Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
We kennen in deze commissie de gewoonte van de minister om ons vaak te danken en te feliciteren. Nu is het onze beurt. Ik wil de minister danken en feliciteren voor zijn initiatief ‘stad na Corona’. Sinds 23 september 2020 reflecteert elke week een ‘vooraanstaande Vlaamse denker’ vanuit zijn of haar expertise over hoe de stad en gemeente er na de coronacrisis kan uitzien. Zeven weken lang zullen hun aanbevelingen op het platform ‘stad na Corona’ gebundeld worden tot een verzameling ideeën om van de stad een aangenamere plek te maken. Ondertussen zijn al vier van de zeven experts aan de beurt geweest.
Zo’n project waar mensen met kennis ter zake hun voorstellen voor steden en gemeenten kunnen aanreiken, is natuurlijk vruchtbaar voor onze stedelijke omgeving. Het project ‘stad na Corona’ vind ik dan ook een goede aanzet om positieve en duurzame verandering teweeg te brengen in onze steden en gemeenten – op voorwaarde natuurlijk dat de aanbevelingen ook daadwerkelijk in beschouwing genomen worden.
Ik heb daarover enkele vragen, minister.
Wat is het precieze toepassingsgebied van het project? Zal er ook een dergelijk initiatief komen voor plattelandsgemeenten?
Op basis van welke criteria hebt u de speerpunten en experten gekozen?
Zal er vanuit de Vlaamse overheid een vervolgtraject opgestart worden voor de aanbevelingen die in de filmpjes aan bod komen?
Met welke acties en binnen welke timing zult u de initiatieven steunen die lokale besturen nemen naar aanleiding van dit project?
Hoe evalueert u de aanbevelingen die nu al gegeven werden in het kader van dit project?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Warnez, hartelijk dank voor de vriendelijke woorden, het doet deugd. Als wij in deze geest kunnen samenwerken wordt Vlaanderen een warme democratie.
Het is evident dat de campagne ‘stad na Corona’ is ontwikkeld vanuit mijn bevoegdheid stedenbeleid en vanuit het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB). Het initiatief is voor een stuk een erkenning van de steden. De gevolgen van COVID-19, die overal voelbaar zijn, waren daar om specifieke redenen soms ook sterker voelbaar. De stad is de plaats waar uitdagingen soms het scherpst worden gevoeld, maar soms ook de plek waar de eerste oplossingen zichtbaar zijn.
Ik denk dat alle lokale besturen hier interessante inzichten uit kunnen verwerven. We zijn vertrokken vanuit de stad maar de interviews – u hebt er waarschijnlijk al een paar bekeken – gaan toch wel een stuk breder. Het gaat over het maatschappijbeeld en over de visie van de experten over hun thema. En ik denk dat ook meer landelijke gemeenten hieruit interessante inzichten kunnen verwerven.
Ik plan zelf geen gelijkaardig initiatief met een specifieke focus op onze plattelandsgemeenten, maar ik durf wel te verwijzen naar het initiatief van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), onder de bevoegdheid van mijn goede collega, minister Demir: ‘Kansen voor het platteland’. Daarin wordt met de vertegenwoordigers van de plattelandsgemeenten en -gebieden gepeild naar de impact van de coronacrisis op het Vlaamse platteland en de daaraan gekoppelde noden. Collega Demir heeft samen met de VLM iets specifieks gedaan voor het meer landelijke Vlaanderen, terwijl wij hier in een iets meer stedelijke context zitten. Maar beide initiatieven zijn betekenisvol voor de ander.
Wat de criteria betreft gaat het over zeven inhoudelijke focusgebieden: stedelijke omgeving; mobiliteit; welzijn; innovatie; digitalisering; sociale mobiliteit; werken. Dat zijn domeinen waarbinnen ikzelf en de collega’s van de Vlaamse Regering belangrijke bevoegdheden hebben. Dat is evident ook een belangrijke motivatie. Een bijkomend criterium is dat het om domeinen gaat waarop corona een grote impact had. Bij mobiliteit gaat het over de veranderingen die we hebben gezien in het verplaatsingsgedrag. We hebben ook een versnelde digitalisering meegemaakt. Er is de nood aan een economische relance, en dat gaat ook over het thema werk. Bij al die thema’s zit er dus wel een enorme correlatie met de impact die corona heeft veroorzaakt.
U vraagt ook naar het vervolgtraject en naar hoe de campagne is afgebakend. Laat me beginnen met te zeggen dat de campagne heel duidelijk is afgebakend. In grote lijnen gaat het over de interviews met zeven experten en een website, en er komt ook nog een bundeling van deze inzichten in een boek. Het project eindigt in het najaar.
Een belangrijke vraag is hoe we daar nu mee aan de slag gaan. En dat lijkt mij ook een terechte vraag. Ik denk dat er twee manieren zijn. Eerst en vooral willen we stedelijke beleidsmakers inspireren om in hun stad met de aanbevelingen aan de slag te gaan. Dat is volgens mij de essentie van de campagne. We willen de mensen doen nadenken, de geesten verruimen, nieuwe horizonten laten zien. Daardoor kunnen lokale besturen aan de slag gaan. Ik zal dat zelf ook actief doen via de gesprekken en vergaderingen die ik heb met lokale besturen, en door hen het boek te bezorgen met de bundeling van deze essays.
Ik wil ook zelf, vanuit mijn bevoegdheid, aan de slag gaan met de inzichten. Ik neem die inzichten mee in de jaarlijkse oproepen voor de subsidiëring van stadsvernieuwingsprojecten. Daarbinnen wil ik nog meer aandacht hebben voor een kwalitatievere open ruimte, samenlevingsvraagstukken enzoverder. Even terzijde: de thematische stadsvernieuwingsoproep 2020 werd reeds uitdrukkelijk gekoppeld aan de gevolgen van COVID-19: het gaat om projecten ter versterking van de stedelijke economie.
Daarnaast komt er ook nog een extra oproep. U weet dat er daarvoor in 2021 in het Vlaams relanceplan een extra budget is van 20 miljoen euro. Ook dat zal ik koppelen aan de inzichten en aan de sporen die zijn ontwikkeld binnen deze denkoefening. Ook met een eerste oproep voor wijkverbeteringscontracten voor kwetsbare wijken wil ik een link proberen te leggen. Er zijn ook raakvlakken met wat er op tafel werd gelegd in de gesprekken rond mijn smart city-beleid. Denk bijvoorbeeld aan het pleidooi van de experten om burgers actiever te laten participeren in de beleidsvorming. Slimme ICT-tools zoals sensoren kunnen daarin een rol spelen. Vanuit het Smart Flanders-programma wil ik hier aan expertiseopbouw doen.
De aanbevelingen inzake burgerparticipatie vind ik dan weer relevant voor het ‘Labo lokale burgerparticipatie’ dat de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) in mijn opdracht uitbouwt. Een labo van lokale besturen en experten inventariseert en analyseert innoverende praktijken die coproductief zijn aangepakt. Ik zou ook durven te verwijzen naar de relance-initiatieven inzake lokaal klimaat: extra oproepen voor lokale klimaatacties sporen ook heel goed samen met de bevindingen van de experten.
U vraagt ook hoe ik de aanbevelingen evalueer die nu al zijn gegeven in het kader van het project.
De aanbevelingen zijn zeer interessant, ook veelzijdig en multidisciplinair. Soms zijn ze heel visionair en niet onmiddellijk te realiseren. Ik wil er niet zo diep op ingaan maar, als de commissie dat wenst, wil ik dat wel op een ander moment doen.
Ik geef een aantal voorbeelden van interessante dingen die aan bod zijn gekomen. Alexander D’Hooghe heeft nog eens gewezen op het belang van een wijkgericht stedelijk beleid met radicale vergroening in de stad, het erkennen en waarderen van verschil tussen wijken en het stimuleren van interactie tussen wijken. Hij stelt ook grenzen aan de roep tot verdichting – ik vind dat een belangrijk discours – om de leefbaarheid van de stad niet te laten teloorgaan. In die leefbare steden moet ook voldoende diversiteit aan leefkeuzes zijn.
Hij zegt prikkelend over steden het volgende: “Het gevaar is niet dat we dood gaan aan corona. Het gevaar is dat we elkaar de kop inslaan.” We raken geïrriteerd, geërgerd, vermoeid, gefrustreerd.
Ook op het vlak van mobiliteit heeft hij heel nieuwe ideeën. Denk maar aan zijn voorstel van gedeelde taxibusjes op basis van een app. Collectief vervoer dat privaat wordt georganiseerd via demand-responsive transit is volgens hem de toekomst. Het is geen pleidooi om morgen De Lijn af te schaffen, maar het is wel een denkoefening om voor ‘de nevelstad’ zoals hij dat vaak noemt, te zoeken naar andere, nieuwe, aanvullende, complementaire mobiliteitsmodi.
Geert Noels pleit voor een stad op mensenmaat. U hebt ongetwijfeld zijn boek ‘Gigantisme’ gelezen of er toch al over gehoord. Hij wil de mens centraal stellen. Hij beveelt kleinschaligheid aan en meer ruimte om te spelen en te sporten in de stad. Hij pleit heel nadrukkelijk niet voor megalomane oplossingen, maar voor oplossingen op mensenmaat: een plekje om te petanquen, een bankje om uit te rusten, dingen die men mist als 12- of 75-jarige. Het is voor mij ook een zeer interessante insteek voor het stedenbeleid omdat het vaak haaks staat op de grotere projecten die we willen realiseren in de stad, en het is zeker complementair.
Yasmien Naciri suggereert onder meer om meer gebruik te maken van de kennis die er zit in tal van organisaties die werken in en met de wijken en de kansarmen voor een gericht armoedebeleid. Ze gelooft dat er een sterkere band zou kunnen komen om mensen in armoede of kwetsbare groepen makkelijker te bereiken. Ze wil de expertise van het middenveld – u zult het graag horen – aanboren en inzetten om het verschil te maken.
Het zijn voor mij stuk voor stuk interessante pistes. Ik haal er nog eentje aan. Aline Muylaert zegt dat we de stad moeten heruitvinden als een soort van nieuwe werkplaats. Bijvoorbeeld thuiswerk is niet alles zaligmakend, maar men wil soms ook eens op verplaatsing gaan, weg uit hun huis dat soms beklemmend kan worden als men daar de hele tijd is. Volgens haar kan de stad een interessante piste te zijn. Ze verwijst bijvoorbeeld naar de Vrije Universiteit Brussel (VUB), die vanaf dit academiejaar nu ook op ongewone plekken in de stad – het Flageygebouw – les wil geven. Ik heb in Mechelen ook het voorbeeld van de zomerschool gezien die kinderen in Technopolis of de academie of in het stadion van de voetbalclub – een niet nader genoemde maar uitstekende voetbalclub – les laat volgen. Het is een andere context en onmiddellijk is er een andere focus.
Ik denk dus dat er een aantal interessante lessen inzitten. Het is een gedurfde oefening geweest. Op voorhand wisten we niet goed waar we uitkwamen, maar we hebben al gaande ontdekt dat we hiermee aan de slag kunnen.
Het is een lang, maar uitvoerig antwoord.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik denk dat het inderdaad een interessante oefening is omdat ze het out of the box-denken stimuleert. Ik ben, net als u, grote fan. Ik vind het zeker goed dat u dat doet en het is misschien ook iets om in de toekomst te herhalen. Het hoeft niet enkel met corona te maken te hebben.
Ik zal mijn analyse van de podcast niet geven, maar wat Alexander D'Hooghe zei over de grenzen van verdichting, het is een opluchting dat iemand ook eens het omgekeerde zei. Ik kijk wel uit naar de podcast van de Vlaamse Bouwmeester. Misschien is het goed om een toekomstforum te organiseren en toekomstdenkers samen te brengen.
Minister, het is iets wat u graag doet, de hand reiken aan lokale besturen en voorstellen formuleren. U hebt dat ook gedaan tijdens de coronacrisis via de handreiking ‘Lokale besturen als motor van het post-corona herstel’. U zei toen dat dat een levendig document was, waarin u een aantal insteken hebt gedaan naar lokale besturen.
Vindt u, dat nu de tweede golf eraan komt, u dit opnieuw moet opnemen als we spreken over een handreiking op het vlak van aanbevelingen?
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, wij steunen u bij het uitrollen van dit initiatief. We zien het in de steden. We zijn onszelf misschien niet aan het heruitvinden, maar er gebeuren toch heel wat zaken die niet alleen problematisch zijn, maar ook spannend. We weten nog niet precies waar we daarmee zullen eindigen en hoe dit verder zal evolueren.
Alle insteken die je krijgt van die mensen, met de inzichten die ze hebben vergaard in hun beroep, kunnen van grote waarde zijn in de beslissingen die je lokaal neemt. U hebt de mobiliteit aangehaald, de manier waarop we werken, we zien het elke dag gebeuren. Het zijn spannende dingen in een tijd waar er veeleer zwart wordt gekeken naar de toekomst. Voor veel mensen moeten we hier toch gebruik van maken.
Minister, ik maak me alleen nog zorgen over de timing. De administratie en zeker de leidinggevende administratie van ons lokaal bestuur zitten misschien niet aan hun limiet, maar naar het einde van dit jaar zullen ze heel wat andere katjes te geselen hebben dan deze heel interessante teksten door te nemen en naar die mensen te luisteren.
Minister, u hebt me gerustgesteld dat het een en ander niet bij een boek en teksten zal blijven, maar dat u in onze doorlopende werkzaamheden voortdurend zult terugkomen op een aantal van de ons aangereikte zaken. Ik kijk ernaar uit en zal dit in ieder geval blijven volgen.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Warnez en mijnheer Van Miert, ik wil jullie uitdrukkelijk bedanken voor jullie constructieve kijk op dit project. Out of de box denken en nieuwe sporen proberen te bewandelen, dat is een beetje spannend, een beetje onzeker. De opportuniteit van deze verschrikkelijke crisis zit erin dat mensen worden gedwongen om de platgetreden paden te verlaten en dat ze innoverend durven te denken.
Ik geef toe, we hebben het allemaal heel druk, en dan moeten we nog eens naar die podcast luisteren. Soms geeft dat natuurlijk ook wel energie. We zijn elke dag bezig om de miserie proberen te managen en op te lossen. Dit is ook een rustpunt. Ik spreek voor mezelf, ik heb dat vaak nodig. Als je elke dag werkt op het stadhuis – ik heb dat ook jaren gedaan – of op een kabinet, of je nu een boek leest of een podcast, iemand die je geest eens opentrekt, wat verder kijkt en onverwachte pistes opent, dat prikkelt je, dat maakt je nieuwsgierig.
Ik heb dat ook als ik naar andere steden ga. Als ik naar Turnhout ga, dan kijk ik rond en vraag ik me af wat ik daar kan leren. Er zijn dan altijd zaken waarvan je denkt: verdorie, die kerel heeft dat en ik heb dat nog niet, ik moet dat beter doen. Gisteren ben ik gaan fietsen in Zemst, een landelijke gemeente vlak bij Mechelen, en ik was gefrustreerd dat daar de fietspaden beter liggen dan in mijn eigen stad. Je wordt er slechtgezind van of positief geprikkeld. Dat is wat die podcast ook wil doen.
Wat uw concrete vraag naar de handreiking betreft, mijnheer Warnez, ik vind dat een goede opmerking. We weten natuurlijk niet hoe dit zal evolueren. Maar als er nood is aan nieuwe ondersteuning, nieuwe ideeënuitwisseling, nieuwe deling van best practices, dan denk ik dat die geüpdatete handreiking het beste platform is om dat te doen. We moeten daar niets nieuws voor uitvinden. Ik neem dus ook die suggestie mee.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik ben ook heel blij dat u aangeeft dat het niet alleen bij denken blijft en dat er aanbevelingen meegenomen worden naar de toekomst. We moedigen deze initiatieven ook aan. De leuze van mijn alma mater is ‘Durf Denken’. Ik houd die graag aan.
Dat is heel mooi, collega Warnez. Durf te denken, en vervolgens: durf te doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.