Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
“Om te vermijden dat COVID-19 zich opnieuw snel verspreidt onder de bevolking, voeren we contactopvolging uit. Als iemand ziek wordt door het virus dat COVID-19 veroorzaakt, vragen we aan die zieke persoon met wie hij contact heeft gehad. Het is immers mogelijk dat die personen besmet zijn. We bellen of bezoeken dan die contactpersonen. We geven advies over wat ze moeten doen om te vermijden dat ze op hun beurt andere mensen in hun omgeving ziek maken. Hoe meer besmettingen we zo kunnen vermijden, hoe beter.”
Dit is wat ik terugvind over de taken van het contactopsporingsteam, en wat zou moeten leiden tot het vermijden van een heropflakkering van het virus.
Uit de praktijk blijkt echter het volgende. Ikzelf heb ook de eer gehad te worden opgebeld door het COVID-19-contactteam. Het gesprek duurde hooguit twee minuten. Er werd vooral informatie gegeven over de definitie van hoogrisico- en laagrisicocontacten, en hoe je de handen moet ontsmetten en wassen.
Aan het zogenaamde diepte-interview over de personen met wie de besmette persoon is omgegaan, werd nauwelijks aandacht gegeven. Men heeft enkel gevraagd met wie de besmette persoon in contact is geweest. Waarop je dan bijvoorbeeld kunt zeggen: ik ben in horecazaak X geweest en ik ben naar mijn werk geweest, de rest van de tijd werd met het gezin gespendeerd.
In dit concrete praktijkgeval heb ik aan de contactopspoorder geen namen moeten geven van betrokken personeelsleden, er werd enkel gevraagd wie de werkgever was. De contactgegevens van de horeca-uitbater werden wel doorgegeven, en die persoon werd gevraagd om ook een test uit te voeren. De contactopspoorder heeft de horeca-uitbater niet om de registratiegegevens van de klanten gevraagd die de week van besmetting aanwezig zijn geweest. Hij heeft meegedeeld dat de preventieadviseur van de werkgever zou worden ingelicht.
Twee dagen na contact met de contacttracer werden de betrokken collega’s niet gecontacteerd door de contacttracer, werden de betrokken collega’s niet gecontacteerd door de preventieadviseur en werden nog geen registratiegegevens van de horecazaak opgevraagd.
Minister, welke zin heeft de contactopsporing als er geen diepte-interviews, noch telefoongegevens, noch contactgegevens, noch namen van collega’s of andere info worden opgevraagd? Hoe kan deze manier van werken bijdragen aan het contactopsporingsonderzoek om het virus in te dijken? Hoe kunt u op basis van het totale gebrek aan gegevens mogelijke broeihaarden opsporen? Tot hoeveel nieuw opgespoorde besmettingen heeft deze werkwijze al geleid? Hoeveel registratieformulieren werden al opgevraagd in de horeca, om de genomen beslissing om om 23 uur en momenteel zelfs volledig te sluiten, te staven?
Wat is de totale kostprijs tot nu toe van dit contactopsporingsproject zowel inzake inzet van personeel als andere kosten? Hoe evalueert u de kwaliteit van de contactopvolging en de behaalde resultaten?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, ik hoop in de eerste plaats dat u het goed maakt. In principe duurt het gesprek met een indexpatiënt langer, normaal gemiddeld veertien tot vijftien minuten. Gesprekken met hoog- of laagrisicocontacten zijn vaak vrij kort en duren gemiddeld respectievelijk acht en vijf minuten.
Als ik even inzoom op het gesprek als indexpatiënt, dan is het uiteraard zo dat er een langere tijd nodig is naarmate de persoon meer individuele contacten heeft gehad, zoals een buurvrouw waarmee een koffie wordt gedronken, een vriend waarmee wordt gesport, de neef die op bezoek kwam enzovoort. Wanneer er louter contacten binnen het gezin waren of binnen een afgesloten groep, zal het gesprek korter zijn. Voor die afgesloten groep of collectiviteit wordt immers de collectiviteit zelf gebeld. In een werksituatie is dat de bedrijfsgezondheidsdienst die verder de situatie evalueert naar afstand en maskerdracht en naar organisatie van het werk. Op die basis beslist de bedrijfsgezondheidsdienst – iedere werkgever is wettelijk verplicht er een te hebben – wie een laag risico en wie eventueel een hoog risico liep door de mogelijke blootstelling. Een deel van het contactonderzoek gebeurt dan dus extern. In een gesprek met een hoog- of laagrisicocontact is het niet nodig om naar verdere contacten te vragen. Zolang het hoog- of laagrisicocontact zelf niet ziek is of positief getest is, gaan we er immers van uit dat er geen besmetting was. Naar contacten van contacten ondernemen we geen bijkomende stappen. Dat is trouwens ook zo in de klassieke contactopsporing bij bijvoorbeeld tuberculose of mazelen.
Deze manier van werken draagt wel degelijk bij om het virus in te dijken. In een fase met zeer weinig besmettingen is het zelfs de meest performante aanpak om uitdijen van een respiratoire infectie te voorkomen of te vertragen.
Ook in deze fase van de epidemie, met een exponentiële groei, helpt de contactopsporing wel degelijk nog steeds om besmettingen te vermijden. Ik ga hier direct wat verder op in bij het antwoord op uw derde vraag.
Wel is het zo dat in de huidige fase contactopsporing nooit in die mate kan bijdragen dat het een tegengewicht is voor het als maatschappij – door sommigen – minder goed naleven van basismaatregelen als afstand. Dat blijft nog altijd de eerste prioriteit: beperk uw contacten, houd afstand, was uw handen, doe uw mondmasker aan en probeer zoveel mogelijk rekening te houden met de kwetsbare mensen.
Er is natuurlijk geen totaal gebrek aan gegevens. De Vlaamse controletoren staat afgeladen vol met cijfers en specifieke gegevens over besmettingen. We hebben die vrijdag nog versterkt. Zo zijn in de periode van vrijdag 2 tot donderdag 8 oktober 1.538 indexpatiënten gebeld en 343 zijn er thuis bezocht. Dat leverde 26.088 contacten op die informatie krijgen, waardoor de kans op het doorgeven van de besmetting verminderd wordt, en waarbij de hoogrisicocontacten in quarantaine worden gezet en hun een testcode wordt gegeven. In de beschreven week ging het om 14.410 codes en 3.632 quarantainecertificaten.
Wanneer we meerdere besmettingen op eenzelfde plek opmerken, worden die gemeld en aangepakt door de clusterwerking van de zorgraden en sommige lokale besturen, door de mensen van infectieziektebestrijding van Zorg en Gezondheid en ook via het bronnenonderzoek dat speurders van het consortium zelf doen.
Gemiddeld test nu 13 procent van de hoogrisicocontacten positief in België, in Vlaanderen bedraagt dit 9 procent. Ik denk dat het cijfer vandaag 15 procent is geworden in België. Dat gaat dus om de mensen die mede door de contactopsporing sneller opgespoord zijn geweest, in quarantaine werden gezet en in die periode dus ook geen anderen besmetten. De positiviteitspercentages verschillen van periode tot periode en hoeveel potentiële infecties er door de contactopsporing zijn vermeden, hebben we nog niet berekend, maar het loopt ongetwijfeld in de duizenden.
Het opvragen van registratielijsten gebeurt niet systematisch voor een individuele casus, maar enkel indien er sprake is van of er minstens belangrijke aanwijzingen zijn voor clustervorming in relatie tot de horecazaak.
We hebben enkel cijfers voor de opvraging op initiatief van het centrale contactonderzoek. Over wat lokale initiatieven mogelijkerwijze opvragen, hebben we tot nader order geen cijfers. Zoals daarstraks gezegd, werden er van september tot half oktober 25 registratielijsten opgevraagd, waarvan 15 registratielijsten van cafés en tien registratielijsten van restaurants.
Zoals u weet heeft het Overlegcomité beslist tot een verplichte sluiting van de cafés en restaurants voor minstens vier weken. Deze maatregel kende gisteren zijn ingang en zal na twee weken worden geëvalueerd.
Het beperken van de verspreiding van het virus door het inperken van sociale contacten is op dit ogenblik absoluut noodzakelijk. Restaurants en cafés zijn plaatsen waar mensen naartoe gaan voor sociaal contact met anderen, wat uiteraard zeer positief is, maar op dit moment is het absoluut nodig om sociale contacten tijdelijk zoveel mogelijk te verminderen om de verspreiding van het virus een halt toe te roepen. In de controletoren kunt u zelf ook nakijken waar de mensen naartoe zijn geweest voor en vlak na de besmetting. Dan zult u zien dat horecabezoek op nummer één staat.
In verband met de kostprijs kan ik u zeggen dat de facturatie tot en met augustus – dus voor de maanden mei, juni, juli en augustus – 16.098.887 euro exclusief btw bedraagt. Daarvan ging er 13,9 miljoen euro naar de inzet van call agents en field agents, en 2,197 miljoen euro was bestemd voor kosten zoals de opstart, aansturing, rapportering, het materiaal, verplaatsingsvergoedingen en andere.
In verband met uw laatste vraag: het is duidelijk dat met de exponentieel stijgende besmettingscijfers, de contactopsporing onder druk komt. De contactopspoorders – de mensen die bellen en bezoeken aan huis doen – leveren fantastisch werk. Ik wil ze nog eens bedanken voor al hun inspanningen. Bij het begin van de contactopsporing rekende men op duizend besmettingen per dag, dat zijn er zeshonderd in Vlaanderen. We zitten momenteel op een veelvoud daarvan.
In de periode van 2 tot 8 oktober zijn er maar liefst 58.985 telefoons gedaan, vergeleken met 12.432 in de week van 20 juli. Hierbij ziet u dat het om een exponentiële stijging gaat, maal vier op een paar weken tijd. De performantie van de gehele keten is ook met de tijd toegenomen. Waar in de week van 13 juli er nog 96 uur verstreek tussen de test en het afronden en informeren van een contact van de index, was dat in de week van 18 september teruggelopen naar 42,5 uur.
Wil dat zeggen dat er nooit eens iets mis kan lopen? Neen, natuurlijk niet. Waar mensen aan de slag zijn, loopt er al eens iets fout en ook het technisch platform laat het soms eens afweten. Maar globaal gezien is de performantie intussen goed te noemen. Als borging is er ook een Vlaamse stuurgroep die alles van nabij opvolgt en er is ook een klachtenopvolging, die niet alleen individuele klachten behartigt maar ook een leerinput is om het systeem steeds te verbeteren.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandige antwoord. Maar ik denk dat het hoe langer hoe meer duidelijk wordt dat die contacttracing niet op punt staat of dat ze zelfs niet werkt. Ik zegt dit met alle respect voor de medewerkers, want misschien hangt het af van onderzoeker tot onderzoeker. Maar in dit specifieke geval werd zelfs de horecazaak niet gevraagd om de registratiegegevens door te geven. Welk nut heeft die contacttracing dan, en waarom moeten die horeca-uitbaters die extra administratie doen als er helemaal niets mee gebeurt? Ze worden nu onterecht bestempeld als broeihaard, zo erg zelfs dat ze moeten sluiten zonder dat er door de sector iets werd aangetoond.
U zegt het zelf: er werden sinds begin september slechts bij 25 zaken registratiegegevens opgevraagd. Als die contactopsporing dan enkel is bedoeld om te informeren over hoog- en laagrisicocontacten en over het wassen van de handen, dan is dit toch een zeer dure aangelegenheid die niet tot significante resultaten leidt. Minister, het is net door die diepte-interviews dat er aan bronopsporing kan worden gedaan, en dat er zoveel belangrijke informatie kan worden gevonden die we nu helemaal niet in kaart hebben kunnen brengen.
Op deze manier kunnen we niets aantonen. We moeten hier gewoon rekening houden met het gezond verstand van de geteste persoon dat hij zelf het initiatief neemt om zijn naaste contacten in te lichten over een al dan niet besmetting. Maar als de persoon het zelf niet doet, dan gebeurt er helemaal niets. Het is dus echt wel zonde van die 16 miljoen euro die werd besteed aan dit project. Hiermee wordt nogmaals bewezen dat dit Belgische coronabeleid heeft gefaald.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is natuurlijk zo dat wij op dit moment op alle gebieden tegen onze limieten aanlopen. Wat contacttracing betreft: die mensen moeten natuurlijk ook kunnen volgen. En dat is op dit moment toch wel een groter probleem aan het worden.
Ik had vernomen dat men in Vlaanderen ook sms’en aan het sturen is in plaats van mensen echt op te bellen. Mijn vraag is of u daar meer uitleg over kunt geven, aangezien de teststrategie nu toch aangepast is. Als men hoogrisicocontacten opbelt die nog altijd asymptomatisch zijn, gaat men de mensen niet meer zeggen dat ze zich moeten laten testen. Men moet nu tien dagen in quarantaine gaan.
Het gaat natuurlijk allemaal over het motiveren van mensen. We zitten in de situatie waarin we zitten net omdat veel mensen niet gemotiveerd zijn om zich aan de regels te houden. Wanneer men dan nog met sms’en gaat werken, denk ik dat dat nog minder kans geeft om mensen gemotiveerd te krijgen. Vandaar ook een beetje mijn bezorgdheid daarrond. Ik had daar dus graag wat meer duiding over gekregen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, collega Saeys zegt dat we tegen onze limieten aanbotsen. Ik zou het iets scherper formuleren en vooral zeggen dat we achter de feiten aanlopen. Je kunt je zelfs de vraag stellen wat de meerwaarde van tracing is. Op zich is dat een zeer interessant instrument, maar je kunt toch moeilijk zeggen, met de huidige besmettingscijfers, dat dat de oplossing zal zijn om deze crisis te beteugelen. U hebt dat daarnet ook zelf bevestigd.
Ik heb eigenlijk een zeer eenvoudige vraag, die aansluit op een eerdere tussenkomst van mij tijdens het zomerverlof. Ik zou heel graag weten van hoeveel procent van de opgelijste indexpatiënten we meer contacten doorkrijgen dan hun huisgenoten. Anders gezegd: van wie weten we meer nadat we er contact mee hebben opgenomen dan ervoor?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega’s, we botsen inderdaad op onze limieten, en wij niet alleen, maar zeker de mensen van de contacttracing, om alles in kaart te brengen. Ik denk dat dat geen geheim is. We merken het ook bij de testen, waar we helaas moeten terugschakelen, wat het allemaal niet eenvoudiger maakt.
Ik heb een aantal heel concrete vragen. Momenteel is er rond contactopsporing heel wat te doen over wie nu eigenlijk hoogrisico is en wie laagrisico. In het kader van wat mevrouw Saeys al zei is dat echt wel belangrijk voor de mensen, zodat ze weten hoe ze zich moeten gedragen, ook naar buiten toe. Daar was die contactopsporing wel belangrijk in, om dat onderscheid te maken tussen hoogrisico en laagrisico. Als we nu minder mensen kunnen contacteren, op welke manier gaan we dan aan de bevolking duidelijk maken wie hoogrisico is en wie laagrisico, en wie werkelijk in quarantaine moet en wie niet? Want dat heeft allerlei gevolgen, denk maar aan leerkrachten in het onderwijs of aan de kinderopvang.
Ten tweede: als we de mensen die hoogrisico zijn – als ze het al weten vanuit de contacttracing – en asymptomatisch zijn, niet meer gaan testen, dan heeft dit ook gevolgen voor de app.
U bent toch een beetje aan het afdwalen, collega.
Nee, de vraag gaat hier over een heel individuele casus van een individueel iemand over contacttracing. Dan is mijn vraag toch meer algemeen dan die individuele vraag.
Als we niet testen, kunnen we ook niet meer in die tests inschrijven, en dan kunnen die mensen ook niet meer worden opgebeld, want we hebben geen mensen meer die we moeten opbellen. Hoe gaan we die opvolging dan verder doen?
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, dit is iets waar we met z’n allen al maanden kritische vragen over stellen. Waar we maanden geleden van hadden gehoopt dat het ons zou weerhouden van een ergere tweede golf, zitten we er nu midden in. Had men rond een aantal dingen wat sneller geschakeld en hadden de dingen wat beter in elkaar gezeten, dan hadden we hopelijk niet gezeten waar we nu zitten. Maar goed, dat is achteraf moeilijk te zeggen.
Ik heb een aantal heel concrete vragen gehoord, en ik ga daar nog een concrete vraag aan toevoegen. Ik ga een poging wagen en nogmaals vragen waarom het niet mogelijk is om ook naar de verblijfplaats te vragen. Ik denk dat dat ons echt een stap verder zal helpen.
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, er zijn hier een aantal facts and figures gevraagd die ik graag aan de commissie wil meegeven. Maar die kan ik hier niet zomaar uit mijn mouw schudden. Ik neem aan dat we daar wel op zullen terugkomen in de afspraken die u hebt gemaakt.
Globaal genomen kan ik zeggen dat er ongeveer vier contacten per indexpatiënt naast de familiegenoten worden meegegeven, wat dat algemene gemiddelde betreft. En dat is de voorbije maand niet echt geweldig geëvolueerd. Wij bereiken ongeveer 82 procent van de indexpatiënten en 83,5 procent van de hoogrisicocontacten.
Maar ik wil wel even meegeven dat het hele systeem gebaseerd was op het uitgangspunt dat toen door de GEES geformuleerd werd, met duizend besmettingen per dag. U zult zich dat nog herinneren van april, begin mei. Vandaag zitten we gemiddeld genomen aan tienduizend besmettingen per dag. In Vlaanderen ging het om zeshonderd besmettingen per dag, en ik denk we op dit ogenblik rond de drieduizend besmettingen per dag zitten qua grootteorde.
Desalniettemin bereiken we dus nog altijd het gros van de indexpatiënten.
Er is een groep die wel bereikt wordt maar die weigert mee te werken. Dat is ongeveer 11 procent van de mensen. Maar we zullen dat opvragen om meer details te kennen. We zullen het daar volgende week in de commissie nog over hebben.
Ik geef nog een paar algemene bedenkingen. Want er wordt hier gezegd dat we minder gaan testen. Neen, we gaan niet minder testen, we gaan net meer testen. De voorbije twee weken is het aantal besmettingen met 300 procent toegenomen, en de capaciteit is met 50 procent toegenomen. Er was aanvankelijk gezegd dat die capaciteit op 90.000 zou zitten, maar dat zal voor tegen het einde van het jaar zijn. En dat maakt dat er een probleem is. Het zijn de aanvoerlijnen, het zijn een aantal labo’s die niet meer kunnen volgen. Daardoor gaat er veel tijd verloren, en het maakt ook dat onze contactopsporing minder performant wordt. Dat ligt dus niet aan de contactopsporing, dat ligt aan het feit dat de labo’s niet kunnen volgen in het opschalen van wat oorspronkelijk was verwacht.
Maar de eerste boodschap is toch dat de federale overheid zich heeft geëngageerd om die opschaling van PCR-testen verder te blijven doen. We hebben daar gisteren tijdens de interministeriële conferentie (IMC) ook lang over gesproken. We gaan dus nog meer testen in de komende weken en maanden. Want vergeet niet dat we nog voor een lang seizoen staan. Collega Saeys heeft er al naar verwezen: het griepseizoen komt eraan, we staan daar nog maar aan het begin. We moeten ons dus voorbereiden op een langere periode, dat is niet een zaak van enkele dagen of zelfs enkele weken. Dit wordt iets van enkele maanden. Als we onszelf vergelijken met het buitenland, dan zijn wij wat testcapaciteit betreft het land dat de meeste tests doet, op Denemarken na.
Ten tweede willen we die testen ook uitbreiden. Dat wil zeggen dat we ook antigeentesten willen doen. De federale overheid heeft daar een beslissing rond genomen, maar ook met de Vlaamse Regering hebben we daar vrijdag een bespreking over gehad tijdens de ministerraad. We hebben dus de ambitie om antigeentesten aan te kopen. Dat zullen we de komende dagen verder bespreken in de schoot van de Vlaamse Regering.
Wat is het voordeel van antigeentesten? Het voordeel is dat we die niet via de labo’s moeten laten passeren, en dat we dus een sneller resultaat kunnen hebben. Maar je moet daar wel goed opgeleid personeel voor hebben. Het is dus de bedoeling van zowel de federale als de Vlaamse overheid om eigen antigeentesten aan te schaffen.
Mijn derde punt is dat, als er zwaar moet worden geprioriteerd, we dan toch de prioriteit moeten leggen waar ze moet worden gelegd. Dat is conform wat ook deze commissie al heeft gezegd. Daar heb ik ook zwaar op gestaan. Het wil zeggen dat er bij mensen met symptomen bijzondere aandacht gaat naar zieke mensen, gezondheidswerkers en personeel boven de 65 jaar met comorbiditeiten. Ten tweede gaan we ook testen, en wordt die testcapaciteit ook gegarandeerd voor clusters in collectiviteiten zoals in woonzorgcentra. Herinner u van vorige week nog een hele bevraging over het eventueel niet gegarandeerd zijn van testcapaciteit bij uitbraken. Dat willen we nu gegarandeerd zien. Ten derde komt er een preventieve screening voor nieuwe bewoners van woonzorgcentra, mensen die gehospitaliseerd moeten worden en preventieve screenings voor zorgprofessionals, bijvoorbeeld in woonzorgcentra, voor mensen die met mensen met een hoog risico in contact staan.
We gaan het testen dus niet beperken, de testen zullen net breder opgeschaald worden. Maar in de toename van het aantal besmettingen per dag moeten we vandaag wel prioriteiten leggen. En dat zijn de prioriteiten die we allemaal wel delen, denk ik. Het gaat over hoe we ervoor kunnen zorgen dat diegenen die het grootste slachtoffer kunnen zijn, als eersten met die testen kunnen worden gedetecteerd.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik wil er blijven op aandringen om te vragen dat die contacttracers dat wel degelijk doen. Het is vooral hun taak om eventuele naaste personen op te bellen. Soms kan een persoon die besmet is, daar onterecht enige schaamte over hebben. Dat is totaal niet nodig, maar sommige mensen zijn beschaamd dat ze de ziekte hebben opgelopen.
Ik wil ook aandringen op het blijvend testen. Het is niet omdat er geen symptomen zijn dat er geen besmettingsgevaar is. Zomaar tien dagen quarantaine opleggen, dat is allemaal gemakkelijk gezegd, maar de ondernemers onder ons zullen het u niet graag horen zeggen dat hun personeel tien dagen verplicht moet thuisblijven of dat ze zelf tien dagen verplicht in quarantaine moeten gaan en bijgevolg hun zaak moeten sluiten. In dat geval is het echt niet evident, dus hou daar rekening mee en voer voldoende testen uit.
Mijnheer Anaf, in mijn persoonlijk geval werd wel degelijk gevraagd naar de verblijfplaats, zelfs naar het adres waar de quarantaine werd doorgebracht. Op dat gebied kan ik u geruststellen dat het blijkbaar verschilt van contacttracer tot contacttracer.
De vraag om uitleg is afgehandeld.