Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag over het protocolakkoord Crisisbeheer. In juli 2020 organiseerde de Commissie ad hoc voor de Evaluatie en Verdere Uitvoering van het Vlaamse Coronabeleid haar eerste hoorzittingen in het Vlaams Parlement. We hebben daar de coronamaatregelen in de woonzorgcentra besproken, en ook de problemen bij de complexe en versnipperde bevoegdheidsverdeling in dit land zijn daar aan bod gekomen. Het feit dat zowel het federale niveau als de regio’s bevoegdheden hebben binnen het beleidsdomein van de volksgezondheid leidde er tijdens de coronacrisis toe dat de verschillende bevoegde ministers vaak samen beslissingen moesten nemen. Dat zorgde voor vertragingen op momenten dat er juist kort op de bal gespeeld moest worden. Ook stond de bevoegdheidsverdeling bij de actoren zelf soms ter discussie, zoals bijvoorbeeld omtrent de contactopsporing of de ontwikkeling van de corona-app.
– Stefaan Sintobin treedt als voorzitter op.
Professor Jürgen Vanpraet noemde dit in de coronacommissie de problematiek van de ‘joint decision trap’: omdat verschillende actoren samen tot een beslissing moeten komen, dreigt men in tijden van crisis kostbare tijd te verliezen. Daarom is het belangrijk dat de bevoegdheden goed afgelijnd zijn en de coördinatie vlot loopt. Dat werd vertaald in punt 81° van het voorstel van resolutie, aangenomen in de commissie in juli, maar vorige week goedgekeurd, over tussentijdse conclusies en aanbevelingen van de Commissie ad hoc voor de Evaluatie en Verdere Uitvoering van het Vlaamse Coronabeleid. Punt 81° luidt: “verfijn tegen ten laatste 31 augustus 2020 het actueel protocolakkoord, met precieze afspraken over de bevoegdheden van de federale overheid en de gemeenschappen bij het crisisbeheer, inclusief de werking van Saniport”.
Minister, wat is de stand van zaken over punt 81° van het voorstel van resolutie dat we hebben goedgekeurd? Daar stond een datum in: 31 augustus 2020. Is die datum gehaald?
Professor Vanpraet raadde aan om het protocolakkoord betreffende crisissamenwerking van 5 november 2018 sterker te verankeren in een samenwerkingsakkoord. Bent u het daarmee eens, minister? Maakt u daar werk van? Legt u dat voor aan uw collega’s?
Mijn derde vraag, minister, is een vraag over de interministeriële conferentie (IMC). Uit het verslag van 22 juli blijkt dat het protocolakkoord rond Saniport verlengd is tot maart 2021. We bespraken dit dossier al in de commissie Welzijn van 14 juli. Toen legde de minister de vijf mogelijke scenario’s uit die op tafel liggen. Waar zit het dossier nu? Voor welk van de vijf scenario’s is er gekozen?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, een protocolakkoord wordt afgesloten tussen alle overheden en vergt voorafgaande analyses van de noden en van de meest optimale invulling van die noden in voorbereiding tussen de administraties, dit om nadien in een interkabinettenwerkgroep (IKW) en in de IMC beslissingen voor te bereiden en te nemen. De verfijning van het protocolakkoord is aangewezen. De huidige versie heeft zijn deugdelijkheid bewezen voor kleinere crisissen die binnen een beperkte termijn van hoogstens enkele maanden opgelost zijn. Voor langdurige en alomvattende gezondheidscrisissen blijkt het niet optimaal.
De vooropgestelde termijn van nauwelijks twee maanden was evenwel onrealistisch voor de opdracht, aangezien we nog in volle crisis zitten en alle beschikbare menskracht daarvoor wordt ingezet. Het is, denk ik, achteraf aangewezen om een degelijke analyse te maken en te komen tot een duurzaam nieuw model vanuit de ‘lessons learned’. Ook de federaal nieuw aangestelde coronacommissaris kan hierbij een belangrijke rol spelen aangezien zijn opdracht erin bestaat om de samenwerking tussen de verschillende overheden te stroomlijnen. Ook uit zijn ervaringen gaan ongetwijfeld belangrijke lessen te trekken zijn.
Een samenwerkingsakkoord is uiteraard meer bindend dan een protocolakkoord, maar het duurt ook lang om dat af te sluiten. Zo moeten alle parlementen in dit land dat goedkeuren, zoals u weet. Niet alleen is de vorm van een samenwerkingsakkoord geen geschikt instrument om op korte termijn wijzigingen door te voeren, de geringere kracht van het huidige protocolakkoord is op zich ook nooit een probleem geweest.
Mijn advies blijft dan ook om dat alles te herbekijken op een stabieler moment in de toekomst nadat er tijd is geweest voor goed studiewerk.
Wat betreft uw derde vraag: ook dit dossier is er een dat veel overleg vergt tussen de federale overheid en de gemeenschappen en de gewesten, vooraleer knopen doorgehakt kunnen worden. Vanuit Vlaanderen hebben we inderdaad de vernoemde vijf scenario’s, maar misschien hebben de andere betrokkenen nog extra of andere ideeën. Het was de bedoeling de discussie te starten in het voorjaar van 2020, maar covid heeft daar anders over beslist.
Ook hier blijft het dan ook het belangrijkste om voorlopig, en in deze crisisomstandigheden, in eerste instantie te zorgen voor continuïteit. Daarom loopt er ook een verlenging van het protocolakkoord tot de lente van 2021. Nadien, en buiten de eigenlijke crisistoestand, moet er dan ruimte zijn om het Saniportdossier te herbekijken, en dat na – en op basis van – interfederaal overleg en mogelijk ook bijkomend studiewerk, dat alles uiteraard afhankelijk van de ideeën van de andere gemeenschappen, gewesten en de federale overheid.
De heer Parys heeft het woord.
Ik ben toch wel een beetje bezorgd, want op vraag 1, 2 en 3 luidt eigenlijk het antwoord: we zijn er nog niet echt mee bezig, en wat vraag 1 betreft: we halen de deadline van 31 augustus die was vooropgesteld niet.
Ik vind het toch wel belangrijk omdat we in het midden van een crisis zitten en een van de lessen die we daaruit trekken, is dat ons staatshuishouden niet optimaal werkt. We hebben een eerste grote opstoot gehad. Nu we in een tweede grote opstoot zitten, gebruiken we opnieuw dezelfde excuses: we kunnen nu niet ageren omdat we in een acute situatie zitten. Het was echter net de bedoeling om in de zomer dat protocolakkoord met heel duidelijke afspraken over wie wat zou doen, te verfijnen. We hebben daar als parlement ook een datum op geplakt en we hebben daar vorige week in dit parlement nog met een zeer grote meerderheid, buiten dan de onthoudingen van de PVDA-fractie, voor gestemd. Ik vind het dan vreemd dat u een week later zegt dat het onmogelijk is om te doen wat er in die resolutie staat.
Voor ons is het heel belangrijk dat we lessen uit die eerste golf trekken om ervoor te zorgen dat we het in de toekomst anders doen. Nu ben ik er niet zeker van dat we dat zullen doen. Ik heb er alle begrip voor dat sommige dingen, zoals het schrijven en goedkeuren van een effectief samenwerkingsakkoord, wat meer tijd in beslag nemen, minister, maar uit uw antwoord begrijp ik dat daar nog geen werk van gemaakt is. Het verslag van de IMC zegt bovendien dat men nog maar zes maanden heeft om het dossier van Saniport, dat al jaren meegaat, op te lossen. Dat is een belangrijk dossier, want dat gaat over de volksgezondheid, over het controleren van mensen die onze havens en luchthavens binnenkomen, en over wie wat doet. Als we daar nu niet mee bezig zijn, dan zullen we in maart 2021 tot dezelfde conclusie komen en besluiten dat we dat akkoord nog eens moeten verlengen.
Ik heb er dus alle begrip voor dat een aantal dingen langer duren, minister, maar ik vind het vreemd dat nog geen enkel element echt onderzocht is of in werking is gesteld. Ik zeg dit omdat ik bezorgd ben dat we nu dezelfde fouten zullen maken als in het voorjaar. Toen hebben we gezien dat de afspraken tussen de verschillende overheden tot tijdverlies leiden en tot het feit dat er minder efficiënt beslist kan worden. Dat heeft invloed op het terrein. Om dat te vermijden, moesten we deze dingen doen, maar we doen die dingen niet. Dat vind ik bijzonder kwalijk.
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb u een stand van zaken gegeven. Ik heb er op dit ogenblik weinig aan toe te voegen.
De heer Parys heeft het woord.
Ik blijf bij wat ik heb gezegd. Ik denk dat dat helder was.
De vraag om uitleg is afgehandeld.