Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, in de commissiezitting Binnenlands Bestuur van 19 mei 2020, een zestal maanden geleden, stelde u een aantal zaken in het vooruitzicht in het kader van de taalregistratie in bepaalde faciliteitengemeenten rond Brussel. Concreet ging het om de handhaving van de omzendbrief Keulen, de omzendbrief Peeters, de omzendbrief Martens en eigenlijk ook de omzendbrief Bourgeois en ook de handhaving van de vigerende bestuurstaalwetgeving. Tot op heden stellen we vast dat vijf van de zes faciliteitengemeenten alsnog blijven volharden in de boosheid. We stellen ook vast dat die oproep tot taalregistratie online beschikbaar blijft. In Drogenbos zien we zelfs dat de registratie niet voor vier jaar geldt, zoals aangegeven in het arrest van de Raad van State, maar eigenlijk tot in het oneindige.
Mevrouw De Coninck heeft daar vorige keer ook op gewezen. Dit is nog altijd van kracht. Ik citeer de website van Drogenbos ter zake: “Bij deze vraag ik u mij voortaan alle briefwisseling en administratieve documenten te bezorgen in de Franse taal en dit overeenkomstig het arrest van de Raad van State van 20 juni 2014.” Die ‘voortaan’ zou wel eens geïnterpreteerd kunnen worden als ‘tot in het oneindige’. Nochtans wordt er in het niet-beschikkend gedeelte – niet onbelangrijk, en ik kom daar straks nog op terug – maar in de toelichting van het arrest van de Raad van State van 2014 – waarvan u de vorige keer aangaf dat u die zienswijze niet deelde – gesteld dat die taalregistratie voor vier jaar geldt en dus niet ‘jusqu'à l'infinité’ zoals ze in de faciliteitengemeenten zouden stellen.
Verder stelt het arrest waarnaar men verwijst dat het optreden van de besturen – u hebt dat de vorige keer ook aangegeven – essentieel lijdzaam en receptief dient te zijn. We stellen echter vast dat men actief en proactief oproept via de gemeentewebsite en via de lokale infobladen om die taalregistratie te doen, wat dus mijns inziens zelfs niet tegemoet komt aan het arrest van 2014 waar ze zo graag naar verwijzen.
Toen ik die problematiek aankaartte in het voorjaar, stelde u dat er een prejudiciële vraag hangende is bij het Grondwettelijk Hof om te onderzoeken of de interpretatie van de Raad van State correct is en niet in strijd is met grondwetsartikelen 10 en 11, die betrekking hebben op het gelijkheidsbeginsel. U gaf daarbij ook aan dat u de opdracht zou geven aan de nieuwe gouverneur van Vlaams-Brabant om een onderzoek uit te voeren naar de oproep van het gemeentebestuur tot taalregistratie. We zouden graag horen hoe het daarmee staat.
U gaf daarbij trouwens ook aan – en dat was opmerkelijk – dat er naast het vernietigen van besluiten van lokale besturen ook andere procedures denkbaar zijn. Ik citeer daarbij letterlijk uit het verslag.
Minister, graag verneem ik van u of er reeds gevolg werd gegeven en wat de stand van zaken is met betrekking tot die prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof en wat de inhoud daarvan is?
Ten tweede, wat is het resultaat van het onderzoek van de gouverneur van Vlaams-Brabant? We zijn nu een kleine zes maanden na datum, dus het lijkt mij niet te opdringerig om daarnaar te vragen.
Wat zijn ten derde de andere procedures waarnaar u verwees in die commissiezitting van 19 mei 2020 om op te kunnen treden tegen een faciliteitengemeente? Werden die reeds ingeleid? Wat is daar dan het resultaat van?
Ten vierde gaf u aan dat u elke beslissing, alle besluiten die ingaan tegen de aangegeven omzendbrieven, zou laten vernietigen. Ik zou graag vernemen hoeveel en welke lokale besluiten – college- of gemeenteraadsbesluiten – er ter zake reeds werden vernietigd. Ik dank u alvast voor uw antwoord.
Minister Somers heeft het woord.
Bedankt voor uw vragen. U vroeg of er reeds een gevolg werd gegeven door het Grondwettelijk Hof aan de gestelde prejudiciële vraag. Het antwoord daarop is neen. Ik heb op 19 mei in deze commissie toegelicht dat de Vlaamse Regering, in het kader van de lopende procedures, de Raad van State heeft verzocht een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. Wij kunnen dat zelf niet doen, we moeten dat vragen aan de Raad van State. Dit verzoek gebeurt via een memorie van onze raadsman aan de Raad van State, en dat is gebeurd in februari 2020.
Er zijn nog geen verdere stappen te melden. Vooreerst zal het auditoraat een voorstel doen aan de Raad van State inzake het al dan niet voorleggen van de prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof. Dat is de juridische procedure waar wij ook aan gebonden zijn. U weet dat wij in een rechtsstaat leven.
De Raad van State beslist dan uiteindelijk of de vraag effectief zal worden gesteld aan het Grondwettelijk Hof. Het is de Raad van State zelf die onze vraag beoordeelt via het auditoraat, en dan ten gronde zegt of we die vraag al dan niet aan het Grondwettelijk Hof stellen. Onze raadsman liet weten nog geen zicht te hebben op de datum waarop de uitspraak zal volgen. Dat is de rechtsgang die daar loopt, en waar wij alle rechtsmiddelen hebben ingezet, zoals ik dat de vorige keer ook heb beloofd. Nu moeten we wachten op de beslissing van de Raad van State of ze al dan niet wenst in te gaan op ons verzoek om aan het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag te stellen.
U vroeg ook naar het resultaat van het gevraagde onderzoek bij de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, en of u daar inzage van kon krijgen. Er werden de gouverneur twee onderzoeksvragen gesteld. Er was ten eerste de vraag tot onderzoek over het informatieblad van de gemeente Drogenbos, in het bijzonder of hierbij de taalwetgeving en de omzendbrief Keulen werden gerespecteerd. Ten tweede was er de vraag tot onderzoek van de taalregistratie door de gemeente Drogenbos.
Ten eerste was er het onderzoek van het gemeentelijk informatieblad Drogenbos. De gouverneur voerde inderdaad een onderzoek uit, waarvan ik de resultaten mocht ontvangen in juni 2020. De gemeente Drogenbos bezorgde twee papieren informatiebladen aan de gouverneur. De gouverneur onderzocht daarnaast ook de informatiebladen op de officiële website van de gemeente Drogenbos. Uit dit onderzoek komt vast te staan dat de gemeente Drogenbos voldaan heeft aan de voorrangsregels, zoals voorzien in de omzendbrief Keulen. De Nederlandse tekst wordt integraal vertaald maar de Nederlandse tekst heeft steeds voorrang; Nederlandse artikels gaan vooraf aan Franstalige artikels; op eenzelfde pagina staat de Nederlandse tekst links en de Franse tekst rechts; op de allerlaatste pagina worden gegevens per dienst weergegeven, waarbij de Nederlandse tekst altijd boven de Franse tekst staat.
Ook op de website is er voorrang gegeven aan het Nederlands: bij de keuze tussen de Nederlandse of Franse website staat “welkom” boven “bienvenue”. En op de Nederlandse en Franse website staat het integrale informatieblad gepubliceerd, in het Nederlands en het Frans, met voorrang van het Nederlands.
Die aftoetsing is dus zeer exhaustief gebeurd. Men heeft de verschillende elementen bekeken en onderzocht of het in overeenstemming was met de omzendbrief Keulen. De gouverneur heeft mij laten weten dat dat het geval was.
Een tweede element is het onderzoek taalregistratie. Het is bekend dat de inwoners van de gemeente Drogenbos zich kunnen registreren in een taalregistratiesysteem. Hiertoe werden zij in 2016 uitgenodigd via een huis-aan-huis-bedeling, via de website en via het informatieblad. De gouverneur bevestigt dat ook in het informatieblad 2020/01 een oproep aan burgers wordt gedaan, en dat het formulier om zich te laten registreren op de officiële website van de gemeente staat. Beslissingen die hierover werden genomen in het verleden, in 2016, heeft de minister van Binnenlands Bestuur – mijn voorganger – steeds vernietigd. De gemeente Drogenbos diende hiertegen een verzoek tot schorsing en nietigverklaring in bij de Raad van State. De Raad van State beval de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing – de vernietiging van de minister – op basis van een arrest van 17 mei 2018. Vervolgens vroeg het Vlaamse Gewest de voortzetting, met vraag tot voorlegging van een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof. Dit dossier is nog steeds hangende. Ik moet deze gerechtelijke procedure afwachten alvorens ik wettelijk verdere stappen kan zetten. Drogenbos heeft sindsdien geen beslissingen meer genomen. Gevolg: er kan niets meer worden vernietigd. Zolang men geen beslissingen neemt, kan ik niets vernietigen. Drogenbos werd wel bij brief van 2 juli 2020 er uitdrukkelijk op gewezen dat het registratiesysteem strijdig is met de taalwetgeving. Ik heb bewust opnieuw het standpunt herhaald en bevestigd dat wij ter zake hebben ingenomen.
Met betrekking tot uw vraag tot inzage in het onderzoek gevoerd door de gouverneur, kan ik u zeggen dat het Bestuursdecreet in inzage voorziet en/of in een afschrift in/van de bestuursdocumenten. Iedereen kan daartoe een verzoek indienen bij de betrokken bestuursinstantie. U kunt uw vraag dus indienen via binnenland@vlaanderen.be. Op basis van de wet op openbaarheid van bestuur kunt u evident het volledige dossier bekomen en inkijken.
U verwijst naar mijn tussenkomst van vorige keer en naar de ‘andere procedures’ om op te treden tegen een faciliteitengemeente. U vraagt of ze zijn gebruikt en wat het resultaat is.
In afwachting van de uitspraak van de Raad van State, zal ik consequent alle nieuwe beslissingen die strijdig zijn met de taalwetgeving en de geldende omzendbrieven Peeters van 1997, Keulen van 2005 en Bourgeois van 2010, systematisch vernietigen. Ik bevestig mijn standpunt dat faciliteiten steeds restrictief moeten worden toegepast. Ik zal hier correct op blijven toezien.
Wat kan ik doen? Ik kan toepassing maken van het ‘dwangtoezicht’ wanneer gemeenten mij de nodige informatie niet aanleveren. De toezichthoudende overheid kan, na een ingebrekestelling, een of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven om de gevraagde inlichtingen of opmerkingen van de gemeenteoverheid in te zamelen om de maatregelen uit te voeren die in rechte zijn voorgeschreven. Ik kan het instrument gebruiken, maar ik moet natuurlijk een context hebben, een juridische situatie, waarin dat kan. Als de situatie zich voordoet, zal ik ook niet aarzelen om dat instrument in te zetten.
Alle klachten die mijn administratie ontvangt rond de taalwetgeving worden consciëntieus onderzocht. Ook klachten over handelingen – en dus niet noodzakelijk effectieve beslissingen – worden nauwgezet gecontroleerd of deze conform zijn aan de inhoud van de omzendbrieven Martens, Keulen en Bourgeois. Is dit niet het geval, dan zal de gemeente hierover worden aangesproken.
Het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) neemt hierbij ook een coachende rol op.
U begrijpt dat ik bereid ben alle instrumenten in te zetten , maar dat ik dat moet doen binnen mijn wettelijke bevoegdheden en met respect voor de rechtsstaat. Dat is nu net wat we sommige lokale besturen in de faciliteitengemeenten verwijten: zij brengen niet altijd respect op voor de rechtsstaat en voor de rechtsregels. Daarom hebben we procedures lopen bij onder meer de Raad van State.
Ik hoop dat ik hiermee exhaustief heb geantwoord op uw concrete vragen.
Minister, ik zat te denken dat wij oud worden. Wij betoogden tegen faciliteiten toen de heer Slootmans nog geboren moest worden. Er zijn nog zekerheden in het leven.
Ik herinner mij niks en ontken alles.
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, wat de rechtsgang betreft, wordt ons geduld danig op de proef gesteld. Ik begrijp uw bekommernis over de scheiding der machten en de lopende procedures, maar dit begint echt wel op een processie van Echternach te lijken. U haalt het instrument aan van toezicht, en u zegt dat er eerst een context moet zijn waarbinnen dat gebeurt. Als de context er volgens u niet is, dan vrees ik dat u een bijzonder vreemde bril op hebt. Ik heb de context zeer duidelijk geschetst. Men blijft de verschillende omzendbrieven die al in 1998 door het hoogste gerechtshof, het Grondwettelijk Hof, zijn bekrachtigd, met de voeten treden. Er is dus absoluut wel een context om dat instrument te gebruiken.
Vorige keer zei u, en dat herhaalt u hier, dat u elke beslissing die ingaat tegen het feit dat Franstaligen bij elk contact uitdrukkelijk moeten verzoeken om hun administratie in het Frans te krijgen, zou vernietigen. Je moet er inderdaad een Besluit voor hebben, het laatste Besluit is dat van 2016. Mevrouw Homans heeft inderdaad geprobeerd om dat te laten vernietigen.
U geeft aan dat u nu een brief hebt gestuurd naar de gemeente Drogenbos. Ik vraag me dan af wat het gevolg daarvan is geweest. Welke repliek is daarop gekomen? Voor zover ik goed ben ingelicht – ik ben een buurtbewoner van de betreffende gemeente –, gebeurt er helemaal niets mee.
Minister, vergeef mij het woord, het is niet persoonlijk bedoeld, maar het wordt op den duur allemaal een beetje zielig, want er gaapt echt wel een ravijn tussen wat wij aangeven en wat de Vlaamse Regering zegt te willen bekrachtigen conform de taalwetgeving, conform de Grondwet en conform de verschillende omzendbrieven die daarover handelen.
Als je ziet dat de feitelijke tweetaligheid die men zegt te bestrijden, eigenlijk in overtreffende trap realiteit is, dan stel ik me vragen bij het feit dat er een ravijn gaapt tussen wat hier wordt gezegd en wat zogezegd kracht van gewijsde zou moeten hebben, en wat de bestuurspraktijk is in die faciliteitengemeente.
Misschien is het een juridisch-technisch gegeven, maar het arrest van 20 juni 2014 waar Franstaligen zo krampachtig naar verwijzen, heeft eigenlijk geen rechtskracht. Verschillende juristen wijzen daar ook op. In de toelichting van het arrest geeft men aan dat de keuze om een Franstalige administratie te verkrijgen tot vier jaar, alleen behoort tot het toelichtend gedeelte, maar niet tot het beschikkend gedeelte. In die zin is het een vorm van obiter dicta, of in mensentaal: praat voor de vaak, die geen enkele rechtskracht heeft. Het zou misschien nuttig zijn dat men in het juridische luik ook daar een beroep op zou doen.
Mijnheer Slootmans, mag ik vragen om af te ronden? Twee minuten. Ik dacht een subjectieve bondgenoot te hebben gevonden, maar objectief moet ik de klok in de gaten houden.
Misschien nog een element dan over de voorrangsstatus in Drogenbos. Minister, u stelt dat dat allemaal conform de geldende wetgeving en omzendbrieven is. Ik ben het daar volstrekt niet mee eens. In de omzendbrief Keulen staat dat zeer duidelijk gestipuleerd. De Nederlandstalige tekst is groter afgedrukt dan de Franstalige. De Nederlandstalige tekst staat in een kader, de Franstalige niet. Als de tekst in brochurevorm is gedrukt, komt de Nederlandstalige versie groter aan bod.
Dat zijn allemaal vormvoorwaarden waaraan niet wordt voldaan. Het zou misschien tot aanbeveling strekken om een nieuwe circulaire …
Mijnheer Slootmans, u krijgt straks het slotwoord. U bent echt wel een klein beetje over de tijd aan het gaan. Straks krijgt u het slotwoord, maar ook met een tijdsrestrictie.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik wil beginnen met de collega te bedanken voor de zeer terechte vraag om uitleg. Ik vind het ook heel belangrijk dat we de faciliteitengemeenten blijvend duidelijk maken dat de faciliteiten heel restrictief geïnterpreteerd en toegepast moeten worden. Het is niet omdat er faciliteiten worden ingesteld, dat de eentaligheid van een gemeente in vraag mag worden gesteld. Ik heb toch ook sterk de indruk dat dat in verschillende faciliteitengemeenten wel degelijk het geval is. Ik vind de interpretatie uiteraard ook onbegrijpelijk dat gemeenten reclame kunnen maken om zich te registreren als Franstalige en dat die vraag nooit meer herhaald hoeft te worden. Ik heb het daar ook heel erg moeilijk mee. Dus ik denk dat het goed is dat de Vlaamse Regering via alle mogelijke kanalen eist dat de restrictieve betekenis van de faciliteiten behouden moet worden. Dat is, zoals hier al aangehaald werd, in de omzendbrieven ook niet voor interpretatie vatbaar. Dus ik denk, minister, dat het een goede zaak is dat u hier ook heel duidelijk met zoveel woorden gesteld hebt dat u daar blijft achter staan. Ik hoop, samen met de collega, dat die woorden dan ook effectief tot resultaten zullen leiden.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik wil de collega’s steunen in hun oproep, maar ook de minister in zijn antwoord en klaar en duidelijk laten stellen dat het aanleggen van taalregisters moet worden veroordeeld, dat de omzendbrief Peeters en de omzendbrief Martens moeten worden nageleefd. Het is heel duidelijk voor ons. In een faciliteitengemeente heeft het Nederlands de voorrangsstatus. De taalaanhorigheid moet dan ook opgenomen worden in de informatie in bevolkingsregisters. Dus we steunen de restrictieve interpretaties.
Minister Somers heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik alle collega’s bedanken om tussen te komen. Misschien zal onze motivatie of de onderliggende reden voor de tussenkomst verschillend zijn, maar ik denk dat we hier op een lijn zitten. Voor mij is die lijn het verdedigen van de rechtsstaat en dus het respect voor de rechtsregels, ook in de faciliteitengemeenten. We weten uit het verleden dat daar vanuit een welbepaalde Franstalige taalpolitiek vaak grenzen overschreden zijn en dat regels niet gerespecteerd werden.
Ik beschouw het als mijn taak als minister van Binnenlands Bestuur om zeer streng en heel duidelijk te waken over het juist respecteren van de rechtsregels. Ik heb heel aandachtig geluisterd naar de verschillende tussenkomsten.
Mijnheer Slootmans, ik wil eerst en vooral nog eens herhalen dat de laatste beslissing die hierover genomen is, dateert van 2017 en niet van 2016. Die beslissingen werden allemaal vernietigd. Als u weet hebt van beslissingen die genomen zijn en die strijdig zijn met de wetgeving, dan moet u me daarvan op de hoogte stellen. Dan ben ik bereid om die onmiddellijk te onderzoeken en indien die voor vernietiging vatbaar zijn, ook te vernietigen. Ik wil daarin een zeer consequente en duidelijke lijn volgen. Maar ik moet dat doen binnen de rechtstaat.
Mijnheer Slootmans, u hebt me ook gezegd dat u twijfelde of de publicaties van Drogenbos wel volledig conform waren met de omzendbrief Keulen. U hebt verwezen naar het feit dat teksten in het Nederlands groter afgedrukt zouden moeten worden dan teksten in het Frans. Ik zal dat specifiek opnieuw laten onderzoeken. Ik neem dus uw opmerking ernstig en ga aan de gouverneur van Vlaams-Brabant vragen opnieuw te onderzoeken of uw bedenking klopt dat de omzendbrief Keulen mogelijk toch niet gerespecteerd werd, ondanks het onderzoek van de gouverneur, waar ik uiteraard vertrouwen in heb als minister. Ik zal aan de gouverneur vragen – we hebben nu opnieuw een benoemde gouverneur – om die omzendbrief opnieuw aandachtig te bekijken, met de regelgeving ernaast, om zo te kijken of het juist is wat u suggereert.
Als dat juist is, zullen we daar ook tegen optreden. Als dat niet juist is, zal ik u daarvan ook op de hoogte brengen met argumentatie. Ik denk dat het ook belangrijk is dat we daar op basis van de juiste feiten en binnen het wettelijk kader handelen.
Ook al verschillen we misschien op andere punten en in onze motivatie zeer grondig van mening, toch denk ik dat u binnen deze benadering – we werken hier binnen de rechtsstaat en die rechtsregels moeten worden gerespecteerd – in mij een bondgenoot vindt. Ook mevrouw Sminate en collega Warnez kunnen daarvan op aan.
Een tweede opmerking, wat dat dwangtoezicht betreft: dat kan pas worden ingezet als de situatie zich voordoet. Er moet voldaan zijn aan de juridische voorwaarde om dwangtoezicht uit te oefenen. Dat is wat ik bedoel met de situatie. Het is evident dat, zolang de Raad van State geen uitspraak doet, die situatie de facto blijft bestaan, ook al duren onze rechtsprocedures zo lang en vechten we die situatie aan, omdat we het er niet mee eens zijn of omdat we ervan overtuigd zijn dat het onwettig is. Dat irriteert en ergert ons maar we moeten daarin de rechtsgang volgen.
We hebben op dit moment geen juridische context om het wettelijk instrument van dwangtoezicht uit te oefenen. Daarvoor moet er bijvoorbeeld de onwil zijn om informatie te verschaffen, en die onwil is er niet. Zodra die context er wel is, zijn we natuurlijk wel bereid om dat dwangtoezicht in te zetten als instrument om de rechtszekerheid te garanderen.
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, ik dank u om toch die bedenkingen rond die voorrangsstatus en die stipulaties van de omzendbrief Keulen ernstig te nemen.
We kunnen inderdaad concluderen dat dit een bijzonder lange processie van Echternach is. Het was in 1997 – nu 23 jaar geleden – dat de heer Peeters zijn eerste omzendbrief schreef. We zien tot nader order dat dat vandaag niet minder is dan een dode letter. Het is altijd de bedoeling geweest om integratie te bevorderen en het is juist het omgekeerde van wat de Vlaamse Beweging toen heeft voorspeld dat zich heeft veruitwendigd. Het enige wat wij vragen is dat men zowel de grondwet als de verschillende arresten toepast, dat men zich daaraan houdt, en dat de Franstaligen die integratie volgen, zoals ook de Nederlandstaligen dat trouwens hebben gedaan in de Waalse faciliteiten. Niet meer, niet minder.
Ik heb nog een laatste punt wat die voorrangsstatus betreft, zoals het ook wordt gestipuleerd in de omzendbrief Keulen. U zegt dat u daar een bijkomend onderzoek naar zult doen. Ik zou u proactief al willen vragen om de zeer duidelijke bepalingen van de omzendbrief Peeters rond de voorrangsstatus van het Nederlands eventueel in een nieuwe omzendbrief Somers te gieten, om toch nog eens de aandacht te vestigen op die voorrangsstatus van het Nederlands. Want we zijn nu niet aan het afglijden, we zitten eigenlijk gewoon in een tweetalige realiteit waarbij zes gemeenten bijna de facto taalkundig deel uitmaken van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Ik denk niet dat dat de bedoeling is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.