijn om dan na te gaan wat er aan middelen nodig is. Voor alle duidelijkheid, er zijn geen besparingsambities voor Inter. Dat is een relatief klein agentschap. Ik dank de collega's Van de Wauwer, Ongena en Vandenhove voor hun betrokkenheid bij dit thema.
De grote uitdaging voor een organisatie als Inter bestaat erin hoe ze het verschil kan maken. Er zijn verschillende manieren om dat te doen. Je kunt zeggen: we hebben een voorbeeldfunctie. Als ik het even extreem stel en ik doe het wat provocerend, dan kun je de volgende jaren proberen om in Vlaanderen op twee, drie of vier plaatsen gebouwen te realiseren of verbouwingen te doen die op het vlak van toegankelijkheid state of the art zijn, en daardoor een inspiratiebron zijn voor iedereen in Vlaanderen. Dat zouden we kunnen nastreven. Dat kan een impact hebben. Je kunt daar mensen naartoe brengen, je kunt er architecten naartoe brengen, dat is een mogelijkheid.
Een andere mogelijkheid is dat je met Inter probeert te realiseren dat in alle opleidingen van architecten in Vlaanderen integrale toegankelijkheid een belangrijk onderdeel wordt. Je kunt daarop werken, je kunt middelen en krachten daarop inzetten. Wat heeft het meeste effect? Ik vind het de moeite waard om daar ernstig over na te denken.
Ik geef nog een voorbeeld. Men kan een wedstrijd organiseren. Dat is al gebeurd in het verleden. Men kan zo architectuurstudenten prikkelen om mee na te denken over hoe je toegankelijkheid realiseert in een bepaalde context. Daar doen dan mensen aan mee, dat verschijnt ook in de vakliteratuur en dat heeft een impact.
Beeld u in dat we erin zouden slagen om bijvoorbeeld de horecasector of de kleinhandel en de vakorganisaties mee te krijgen in dezelfde filosofie, een soort van voluntarisme dat op basis van een beperkte afvinklijst werkt en druk uitoefent om het winkelarsenaal in Vlaanderen een sprong vooruit te laten maken op het vlak van toegankelijkheid. Wanneer hebben we het meeste bereikt? We kunnen al die dingen niet tegelijk doen, daar hebben we de middelen niet voor, maar wat zijn de beste sporen? Daar wil ik echt over nadenken.
De vraag van collega Ongena is: moet Inter ook bezig zijn met digitale toegankelijkheid? Dat is ook een belangrijke vorm van toegankelijkheid en inclusiviteit. We hebben daar heel veel middelen voor kunnen vrijmaken in het relanceplan. Ik ben de collega's dankbaar dat we in totaal 50 miljoen euro kunnen inzetten om de digitale toegankelijkheid te realiseren in Vlaanderen dat een sprong vooruit wil maken op het vlak van digitalisering.
De vraag is of Inter daar een rol in heeft of niet. Ik ben daar nog niet uit, ik zal daar eerlijk in zijn, ik moet daarover nadenken. Het is altijd met een beperkte groep mensen, maar het zijn wel zeer gedreven, geëngageerde en gemotiveerde ambtenaren. Ze hebben veel indruk gemaakt op mij. We moeten proberen een focus te vinden. Anders zijn we van alles een beetje aan het doen met een kleine groep en op het einde van de dag hebben we weinig stenen verlegd.
Ik zou graag, samen met Inter, een paar goede stenen verleggen op het gebied van integrale toegankelijkheid. Het zou dus kunnen dat we dat doen, mijnheer Ongena, en uw suggestie volgen om meer in te zetten op digitale toegankelijkheid. Het zou echter ook kunnen dat we beslissen om dat aan anderen toe te vertrouwen, bijvoorbeeld samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de lokale besturen, academisch ondersteund en dat we Inter laten instaan voor de andere aspecten. Ik ben daar in alle eerlijkheid op dit moment nog niet uit. We zijn volop in dialoog met Inter. Ik wil daar graag landen. Op dat moment ga ik opnieuw met u in gesprek om te proberen een kader van vooruitgang te kunnen aanbieden op dit vlak, omdat ik denk dat hier al heel veel goede dingen gebeurd zijn en al heel veel sporen verdiend zijn. Ik heb uit mijn verleden als burgemeester echter een ding meegenomen: ik ben altijd een beetje behoedzaam voor gadgetpolitiek. Ik zeg niet dat Inter aan gadgetpolitiek doet, want Inter is met heel belangrijke dingen bezig. Wat ik bedoel met gadgetpolitiek, is dit: we hebben iets heel goeds gerealiseerd, maar het is niet uitrolbaar of we hebben niet genoeg nagedacht over de uitrolbaarheid van dingen. Ik vind, als we zaken doen, dan moeten we die in heel Vlaanderen kunnen uitrollen of toch in een belangrijk deel van Vlaanderen. Ik vind dat de grote opdracht in dit toegankelijkheidsbeleid, omdat we anders niet verder raken, niet ver vooruit raken. We moeten echt het verschil kunnen maken, niet in één gebouw, niet op één domein, maar breder. En we moeten goed nadenken over wat daarvoor de beste strategie is.
Ik moet soms wat zoeken op mijn scherm naar de commissieleden. Nu weer zit iemand links, dan weer rechts. Maar ik vind jullie toch altijd.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ik blijf alleszins links.
Maar bij mij zat u zonet rechts.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Het is goed dat u de komende maanden zeer actief in gesprek zult treden met Inter, want een aantal zaken die u aanhaalt, moesten eigenlijk al gebeurd zijn. Sommige van die zaken dateren zelfs nog uit de periode dat Inter geen Vlaams agentschap was en ook geen formele subsidies ontving. Als u uitgebreid in gesprek gaat, dan zal dat ongetwijfeld uitgeklaard worden. Alleszins bedankt voor het toekomstperspectief dat u aangeeft voor het beleidsdomein in Vlaanderen maar ook voor de werking van Inter.
De vraag om uitleg is afgehandeld.