Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de coronamaatregelen in de residentiƫle jeugdhulp
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De aanleiding voor mijn vraag om uitleg is een uitspraak van de kinderrechtencommissaris in de ad-hoccommissie. Ze uitte daar haar bezorgdheid over de quarantaine in de jeugdhulpinstellingen tijdens de voorbije maanden. Zo moesten een aantal zeer jonge kinderen grote delen van de dag alleen in hun kamer blijven. Ook in sectoren als de jeugdpsychiatrie werden jongeren die zich in een crisis bevonden, geïsoleerd. Ze vond dat echt onverantwoord, want de aangerichte schade bij die kinderen is wel erg groot.
Momenteel gebeurt de uitvoering van deze strenge quarantaines nog steeds, weliswaar volgens de richtlijnen van de experts. We moeten natuurlijk altijd een evenwicht zoeken tussen enerzijds veiligheid en anderzijds het mentaal welzijn.
Minister, ik heb hier toch enkele vragen over.
Hoe staat u ten opzichte van deze strikte handhaving van de quarantaine bij zeer kwetsbare jongeren in een jeugdinstelling?
Zult u de richtlijnen van quarantaine in de jeugdhulp herevalueren zodoende dat jongeren die het vaak al moeilijk hebben niet gedurende lange tijd in isolatie moeten leven?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, bij de start van de lockdown in maart moesten de jongeren die verblijven in de residentiële jeugdhulp de keuze maken of ze voor de duur van de lockdown in hun voorziening zouden blijven of, indien mogelijk, de lockdown thuis zouden doorbrengen. Met het versoepelen van die maatregelen keerden de residentiële voorzieningen terug naar een eerder normale werking. De leefgroep telt niet als deel van de bubbel van vijf, waardoor er voor de jongeren ook nog ruimte is voor bezoek aan de context.
Om de kans op besmetting zo veel mogelijk tegen te gaan, moeten nieuwe gasten die opgenomen worden in een residentiële voorziening zich laten testen en moeten zij een quarantaineperiode doorlopen. Deze langdurige afzondering van de nieuwe leefgroep kan een negatieve invloed hebben op de jongere. Die quarantainemaatregel is nog steeds van kracht.
Ik heb daarover een aantal vragen voor u, minister.
Bent u het eens met het beleid waarbij jongeren eerst tot veertien dagen in quarantaine moeten vooraleer ze in de leefgroep van een voorziening terecht kunnen? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet? Zult u die quarantainemaatregel ook aanpassen aan de nieuwe quarantainerichtlijn van zeven dagen?
Op welke manier wordt aan de nieuwe gast de gepaste hulp geboden tijdens de quarantaine? Op welke manier wordt erop toegezien dat de quarantaine zo kort mogelijk wordt gehouden om de negatieve effecten zo minimaal mogelijk te houden?
Hoe komt het dat sommige voorzieningen jongeren in quarantaine plaatsen en andere dan weer helemaal niet? Bent u van plan de richtlijnen aan te passen om dit beleid te verduidelijken naar voorzieningen?
Welke bevindingen waren er op het veld betreffende de keuze om tijdens de lockdown in de voorziening te blijven of terug te keren naar de thuiscontext? Hebt u hieruit lessen voor de toekomst getrokken?
De residentiële voorzieningen moesten tegen eind augustus draaiboeken opstellen. Is dit overal gelukt? Wat waren de grootste knelpunten bij het opstellen en implementeren van deze draaiboeken?
Beschikken de residentiële jeugdhulpvoorzieningen allemaal over voldoende persoonlijk beschermingsmateriaal?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, we zijn er ons uiteraard van bewust dat quarantaine een grote impact heeft op het welbevinden van minderjarigen, en we willen een eventuele quarantaine in de residentiële jeugdhulp ook tot een minimum beperken.
Het blijft voor alle residentiële voorzieningen een uitdaging om de algemene volksgezondheid en het gezond houden van de bewoners, in dit geval van de leefgroepen, te rijmen met het welbevinden en welzijn van individuele cliënten.
De toepassing van quarantainemaatregelen in de residentiële jeugdhulp moet overwogen gebeuren. Voor minderjarigen die hoogrisicocontacten gehad hebben, of vermoedelijk of vastgesteld besmet zijn, is het – ook gezien de beslissingen van de Nationale Veiligheidsraad en de adviezen en standpunten van Sciensano – noodzakelijk dat ze afgezonderd worden om verdere besmettingen van medebewoners of personeelsleden in de leefgroep te vermijden. Bovendien vragen we de voorzieningen om ook lokaal in overleg te gaan als er lokale uitbraken zijn en de lokale besturen specifieke maatregelen willen uitvaardigen.
De richtlijnen die Opgroeien voor de residentiële jeugdhulpvoorzieningen heeft ontwikkeld, zijn duidelijk en stellen expliciet dat niet voor elke nieuwe opname een quarantaine noodzakelijk is. In dat verband werd al op 16 maart voor de residentiële opvang van kinderen en jongeren in de private voorzieningen jeugdhulp de volgende richtlijn met betrekking tot quarantaine gegeven. Kinderen tot 12 jaar die symptomen van besmetting vertonen, worden zelf niet zo ziek en zijn zelf niet zo besmettelijk. Het is dus niet nodig hen in quarantaine te plaatsen. De gekende preventiemaatregelen zijn afdoende. Kinderen vanaf 12 jaar die symptomen vertonen, zijn besmettelijker. Voor hen is het wel raadzaam om hen op hun kamer te houden, niet zozeer omdat ze zelf ziek worden, maar vooral om de verspreiding af te remmen en de medewerkers te beschermen. Testing en quarantaine voor elke nieuwe opname zijn niet nodig. Enkel indien een minderjarige uit een context met nauwe contacten met een bevestigd geval van COVID-19 komt, wordt hij indien mogelijk wel voor een periode van zeven dagen afgezonderd en draagt hij voor die periode zoveel mogelijk een mondmasker, zeker wanneer anderen zich bevinden in de ruimte waar hij is en wanneer er geen afstand van anderhalve meter gerespecteerd kan worden.
Uit de getuigenissen in de ad-hoccommissie bleek inderdaad dat er voorbeelden zijn waarin de quarantaine voor jongeren gehanteerd diende te worden.
In de tijdsgeest van voor de zomervakantie, waarin beschermingsmateriaal ontbrak, testen nog niet mogelijk was en de angst voor verspreiding groot was, is het absoluut te begrijpen dat dit strikt gehanteerd werd. Het was voor voorzieningen roeien met het materiaal dat men had op basis van de kennis en de richtlijnen die voorhanden waren. De directeur in kwestie verwees hier ook naar, maar gaf ook aan dat hij een quarantaine op dit ogenblik anders zou aanpakken en zou kunnen aanpakken, onder meer vanwege de betere bescherming.
Op basis van een evaluatie van de eerste golf heeft het agentschap Opgroeien een kader uitgewerkt met richtlijnen voor de verschillende hulpvormen in de jeugdhulp voor verschillende situaties. Voor wat betreft de nieuwe opnames vragen we aan de voorzieningen om bij een nieuwe opname de betrokken cliënten en gezinnen altijd goed te bevragen rond risicocontacten en ook te testen, in situaties waarbij er in een regio sprake is van een outbreak.
De richtlijnen voor de residentiële jeugdhulp worden voortdurend aangepast aan de recentste beslissingen van de Nationale Veiligheidsraad, ook voor wat betreft de quarantaine. Als de richtlijnen veranderen, zal ook de quarantaineperiode aangepast worden.
De meest recente richtlijn voorziet een quarantaineperiode van zeven dagen – daarmee hebben we de veertien dagen waarnaar u verwijst in uw vraag, al kunnen bijstellen – waarbij er na vijf dagen getest wordt. Als de test negatief is, eindigt de quarantaine na zeven dagen, zo niet wordt een verlenging voorzien van zeven dagen. Het helpt uiteraard ook om te kunnen testen en bij een negatief resultaat sneller weer te kunnen aansluiten bij de normale werking.
Daarnaast werkt Opgroeien, samen met experten, aan handvatten voor de sector voor ‘relatieve’ quarantaines, een kader dat voorzieningen in staat moet stellen om minderjarigen die toch afgezonderd moeten worden op sommige momenten hun kamer te laten verlaten op een manier die veilig is voor iedereen.
Wanneer quarantaine toegepast moet worden, horen we van voorzieningen dat ze ernaar streven om dit zo draaglijk mogelijk te houden, door bijvoorbeeld toe te laten dat de minderjarige toch soms zijn kamer kan verlaten en een luchtje kan scheppen, dat er toch voldoende face-to-facecontacten zijn mits inachtneming van de sociale afstand en het gebruik van beschermingsmateriaal, dat er voldoende contactmogelijkheden zijn met de context, dat er voldoende mogelijkheden zijn tot ontspanning.
De context waarin een quarantaine vandaag kan verlopen, verschilt in dat opzicht volledig van de periode waarin beschermingsmateriaal ontbrak, testen nog niet mogelijk was en er grote onzekerheid heerste omtrent het besmettingsgevaar voor medebewoners en personeel.
De richtlijnen omtrent quarantaine zijn op basis van de beslissingen van het laatste overlegcomité aangepast. We geven gedetailleerd aan hoe zo’n quarantaine kan verlopen, en maken daarbij een onderscheid tussen min 12-jarigen, bij wie afzondering en het dragen van een mondmasker bijzonder moeilijk te realiseren is, en plus 12-jarigen. Uiteraard is het hier ook aan de voorziening om voor iedere jongere de handelingsbekwaamheid gepast in te schatten en de aanpak daaraan aan te passen. Onze richtlijnen zijn op dat punt duidelijk en gedetailleerd, zodat voorzieningen ermee aan de slag kunnen.
In haar getuigenis voor de commissie vorige week, gaf mevrouw Verhegge al aan dat ongeveer 25 procent van de kinderen en jongeren ervoor gekozen had om naar huis te gaan. Het agentschap Opgroeien zal de komende maanden ook regionaal info- en uitwisselingsmomenten organiseren waar praktijk en beleid samen kunnen reflecteren over de vraag wat we leren uit de coronacrisis met betrekking tot het verblijf van jongeren in een residentie. We hebben gevraagd om de trajecten te analyseren en daaruit ook een aantal lessen te trekken voor toekomstige begeleidingstrajecten. Bij hoeveel jongeren kon het tijdelijke verblijf thuis worden omgezet in een definitief plan om thuis te kunnen blijven wonen? Hoeveel jongeren zijn na verloop van tijd teruggekeerd naar de voorziening? Wat waren hier de werkzame factoren of de complicerende factoren? Wat leren we hieruit voor onze begeleidingen?
We hebben aan de voorzieningen op 15 juli een aantal concrete handvatten gegeven om dit draaiboek op te maken om goed voorbereid te zijn op een tweede golf. Noch in onze contacten met de koepels binnen de taskforce, noch in de contacten van het agentschap Opgroeien met de voorzieningen, blijken hierrond knelpunten te worden ervaren.
Sinds juni ontvangen de residentiële jeugdhulpvoorzieningen, net als de andere voorzieningen van het beleidsdomein, chirurgische mondmaskers en handalcohol. Er is momenteel voldoende stock bij de voorzieningen. Naast deze standaardleveringen kan een voorziening, wanneer ze met een uitbraak geconfronteerd wordt, via de website van Zorg en Gezondheid bijkomend beschermingsmateriaal zoals schorten, handschoenen en gezichtsschermen aanvragen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik was persoonlijk enorm geschrokken van de getuigenissen die ik gehoord heb in de coronacommissie. Zeker het verhaal van een jong meisje van 13 jaar dat in een acute crisis in de jeugdpsychiatrie terechtkwam en daar meer dan een week alleen op haar kamer is moeten blijven, heeft mij erg aangegrepen. Als je in een acute crisis ergens binnenkomt, dan is het niet de bedoeling dat je daar geïsoleerd wordt. Dan heb je juist heel veel hulp nodig. Dat was voor mij heel choquerend. In de jeugdpsychiatrie zijn het mensen die al heel kwetsbaar zijn, heel jonge mensen. Het is voor volwassenen al moeilijk in de psychiatrie, laat staan voor jongeren. Ik vind het persoonlijk onmenselijk dat zij in die moeilijke situatie dan nog eerst worden geïsoleerd. De richtlijnen voor kinderen en jongeren in de jeugdhulp moeten zeker worden aangepast. Er moet daar meer menselijkheid komen. De geschetste aanpak levert alleen bijkomende schade op. Pas die richtlijn aan.
De heer Parys heeft het woord.
Inhakend op wat collega Saeys zei, denk ik dat iedereen in deze commissie heel begaan is met kinderen die moeten worden opgenomen en die dan in een soort isolatie terechtkomen vooraleer ze in de echte hulpverlening kunnen. Kunnen de protocollen en de richtlijnen niet worden aangepast om bijvoorbeeld bij een geplande opname eerst thuis een coronatest te ondergaan en thuis op een zeer gelimiteerde wijze contact te hebben met andere mensen? Als die jongere dan in de nieuwe context van een voorziening terechtkomt, kan hij dan wel meteen worden opgenomen in de reguliere hulpverlening. Mijn vraag is om dat quarantainetraject, dat nu in de voorziening moet doorlopen worden, voorafgaand in de eigen contactbubbel te laten gebeuren. Ik begrijp wel dat het probleem voor de crisisopnames daarmee niet is opgelost. Ik pleit ervoor om bij dergelijke ongeplande opnames de quarantaine zo kort mogelijk te houden en het traject zo warm en zo menselijk mogelijk te laten verlopen. Het voorbeeld van collega Saeys heeft iedereen doen nadenken.
Mijn tweede opmerking, minister, gaat over de evaluatie over de 25 procent jongeren die in voorzieningen zaten en de quarantaine toch thuis hebben doorgebracht. Ik vind dat een bijzonder belangrijke evaluatie. Als daaruit blijkt dat die 25 procent jongeren thuis het redelijk goed hebben kunnen stellen, dan moeten wij ons opnamebeleid durven tegen het licht te houden. Als blijkt dat met een of andere vorm van ondersteuning een kwart van de jongeren die vandaag in de residentiële jeugdhulp zit, thuis ook gedijt, daar kan geholpen worden en vooruitgaan, is dat belangrijke informatie voor ons. Ik pleit ervoor, minister, om tegen de geplande evaluatie van het decreet Integrale Jeugdhulp in de commissie die informatie ter beschikking te hebben. Er zijn heel veel tekorten aan plaatsen in de residentiële voorzieningen. Als nu blijkt dat dit ongewilde experiment een aantal positieve effecten vertoont, dan moeten we dat meenemen in die evaluatie.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik wil de collega’s bedanken dat ze dit op de agenda hebben gezet. Ik maakte mij daar zelf ook heel grote zorgen over. Zoals collega Saeys het zei, gaat het om heel kwetsbare jongeren. Zeker op het vlak van psychisch welzijn is grote voorzichtigheid geboden. De richtlijnen mogen niet eenzijdig worden opgesteld ter voorkoming van het risico van het coronavirus. In de richtlijnen moet het risico van het virus afgewogen worden tegen de andere risico’s. Er moet serieus rekening mee gehouden worden dat het gaat om psychisch kwetsbare jongeren, bij wie een isolatieperiode een hevig effect kan hebben. In de coronacrisis hebben wij al geleerd uit de ervaring met de bezoekregels in de woonzorgcentra, namelijk dat de maatregelen tegen de risico’s voor de verspreiding van het coronavirus moeten worden afgewogen tegen het psychisch welzijn. Ik wil het echt bijtreden dat wij hier een eventuele quarantaine in jeugdinstellingen tot een minimum moeten beperken. Tot nu wordt die quarantaine vaak onterecht toegepast, met zeer schadelijke gevolgen.
Ik wil zelf nog aansluiten. Ik heb die getuigenissen ook gehoord tijdens de coronacommissie. Het heeft mij ook geschokt. Vooral omdat de nadruk werd gelegd op het isolement, op het op de kamer blijven, en omdat het soms voor langere duur was. Een jongere die van thuis weg moet, door welke moeilijke situatie ook, wordt geconfronteerd met extra problemen als hij op die manier wordt behandeld in de instelling. Wij hebben toch ook getuigenissen van voorzieningen gehoord waar men probeerde te werken met een aantal alternatieven. Daar zorgde men ervoor, ondanks een mogelijk risico, dat er toch wel de nodige contacten waren, bijvoorbeeld door een quarantaine op leefgroepniveau. Wat mij opviel, was dat de bestaande richtlijnen erg verschillend worden toegepast in de voorzieningen. Daar kan ik begrip voor opbrengen, want ook de directies en het personeel van die instellingen moeten de moeilijke evenwichtsoefening maken tussen het welzijn van de jongeren en het vermijden van het risico op besmetting. We moeten dezelfde conclusie trekken als voor de ouderen: het welzijn moet op de eerste plaats komen, ook wat de quarantaine betreft. Ik hoop dat wij in de aanbevelingen van de coronacommissie daarover elementen kunnen opnemen.
Ingaand op de vraag van collega’s voor een quarantaine thuis, denk ik dat die misschien niet altijd mogelijk is, bijvoorbeeld in acute situaties. Dan kunnen mogelijks alternatieven zoals een quarantaine op leefgroepniveau een oplossing bieden. Tot slot pleit ik voor het delen van goede praktijken. Wij hebben die echt ook wel gehoord. Veel voorzieningen zijn zoekend. Er zijn nu meer middelen dan in de eerste periode wat bijvoorbeeld beschermingsmateriaal betreft en er is meer kennis over het virus. Wij moeten er echt in slagen om het aantal gevallen waarin een quarantaine nodig is, te beperken en de omkadering van een dergelijke quarantaine te vermenselijken.
Minister Beke heeft het woord.
Ik vermoed dat deze kwestie bij de aanbevelingen opnieuw aan bod komt. Ik zal daar niet te veel voorafnames op doen. Wij moeten er niet van uitgaan dat er standaard getest of in quarantaine gegaan moet worden bij elke nieuwe opname. Een standaardquarantaine heeft een bijzonder grote impact op het welbevinden van jongeren en kinderen. Dat zou ik niet aanbevelen.
Het staat ook letterlijk zo in de richtlijnen. Ik wil daar toch even op wijzen. In de richtlijnen staat letterlijk: “Hier geldt de basisstelling dat een warm gezinsklimaat uiterst belangrijk is voor de goede ontwikkeling van jonge kinderen. Fysiek contact is essentieel, niet enkel tijdens de verzorgingsmomenten, maar ook daarbuiten. Ook in tijden van corona blijven we het belang hiervan ten stelligste aanstippen. We beschouwen een leefgroep van jonge kinderen dan ook als één contactbubbel, waarbij fysiek contact mogelijk is, en de regels van social distancing niet gelden t.a.v. de kinderen.” Dat komt uit de aanbevelingen voor de leefgroep als bubbel.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, deze kwestie zal zeker aan bod komen in de aanbevelingen van de coronacommissie. Ik wil hier echt pleiten voor meer menselijkheid. Ik heb dat ook gedaan voor de woonzorgcentra. De richtlijnen zijn daar dan aangepast. Ook voor de jeugdinstellingen, de jeugdpsychiatrie, moet dat gebeuren. Er moeten ook daar nieuwe, menselijkere richtlijnen komen en daar moet toezicht op zijn. Het kan niet de bedoeling zijn dat elke instelling andere quarantainemaatregelen treft. Wij hebben hier te maken met zeer kwetsbare kinderen en jongeren. Het is in ieders belang dat het mentale welbevinden er op de eerste plaats komt.
De heer Parys heeft het woord.
Ik heb geen extra opmerkingen meer.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.