Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Interpellatie over het mondmaskertekort in de woonzorgcentra
Interpellatie over de verklaringen van de minister in de Panoreportage 'De grote maskerade' over het tekort aan mondmaskers
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze interpellaties via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, collega’s, ik denk dat iedereen vorige week de Panoreportage van woensdag 7 oktober heeft gezien. Die was heel ontluisterend op vele vlakken. Ten eerste omdat de hele noodstock onterecht vernietigd blijkt te zijn. Dat is heel choquerend, zeker voor alle hulpverleners die in de eerstelijnsfrontlinie hebben gestaan tijdens de coronacrisis. Minister, u hebt bovendien ook bijzonder ontluisterende uitspraken gedaan in die Panoreportage. Ik vind het heel belangrijk om het daar hier over te hebben omdat ik het een slag in het gezicht vind van de vele zorgverleners in de woonzorgcentra, van de familie en de bewoners.
In de Panoreportage hebt u gezegd dat er veel dreigende tekorten waren aan mondmaskers, maar dat er nauwelijks effectieve tekorten aan mondmaskers zijn geweest. Minister, ik weet niet in welke realiteit u in het voorjaar hebt geleefd, maar wekenlang heeft het zorgpersoneel in de woonzorgcentra zonder beschermingsmateriaal gewerkt. Wekenlang heeft het zorgpersoneel zonder maskers gewerkt, ook al beseften ze toen al goed dat ze op die manier het virus konden verspreiden en dat ze op die manier heel veel bewoners en collega’s ziek hebben gemaakt. Daardoor waren er heel veel overlijdens te betreuren. Een getuigenis tijdens de Panoreportage was heel sprekend en die wil ik toch even aanhalen. Een zorgkundige zei het volgende: "Ik werd in maart bekeken als een dramaqueen omdat ik een mondmasker durfde te dragen. Ik werkte verder zonder, tegen beter weten in. Ik had het gevoel dat er met levens werd gespeeld, ook met het mijne want ik raakte besmet."
Er zijn heel veel gelijkaardige getuigenissen geweest, ook in de coronacommissie van mensen die zonder mondmasker moesten werken. Dat was niet omdat er genoeg mondmaskers waren, minister, maar omdat er een tekort aan mondmaskers was. We wisten eigenlijk al in februari dat zorgverleners en hulpverleners mondmaskers moesten dragen om elkaar en de bewoners te beschermen, maar dat is niet gebeurd net omdat er tekorten waren. Er zijn meer dan drieduizend mensen overleden in de woonzorgcentra. Het virus heeft zich heel snel kunnen verspreiden en dat was door het tekort aan mondmaskers en ander beschermingsmateriaal, minister.
U lijkt vandaag nog steeds niet te beseffen wat er allemaal gebeurd is. Als het toch waar is dat er voldoende mondmaskers waren en dat er, zoals u zegt, eigenlijk nooit effectieve tekorten zijn geweest, waarom moesten die zorgverleners dan wekenlang zonder mondmasker werken? Zelfs in de richtlijnen, en dat heeft Artsen Zonder Grenzen ook in de coronacommissie bevestigd, werd er uitgegaan van schaarste omdat er een tekort aan mondmaskers was. Pas op 18 april 2020 heeft men gezegd dat iedereen een mondmasker moest dragen en dat dit niet afhing van de voorraad. Tot dan, van begin maart tot de tweede helft van april, werd er in de richtlijnen gezegd dat men een mondmasker moest dragen als er genoeg voorraad was. Daardoor hebben mensen geen mondmasker gedragen en heeft het virus zich zo snel kunnen verspreiden. Dat u die uitspraak dan doet, is echt een slag in het gezicht van al die zorgverleners die zonder mondmasker hebben moeten werken.
Ten tweede zegt u tijdens die Panoreportage dat het u plots ter oren is gekomen dat de noodstock vernietigd was. U wist niet dat er geen noodstock meer was. We hebben het daarover al gehad tijdens de coronacommissie, maar tijdens het overleg van de Risk Management Group (RMG) op 6 februari, waar ook een vertegenwoordiger van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid aanwezig was, werd al gezegd dat de noodstock vernietigd was. Professor Van Ranst heeft in de coronacommissie gezegd dat hij eind januari al wist dat de noodstock vernietigd was. Dan kan het toch niet kloppen dat u in maart plots verbaasd bent omdat er geen noodstock aanwezig is?
Uw reactie op het verslag van de RMG, is dat het om FFP2-maskers ging en dat het allemaal onduidelijk was. Maar omdat u als minister verantwoordelijk bent voor zoveel Vlaamse zorginstellingen, lijkt het toch logisch dat u vanaf het begin van de crisis in februari al zou nagaan of er voldoende maskers ter beschikking zijn. Dan kan het niet zo zijn dat u in maart uit de lucht valt omdat er geen noodstock aanwezig zou zijn.
Ik vind het belangrijk om deze interpellatie hier te brengen om verduidelijking te vragen, minister. Wanneer bent u zogezegd ‘uit de lucht gevallen’ omdat er geen Vlaamse noodstock was en er in de woonzorgcentra een tekort was aan beschermingsmateriaal? Waarop staaft u uw uitspraak dat er nooit effectieve tekorten zouden zijn geweest? Met hoeveel woonzorgcentra hebt u gesproken? Waar vinden we cijfermateriaal waarin we kunnen zien dat er wel voldoende mondmaskers zouden zijn geweest? Want dan moeten we heel die crisis ook wel opnieuw in vraag stellen.
Als er effectief geen tekorten zouden zijn geweest, hoe komt het dan dat die richtlijnen wekenlang gebaseerd zijn op de schaarste en de tekorten? En waarom hebben we dan niet van in het begin alle zorgverleners een masker gegeven, zodat het virus zich niet zou kunnen verspreiden in de woonzorgcentra?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik zal niet de hele inleiding opnieuw doen. Het was met grote ogen dat ik, net als heel wat collega’s en heel wat andere mensen in de zorg en Vlamingen tout court, naar de Panoreportage van vorige week zat te kijken, om een aantal redenen. Maar de redenen waarom we hier vandaag zitten, dat zijn toch wel de uitspraken die u zelf doet in die reportage. Ik citeer: “Ik denk, achteraf beschouwd, als ik met veel woonzorgcentra spreek, dat er veel dreigende tekorten zijn geweest, maar dat de effectieve tekorten nauwelijks hebben bestaan. Maar men heeft wel met de rem op gewerkt. Dat klopt.”
Die uitspraak is natuurlijk een beetje genuanceerd en is niet helemaal kort door de bocht, maar ze komt toch heel pijnlijk over. Ik heb er om twee redenen wel wat moeite mee. Enerzijds zijn er de feiten zelf. Zowel in de reportage als in de coronacommissie zijn er voldoende signalen geweest dat er wel degelijk een tekort was, dat zich op het terrein niet alleen heeft geuit in mensen die zonder mondmasker verder werkten, maar ook – en ik verwijs naar een geval in de reportage zelf – in verpleeg- en zorgkundigen die drie wegwerpmaskers kregen om er de pandemie mee door te komen, en die op de vierde dag masker één mochten recycleren. Minister, u beschouwt dat misschien niet als een feitelijk tekort, ik beschouw dat alvast wel als een feitelijk tekort. Die uitspraak is dus ten eerste feitelijk al zeer bedenkelijk. In een reconstructie van wat er gebeurd is, betaamt het niet om zoiets te zeggen.
Een tweede punt, dat mij misschien nog het meest ergert, zijn de morele gevolgen van een uitspraak als deze. Onze mensen in de zorg – we hebben ze allemaal samen heel vaak ‘de helden’ genoemd in de voorbije maanden – staan opnieuw voor een moeilijke periode. Er komt een najaar waarvan niemand weet hoelang het zal duren en hoe intens het zal zijn, maar dat het stevig zal zijn, dat weet iedereen. Ik ben er zeker van dat ook u dat weet en dat ook u, misschien nog meer dan wij, die signalen krijgt.
Maar dan vraag ik me oprecht af hoe u ertoe komt om in een reconstructie van de eerste delen van de coronacrisis in een Panoreportage een uitspraak te doen die in die mate de connectie wegneemt met al die mensen in de zorg. We hadden gisteren in de coronacommissie mensen uit de geestelijke gezondheidszorg te gast, die opnieuw getuigden over een prangend tekort aan beschermingsmateriaal, onder andere schorten. Mensen vertelden dat ze nog maar vier gedwongen opnames mochten hebben of heel hun systeem viel weg. Er werd stof aangekocht om op maat te knippen om een schort te maken voor patiënten die voor gedwongen opnames in de geestelijke gezondheidszorg binnenkwamen.
Minister, ik begrijp dus echt niet hoe ver u van die mensen kunt staan. Ik begrijp ook niet wie u adviseert om dergelijke uitspraken in zo’n reportage te doen. Want u weet dat dat fundamenteel inhakt op het motivatieniveau van die mensen. We hebben gisteren ook cijfers gezien over het geestelijk welzijn van medewerkers in de zorg. We hebben dat vrijdag gezien voor de huisartsen, gisteren voor medewerkers in de zorg in het algemeen. Die signalen zijn erg zorgwekkend. En wat zij dan minstens zouden verdienen, is een minister die echt hun bezorgdheden en hun gevoel ademt, en die dat ook in de communicatie op een doorleefde manier uitdrukt.
Dus naast de feitelijke kritiek heb ik ook zeer grote kritiek op de symboolwaarde van de uitspraak die u maakt. Hoe hoopt u hiermee het gevoel dat het beleid achter de feiten aanholt of geen voeling heeft met het terrein, recht te zetten? Ik begrijp er eerlijk gezegd niets van.
Minister, blijft u achter uw uitspraken staan dat er nauwelijks effectieve tekorten aan mondmaskers zijn geweest in de woonzorgcentra? Is dat gebaseerd op een persoonlijk aanvoelen, op occasionele contacten of is er ook een algemene, cijfermatige analyse gemaakt? Bent u ervan overtuigd dat we klaar zijn voor de herfst en de winter? In hoeverre was en is het door u beschreven ‘werken met de rem’ op medisch-virologisch vlak verantwoord, zeker als we horen wat nadien de adviezen waren inzake mondmaskers en ander beschermingsmateriaal? In welke mate was bijvoorbeeld het hergebruiken van wegwerpmaskers contraproductief in de strijd tegen het virus? Welke stappen zijn er de voorbije maanden al gezet om tegemoet te komen aan de aanbevelingen van de coronacommissie, specifiek voor wat betreft de mondmaskers? In hoeverre is er al voorzien in een rollende noodstock en een verdeelplan?
De heer De Reuse heeft het woord.
Dames en heren, woensdag heeft ongetwijfeld iedereen de Panoreportage ‘De grote maskerade’ op Eén gezien, die handelde over de vernietiging van de federale strategische voorraad aan mondmaskers in 2015 en 2018. Die reportage was ontluisterend. Voormalig minister De Block zei in de Kamer dat de voorraad werd vernietigd omdat deze niet meer voldeed aan de normen. Een deel was beschadigd, een deel was gevallen. Uit de reportage blijkt echter het tegendeel. Het team van Pano vond zelfs nog een deel van de maskers terug die, zo bleek uit onderzoek, nog in heel goede staat waren. Experten zijn duidelijk: de maskers hadden tijdens de eerste coronagolf mensenlevens kunnen redden.
Ook u, minister Beke, kwam als Vlaams minister van Welzijn in deze reportage aan bod. U deed er enkele merkwaardige uitspraken. U zou bijvoorbeeld verrast zijn geweest door het nieuws dat er geen strategische voorraad meer was en beweerde in de reportage dat u gemeld was dat er voldoende beschermingsmateriaal zou kunnen worden geleverd. Enkel bij de effectieve bestelling bleek dan dat dit niet het geval was. U presteerde het zelfs – dan vraag je je toch af als je naar de televisie kijkt of je niet aan het dromen bent – te beweren voor de camera's dat de ‘effectieve tekorten nauwelijks hebben bestaan’. In Vlaanderen hebben we het spreekwoord: spreken is zilver, zwijgen is goud. U mag dat eens ter harte nemen.
Deze uitspraken zijn echt hallucinant. Reeds op 6 februari 2020 was u ervan op de hoogte – de collega's verwezen ook naar de bewijzen hiervan – dat de strategische stock vernietigd was. U nam toen geen enkel initiatief. Reeds half maart trok men vanuit verschillende hoeken aan de alarmbel dat er effectief een acuut tekort was van allerhande beschermingsmateriaal, en mond- en neusbescherming in het bijzonder. Mensen getuigden in de ad-hoccommissie dat men selectief moest omgaan met mondmaskers en dat men meerdere dagen tot zelfs langer dan een week hetzelfde mondmasker moest gebruiken.
In maart en april trokken de diverse sectororganisaties maar ook tal van individuele voorzieningen in de ouderenzorg, aan de alarmbel over het tekort aan mondmaskers, waardoor zorgpersoneel onbeschermd moest gaan werken met risico’s voor de residenten en zichzelf tot gevolg. Deze tekorten zijn op 9 april zelfs door de vakbonden aangekaart in een overleg met u, minister. Het tekort aan mondmaskers werd genoemd als een van de oorzaken van de uitbraken van het virus in een reeks woonzorgcentra, met de gekende noodlottige gevolgen.
Ook in de ad-hoccommissie zijn er wekenlang mensen komen getuigen dat er op de werkvloer van de woonzorgcentra en andere instellingen een acuut tekort was aan mondmaskers. Gisteren nog kwam de heer Plessers van het Psychiatrisch Ziekenhuis Asster vertellen hoe hij zich bij geluk door een verkeerde levering van 25.000 maskers uit de slag kon redden. De Belgische Federatie voor Zorgkundigen deed een ruime bevraging bij de leden en kwam daarover getuigen in de ad-hoccommissie. De resultaten bevestigden dat er een heel groot tekort was aan allerhande persoonlijk beschermingsmateriaal.
Ook de eigen ombudsdienst van de Vlaamse overheid heeft duidelijk aangegeven dat de tekorten aan mond- en neusbescherming een zeer gevaarlijke situatie creëerden. Minister, met uw verklaringen lijkt u nu te beweren dat al die mensen en al die vertegenwoordigers van organisaties de waarheid niet spraken.
Ik heb daarover vier vragen aan u.
Kunt u mij meedelen op grond van welke informatie u uw uitspraken deed dat u ervan uitging dat er wel voldoende beschermingsmateriaal was en dat er dus eigenlijk nauwelijks effectieve tekorten waren?
Hoe verklaart u in dat licht de talrijke getuigenissen die wijzen op de tekortkomingen die er op het terrein waren, zowel door vertegenwoordigers van voorzieningen, als door zorgpersoneel als door sectororganisaties als door vakbonden?
Als er volgens u toch ‘nauwelijks effectieve tekorten’ geweest zouden zijn, waarom konden dan klaarblijkelijk toch veel personeelsleden niet tijdig bevoorraad worden met beschermingsmateriaal en wiens verantwoordelijkheid was dat dan?
Minister, welke conclusies trekt u uit de gebeurtenissen die in de Panoreportage worden geschetst op organisatorisch en institutioneel vlak, maar ook met betrekking tot uw eigen functioneren?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik besef zeer goed dat de schaarste aan beschermingsmateriaal een zeer grote uitdaging is geweest voor de woonzorgcentra en de andere sectoren in het begin van de crisis de eerste helft van dit jaar. Ik betreur dat een stuk van een uitspraak die ik gedaan heb uit de context is gerukt in de reportage. Ik krijg in deze commissievergadering de kans om daar meer duiding bij te geven.
Ik wil ook verwijzen naar de antwoorden die ik al gegeven heb bij de besprekingen in de bijzondere coronacommissie en ook in deze commissie, waar ik al verschillende keren zeer uitgebreid ben ingegaan op een aantal zaken. Zoals het formele schrijven van minister Maggie De Block op 27 februari – ik denk dat ik die brief ook heb overgemaakt aan de commissie – aan alle bevoegde gemeenschapsministers waarin ze de aandacht vestigt op de bevoegdheidsverdeling met betrekking tot de crisisaanpak. Ze benadrukt hierin dat het beheer van de strategische stocks een bevoegdheid is van de federale overheid.
U hebt in de ad-hoccommissie professor Jürgen Vanpraet gehoord, die het daar ook over had: er was een federaal pandemieplan, waarin stond dat beschermingsmateriaal zou worden aangeleverd door de federale overheid, die een strategische stock opgebouwd had. Met andere woorden: in normale omstandigheden is elke werkgever verantwoordelijk voor de bescherming van zijn personeel. Dus elk woonzorgcentrum heeft ook beschermingsmateriaal, maar niet voor buitengewone omstandigheden, zoals die pandemie. In de afspraken die daarover in het verleden werden gemaakt tussen de federale overheid en de deelstaten, was heel duidelijk meegegeven dat de stock van beschermingsmateriaal tot het federale niveau behoorde. Ik verwijs nogmaals naar de brief van 27 februari. Het is ook naar deze brief dat ik heb verwezen in die Panoreportage.
Vanaf het ogenblik dat duidelijk werd dat de federale overheid er niet in slaagde om voldoende beschermingsmateriaal te leveren, heeft de Vlaamse overheid, begin maart al, er alles aan gedaan om zelf de voorzieningen bij te springen. Ik heb in de reportage willen aangeven dat we daar vanaf 23 maart ook behoorlijk in geslaagd zijn. Vanaf die datum heeft de Vlaamse overheid mondmaskers geleverd aan de woonzorgcentra en andere sectoren waarbij één masker per personeelslid per dag werd voorzien. Deze werden verdeeld over de voorzieningen op basis van hun erkende capaciteit en/of personeelsaantallen. Er werd één masker per personeelslid per werkdag geleverd.
Op basis van de personeelsaantallen zijn er ongeveer 2,4 miljoen maskers per maand nodig voor de woonzorgcentra. De residentiële ouderenvoorzieningen ontvingen, zoals ik de voorbije maanden in deze commissie al meermaals meegedeeld heb tijdens tussentijdse rapporteringen, de volgende aantallen. In de week van 24 maart zijn er 2.477.000 chirurgische mondmaskers geleverd, in de week van 6 april 1.033.000 mondmaskers, half mei 2,6 miljoen mondmaskers en half juni 2.575.000 mondmaskers. Half juli werden 4.961.600 mondmaskers geleverd en eind september opnieuw 4.961.000.
– Katrien Schryvers treedt als voorzitter op.
Gedurende lange tijd waren die leveringen van persoonlijk beschermingsmateriaal onzeker, en daar heb ik ook naar verwezen. In de maanden maart en april en tot half mei was het niet mogelijk om een betrouwbare indicatie te geven van wanneer een volgende levering zou plaatsvinden, gezien de moeilijke bevoorrading van kwalitatieve maskers op de markt. Vermoedelijk daardoor zijn sommige directies uit voorzorg op de rem gaan staan inzake het gebruik van mondmaskers. De getuigenis in de Panoreportage is daar ook een bewijs van. Dat was op zich een begrijpelijke reactie, maar achteraf gezien niet nodig, en dat is wat ik heb willen aangeven. Als we de cijfers nu bekijken – en het is achteraf altijd veel gemakkelijker om daarover te spreken dan op het moment zelf –, dan mogen we toch concluderen dat we in moeilijke omstandigheden de noodzakelijke bevoorrading hebben kunnen realiseren: vandaar ook mijn stelling dat de dreigende tekorten vaak groter waren dan de daadwerkelijke tekorten. Dat is trouwens nog iets helemaal anders dan zeggen dat er nergens of nooit tekorten zouden zijn geweest. Dat heb ik nooit beweerd. Ik zou niet weten waarom ik dat zou zeggen. Daarover hebben de signalen mij ook bereikt, meer dan wie ook. We hebben altijd de richtlijnen van Sciensano over het gebruik van die beschermingsmaterialen overgenomen. Die richtlijnen waren gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en hielden rekening met de schaarste op de markt op bepaalde momenten. Ook dat heb ik duidelijk aangegeven in die Panoreportage.
Zorg en Gezondheid heeft in de eerste helft van juli een bevraging opgezet in de residentiële voorzieningen. Het doel van die bevraging was te evalueren of voorzieningen beter voorbereid waren op de tweede golf die voor het najaar werd verwacht, beter dan dat in maart het geval was, en of ze een voldoende voorraad van de nodige beschermingsmiddelen hadden. Uit analyses van de resultaten blijkt dat dat alvast het geval was. De Vlaamse overheid blijft verder, al minstens tot eind 2020, mondmaskers leveren aan de voorzieningen. Er werd een verdeelplan opgesteld, waarbij de woonzorgcentra elke twee maand een voorraad voor twee maanden geleverd krijgen. Het Facilitair Bedrijf volgt de leveringen op. Dat zit dus daar. Het Facilitair Bedrijf beschikt momenteel al over voldoende chirurgische maskers om de leveringen tot eind februari 2021 te realiseren en bouwt ondertussen verder een strategische stock op. Concreet heeft Vlaanderen op dit ogenblik een voorraad van bijna 20 miljoen chirurgische maskers en 870.000 FFP2-maskers opgebouwd. Deze voorraad wordt permanent gebruikt voor de leveringen aan voorzieningen en meteen opnieuw aangevuld.
Mijn uitspraak moet dus in de juiste context worden geplaatst. De schaarste ligt intussen achter ons, gelukkig maar, en de richtlijnen zijn aangepast. De lessen hebben we getrokken, en we hebben een eigen strategische voorraad opgebouwd. Ook dat heb ik in die Panoreportage gezegd.
Er werd verwezen naar het RMG-rapport van 6 februari. Daarin stond letterlijk dat er op dat moment op ons grondgebied een tekort aan FFP2-maskers was. Daar stond ook in dat chirurgische maskers een afdoende maatregel waren. Als sommige collega’s dus naar dat rapport van de RMG verwijzen, dan gaat dat over FFP2-maskers, niet over chirurgische maskers, en het zijn chirurgische maskers die men toen aanraadde om in de woonzorgcentra in te zetten. Ik denk dat het belangrijk is dat ik die verduidelijking nog eens geef. Ik heb die in de commissie hieromtrent ook al gegeven.
Op 27 februari stuurde de federale minister mij een brief waarin stond dat er beschermingsmateriaal was en dat we de federale overheid daarop mochten aanspreken. Als we die brief dus krijgen, dan doen we dat, als dat conform de regels van professor Vanpraet is. Toen achteraf bleek dat dat er niet was, zijn we onmiddellijk zelf in actie geschoten.
Voorzitter, collega’s, ik wil afsluiten met het uitspreken van mijn grootste respect voor al die zorgverstrekkers die in moeilijke omstandigheden de zorg voor de patiënten en voor de residenten op zich hebben genomen.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, u blijft mij heel erg verbazen. Ik wil het hebben over de noodstock en over de al dan niet bestaande tekorten. Over de noodstock hebt u gelijk dat de brief van minister De Block op 27 februari zeer ongelukkig was en zeker geen schoolvoorbeeld was van hoe men een crisis moet aanpakken. Op de RMG van 6 februari trokken de ziekenhuizen aan de alarmbel omdat er onvoldoende FFP2-maskers waren. Toen werd er wel gesproken over de noodstock die vernietigd was. Ik vind het bijzonder opmerkelijk dat een regio die verantwoordelijk is voor honderden zorginstellingen op dat moment niet de reflex heeft te checken of er voldoende maskers voor de zorgcentra in voorraad zijn en of er een noodstock is. Dat is toch bijzonder opmerkelijk. Er is op dat moment al aan de alarmbel getrokken. Dat was weliswaar op een ander niveau en er was een onduidelijkheid over FFP2- en gewone maskers, maar dat er dan geen frank viel om te controleren of er wel voldoende maskers ter beschikking waren, vind ik toch niet getuigen van een grondig en goed beleid.
Voorts hebben wij in de Coronacommissie ook de verschillende koepels van de woonzorgcentra gehoord die verklaarden ook al in februari aan de alarmbel te hebben getrokken over hun tekort aan voldoende maskers. U bent op verschillende manieren aangesproken over een mogelijks tekort aan maskers en toch bent u dan niet in gang geschoten. Dat er pas veel te laat in Vlaanderen voldoende maskers besteld zijn, dat noem ik een grote fout.
Voorts wil ik reageren op uw uitspraak dat er nauwelijks effectieve tekorten zijn geweest. Nu moet u toch bevestigen dat dit een foute uitspraak was. U zegt dat ik die uitspraak citeer in een verkeerde context. Maar ik zie geen enkele context waarop uw uitspraak zou kunnen gebaseerd zijn. U zegt dat er vanaf 23 maart bestellingen zijn binnengekomen en dat die verdeeld zijn. Maar de richtlijnen voor de woonzorgcentra van het Agentschap Zorg en Gezondheid zijn pas op 19 april aangekomen. Tot 19 april kon het zorgpersoneel maskers dragen ‘indien er voldoende voorraad was’. U kunt toch onmogelijk stellen dat er al vanaf 24 maart overal voldoende voorraad was. Ik heb van zorgpersoneel gehoord dat zij tot diep in april nog altijd zonder mondmasker moesten werken.
Daarnaast vind ik dat u opnieuw de fout hebt gemaakt die u al meer hebt gemaakt. U schuift het in de schoenen van de instellingen zelf. U zegt dat er lange tijd onzekerheid was over de leveringen en ‘dus zijn veel woonzorgcentra uit voorzorg op de rem gaan staan’. Volgens u is het dus de verantwoordelijkheid van de zorgcentra dat zij hun personeel niet hebben voorzien van mondmaskers, ook al zou er geen tekort zijn geweest. Als u al begin april wist dat er voldoende maskers waren, dan had u toch de richtlijnen van Zorg en Gezondheid moeten laten aanpassen, en al meteen iedereen moeten verplichten een mondmasker te dragen in contacten met bewoners. Daarin hebt u toch ook uw verantwoordelijkheid niet genomen.
Ik wil toch nog een verduidelijking krijgen over de context waarachter u zich schuilt om te stellen dat er nauwelijks tekorten zijn geweest. Ik zie er geen enkele. Als laatste opmerking wil ik nog zeggen dat als u bij die uitspraak blijft, u goed moet beseffen dat dit een kaakslag is voor de vele zorgverleners die daardoor het virus hebben verspreid bij de bewoners en hun collega’s. Ik vind dit getuigen van een wereldvreemdheid. Achter uw bureau had u misschien het idee dat er voldoende maskers waren maar op het terrein zijn er wekenlang effectieve tekorten geweest. Daardoor hebben mensen zonder mondmasker gewerkt. U zou bescheiden moeten zijn over uw rol in die pandemie. Maar met uw uitspraken blijft u uw fouten toedekken. U wilt toedekken dat u eigenlijk te laat bent geweest bij het bestellen van een noodvoorraad van mondmaskers.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, twee dingen. Een, op de reconstructie van de feiten zal ik inderdaad niet meer dieper ingaan. We hebben de coronacommissie gehad. Er zijn al heel veel vragen in die commissie gesteld. Dat debat is er geweest. Die reconstructie is gemaakt. Ik wil niet eeuwig blijven vervallen in een welles-nietesdebat. Maar ik kan allerminst zeggen dat de Vlaamse overheid, trouwens ook niet de federale overheid, de voorbije zes maanden zichzelf een zeer wendbare overheid heeft getoond als het gaat over op de juiste manier zorgen voor haar zorg- en welzijnsinstellingen. Dat is, zacht uitgedrukt, een gevoel dat bij zeer veel mensen leeft en dat ook gebaseerd is op de realiteit – maar dat is over de feiten zelf.
Ik wil eigenlijk teruggaan naar de uitspraken die u doet. U start hier uw uiteenzetting met te zeggen: u moet dit in zijn context zien en mijn uitspraak is uit de context getrokken. Dit is ongeveer het meest grijsgedraaide excuus van een politicus – waarschijnlijk heb ik dat ook ooit al gebruikt of zal ik dat ooit nog gebruiken – dat wordt gehanteerd: ‘het is uit zijn context getrokken’. Ik zou bijna denken dat u nieuw bent in uw stiel en dat u nog niet lang in de politiek zit. Minister, we weten natuurlijk allemaal iets anders.
Maar waarom doet u in godsnaam zo’n uitspraak? Wat bezielt er u om in een opname van een Panoreportage iets dergelijks uit te spreken? Ofwel meent u dat oprecht, en dat staat dan toch wel op gespannen voet met getuigenissen en bevindingen die hier de voorbije maanden zijn blootgelegd. Ofwel probeert u om toch een nuance te leggen van wat er op het terrein is gebeurd en hebt u geen enkele voeling met de sector tegen wie u spreekt, waarover u spreekt, waarvoor u bevoegd bent en van wie u de eindverantwoordelijke bent als het gaat over beleid. Die sector, minister, vraagt op dit moment leiderschap. Maar dat is wel een ander leiderschap dan dat wat u op dit moment toont.
We zien een sector die onder druk staat, die een grote golf over zich ziet komen en die een donkere winter lijkt in te gaan. We zien een sector die op dit moment en al de voorbije maanden merkt dat de verhalen over de mondmaskers in de periode maart-april-mei niet helemaal overeenstemmen met de medische realiteit op dit moment en dat die toch wel degelijk een rol kunnen spelen, hoewel er op bepaalde momenten ook tegen hen is gezegd: ‘Je hoeft ze niet te gebruiken, er is eigenlijk weinig meerwaarde aan.’ Dan hebben die niet nodig dat hier een minister komt die vorige week zulke uitspraken doet en die hier in de commissie komt zeggen: ‘Jullie, verantwoordelijken, hebben gepanikeerd, jullie hebben te snel alles toegetrokken, jullie hebben overdreven. Eigenlijk is het jullie verantwoordelijkheid, want in de feiten zou er geen effectief tekort zijn geweest.’ U doet alsof u altijd meester van de situatie bent geweest en dat altijd goed in beeld hebt gehad. Wel, ik vind dat een onwaarschijnlijke les in communicatie. Triest voor een minister van Zorg en Welzijn. Ik hoop echt dat dat zich niet blijft herhalen. Ik maak me echt zorgen over uw band met de sector zelf.
Maar ik wil ook oproepen om die les in communicatie te trekken. Ik zie vandaag of de voorbije dagen opnieuw bepaalde heel scherpe uitspraken over de rol van sneltests. Ik ben geen blinde believer van sneltests en er moeten veel vragen over gesteld worden, maar zeggen dat het een vals gevoel van veiligheid zou geven omdat Vlaanderen en België nog niet ver genoeg staan om daar ten gronde een uitspraak over te doen omdat we er geen in ons bezit hebben, dat lijkt wel zeer op de uitspraken over mondmaskers die geen zin hebben omdat we er tekort lijken te hebben.
Minister, ik vraag u echt om als minister bevoegd voor een zeer belangrijke sector in de komende maanden om een open, eerlijke en respectvolle communicatie te hanteren en een betere lijn met de sector zelf, want met deze uitspraken vervreemdt u zich niet alleen van het beleid, maar ook van de helden van deze crisis.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, u gaat eigenlijk heel vlot over naar juni en later. Maar u legt inderdaad de nodige ‘flou artistique’ over februari en maart: dat u gedaan hebt wat u kon. Maar we moeten vaststellen dat er grote tekorten waren. Preventie is een verantwoordelijkheid van deze Vlaamse Regering, mag ik dan ook vragen dat deze Vlaamse Regering haar verantwoordelijkheid neemt. Wat we zelf doen, doen we beter – al zouden we dat ook graag zien in de feiten.
Als u zegt dat de uitspraak uit de context getrokken is, dan hoop ik dat u een bericht gestuurd hebt naar de makers van Pano om hen te wijzen op de maatschappelijke gevolgen van hun geknip in uw uitspraken, zodat ze dat misschien kunnen rechtzetten. Ik hoop van harte dat u dat zult doen, zodat de bevolking weet dat u op een onheuse manier bejegend bent vanwege de makers van Pano. Maar ik vrees dat dit ijdele hoop zal zijn.
We hebben de drie pijlers van de aanpak van de coronacrisis: bescherming, contactopsporing en testen. Die eerste twee liepen inderdaad in het honderd in het begin, maar gelukkig – gelukkig! – gaan we op dat vlak ondertussen de goede richting uit. Wat het testen betreft heb ik wel een bijkomende vraag – en collega Vaneeckhout heeft het ook al even aangehaald. Er zijn sneltesten. Collega Sintobin had daarover een vraag ingediend voor volgende week, maar ik denk dat ze wel acuut is en dat we heel kort op de bal moeten spelen. Hoe zult u ermee omgaan dat de Federale Regering geen sneltesten aankoopt? Zal Vlaanderen hierin de nodige verantwoordelijkheid nemen?
Professor Goossens laat weten verheugd te zijn dat er eindelijk twee betrouwbare sneltesten bestaan, voldoende betrouwbaar om het coronavirus op te sporen. Onze buurlanden hebben daar al grote bestellingen voor geplaatst, maar België neemt een afwachtende houding in. Mijn vraag is echter of Vlaanderen zelf de nodige stappen zal zetten. Zult u de nodige stappen nemen, in het kader van de preventie, en een bestelling plaatsen in plaats van af te wachten tot de Belgische regering hierrond een beslissing neemt? Of is er hieromtrent al overleg geweest? Hebt u dit al op tafel gelegd? Zult u ervoor zorgen dat we met Vlaanderen tijdig zullen kunnen reageren en niet achter het net zullen vissen, zodat we straks niet op een overbevraagde markt terechtkomen en Vlaanderen niet de nodige antigentesten kan verkrijgen?
De heer Anaf heeft het woord.
Ik wilde me inderdaad aansluiten, omdat ik de uitleg die u hier komt geven, minister Beke, wel heel goedkoop vind. U hebt die uitspraken in Pano wel degelijk gedaan. Iedereen heeft die goed begrepen. Als die effectief uit de context getrokken zijn – ik hoop het –, dan is het aan u om recht van antwoord te vragen, lijkt me. Wat me vooral verontrust, is dat u die uitspraken ondertussen opnieuw hebt gedaan. Iedereen weet, uit alle getuigenissen blijkt, dat er niet voldoende mondmaskers voorhanden waren tijdens de crisis in de woonzorgcentra. Misschien waren er in een parallel universum op de planeet Beke wel voldoende mondmaskers, maar op planeet aarde was dat niet zo en dat bleek uit alle getuigenissen.
Ook het feit dat u te laat op de hoogte was over het ontbreken van die noodvoorraad, is onzin. Sciensano gaf eerder al aan dat iedereen die het moest weten, er eind januari al van op de hoogte was dat die noodstock er niet meer was. Dan heb je die vergadering van 6 januari, waar ook Vlaanderen op aanwezig was, dus u wist het wel al, zeker op 6 februari. En de brief waarnaar u verwijst over dat loonprotocol, doet niets af aan uw bevoegdheden.
In de coronacommissie hebben we Pedro Facon gehoord en die gaf duidelijk aan dat dat sinds de zesde staatshervorming Vlaamse bevoegdheden zijn – u hebt die staatshervorming trouwens zelf mee onderhandeld, als ik me niet vergis – en dat elk niveau zijn bevoegdheden heeft, ook in crisistijd. Uw uitleg dat die RMG van 6 februari enkel over de FFP2-maskers ging, klopt ook niet. Daar is gezegd dat de federale noodstock vernietigd was. Die vergadering ging dus niet alleen over die FFP2-maskers, maar ook over de chirurgische maskers.
Wat misschien belangrijker is: de Hoge Gezondheidsraad wilde wel FFP2-maskers voor de woonzorgcentra. Het is dus een politieke beslissing geweest om dat niet te doen, vanwege de schaarste. Ook de tijdslijn klopt dus niet, want de beslissing om woonzorgcentra enkel met chirurgische mondmaskers uit te rusten dateert van eind maart, niet van 6 februari, dus u had wel meteen gealarmeerd moeten zijn.
Wat ik ook totaal onduidelijk vind – en misschien moet u dat maar eens uitklaren, want u verwijst altijd maar naar het federale niveau – is waarom u eind maart de ondersteuning geweigerd hebt voor de Outbreak Support Teams, waarom u geen interesse toonde in de federale mondmaskers die minister De Backer op dat moment aanbood en waarom u het Artsen Zonder Grenzen zo moeilijk gemaakt hebt.
Ik had ook een vraag om uitleg ingediend over de sneltesten. Laat ons daar alstublieft niet opnieuw dezelfde fout maken. We weten nu allemaal dat, door die schaarste, de richtlijnen aangepast zijn voor in de woonzorgcentra. We hebben in de coronacommissie allemaal vastgesteld dat dat fout is geweest. Je mag de richtlijnen niet aanpassen op basis van schaarste. Uw uitspraken zaterdag over de sneltesten hebben mij heel erg bevreesd gemaakt dat opnieuw dezelfde fout zal worden gemaakt. Het aantal besmettingen in de woonzorgcentra is weer enorm aan het stijgen. Laat ons ervoor zorgen dat de sneltesten ook snel opnieuw in de Vlaamse woonzorgcentra kunnen worden gebruikt, om die verdere verspreiding in de woonzorgcentra te minimaliseren.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik had een vraag ingediend over de 500.000 mondmaskers die in Gent geblokkeerd staan, al op zijn minst sinds juli van dit jaar. U weet dat er 1 miljoen door Vlaanderen bestelde mondmaskers aangekomen zijn in twee loten van 500.000. De eerste 500.000 zijn verdeeld onder de woonzorgcentra. In het tweede lot heeft de inspectie van de FOD Economie 11 doosjes gevonden waar niet de benodigde sticker op kleefde. En omdat die sticker er niet op kleefde, is dat lot afgekeurd. En blijkbaar weigert de inspectie van de FOD Economie om te herkeuren nu op die 11 doosjes wel de nodige stickers zijn aangebracht.
Kunt u alstublieft de nieuwe minister van Economie, minister Dermagne, ervan overtuigen om een herkeuring te laten plaatsvinden, zodat die 500.000 mondmaskers, voor een waarde van 830.000 euro, ook effectief kunnen worden uitgedeeld in onze woonzorgcentra? En als dat niet lukt, wilt u dan overwegen wat wij voorstellen? Het is te gek voor woorden en ik vind het heel erg dat we in het midden van een crisis met dit soort beuzelarijen bezig moeten zijn, maar als u gewoon die 500.000 mondmaskers op een vrachtwagen laadt en ze naar Zwitserland rijdt, daar net over de grens rechtsomkeert maakt, en ze opnieuw invoert en neerzet op de plek waar u ze hebt opgepikt, dan is er geen probleem meer. Ondertussen heeft de leverancier dan namelijk een EU-certificaat verkregen, waardoor er geen keuring door de FOD Economie meer nodig is.
Minister, zult u bij minister Dermagne aandringen op een herkeuring? En als dat niet lukt, zult u dan voor die kafkaiaanse oplossing kiezen, die er wel voor zorgt dat we in het midden van een heel grote crisis die 500.000 mondmaskers, waar al voor betaald is, effectief tot daar kunnen krijgen waar ze nodig zijn, namelijk in de woonzorgcentra?
Ik heb net een mail gekregen van iemand anders die ook 500.000 mondmaskers heeft liggen, dit keer bij Brucargo op Zaventem, maar die die vanwege een bestickeringsprobleem ook niet mag distribueren en ze zelfs niet opnieuw mag verkopen buiten de EU of in een ander land. Ik denk dat dit een probleem is dat toch eens op de interministeriële conferentie (IMC) moet worden aangekaart. Als het goed is, is er morgen een vergadering en kunt u daar ook effectief vragen om dat probleem op te lossen. Ik kan niet begrijpen dat er 1 miljoen mondmaskers gewoon in een hangar liggen vanwege een dispuut tussen overheden, of door een federale overheid die zich zeer onbuigzaam opstelt in dezen.
Mijn tweede vraag gaat over sneltesten, minister. De collega’s hebben er daarnet al aan gerefereerd. Ik vond uw uitspraken dit weekend redelijk onbegrijpelijk. U zegt dat die sneltesten een vals gevoel van veiligheid geven. Er worden in de miljoenen van die testen besteld en ze worden vandaag al gebruikt in onder andere Duitsland. Ze lijken ons heel geschikt om snel populaties van woonzorgcentra en bijvoorbeeld personeel te kunnen testen. Ik vraag u dan ook met aandrang om ervoor te zorgen dat Vlaanderen ze zal gebruiken en er dus uiteraard ook voor te zorgen dat ze voorhanden zijn als dat nodig is. Wat is uw standpunt daarover?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik had dezelfde vraag over de sneltest. Ik had daar ook een vraag om uitleg over ingediend. We zien dat er al twee gevalideerde soorten sneltests zijn en ze worden al gebruikt. Ik stel me daarom de vraag waarom wij er nog bijna geen besteld hebben, want dat zou een enorme meerwaarde kunnen zijn, zeker en vast in collectiviteiten. Ik heb het dan niet alleen over woonzorgcentra, maar ook over scholen en jeugdgroepen. De werkdruk is toch al enorm. We horen van de huisartsen dat ze het niet alleen druk hebben met de testafname, maar vooral met de hele keten die daarop volgt. Die vraagt veel tijd. Als we die kunnen vermijden door middel van een sneltest, dan zou dat enorm kunnen bijdragen tot de verlaging van de werkdruk.
Zult u inzetten op die sneltests, minister, en vanaf wanneer?
De heer Daniëls heeft het woord.
Heel kort: ik wil me nog even aansluiten bij de heer Parys en zijn vraag over de sneltests.
Minister, in Nederland zet men ook in op die sneltests om de scholen te kunnen openhouden. We zien dat als het virus in scholen circuleert, meestal de leerkrachten worden getroffen. Om snel beslissingen te kunnen nemen en de kans op besmettingen in klassen zo klein mogelijk te houden, worden die sneltests ingezet. Dat is om twee redenen: men wil snel testen en de testmanier is weinig invasief. De tests kunnen afgenomen worden door mensen die niet noodzakelijk medisch geschoold hoeven te zijn. Dat maakt dat je heel snel resultaten hebt en dat je heel snel kunt bekijken wie er besmet is of in welke groep je nog bijkomende tests moet afnemen om de zekerheid te verhogen. In naam van het onderwijs wil ik hier toch zeker op aandringen, minister. Ik was daarom ook wel wat verbaasd over uw uitlatingen dit weekend, mede in het licht van het beleid dat men in Duitsland en Nederland voert. In Duitsland werpt dat toch duidelijk vruchten af. Ik denk dat we daar ook een voorbeeld aan kunnen nemen.
Ik wil ook graag aansluiten met betrekking tot de interpellaties en de vragen die werden gesteld over de Panoreportage. Ik heb die ook gezien.
Collega’s, jullie hebben toch allemaal al meerdere keren tijdens jullie carrière interviews gegeven. Jullie weten dat dat altijd een groter geheel is. Het gaat hier over een fragment of een zin die in die Panoreportage aan bod is gekomen, zoals de minister ook heeft gezegd. Die uitspraak is natuurlijk wat ze is, maar ze moet ook gekaderd worden. We weten allemaal dat er tekorten zijn geweest. We weten ook allemaal dat er heel veel ongerustheid is geweest bij directies in woonzorgcentra, waar ze dachten dat er nog maar een beperkte voorraad was en dat ze in volle crisis niet op tijd opnieuw beleverd zouden worden. We weten ook dat de kennis over het virus heel sterk geëvolueerd is en dat die er in het begin van de coronacrisis nog niet was. Dat allemaal hebben wij tijdens uren en dagen hoorzittingen in de coronacommissie geanalyseerd. Daar hebben we niet minder dan 95 aanbevelingen over gedaan, die ook over de mondmaskers, een centrale voorraad en een eigen voorraad in de woonzorgcentra gaan.
Dus ja, er zijn tekorten geweest. Ja, er is veel angst geweest. Ja, we hebben aanbevelingen voor de toekomst gedaan. We staan vandaag aan de rand van of al midden in een tweede grote crisis, waarbij heel sterk ageren noodzakelijk is. Wat doen wij? Wij maken nogmaals het proces van wat er een half jaar geleden gebeurd is, terwijl we dat al heel uitvoerig in de coronacommissie hebben gedaan.
Collega’s, die analyse van de tekorten hebben we in de coronacommissie gemaakt. We hebben op 24 juli 2020, meerderheid en oppositie samen, 95 aanbevelingen gedaan, aanbevelingen die ons van dienst moeten zijn nu we in die tweede crisis zitten. Zo kunnen we voldoende voorraden hebben, zowel in de voorzieningen zelf, als centraal indien dat nodig mocht zijn. We hebben ook aanbevelingen gedaan over de opleiding daarrond, want ook op dat vlak hebben we vastgesteld dat er nog een aantal noden waren.
Minister, in een van die aanbevelingen hebben we uitdrukkelijk gesteld dat er toch voldoende opleiding moet zijn in het gebruik van het persoonlijk beschermingsmateriaal. Zijn we er zeker van dat dit momenteel overal voldoende bekend is? Bij een uitbraak in een voorziening moet men niet alleen voldoende materiaal hebben, maar ook heel goed weten hoe men daarmee moet omgaan.
Minister Beke heeft het woord.
Laat ons geen karikatuur maken van het debat over mondmaskers. Ik heb het gevoel dat sommigen dit op dit ogenblik toch wel doen.
Ten eerste, mevrouw Vandecasteele en mijnheer Anaf, op 27 februari stuurt een federale minister van Volksgezondheid mij een brief waarin gezegd wordt dat zij verantwoordelijk is voor het beschermingsmateriaal. Ik heb het al verschillende keren in deze commissie gezegd en ik zal dit nog eens herhalen: wij namen daarop contact op en kregen te horen dat er geen maskers waren, maar dat men een Europese aanbesteding had uitgeschreven waarop wij konden inschrijven.
U zegt eigenlijk dat men het federale niveau niet mag vertrouwen. Zelfs als een federale minister zo’n brief schrijft, dan moet je wat daar in staat, niet voor waar aannemen, maar je moet ervan uitgaan dat het omgekeerde het geval is. Ik vind dat voor diegenen die voor herfederalisering pleiten, een straf uitgangspunt.
Het federale niveau, en ik verwijs hiervoor ook naar de tussenkomst van professor Vanpraet, had zich met een pandemieplan geëngageerd om in het kader van een crisisbestrijding voor een stock te zorgen. Ze sturen ons op 27 februari een brief en die stock blijkt er dan niet te zijn. Wij hebben onmiddellijk gereageerd. Ik heb op 4 maart de hele sector ontvangen. Tijdens dat overleg heeft men gezegd dat er een probleem is met beschermingsmateriaal. Er was nog slechts voor een paar dagen voorraad, en dit door de redenen die ik u al vermeld heb. Elk woonzorgcentrum had een voorraad voor een uitbraak op beperkt niveau voor een beperkt aantal personeelsleden en voor een beperkte periode, en uiteraard niet voor een pandemie die langer zou duren. Wij hebben onmiddellijk gehandeld. Ik heb de Vlaamse Regering onmiddellijk gewaarschuwd en ik heb me aangesloten bij een federale Europese aanbestedingsprocedure. Onmiddellijk.
Op 12 maart kregen we een brief dat er op 13 maart een levering met beschermingsmateriaal zou zijn. Die kwam er echter niet. Daarom hebben wij op 16 maart een Vlaamse aanbesteding gedaan. We hebben onmiddellijk gehandeld. Onmiddellijk. Ik kan er niets aan doen dat er geen federale noodstock was en ik kan er ook niets aan doen dat die federale Europese aanbesteding uiteindelijk in de gracht is beland. Als derde optie hebben we toen eigen Vlaamse maskers gekocht. Die zijn op 23 maart geleverd en werden onmiddellijk doorgestuurd.
Ik had dagelijks contact met die sector. Ik kon alleen niet garanderen wanneer dat vliegtuig er zou zijn, en dat heb ik ook in de Panoreportage gezegd.
Die Europese aanbestedingsprocedure bleek in het weekend van 14 en 15 maart 2020 al in de bomen te hangen. Er ontstond ook een wereldwijde oorlog over mondmaskers. Wij hebben Brussel uitgenodigd om mee met ons een vliegtuig in te leggen. Wallonië vond dat niet nodig, maar Brussel is toen wel mee op de kar gesprongen. De week daarna was dat vliegtuig er. Ik kon dus aan de sector op dat ogenblik niet zeggen dat men er 100 procent zeker van mocht zijn dat dat vliegtuig op die dag er zou zijn en dat we de dag daarna konden leveren. Die factor van onzekerheid was er, en dat heeft ervoor gezorgd dat men op de rem heeft gestaan bij het gebruik van het beschermingsmateriaal. U stelt me dan de vraag waar ik dat vandaan haal, waarom ik dat zeg. In het overleg dat ik in die periode met de vakbonden heb gehad, zeiden de vakbonden dat ze wisten dat er mondmaskers waren, maar dat ze niet uit de kast werden gehaald. Ik begrijp ook dat er onzekerheid was. Wij konden op dat ogenblik niet garanderen dat er bijvoorbeeld de maandag daarop een levering door de Vlaamse overheid zou zijn. We hebben alles uit de kast gehaald om voor een voorraad te zorgen, we zijn daar uiteindelijk ook in geslaagd, maar we waren niet zeker dat het zou lukken. Dat is de bittere realiteit. Dat heb ik ook aan die journalisten gezegd.
Mevrouw Vandecasteele, u vraagt waarom die richtlijnen pas half april zijn aangepast. Ook hier is het zo dat Vlaanderen niet in het ijle richtlijnen maakt. Op basis van aanbevelingen van Sciensano maken wij richtlijnen aan. Ik vind het nogal kras dat u en uw partij, die alleen maar over herfederaliseren in de gezondheidszorg spreken, over mondmaskers zeggen dat ik niet op het federale niveau had moeten rekenen en dat ik dit op Vlaams niveau had moeten regelen. Qua richtlijnen had ik geen rekening moeten houden met Sciensano en ik had dat allemaal op Vlaams niveau moeten beslissen. We hebben daar wel rekening mee gehouden, daarom heeft Vlaanderen die richtlijnen aangepast en een vertaling of hertaling gemaakt van de richtlijnen van Sciensano.
Mijnheer Anaf, u komt opnieuw met dat riedeltje over de geweigerde maskers van gewezen minister De Backer. Ik heb in de commissie al verschillende keren uitgelegd hoe dat is verlopen. Ik wil vragen om op te houden om dit soort karikaturen en onwaarheden de wereld in te sturen. Ik zal het u nog eens zeggen. Minister De Backer heeft ons gecontacteerd met de vraag of we maskers wilden hebben. Wij antwoordden dat we wilden weten wat de specificaties en kwaliteitseisen van die maskers waren. We hebben dat een paar keer opnieuw gevraagd. Dat vind ik ook een normale vraag. Een paar dagen later heeft de Federale Overheidsdienst (FOD) ons laten weten dat er eigenlijk geen maskers op overschot waren. Ik heb dat hier al verschillende keren in deze commissie moeten komen vertellen. Als u dat wilt, zal ik dat volgende week nog eens komen vertellen, maar we kunnen onze tijd intussen toch wel beter spenderen. Dat is de waarheid. Ik zou u willen vragen dat u stopt met die leugens telkens opnieuw de wereld in te sturen.
Dan zijn er de maskers die in de Gentse haven zijn opgeslagen, mijnheer Parys. Zoals u zelf al hebt gezegd, heeft de FOD Economie op 18 juni bij een steekproefcontrole vastgesteld dat niet alle verpakkingen correct bestickerd waren. Conform de procedures die er bij de FOD Economie gelden, werd de hele lading maskers daarom afgekeurd en mogen ze daarom niet verdeeld worden op de Belgische markt. We hebben er intussen voor kunnen zorgen dat alle verpakkingen correct bestickerd werden en we hebben aan de FOD Economie een herkeuring gevraagd. Die werd geweigerd. De procedure van de FOD Economie laat geen tweede keuring of een herkeuring toe. Er werd daarover al contact opgenomen met de verantwoordelijke bij de FOD Economie.
Ik heb daarover verschillende keren gebeld met de voormalige minister van Economie, en daarbij is door hen verduidelijkt dat hun procedures erop gericht zijn te vermijden dat er mondmaskers zonder de nodige aanwijzingen voor een veilig gebruik bij zorgverstrekkers terechtkomen. Ze behandelen daarbij alle dossiers op dezelfde manier.
De Vlaamse overheid is als invoerder verantwoordelijk voor de juiste bestickering. Die taak is uitbesteed aan een externe partner die hierbij een aantal fouten heeft gemaakt. Het Facilitair Bedrijf, dat de bestelling en levering van beschermingsmaterialen opvolgt, overlegt met de externe partner welke oplossing er kan worden geboden om die 500.000 maskers alsnog ter beschikking te kunnen stellen van de Vlaamse overheid. Als die firma geen oplossing kan realiseren, dan neem ik aan dat Het Facilitair Bedrijf een financiële compensatie zal eisen.
Ik wil nog eens benadrukken dat er, in tegenstelling tot de eerste helft van dit jaar, vandaag wel een voldoende voorraad is van bruikbare FFP2-maskers om onze zorgverstrekkers in goede en veilige omstandigheden te laten werken.
Er zijn een aantal vragen gesteld over de sneltests. Ik heb op zich absoluut niets tegen sneltests, integendeel. Waar ik zaterdag op de radio naar heb verwezen en waar ook minister Vandenbroucke zondag naar heeft verwezen, is een advies van de RAG, die voorbehoud maakt bij het zomaar overal gebruikmaken van die sneltests. Er wordt hier verwezen naar professor Herman Goossens. Ik heb zondagavond een interministeriële conferentie bijeengeroepen die deze ochtend heeft plaatsgevonden. We hebben in dat kader beslist dat er een taskforce testing zal komen, waarvan professor Goossens voorzitter zal zijn, en we gelasten het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) – maar dat is een federale bevoegdheid – met de aankoop van die sneltests.
Naast de aankoop van die sneltests is er natuurlijk nog een tweede zaak: voor wie, waar en op welke wijze moeten die worden ingezet? Is het verstandig om ze in te zetten in woonzorgcentra? Moeten ze misschien niet ergens anders worden ingezet? Ik denk dat het een en-enverhaal zal worden: PCR-tests samen met sneltests.
Ik wil verwijzen naar professor Herman Goossens als autoriteit die in de Vlaamse stuurgroep testen zit – ik heb hem dat zelf gevraagd – en citeer hem: “Wat de woonzorgcentra betreft en het inzetten van sneltests in de woonzorgcentra, daar twijfel ik toch sterk aan. In Duitsland maakt men daar gebruik van, maar mis je hier een diagnose, dan kan dat gevaarlijke gevolgen hebben. Kijk naar het tuinfeest in het Witte Huis. Daar heeft men met zulke sneltests gewerkt en heeft de test ergens gefaald. Het probleem is dat men bij een negatief resultaat gaat denken dat er geen gevaar is.”
Daar heb ik ook naar verwezen zaterdag in het interview. Het kan een vals gevoel van veiligheid geven. De vraag is dus niet zozeer of we ze willen hebben. Ja, we hebben die beslissing genomen. Er wordt een taskforce opgericht en professor Herman Goossens zal die mee voorzitten. Het FAGG is gelast om ze te bestellen. De vraag waar ze het beste worden ingezet, is een debat waard. Ik denk dat we ons de vraag moeten stellen of het wel verstandig is om ze in te zetten daar waar de meest kwetsbaren de grootst mogelijke bescherming moeten genieten. Dus, dat wat betreft de sneltests.
Mevrouw Schryvers, u stelde een zeer terechte vraag over de opleiding. Naar aanleiding van de coronacommissie en de aanbevelingen hebben we gevraagd dat er controles zouden gebeuren in de woonzorgcentra, onder andere inzake opleiding en goed gebruik van beschermingsmateriaal. Dat gebeurt ook. Ik heb daar niet de juiste gegevens over bij, maar het gebeurt.
Ik ben het 200 procent met u eens dat dit ontzettend belangrijk is. Wie in de commissie is geweest, heeft er ook de nadruk op gelegd dat het niet alleen gaat over het hebben van beschermingsmateriaal maar ook over het goed gebruik ervan. Als je het niet goed weet te gebruiken, dan heeft dat zelfs een contraproductief effect, een omgekeerd effect, en dat moeten we maximaal vermijden.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Hoe langer er hier wordt gesproken over die uitspraak, hoe pijnlijker het wordt. Minister, een kat in het nauw maakt rare sprongen.
U bent zelf de auteur van een staatshervorming. U wilde en dacht dat het beter was dat bepaalde zorginstellingen onder de verantwoordelijkheid van de Vlaamse overheid, van de regio's kwamen. U hebt dat zelf uitgetekend. Als het er vervolgens op aankomt …
Voor we verdergaan: ik denk dat we daarin niet ver genoeg zijn gegaan.
Minister, we hebben momenteel negen ministers die allemaal voor een deeltje van de coronapandemie verantwoordelijk zijn en we hebben gezien wat een fiasco dat is geworden. Iedereen kijkt constant naar elkaar om verantwoordelijkheid te nemen. Niemand neemt de effectieve eindverantwoordelijkheid op van wat er allemaal is gebeurd. Ik denk dat we er nog verder af van zullen zijn als we tien of twaalf ministers van Volksgezondheid zullen hebben. Dan zullen we het nog minder goed kunnen regelen. We moeten één federale overheid hebben met één minister die verantwoordelijk is en die zijn verantwoordelijkheid ook effectief opneemt, zodat niemand nog naar elkaar kan kijken en de verantwoordelijkheid kan afschuiven. Ik denk dat dat zeer belangrijk is.
U schuift niet enkel de verantwoordelijkheid door naar het federale niveau, maar u blijft ook de verantwoordelijkheid doorschuiven naar de zorginstellingen zelf. U bekritiseert mij omdat ik het heb over de richtlijnen, want u baseert uw richtlijnen op de federale richtlijnen. Tegelijkertijd zegt u dat er eigenlijk sinds 23 maart geen tekorten meer kunnen zijn geweest, want sinds 23 maart hebt u de verschillende zorginstellingen beleverd op het vlak van mondmaskers. Het is dan toch zeer vreemd dat uw eigen agentschap tot 19 april in de richtlijnen blijft spreken over een voorraad die voldoende moet zijn om maskers te kunnen dragen. Tot 19 april staat in die richtlijnen dat men maskers kan dragen in contact met bewoners als er voldoende voorraad is. Als er vanaf 23 maart voldoende voorraad is in alle woonzorgcentra en als u iedereen kunt bevoorraden, dan moet u ingrijpen en ervoor zorgen dat iedereen het masker steeds opheeft in contact met bewoners. Tot 19 april stond er dat men enkel verplicht een mondmasker moest dragen als men bij de verzorging in contact kwam met secreties. Tot 19 april stond dat erin. Pas vanaf 19 april stond er in de richtlijnen van het Agentschap Zorg en Gezondheid dat de zorgverleners steeds in contact met bewoners een mondmasker moesten dragen.
U zegt dat er een karikatuur wordt gemaakt van het verhaal van de mondmaskers. Ik wil ook aan mevrouw Schryvers zeggen dat ik hoop dat jullie goed beseffen dat zeer veel hulp- en zorgverleners, personeel van woonzorgcentra, nog steeds met een schuldgevoel rondlopen omdat ze beseffen dat ze wekenlang onbeschermd het virus hebben rondgebracht. Doordat ze geen mondmasker hadden, zijn ze er de oorzaak van dat er zoveel overlijdens zijn geweest in de woonzorgcentra. Vandaag beseffen ze des te meer dat als ze van in het begin van de crisis steeds een mondmasker hadden opgezet, een heel deel van de overlijdens vermeden had kunnen worden. Daardoor is het verhaal wel cruciaal.
Ik vind het zeer problematisch dat u de geschiedenis probeert te herschrijven en doet alsof u op tijd voldoende mondmaskers hebt geleverd en dat er nooit of nauwelijks dreigende tekorten zijn geweest. Mevrouw Schryvers zegt dat de coronacommissie de conclusies heeft geformuleerd. Ik betreur het dat blijkbaar een deel van de mensen niet goed heeft geluisterd naar wat de getuigen op de banken hebben gezegd. Daar was men heel duidelijk. De koepel Vlaams Onafhankelijk Zorgnetwerk (VLOZO) heeft al in februari alarm geslagen omdat er een tekort aan maskers zou zijn. Dat is allemaal genegeerd. We hebben dat week na week in de commissie gehoord. Ik vind het dan ook bijzonder problematisch dat er hier opnieuw een parallel universum naar boven komt. Men probeert de geschiedenis te herschrijven.
Er is te laat verantwoordelijkheid genomen voor de maskers. De maskers werden veel te laat gedragen, zeker in de woonzorgcentra. Dat u dat probeert in twijfel te trekken, vind ik bijzonder problematisch.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, ik zal beginnen met uw tussenkomst. Ik vond ze ontroerend in die zin dat ik altijd redelijk opensta voor een pleidooi voor empathie en begrip voor uitspraken die uit de context worden getrokken. Het zou dan natuurlijk de minister sieren mocht hij zich vandaag zeer expliciet distantiëren van de uitspraak zoals ze op het scherm is gebeurd. Dat zou dan misschien ook getuigen van empathie en begrip voor de context waarin onze zorgmedewerkers moeten functioneren. Dat zou misschien een iets sterker statement zijn dan hier vandaag een tussenkomst te houden alsof de minister het grote slachtoffer is van een misvatting van de publieke opinie. Zo heb ik alvast het eerste deel van uw tussenkomst daarnet begrepen. Ik vind dat niet aan de orde op dit moment.
Minister, er zijn wat mij betreft twee zaken heel belangrijk om een goede minister te zijn. Ten eerste is dat staan voor uw sector en weten wat er leeft. Het was me daar vandaag vooral over te doen, namelijk dat dergelijke uitspraken – hoe uit de context getrokken ook en zeker als u er zich vandaag niet van distantieert – schetsen dat u op dit moment, in een poging om het verleden te herschrijven of de zaken iets eleganter voor te stellen dan de realiteit van de voorbije maanden, afstand neemt van de mensen die op het terrein het verschil hebben proberen te maken en de gevolgen van ons improvisatiebeleid hebben ondervonden. Improvisatiebeleid is in dezen voor mij niet per se een verwijt. Er zijn zeker factoren waar u niet aan kon doen en die op de boterham zijn gekomen van de regering. Niemand ontkent dat het een moeilijke context was om in te werken. Het is wel zeer bedenkelijk dat u probeert te doen alsof er helemaal niets fout is gelopen.
Dat brengt me bij de tweede eigenschap die een goede minister zou moeten hebben, namelijk ten volle verantwoordelijkheid opnemen, durven te zeggen waar het is misgelopen en de verdere crisis proactief en doortastend aanpakken. In uw antwoord over de sneltests zegt u de facto weer dat uw uitspraken van in het weekend uit de context zijn getrokken, want u had het niet zo bedoeld terwijl het nu wel lijkt dat u zeer grote vraagtekens plaatst bij sneltests. Op een bepaald moment is het gebruik van dat excuus echt wel op. Wat mij betreft, is dit het moment.
U hebt het initiatief genomen – waarvoor hulde – om een interministeriële conferentie samen te roepen. Wat zal die doen? Een taskforce oprichten om een aankoop- en teststrategie te ontwikkelen. Ik heb begrepen dat Duitsland drie weken geleden de bestelling voor sneltests heeft geplaatst. Bij mij blijft dan altijd de vraag hoe het komt dat wij pas na drie weken beslissen om daarover samen te zitten en er een taskforce voor op te richten die dan eventueel de bestelling zal doen. Dat heeft volgens mij niets te maken – en zij die dit zichzelf wijsmaken, onderschatten de complexiteit van besturen – met alleen maar het institutionele karakter van ons land, maar vooral met leiderschap en politieke verantwoordelijkheid. In Duitsland, een minstens even complex land, werd drie weken geleden al die bestelling geplaatst. Ik blijf dat bedenkelijk vinden. U kunt vandaag niet meer antwoorden, maar ik vermoed dat het thema van de sneltests nog vaak op onze agenda zal komen.
Wat mij betreft, zijn dit en uw uitspraken van vorige week er telkens opnieuw toonbeelden van dat er echt grote uitdagingen zijn om deze crisis op een betere en meer doortastende manier aan te pakken.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw verdediging, als ik het zo mag zeggen. U plaatst zich in de Panoreportage in hetzelfde rijtje als Maggie De Block die zegt dat het is wat het is. Ze wil verantwoordelijkheid nemen, maar niet voor hetgeen waarvan de bevolking wil dat ze verantwoordelijkheid neemt. Ik plaats u ook in het rijtje van Marc Van Ranst die zegt dat hij niet zal zeggen dat hij fout was. In het begin heeft hij aangegeven dat mondmaskers overbodig waren en dat niemand gebaat was met het dragen ervan, maar achteraf blijkt dan dat diezelfde Marc Van Ranst zegt dat iedereen een mondmasker moet dragen. U plaatst zich in ditzelfde rijtje, want u zegt dat er wel dreigende tekorten waren maar nauwelijks effectieve tekorten.
En ook vandaag mist u weer een kans om uw excuses aan te bieden voor een dergelijke uitspraak, excuses aan alle mensen die u met deze uitspraak geraakt hebt. Als u denkt dat deze uitspraak wel zal meewaaien met de wind en vergeten zal worden: ik ben er zeker van dat uw uitspraak nu al bij alle redacties met stip genoteerd staat voor het jaaroverzicht eind dit jaar.
Ik vraag me soms af of u wel beseft dat u alle krediet verspeeld hebt. Bij ons – daar ben ik eerlijk in – bent u het al geruime tijd kwijt, maar na een dergelijke uitspraak bent u het ook kwijt bij de sector. Bij de directies, die alles uit de kast hebben moeten halen om het personeel te helpen waar het kon met de beperkte middelen die ze hadden bij de aanvang van deze crisis, maar ook bij het personeel, dat veelal zonder correct beschermingsmateriaal aan bewoners en patiënten de beste zorgen wilde toedienen. Naast het personeel en de directies, bent u het ook kwijt bij de bevolking. Mensen verloren dierbaren omdat zonder het juiste beschermingsmateriaal het virus in onze woonzorgcentra de vrije loop had.
Ik vraag me af of u met uw uitspraken probeert uw geweten te sussen. Het ergste is dat u zelf duidelijk niet beseft wat er rond u gebeurde en wat er rond u gaande is. Uw partners beseffen dat echter wel. De collega’s van de N-VA lieten weten bij de besprekingen van de conclusies in de ad-hoccommissie over de woonzorgcentra dat het goed was voor één keer, die flaters inzake de persoonlijke beschermingsmiddelen, maar dat er geen tweede keer kwam.
Uw collega, mevrouw Schryvers, liet u enkele weken geleden spartelen als een vis op het droge naar aanleiding van interpellaties in deze commissie over professor De Maeseneer, de kritische stem in het coronadebat, die op uw vraag moest vertrekken. Nu staat u weer in de vuurlinie. Collega Schryvers doet vandaag wel nog een poging om u te beschermen. Zij, in tegenstelling tot u, erkent wel de tekorten die er geweest zijn. Maar ze zegt onmiddellijk aansluitend dat het niet de bedoeling is om hier een proces te maken van wat een half jaar geleden is gebeurd en dat we vooruit moeten kijken. Collega Schryvers, we maken hier niet het proces van wat een half jaar geleden gebeurd is. Dat proces is al perfect gemaakt en in de conclusies over de woonzorgcentra staan perfect de zaken waarrond het misgelopen is en wat we eraan moeten doen. Vandaag gaat het over de uitspraken die de minister doet om zijn eigen fouten toe te dekken, om te proberen ze te verhullen en te minimaliseren. Daarover gaat vandaag deze interpellatie en niet over wat een half jaar geleden gebeurd is.
Het is dus heel duidelijk dat het besef er nog niet is. Nochtans, minister, vragen we niet veel. We vragen, net zoals uw partijgenoot, collega Dochy, dat er op Welzijn en Volksgezondheid een goede minister komt die daadkracht uitstraalt, daadkracht heeft en die een leider is. De praktijk wijst spijtig genoeg uit dat u die eigenschappen niet verenigt. Minister, het is voor ons eigenlijk heel duidelijk. De vraag is niet of uw kop zal rollen, de vraag is voor ons wanneer uw kop zal rollen.
De interpellaties zijn afgehandeld.