Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, ik heb voor u een vraag over de evaluatie van het Gelijkekansendecreet. U kondigde in uw beleidsnota Gelijke Kansen, Integratie en Inburgering voor deze legislatuur aan dat u op Vlaams niveau aan de slag wilde gaan met een regelgeving om nieuwe kaders te scheppen waarin rollen en verantwoordelijkheden konden worden duidelijk gemaakt, om er zo voor te zorgen dat elk individu zijn of haar gelijke kansen heeft en krijgt.
Zo bevat de beleidsnota ook vier evaluaties van de bestaande regelgeving. Een van deze evaluaties is de evaluatie van het Gelijkekansendecreet van 10 juli 2008.
Deze evaluatie die zich focust op het hoofdstuk houdende het verbod op discriminatie in het Gelijkekansendecreet, werd gestart in 2019 en liep normaal af in juni 2020. Tijdens de laatste of misschien voorlaatste commissievergadering op 7 juli zei u dat de oplevering van het rapport van de evaluatie van het Gelijkekansendecreet in de zomer zou worden opgeleverd.
Minister, het is nu de derde week van oktober. We zitten dichter bij Sinterklaas dan bij het goede weer.
Is het evaluatierapport van het Gelijkekansendecreet reeds opgeleverd? Zo ja, kunt u al iets over de resultaten zeggen? Zo neen, waarom nog niet?
Als er al resultaten zijn, geven die volgens u aanleiding tot aanpassingen aan het Gelijkekansendecreet? Welke initiatieven zult u eventueel nemen?
Minister Somers heeft het woord.
Het volledige evaluatierapport waarnaar u verwijst, werd inderdaad opgeleverd. Er was een heel klein uitstel door corona maar dat was minimaal.
De centrale onderzoeksvraag luidde of het huidige Gelijkekansendecreet een afdoend kader biedt voor een doeltreffend antidiscriminatiebeleid. De studie werd gevoerd vanuit een dubbel perspectief. Eerst maakte men een internationale rechtsvergelijking waarbij werd gekeken naar een aantal andere lidstaten van de Europese Unie, met name Duitsland, Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast maakte men een analyse van de Belgische rechtspraak waarin het Gelijkekansendecreet werd toegepast. De studie legt ook de link met de evaluatie van de federale non-discriminatiewetgeving.
De evaluatie omvat een omvangrijk aantal aanbevelingen – het gaat om enkele honderden bladzijden – om het decretaal kader rond het Vlaamse non-discriminatiebeleid te versterken.
Er zijn twee grote algemene conclusies. De wettelijke bescherming in Vlaanderen is ruimer dan wat strikt Europeesrechtelijk verplicht is en ook binnen de internationale vergelijking moeten we zeker niet onderdoen. Het huidige decretaal kader is op zich dus vrij nauwkeurig en compleet. Niettemin formuleren de onderzoekers een reeks van mogelijke verbeteringen om een aantal potentiële strijdigheden en lacunes in het kader van het EU-recht te corrigeren en aan te vullen en een aantal elementen te verbeteren en/of te verduidelijken.
Een groter probleem stelt zich volgens de studie op het niveau van de rechtshandhaving en de rechtsafdwinging. De rechtspraakanalyse toont dat, ondanks de ruime juridische bescherming, het Gelijkekansendecreet in de praktijk tot slechts zeer weinig rechtszaken aanleiding heeft gegeven. Bovendien werd, in de zaken die wel liepen, het discriminatierecht niet altijd op de juiste manier toegepast.
De aanbevelingen op dit vlak zijn verstrekkender en nopen dus tot een ruimere denkoefening over de richting, handhaving en afdwinging van het non-discriminatiebeleid in Vlaanderen. De voorgestelde opties gaan in de richting van bijvoorbeeld het optrekken van de vandaag bijzonder lage forfaitaire schadevergoedingen van maximaal 650 euro of over het nadenken over alternatieve sanctioneringsmogelijkheden.
Hoe zullen we dit verder aanpakken? De verschillende voorstellen worden momenteel in detail bestudeerd. Het aanpassen en actualiseren van het Gelijkekansendecreet is voor mij een zeer belangrijk dossier en zal dus een van mijn prioritaire acties zijn voor 2021.
Naar content is het dus voorbeeldig, ruim en goed. In de rechtshandhaving zijn er verbetermogelijkheden.
Mijnheer Van Miert, ik hoop dat ik hiermee uw vraag heb beantwoord.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, het is goed te horen dat we inzake bescherming ons mannetje wel kunnen staan binnen het internationale kader, zeker binnen Europa. Het is minder goed te horen waar het kalf gebonden ligt, want de rechtshandhaving zit natuurlijk veel te weinig bij ons in Vlaanderen om daarin een groot verschil te maken. Het zal een hele calvarie worden om de mensen aan de overkant van de straat daarover aan te pakken.
Minister, ik heb geen bijkomende vragen. Het laatste woord hierover is zeker nog niet gezegd. Het is een werk van voortschrijdend inzicht. In de nabije toekomst zal het waarschijnlijk punt na punt worden aangepakt, maar ik kijk wel uit naar wat uw volgende actieplannen zullen zijn. Dan zal ik u daarover in ieder geval aanspreken en interpelleren.
Mijnheer Van de Wauwer heeft het woord.
Het is positief dat er een evaluatie heeft plaatsgevonden van het Gelijkekansendecreet, want de regels rond discriminatie en gelijke kansen zijn essentieel om tot meer inclusiviteit te komen. Het regeerakkoord stelt heel duidelijk dat het elke vorm van discriminatie wil bestrijden en dat de regering de parketten zal opdragen de nodige aandacht te geven aan de strijd tegen discriminatie.
Het is in dat opzicht interessant te vernemen dat er nog wat werk aan de winkel is wat de rechtshandhaving betreft. Dat is natuurlijk een aspect. Om discriminatie te voorkomen en krachtdadig aan te pakken, moet de regelgeving een krachtdadig instrument vormen.
We kunnen niet anders dan vaststellen dat discriminatie nog altijd een reëel probleem blijft in onze samenleving. Ook in Vlaanderen blijft het nog elke dag vechten tegen discriminatie om die volledig uit de samenleving te bannen en gelijke kansen voor iedereen af te dwingen. De regelgeving moet up-to-date zijn en een antwoord kunnen bieden op de noden die er momenteel op dat vlak nog zijn. Daarom is het goed dat de evaluatie van het Gelijkekansendecreet heeft plaatsgevonden.
Ik heb nog een paar vragen over de aanpak van de evaluatie. Welke organisaties zijn daarbij betrokken geweest? Zijn er ook besturen bij betrokken? Werden er ook lokale besturen bij betrokken? Zij zijn natuurlijk het eerstelijnsbestuur en in het beleid inzake antidiscriminatie en gelijke kansen kan dat een heel belangrijke rol vervullen.
Welke leemtes zijn er vastgesteld? Welke vormen van discriminatie worden nog onvoldoende bestreden met de huidige bepalingen van het decreet? Waar is er nog versterking nodig?
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, mijn vragen sluiten naadloos aan bij de vragen van collega Van de Wauwer. Het is goed dat er een internationale rechtsvergelijking is gemaakt, waaruit blijkt dat we al vrij goed zitten met onze aanpak en de bestrijding van discriminatie. Als we een interne rechtsvergelijking zouden maken, zullen we snel vaststellen dat de federale wet nog niet zo lang geleden is aangepast en dat men daar enkele discriminatiegronden heeft aan toegevoegd, waaronder bijvoorbeeld interseksualiteit, maar ook discriminatie op basis van vaderschap. Wat gaat u daarmee doen? Laat u het Vlaamse decreet daarop afstemmen? Zult u nagaan of het nodig is dat dat op een gelijke leest blijft, dat dezelfde discriminatiegronden bij ons worden overgenomen?
Ten tweede hebben we naast ons Gelijkekansendecreet ook het decreet houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt, dat vooral bedoeld is om discriminatie op de arbeidsmarkt te bestrijden. Daarin werden de discriminatiegronden nooit aangepast. Ook daar is de vraag of u bij de evaluatie van het Gelijkekansendecreet en de aanpassingen die u misschien plant, dat decreet houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt in die oefening zult willen meenemen.
Minister Somers heeft het woord.
Bedankt, collega’s. Dit is natuurlijk ook voor juristen een heel interessant domein om ons over te buigen.
Collega Van de Wauwer, u had een zeer punctuele vraag. Dit is een evaluatie die gemaakt is door een advocatenkantoor dat we daarvoor hebben aangesteld. Het is dus niet zo dat we daarvoor met organisaties en verenigingen aan de slag zijn gegaan. We hebben dit vanuit puur juridisch oogpunt laten analyseren door een gerenommeerd advocatenkantoor.
Wat betreft het decreet houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt waarnaar de heer Ongena verwijst: ik denk dat het inderdaad de moeite waard is om, op het moment dat we het decreet moderniseren, ook te bekijken of we dit decreet daar niet in kunnen integreren of in de oefening meenemen. Ik ga daarvoor contact opnemen met mijn collega Hilde Crevits, minister van Werk, die ter zake bevoegd is om te bekijken of we dat niet in elkaar kunnen integreren en op elkaar kunnen afstemmen. Op federaal niveau zijn die intersekse kenmerken meegenomen. Impliciet zit dat natuurlijk in de beschermingsgrond gender. Ik wil daar nu nog niet op vooruitlopen, maar dat is ook iets dat we inderdaad in de evaluatie moeten meenemen. Ik wil daar nu nog geen voorafname van doen. Dat is een terechte vraagstelling: wat doen we met dat nieuwe gegeven en de vraag naar discriminatie? Ik denk dat dit een belangrijke oefening kan zijn. Collega Van Miert heeft natuurlijk de vinger op de wonde gelegd door te stellen dat de afdwingbaarheid van een wetgeving, zeker inzake discriminatie, belangrijk is. Maar ik wil op dat vlak toch proberen wat offensief te zijn en te kijken hoe ver we met onze Vlaamse bevoegdheden kunnen gaan. Ik denk dat u er vanuit uw partijpolitieke achtergrond zeker geen bezwaar tegen hebt om op dat vlak de bevoegdheden van Vlaanderen wat te verkennen en te zien wat er allemaal mogelijk is. Ik denk dat we dat toch moeten doen. We hebben vandaag een regelgeving die zeer breed is en die wat aangepast moet worden, gemoderniseerd moet worden. Collega Ongena verwijst naar nieuwe inzichten die ontstaan zijn, nieuwe discriminatiegronden die worden geformuleerd. Moeten we die in andere decreten integreren? De uitdaging is: hoe maak je dat sterk op het terrein? Hoe zorg je dat mensen met een beperking niet gediscrimineerd worden en dat de seksuele geaardheid van mensen wordt gerespecteerd? Hetzelfde geldt voor diversiteit op andere vlakken, zoals leeftijd. Er zijn heel veel gronden van discriminatie. We definiëren die goed. We zijn daar helder in, maar we krijgen dat niet voldoende afgedwongen. Ik denk dat we moeten werken aan een versterking van dat apparaat opdat dat wat meer slagkracht krijgt. We moeten in onze Vlaamse regelgeving inderdaad zoeken, mijnheer Van Miert, wat mogelijk is en wat niet, om rond dat punt ook wat Vlaamse veerkracht aan de dag te leggen.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, ik ben heel blij om te horen dat u Justitie volledig naar het Vlaams Gewest wilt overhevelen. Ik vind dat een heel moedige en verstandige beslissing. Neen, alle gekheid op een stokje. Minister, we moeten de volgende maanden kijken wat we kunnen doen met de resultaten van dit onderzoek. Ik denk dat u zelf ook duidelijk aangeeft waar we eerst aan zullen moeten werken om meer resultaten te boeken, als het gaat over ingaan tegen alles wat discriminatie is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.