Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
In 2019 telde ons land bijna 216.000 werkzoekenden en ruim 1,37 miljoen inactieven. Dat blijkt uit een vergelijking van de arbeidsmarkt in 20 OESO-landen. Analyses van het Steunpunt Werk tonen dat het amalgaam van die 1,37 miljoen inactieven geen homogene groep is. Zo zijn er ruim 215.000 mensen die arbeidsongeschikt zijn. Ook 177.500 studenten zitten in dat globale cijfer verrekend, net als de zowat 155.000 huisvrouwen en -mannen die, vanwege het gebrek aan betaalbare kinderopvang of uit bewuste keuze, opteren om niet buitenshuis te gaan werken. Minister, in uw beleidsnota is onder punt 2.2.3 opgenomen dat u een groeipad wenst te volgen om de capaciteit en de toegankelijkheid in de kinderopvang te realiseren. Als N-VA-fractie zijn wij absoluut blij dat daar bij staat dat er voorrang wordt gegeven aan werkende ouders en ouders in opleiding. Dat zorgt er net voor dat mensen kunnen gaan werken, kunnen bijdragen en dat ouders op die manier een opleiding kunnen volgen. Zo kan de groep inactieven naar beneden worden gebracht. Dat is toch iets waar die regering, die er niet meer is maar die er in de toekomst misschien zal zijn, werk van wil maken – al leren de media mij dat ze nog geen idee hebben hoe. Wel, dat hebben we in ons Vlaams regeerakkoord wel opgenomen: zorgen dat mensen kunnen werken omdat er voldoende kinderopvang is.
Minister, wat is de stand van zaken betreffende het groeipad inzake kinderopvang met voorrang voor werkende ouders en ouders in opleiding?
Welke inspanningen zijn er de komende jaren nog nodig zodat er voldoende betaalbare kinderopvang voorhanden is? Dan verwijs ik naar de groep die aangeeft dat zij niet kunnen werken omdat zij geen of onvoldoende kinderopvang ter beschikking hebben. Ik dank u voor uw antwoord.
Minister Beke heeft het woord.
In opdracht van het agentschap Opgroeien werd een wetenschappelijk onderzoek uitbesteed om de behoeften inzake kinderopvang te kunnen inschatten. In totaal zijn op basis van dit onderzoek, dat werd uitgevoerd door het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA), in deze legislatuur 7070 bijkomende plaatsen kinderopvang nodig.
In de budgettaire planning van deze legislatuur zullen we voorzien dat het geraamde nodige aantal plaatsen voor volledige dekking van de behoefte aan kinderopvang kan worden gerealiseerd. Dat doen we met budget zowel voor de plaatsen met subsidie voor inkomenstarief als plaatsen voor een basissubsidie.
Of het finale objectief effectief zal worden gerealiseerd, hangt mee af van de aanvragen vanuit de organisatoren. Daarnaast zetten we verder in op een evenwichtige spreiding van kinderopvang waar ouders kunnen betalen naargelang hun inkomen. Hiervoor werd een programmatiekader ontwikkeld, waarbij de nood aan bijkomende kinderopvang in een gemeente wordt ingeschat. Omdat een algemene programmatie-oefening niet alle lokale realiteiten kan vatten, en omdat de inschattingen vanuit het HIVA-onderzoek een raming en dus een momentopname is, kunnen we ook een beroep doen op informatie van de lokale besturen en de kinderopvang. De lokale besturen kunnen mee input geven over de nood aan opvang in hun gemeente. Dit programmatiekader wordt nu verder uitgewerkt.
We plannen in de loop van oktober een oproep te lanceren zodat minstens 462 bestaande plaatsen zonder de subsidie voor inkomenstarief – trap 0 of trap 1 – kunnen omschakelen naar subsidie voor inkomenstarief – trap 2 –, in functie van de creatie van meer betaalbare kinderopvang.
We willen eind dit jaar een oproep lanceren voor bijkomend aanbod met subsidie voor inkomenstarief trap 2 in het kader van een meerjarenprogrammatie voor deze legislatuur. We willen later deze legislatuur ook nog een aantal plaatsen met de subsidie voor inkomenstarief trap 2 toekennen aan gemeenten als de lokale besturen op basis van registratiegegevens van het lokaal loket kinderopvang kunnen aantonen dat er nog nood is in hun gemeente.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, heb ik het goed begrepen dat u in het begin sprak van 7070 plaatsen? Ik zie u knikken.
Ik denk dat het goed is dat u zegt dat we er in deze legislatuur voor gaan om al die plaatsen te realiseren. Ik denk dat dat een heel belangrijk signaal is, zowel in de basissubsidie als in de inkomensgerelateerde subsidie. Dat lijkt mij een goede zaak.
Voor wat u aanhaalt in verband met de spreiding daarvan, wil ik toch meegeven dat gemeenten een vrij ruwe maat zijn. Waarom haal ik dat aan? Je hebt gemeenten met een vrij grote uitgestrektheid, die bestaat uit heel wat deelgemeenten. Ten tweede zitten we in een stedelijke context nog met extra uitdagingen. Ik denk dat het goed is dat u de lokale besturen daarin betrekt, maar dat u ook probeert om fijnmazig in kaart te brengen waar hoeveel plaatsen tekort zijn, ook binnen gemeenten. Dat lijkt mij niet onbelangrijk te zijn.
U gaf aan dat u die 462 plaatsen van trap 0 en trap 1 zou ombuigen naar trap 2. We willen die 7070 deze legislatuur realiseren, maar wat zijn de verschillende stappen in het groeipad richting effectieve extra plaatsen? Want een omzetting van een plaats creëert geen extra plaats, dat is dezelfde plaats in een ander segment. Waar, wanneer en in welke tijdslijn ziet u de realisatie van die extra plaatsen?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
In het Vlaams regeerakkoord staan uitdrukkelijk de verschillende functies van kinderopvang opgenomen. Dat wil zeggen: de economische, maar ook de pedagogische en de sociale. Met betrekking tot dat laatste hebben we gisteren in de coronacommissie gehoord van Hendrik Delaruelle, die kwam getuigen namens het Vlaams Welzijnsverbond, dat zij vaststellen dat een aantal kwetsbare gezinnen door de coronacrisis niet meer naar de kinderopvang zijn gegaan, en dat die ook nog niet opnieuw die weg hebben gevonden.
Minister, ik vraag om absoluut ook te blijven inzetten op die pedagogische en sociale functies, en om kwetsbare gezinnen mee voorop te stellen voor wat betreft de toegankelijkheid en toeleiding tot de kinderopvang.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik sluit aan bij wat collega Schryvers zegt. In de kinderopvang is een plek niet gewoon een plek. Er zijn plekken die nauwelijks worden terugbetaald, er zijn plekken met minder personeelseisen, en er zijn plekken met minder omkadering voor kwetsbare gezinnen.
Er zijn ook plekken in de kinderopvang die juist mensen die het heel moeilijk hebben, zoals langdurig werklozen, een perspectief geven. Die bieden ook een zeker sociaal netwerk aan mensen die er waarschijnlijk al lang geen meer hebben ... (onverstaanbaar) ... Dat zijn vaak gezinnen waar men met veel problemen kampt. Zo kan men de achterstand waarmee zij anders aan het onderwijs beginnen, een beetje gelijktrekken.
Excellentie werd als een belangrijke doelstelling vooropgesteld: elk kind excellentie geven. Dat betekent onder andere ... (onverstaanbaar) ...
Ik vind het trouwens belangrijk ... (onverstaanbaar) ...
Minister Beke heeft het woord.
Ik weet niet of het aan mijn toestel lag, collega’s, maar de tussenkomst van collega Groothedde heb ik niet goed gehoord. Er zat ruis op de communicatie of op de interactie.
Heel concreet: in het regeerakkoord staan een aantal duidelijke ambities geformuleerd. Dat wil zeggen dat naast de economische functie ook de pedagogische en sociale functie belangrijk zijn. We hebben daar ook middelen voor uitgetrokken. Die middelen moeten ons toelaten om daar in de toekomst ook in te investeren. Dat betekent heel concreet dat we 27 miljoen euro uittrekken voor nieuwe plaatsen in trap 2. Dat moet 2500 plaatsen opleveren. Daarnaast is er ook nog de omschakeling in trap 2 voor 3,7 miljoen. Dat levert 462 plaatsen in trap 2B op. Er is ook een subsidiegroeipad van 10,6 miljoen in fase 4. Dat hebben we ook in de regering vrijdag definitief beslist.
In trap 1 gaat het over 4577 plaatsen. Dat zijn de ramingen die we hebben. Daar trekken we 3,7 miljoen euro voor uit. Voor een omschakeling in trap 1 voor 1826 nieuwe plaatsen trekken we 1,5 miljoen euro uit. En voor de omschakelingen voor herinzet trekken we nog eens 1 miljoen euro uit.
Voor de flexibele opvang trekken we ook middelen uit, en voor het subsidiegroeipad voor de uitvoering van het decreet Buitenschoolse Opvang trekken we in de eerste fase 6,3 miljoen euro uit. Op die manier hebben we de 58 miljoen euro die in het regeerakkoord staat, ook toebedeeld voor de komende jaren. Als je dat allemaal optelt, kom je aan de ambitie die ook door het HIVA is opgegeven. Dat is volgens hen nodig om voldoende capaciteit te voorzien.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, bedankt om dat te schetsen. Het lijkt mij goed dat we die doelstelling die het HIVA voor Vlaanderen naar voren heeft geschoven, realiseren. Het was een ambitie van ons regeerakkoord om die budgetten en die plaatsen te voorzien. Ik ben blij dat we dat groeipad, zoals u net hebt geschetst, kunnen aanhouden.
Het zal natuurlijk wel belangrijk zijn om, met de budgetten die er zijn, die plaatsen ook te creëren. Daarom vraag ik toch uitdrukkelijk om daar een soort van dashboard van bij te houden. Het zou heel jammer zijn als de budgetten er zijn, maar de plaatsen niet zouden worden gecreëerd. En dan moeten we goed vaststellen en goed analyseren wat de redenen zijn waarom we er op bepaalde plaatsen toch niet in slagen om extra betaalbare kinderopvang te realiseren.
Ik heb u niets horen zeggen over de voorrang voor werkende ouders en ouders in opleiding, maar ik neem aan dat u daar ook het regeerakkoord volgt om die groep binnen de inactieven toch zeker te kunnen activeren in ons aller belang, collega Groothedde. Want dat maakt dan ook dat we voldoende middelen hebben om ook andere trappen te realiseren. Je kunt immers geen betaalbare en voldoende kinderopvang realiseren met 1,37 miljoen inactieven. Dat is economisch zeer moeilijk. Bedankt alvast, minister, voor uw verdere opvolging.
De vraag om uitleg is afgehandeld.