Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over leerachterstand ten gevolge van het afstandsonderwijs
Vraag om uitleg over de impact van corona op de leerresultaten
Report
De heer Daniëls heeft het woord.
– Jan Laeremans treedt als voorzitter op.
Collega’s, toch wel een belangrijk iets over de leerachterstand tussen juni en september 2020.
De coronacrisis, de lange periode van afstandsleren, en op bepaalde momenten zelfs geen onderwijs, zorgden voor grote bezorgdheid over de leerprestaties en leerwinst van onze leerlingen. Niet alleen bij leerkrachten, maar ook bij ouders is er toch wel die bekommernis. Laat ons eerlijk zijn, collega’s, ook bij ons als parlementsleden en bij de minister was er die grote bekommernis over wat het gevolg hiervan gaat zijn.
Er was een vrij grote opluchting toen we op 30 juni van het Katholiek Onderwijs in een persbericht vernamen dat de eerste bevindingen van de interdiocesane proeven op het einde van het zesde leerjaar niet op een grote leerachterstand wezen. Dat was toch een geruststelling, en een schrik die werd afgeremd, zeker voor diegenen die de overstap maakten van de lagere school naar het secundair onderwijs.
Het Katholiek Onderwijs heeft ook een diepgaande analyse door de KU Leuven laten doen van diezelfde proeven, en ik wil hen bedanken dat ze die hebben laten doen. Nu blijkt echter dat er op die geanalyseerde groep van leerlingen in 2020 wél significante leerverliezen zijn, met een afname van het equivalent van ongeveer een half jaar scholing, wat ongeveer overeenkomt met de hele coronaperiode. Door de crisis steeg de ongelijkheid in testscores binnen de scholen met 17 procent voor wiskunde en 20 procent voor Nederlands, en tussen de scholen nam de ongelijkheid toe met 7 procent voor wiskunde en 18 procent voor Nederlands. De leerverliezen en toename van de ongelijkheid zijn groter in scholen met meer kwetsbare leerlingen. Uit eerder onderzoek blijkt dat dergelijke leerverliezen grote langetermijngevolgen hebben en kunnen leiden tot een lager loon en een hogere kans op werkloosheid.
Minister, hierbij heb ik toch een aantal vragen.
Zijn deze cijfers vergelijkbaar met analyses die het GO! en de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG) hebben gemaakt, weliswaar wetende – dat was mijn vraag van vorige week – dat het GO! eigenlijk opgeroepen heeft om niet aan die proeven deel te nemen? We kunnen nu zeggen dat het Katholiek Onderwijs het vastgesteld heeft en dat het GO! gezegd heeft om niet mee te doen aan die proeven, en het resultaat is dat ze niet eens weten wat er gebeurd is. Ik vind dat vrij hallucinant; dat is blind varen bij wat je doet. Hebt u daar enige info over gekregen?
Iets wat mij toch zorgen baart, is hoe het kan dat er verschillen zijn tussen die twee analyses van dezelfde proef? Eerst het signaal eind juni dat het allemaal wel meevalt, en dan bij diepgaande analyse: oei, oei, we stellen toch een verschil vast van een half jaar. Dan stel ik mij de vraag – en misschien u ook wel, en collega’s – hoe het komt dat dat verschil daar zit.
Welke maatregelen kunnen wij als parlement, maar ook u als minister, nemen om die opgelopen leerachterstand maximaal in te lopen? Ik weet dat scholen op dit moment herhalingen doen, leerstof hernemen en dergelijke meer. Die proeven gaan uiteraard alleen over die zesdejaars, einde lagere school, daar weten we iets van. Maar het vijfde leerjaar is een belangrijk leerjaar: je leert daar allerlei zaken in de lagere school rond inhoudsmaten, breuken, ook Frans voor de eerste keer, dat is toch niet zo evident.
Als scholen zich dit jaar focussen op essentiële onderdelen, zoals Nederlands en wiskunde – ik heb het dan over de lagere school – lopen ze dan het risico om bij een doorlichting op de vingers getikt te worden voor andere doelen die ze dan mogelijks in mindere mate realiseren? Die onderwijstijd is immers ook niet oneindig.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Wij hebben dat onderzoek natuurlijk ook gelezen, waaruit dus blijkt – in tweede lezing dan – dat leerlingen tot een half jaar leerachterstand hebben opgelopen door het verplichte afstandsonderwijs tussen maart en juni vorig schooljaar, bij analyse van de interdiocesane proeven van het Katholiek Onderwijs in het zesde leerjaar. De achteruitgang is het grootst voor wetenschappen, technologie, Frans en Nederlands. Uit het onderzoek bleek ook dat de kloof tussen kansarme en kansrijke leerlingen door het afstandsonderwijs is toegenomen. Volgens de berekeningen van de KU Leuven nam de ongelijkheid voor Nederlands toe met 20 procent en voor wiskunde met 17 procent. Ook scholen die meer kansarme leerlingen tellen onder hun populatie doen het nu slechter dan voordien.
Die conclusies bevestigen wat experts al een hele tijd zeggen en wat wij ook vreesden, en zijn dus bijzonder alarmerend. Afstandsonderwijs heeft helaas gezorgd voor leerachterstand én een grotere ongelijkheid.
Op dit moment zijn alle scholen gelukkig weer heropgestart, in code geel – daar hebben we het gisteren over gehad. Maar we zien ook wel elke dag berichten van scholen en klassen die in quarantaine gaan doordat er een leerling of personeelslid mogelijk besmet is met het coronavirus. Volgens de laatste cijfers: 11.254 leerlingen in quarantaine en 681 personeelsleden, die dus ook school missen, vaak zonder dat ze zelf ziek zijn. Eigenlijk is het mij niet helemaal duidelijk of alle scholen op dat moment ook naar afstandsonderwijs overschakelen. Sommige scholen gaan tijdelijk over naar online-afstandsonderwijs, andere sturen hun leerlingen naar huis met een oefenbundel. Ik ben er niet zeker van dat alle scholen ook daadwerkelijk iets doen op het moment dat er klassen in quarantaine gaan. Ook onderwijsexpert Dirk Van Damme uitte onlangs nog zijn vrees over de kwaliteit van de onlinelessen vandaag. Door de sporadische quarantaine van sommigen zullen nu, vrees ik, een deel van de leerlingen nog meer leerachterstand oplopen en een ander deel, die naar school kunnen gaan, gelukkig niet.
Zijn scholen verplicht om, al dan niet online, afstandsonderwijs aan te bieden als een klas in quarantaine moet wegens een mogelijke besmetting? Zo ja, hebt u er zicht op of de scholen dit wel degelijk doen? Op welke manier wordt de kwaliteit van het afstandsonderwijs gemonitord?
Zult u er daarbij voor zorgen dat scholen de nodige pedagogische ondersteuning krijgen bij het organiseren van dat afstandsonderwijs door de pedagogische begeleidingsdiensten of via de onderwijsinspectie?
Kunt u garanderen dat alle kinderen die vandaag in quarantaine moeten, toegang hebben tot een computer en internet? Het blijft een probleem.
Is het geen optie om mobiele testteams in te schakelen voor scholen om leerlingen en personeelsleden sneller te testen? Zodra we het weten, kunnen die klassen ook uit quarantaine komen.
Is het een mogelijkheid om de twee weken quarantaine van leerlingen en personeelsleden in te korten? Ik stel die vraag, maar dat is uiteraard in overleg met de experts te bekijken.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, op 9 juli stelde ik in de commissie Onderwijs al een vraag over de impact van corona op de leerprestaties van leerlingen, naar aanleiding van de eerste bevindingen van de gevalideerde toetsen voor het zesde leerjaar, die het Katholiek Onderwijs Vlaanderen jaarlijks organiseert. Toen concludeerde men dat de impact van de coronacrisis op de leerprestaties in de katholieke basisscholen globaal beperkt was, maar dat er onder de waterlijnen wel grote verschillen waren tussen de leerlingen. Men gaf toen al toe dat het wachten was op de volledige analyse om verdere conclusies te trekken.
Ondertussen is die volledige analyse klaar en blijkt dat er toch grotere alarmbellen afgaan. De ongelijkheid tussen leerlingen nam significant toe, zowel binnen dezelfde school als tussen de scholen. Leerlingen lopen tot een half schooljaar aan leerachterstand op. Het effect van de coronacrisis is groter dan men had verwacht op basis van de gemiste schooltijd.
De leerlingen die in 2020 deelnamen aan die interdiocesane proeven, haalden gemiddeld lagere testscores in vergelijking met eerdere groepen. De achteruitgang werd vastgesteld in alle domeinen. Wetenschappen en technologie gingen het sterkst achteruit, zoals de collega's ook al aangaven. Voor Frans, wiskunde en Nederlands daalden de leerprestaties, maar voor Mens en Maatschappij verschilden de resultaten niet merkbaar van de andere jaren.
De ongelijkheid binnen de scholen steeg dus sneller dan die tussen de scholen. Het leerverlies en de toename van ongelijkheid is het grootst in de scholen met meer kwetsbare leerlingen en in een stedelijke context. Het blijft dus een uitdaging om wie achterop is geraakt te ondersteunen, en wie goed mee is voldoende te blijven prikkelen. En daarvoor zal veel maatwerk nodig zijn.
Minister, wat zijn uw bevindingen bij deze analyse?
Kunnen er afspraken worden gemaakt met de onderwijsverstrekkers om gezamenlijke lessen te trekken uit de gegevens die men over heel Vlaanderen verzamelde tijdens het voorbije jaar?
Zijn er nog andere nieuwe beleidsvoorstellen om de ontstane kloven tussen deze leerlingen te dichten met deze nieuwe kennis in het achterhoofd?
Minister Weyts heeft het woord.
De onderwijskwaliteit is zowat de focus, het zenit van deze Vlaamse Regering, als het gaat over onderwijs alleszins. Net daarom is het voor ons zo belangrijk om de scholen maximaal open te krijgen en te houden. Een sluiting van de scholen kan echt niet meer voor mij. Dat zijn we onze Vlaamse leerlingen en onze samenleving verschuldigd.
Aan de andere kant denk ik dat dit ook een momentum is om van de achterstand die we hebben opgelopen – ik kijk naar Programme for International Student Assessment (PISA) en Progress in International Reading Literacy Study (PIRLS) – naar een voorsprong te gaan, en om aan de hand van een echte relance van ons onderwijs en serieuze investeringen, daar opnieuw perspectief te creëren om de grote sprong voorwaarts te kunnen realiseren.
Ik zal geen methodologische bedenkingen koppelen aan het onderzoek. Maar het toont aan dat we, als we onze onderwijskwaliteit willen monitoren, nood hebben aan die gevalideerde, gestandaardiseerde en genormeerde net- en koepeloverschrijdende proeven, die we hopelijk vanaf het schooljaar 2022-2023 zullen kunnen starten.
Maar er is dus een leerachterstand. Dat is ook logisch. Als we consequent zijn, kan er niet anders dan leerachterstand zijn, omdat we met z’n allen toch geloven dat het beste onderwijs nog altijd wordt gegeven door gedreven leerkrachten in de klas. Ipso facto kan je niet anders dan tot de overweging komen dat er wel wat leerachterstand moet opgelopen zijn. Het belangrijkste is nu wat er op de klasvloer gebeurt, namelijk dat de leerkrachten, zoals ze altijd doen, maar des te meer nu, proberen hun klas in te schatten, enerzijds op groepsniveau en anderzijds op individueel niveau. Waar zitten de pijnpunten en de achterstand? Kan ik die achterstand klassikaal aanpakken of moet ik meer individueel bijspijkeren? Daarom ook zijn die tools, die instrumenten die we aanreikten via de zomerscholen en vervolgens via de bijscholen, ook zo belangrijk, om echt op maat te kunnen bijspijkeren.
Ik zal nog met zo’n voorsprongplan komen, maar ik geef jullie alvast de vier grote werven mee die ik zie.
Er is ten eerste de remediëring. Ik zal inzetten op remediëringstrajecten buiten de lesuren. Wanneer leerkrachten vaststellen dat individuele leerlingen een achterstand hebben opgelopen, bieden wij de mogelijkheid om hen bij te spijkeren via de zogenaamde bijscholen. We hadden ze ook herfst- en winterscholen kunnen noemen, maar dat leunde te dicht aan bij het concept van de zomerscholen en dat is eerder een combinatie van sport, spel en vermaak enerzijds en bijscholing anderzijds. In dezen is het louter en alleen bijscholing, vandaar ook de naam ‘bijscholen’. Er is een oproep gelanceerd en in de oproep is sprake van een prioriteit, evenwel niet exclusief, voor remediëring aan leerlingen in het tweede leerjaar van de eerste, tweede en derde graad, alsook aan leerlingen van de volledige derde graad beroepssecundair onderwijs (bso).
In datzelfde kader gaan we ook inzetten op buddyprojecten, waarbij we studenten uit de lerarenopleiding naar de scholen sturen. We zorgen voor die mogelijkheid en ondersteunen die ook.
Een tweede werf is de verankering van de zomerscholen. Dat wijst zichzelf uit.
Een derde werf is oog hebben voor het psychosociale welbevinden, want ook op dat vlak merken we dat er serieus wat werk aan de winkel is. Ik krijg ook altijd die ‘call to action’ van de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) ter zake.
Een vierde werf betreft wendbare scholen. We proberen om een meer wendbare klasorganisatie en een veerkrachtiger schoolbeleid te verkrijgen en voorzien daarvoor in de nodige assistentie.
Naast deze vier werven zijn er nog een aantal andere belangrijke maatregelen die misschien iets algemener zijn. We zorgen voor leerondersteuning in het basisonderwijs. Vanaf dit schooljaar komt er 23 miljoen euro bij voor handen in de klas in het basisonderwijs. Deze extra impuls van 23 miljoen euro wordt uitdrukkelijk bestemd voor de ondersteuning van leerlingen bij het leren en studeren. De extra investering staat gelijk aan een verhoging van 20 procent van de zorgenveloppe van de scholen. Daarmee kunnen zo’n 525 extra zorgcoördinatoren aangeworven worden.
We proberen leerlingen ook maximaal op school te houden, maar we bouwen ook het afstandsonderwijs verder uit, als aanvulling op directe instructie in de klas. We willen dat afstandsonderwijs vooral gebruiken voor begeleiding op maat, niet alleen voor remediëring, maar ook voor differentiatie, voor mensen die meer appetijt hebben, om die iets meer te kunnen geven dan vandaag mogelijk is. Ik denk dat iedereen gezien heeft dat het afstandsonderwijs voor sommigen eindelijk de mogelijkheid bood om een voorsprong te halen, een zijsprongetje te maken of dieper op de materie in te kunnen gaan en niet te blijven hangen bij de rest van de groep. Ik denk dat we dat moeten behouden. We moeten dat afstandsonderwijs leren gebruiken als instrument om op maat te werken.
Dat brengt mij bij de toegang tot een computer en internet. We hebben al een ICT-impuls gegeven van 35 miljoen euro en er komt nog een groter en meer omvattend plan aan. Bij wijze van eerste stap heb ik het systeem om met vouchers te werken voor internettoegang thuis in overleg met Proximus en Telenet verlengd bij de aanvang van het schooljaar 2020-2021. Hierdoor kunnen leerlingen die geen eigen internettoegang hebben, in geval van afstandsleren toch gebruikmaken van internet. Dat is dus een eerste stapje; er komt nog veel meer.
Mijnheer Daniëls, uw laatste vraag ging over de doorlichtingen, met die focus op Nederlands en wiskunde. Er worden geen juridische gevolgen aan deze doorlichting verbonden, en ook op andere manieren is er geen bestraffing.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is goed dat die toelichtingen geen negatief effect hebben voor die scholen die keihard inzetten op wiskunde en Nederlands, zeker in de lagere school. Dat is al een geruststelling.
Het is ook een goede zaak dat u op het vlak van digitale investeringen een extra impuls van 35 miljoen euro geeft.
Ik heb de studie van de KU Leuven op de effecten van leerlingenprestaties bekeken. Meten is weten, en ik denk dat we de mensen van het katholiek onderwijs moeten bedanken omdat zij hebben aangeraden om interdiocesane proeven te blijven doen, omdat ze een eigen analyse hebben gemaakt en omdat ze een wetenschappelijke analyse hebben laten maken. Ze weten nu waar er uitval is en kunnen daarop remediëren. Ik wil alle andere scholen en koepels aanraden om dat mee te nemen.
We hebben het zesde jaar gemeten. Dat zijn de leerlingen die het snelst opnieuw naar school mochten. Wat me daar zorgen baart, is dat de achterstand van de leerlingen die nog langer thuis zijn geweest, daar potentieel nog iets groter is. We moeten oproepen om het daar nog verder over te hebben.
Ik heb ook een aantal bedenkingen bij het onderzoek. Zo vraag ik me af of bijvoorbeeld de juiste zaken zijn bekeken. De onderzoekers zeggen ook zelf dat ze sommige zaken nog kwalitatief moeten nakijken. Dat moet gebeuren. Vanuit onze fractie kunnen we u alleen maar steunen, minister. Ik weet niet of u al een concrete timing hebt wanneer de gevalideerde proeven er zouden kunnen zijn.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik denk dat we hier allemaal dezelfde bezorgdheid delen over de kwaliteit van ons onderwijs, zowel tijdens corona als daarna. Ik ben er niet helemaal van overtuigd dat de aanpak in het relanceplan, met vooral de nadruk op remediëring buiten de schooluren zoals herfstschool, zomerschool, bijlessen, weekendscholen, de juiste oplossing is, maar daar zullen we het vandaag niet over hebben. Daar krijgen we ongetwijfeld nog de gelegenheid toe.
Ik ben er wel van overtuigd dat digitaal onderwijs inderdaad een absolute kans is om veel meer te differentiëren tussen leerlingen. Daar hoor ik absoluut wel mooie toekomstmuziek in. Mijn vraag vandaag was heel concreet of afstandsonderwijs in coronatijden inderdaad verplicht is, of u er zeker van bent dat alle scholen die kinderen in quarantaine sturen, daar ook daadwerkelijk mee bezig zijn, en of de kwaliteit van dat afstandsonderwijs op dit moment ook al wordt gemonitord.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat we er kamerbreed – of koepelbreed – mee akkoord gaan dat we er alles aan moeten doen om de scholen open te houden. Het zijn niet alleen plaatsen waar kinderen leren, maar ook samenleven.
Maatwerk om tegemoet te komen aan de kloof die nog is versterkt door corona, moeten we zeker toejuichen. We zijn zeer tevreden met de extra middelen die daarvoor worden uitgetrokken. Ik denk verder dat teamteachen een ideale oplossing is om meer te kunnen differentiëren, maar daarvoor hebben we dan extra omkadering nodig. Wij blijven er met onze fractie wel van overtuigd dat we het best investeren in middelen die in de klas worden gebruikt.
Collega Daniëls, ik had er tijdens de vorige vragen over dit onderwerp al op gewezen dat het inderdaad de leerlingen zijn in het zesde leerjaar die getest geweest zijn, die het snelst opnieuw naar school konden komen. Ik merk ook dat de impact in het secundair onderwijs groot is, vooral dan wat het psychische welbevinden betreft. Minister, ik ben zeer tevreden dat u dit ook meeneemt in het relanceplan en dat u op zoek gaat naar een manier om de veerkracht van onze leerlingen te versterken. Hoe wilt u daar specifiek voor te werk gaan? Gebeurt dat in samenwerking met de CLB’s? Hoe zullen we de scholen steunen bij het werken aan dat psychisch welbevinden?
Ten slotte is er nog iets, namelijk de datageletterdheid van onze scholen, waar ik ook al een aantal keren op heb gehamerd. We laten hen proeven afnemen, maar belangrijk is dat ze daar ook daadwerkelijk mee aan de slag gaan. Hoe kunnen we ze daarin ook sterker maken? Ik denk dat de pedagogische begeleidingsdiensten een belangrijke taak hebben ter zake.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, u had gevraagd naar een timing, maar een timing van wat?
Van de gevalideerde proeven.
Dat hebben we verleden week besproken. Neen, maandag nog, denk ik. Dat rapport zal in januari worden opgeleverd, denk ik. Er was dat praktisch-organisatorische onderzoek, dat haalbaarheidsonderzoek. Dat moet in januari, februari van volgend jaar worden opgeleverd. Dan is er ook het steunpunt. Ik denk dat zij in hetzelfde tijdschema ook al met een eerste visie daarop moeten komen.
Mijn vraag was echter of er al enig zicht op de langere termijn is: wanneer zou dit er kunnen zijn?
De implementatie? Het is de ambitie om vanaf het schooljaar 2022-2023 te kunnen starten, maar dus gefaseerd. Dan zouden we kunnen starten met de eerste graad van het secundair onderwijs, en dan daarna het vierde leerjaar, en dan het zesde leerjaar. Niet alles in één keer, dus, maar dat biedt wel de mogelijkheid dat we al een startschot geven. Vervolgens komen fasegewijs ook die andere leerjaren, dus het vierde leerjaar, het zesde leerjaar, en dan als laatste het laatste jaar van het secundair onderwijs. Dat zijn de vier momenten.
De kwaliteit van het afstandsonderwijs is inderdaad eigenlijk ook een bezorgdheid. We vragen echter aan de inspectie om net dat aspect mee te nemen en om zelf concrete suggesties ter zake te doen. Ze moeten dus toch eens bekijken hoe een en ander op het vlak van afstandsonderwijs wordt georganiseerd. Je weet, omdat dat soms ook nieuwe paden zijn, dat er vrij grote verschillen zijn in de praktijk. Sommige scholen waren eigenlijk al ver vooruit, andere hebben op dat vlak de eerste stappen moeten zetten, een beetje met vallen en opstaan. Het is echter mijn aanvoelen dat ze toch wel grote stappen vooruit hebben gezet.
Over het psychosociaal welbevinden hoort u dra in mijn omvattender plan, hoop ik, met betrekking tot het overgaan van achterstand naar voorsprong qua onderwijs. Ook daar komt er een veerkrachtplan.
Vanzelfsprekend moet er aan die datageletterdheid worden gewerkt. Het heeft weinig zin om heel veel geld en energie te investeren in die Vlaanderenbrede proeven als die data, die resultaten die dat oplevert, niet goed kunnen worden gelezen door leerkrachten en directies. We moeten daar dus echt een handleiding bij geven over hoe men aan de slag kan met die gegevens, hoe die ervoor kunnen zorgen dat men zichzelf een spiegel voorhoudt en dat men uiteindelijk nog beter die onderwijskwaliteit kan dienen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Meten is weten: ik weet dat het in Onderwijs soms wat controversieel is. Er zijn zelfs visies waarbij er geen sprake meer is van toetsen of examens: men ziet wel wat het wordt en kabbelt verder. Ik ben het daar fundamenteel mee oneens, maar een evaluatie moet natuurlijk wel meten wat je wilt meten. Het resultaat moet iets zeggen, en het is ook heel belangrijk dat je als leraar, als school die resultaten kunt interpreteren en begrijpen. Het zijn die stappen die belangrijk zijn voor het steunpunt, denk ik. Dat is ook mijn oproep, maar ik twijfel er niet aan dat ze dat zullen meenemen.
Er moet ook een leeswijzer zijn, om leerkrachten te helpen om wat daaruit komt te interpreteren en daar iets mee te doen. Collega’s, ik verwijs dan heel graag naar wat er momenteel bij parallel- en peilingsproeven gebeurt. Daar krijg je als school een bundeltje bij om te begrijpen wat daarin staat. Je stelt je kwetsbaar op als school als je daaraan meedoet, maar je weet het wel. Zij die niet meedoen, kunnen zeggen dat bij hen alles in orde is. Dat is waar, en er is niks dat dat tegenspreekt. Ieder zijn geloof, maar ik verkies toch dat we weten waar we aan toe zijn met onze leerlingen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, het is alvast een geruststelling dat de kwaliteit van het afstandsonderwijs gecontroleerd wordt door de inspectie. Het onderwijs blijft inderdaad in code geel. Dat betekent dat er in tegenstelling tot code oranje geen verplicht afstandsonderwijs is voor bepaalde leerjaren. Leerlingen gaan wel de facto in quarantaine en zitten twee weken thuis. Als ik de signalen vanop het terrein hoor, dan wordt daar nogal ad hoc op gereageerd, en er is ook onduidelijkheid over wat al dan niet moet. Minister, ik wil u vragen om u daar eens over te buigen zodat daar duidelijkheid over komt voor alle scholen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, we kijken in elk geval uit naar het plan ‘van achterstand naar voorsprong’. Het zijn net voetbaltermen. Ik hoop in ieder geval dat de scholen kunnen scoren.
Het is belangrijk dat scholen weten wat datageletterdheid precies betekent, maar het is nog belangrijker dat ze er effectief mee aan de slag gaan, dat ze worden begeleid, dat ze het resultaat van het proces dat de leerlingen hebben gelopen, kunnen aangeven, dat ze hun proces kunnen aanpassen om betere resultaten te hebben. Met alleen een leeswijzer komen we er niet. Datageletterdheid is nodig, maar ook pedagogische begeleiding.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.