Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Anaf heeft het woord.
Vorige week verscheen in Het Laatste Nieuws een reeks artikels over een probleem met de interpretatie van positieve PCR-testen op het coronavirus. Die zouden vanwege hun gevoeligheid op deeltjes van het coronavirus ook bij personen die het virus eerder al hebben gehad en genezen zijn, en dus ook niet meer besmettelijk zijn, toch nog een positief resultaat geven. En hoewel er protocollen over zouden bestaan, inclusief een advies van de Risk Assessment Group (RAG), zouden die niet in alle laboratoria consequent worden toegepast, waardoor er een verkeerd beeld zou ontstaan over het aantal besmettingen in een bepaalde gemeente of een collectiviteit, maar ook over wie op dit moment besmet is, met als extreme uitloper personen die onterecht opgebeld worden en in quarantaine gezet worden door het contactonderzoek. Ik denk dat dat een heel vervelende inefficiëntie is die we, als ze effectief nog bestaat, echt wel kunnen missen op een moment dat het virus in ons land in opmars is.
Daarom heb ik een aantal vragen aan u, minister.
Hebt u kennis kunnen nemen van die problematiek?
Als dat effectief zo is, welke stappen kunt u ondernemen om te voorkomen dat personen die het virus eigenlijk niet meer actief met zich meedragen, geregistreerd en behandeld worden als een op dit moment besmette persoon?
Hoe wordt er omgegaan met zulke cases wanneer ze zich voordoen in een collectiviteit, bijvoorbeeld bij een preventieve testing in een woonzorgcentrum? Is de kennis in de voorzieningen aanwezig om zulke resultaten correct te interpreteren en nodeloze paniek en quarantaines te vermijden?
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb het artikel inderdaad gelezen. Het is ons natuurlijk al langer bekend dat de resultaten van PCR-testen voor interpretatie vatbaar zijn. Op individueel vlak – bijvoorbeeld bij opeenvolgende testings in woonzorgcentra – gebeurt dat ook en wordt getracht een onderscheid te maken tussen ‘oud-positieve’ resultaten en testresultaten die een reële besmetting aangeven.
Ik wil opmerken dat het louter bekijken van de testresultaten van een labo in wezen niet toelaat om te zeggen of, en in welke mate, het om oud-positieve tests gaat, of om een minder goede afname met weinig virusmateriaal, of om net een heel vroege positieve PCR-test. De RAG stelt daarom in haar analyse van 30 juni dat er geen sluitend algoritme bestaat bij de labo’s om aan te geven of de uitslag van een test gaat over een oude dan wel een recente besmetting. Enkel wanneer een lage virale waarde gekoppeld kan worden met andere info zoals vroegere testen, klinische informatie van vermoedelijk vroeger doorgemaakte infecties, kan men besluiten dat het om een oude infectie gaat.
Zoals zonet aangegeven, moeten de labowaarden van de PCR-test gekoppeld worden aan klinische gegevens en uitslagen van vroegere tests om met een grote graad van zekerheid te kunnen stellen dat het om een oude infectie gaat. De interpretatie van een symptomatische patiënt is een klinisch gegeven en behoort toe aan de behandelende arts. Sciensano heeft hiervoor procedures ontwikkeld, specifiek ook rond ‘oudere infecties’, om de huisartsen hierin te ondersteunen.
Het grootste probleem blijft dat het voorlopig niet mogelijk is om dit toe te passen binnen een algemene teststrategie met meerdere tienduizenden testen per dag. Daarom hanteert men nog steeds het voorzichtigheidsprincipe eerder dan op summiere niet-gevalideerde gegevens een test als vals positief te beschouwen, zeker in acht genomen dat de quarantaineduur nu ook beperkt is tot zeven dagen. Wel kan de behandelende arts in individuele gevallen op basis van alle gegevens de beslissing nemen dat het om een vals positief geval gaat waardoor hij of zij kan beslissen dat bijvoorbeeld een quarantaine niet nodig is. Dit is het advies van de RAG gevalideerd door de Risk Management Group (RMG).
In de richtlijnen en procedures wordt duidelijk gewezen op het feit dat er bij personen die recent een bevestigde COVID-19-besmetting hadden, geen nieuwe PCR-test moet worden uitgevoerd binnen de twee maanden na de eerste positieve test. Het resultaat van een nieuwe PCR-test is dan zoals gezegd namelijk weinig informatief. Als toch een test gebeurde, kan de zogenaamde Ct-waarde en een eventueel aanvullend uitgevoerde serologische test soelaas bieden in de interpretatie. Ook als de eerste positieve test langer dan twee maanden geleden is uitgevoerd, is het geadviseerd om voor de interpretatie van de resultaten advies in te winnen bij het klinisch laboratorium. Hiervoor publiceerde Sciensano op zijn website een advies over de interpretatie van een COVID-19-PCR-resultaat – oudere infecties.
Woonzorgcentra die geconfronteerd worden met een uitbraak en waar testen worden uitgevoerd, worden zo de weg gewezen voor de correcte interpretatie van de testen. Zowel klinische elementen rond de symptomatologie van de patiënt als klinisch biologische testelementen als de epidemiologische context – wie had contact met wie – spelen hierin een rol.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik ben het met u eens, minister, dat het voorzichtigheidsprincipe heel belangrijk is. Het is wel zonde dat een aantal geteste mensen positief testen hoewel zij de besmetting al achter de rug hebben. Ik hoor dat er niet echt een sluitende oplossing is. Ik hoop dat die er in de toekomst wel komt.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, ik heb met grote verbazing de artikelenreeks in Het Laatste Nieuws gelezen. Onze overheid weet al maanden dat een positieve coronatest niet automatisch betekent dat iemand besmettelijk is. Wetenschappers hebben eind juni dan maar voorgesteld om mensen met oude infecties uit de statistieken te halen. Maar dat gebeurt niet. U sprak van Sciensano. Het instituut heeft midden augustus richtlijnen uitgewerkt. Maar niemand lijkt die te kennen. Artsen zijn er niet van op de hoogte dat er een procedure bestaat over hoe men een oude infectie kan ontdekken. Als men een oude infectie opspoort, moet men die melden bij Sciensano. Maar dat is lange tijd onmogelijk geweest omdat er geen formulier voor was. Midden augustus is er dan een formulier verspreid waarmee huisartsen en klinisch biologen valse positieve resultaten kunnen aanmelden. Navraag bij Sciensano leert echter dat niemand het formulier kent, of dat het amper gebruikt wordt. Een ander obstakel is dat het e-formulier slechts toegepast kan worden op een klein deeltje van de medische dossiers door een IT-probleem. Het formulier is dus eigenlijk een lege doos. De pijnlijke conclusie van heel die artikelenreeks is dat er drie maanden na het advies van de Risk Assessment Group nog steeds geen vlot werkend systeem is om oude infecties te detecteren en te rapporteren. Dat is nochtans belangrijk. Valse positieven hebben effect op alles, van de curven over de quarantaines tot het crisisbeheer van de overheid.
Ik heb volgende bijkomende vragen. Welke initiatieven neemt u om het gebruik en de werking van het e-formulier te verbeteren? Op welke manier gaat u artsen beter informeren over de procedure die bestaat om de oude infecties te ontdekken?
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Als ik het goed begrepen heb, start binnenkort het nationaal testplatform 2.0. Minister, bent u op de hoogte of zij de bestaande apparatuur verder gaan gebruiken? Wat is uw visie daarover?
Minister Beke heeft het woord.
Eind oktober zou inderdaad het federale testplatform 2.0 boven de doopvont worden gehouden om de capaciteit uit te breiden. Dat is, zoals u weet, een beslissing van de federale overheid. Ik weet niet hoe fijnmazig die bijkomende apparatuur is die men daarvoor aankoopt of aangekocht heeft. Maar ik zal navraag doen. Het is een goede suggestie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.