Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de compenserende maatregelen voor woonzorgcentra tijdens de coronacrisis
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
In de strijd tegen de verspreiding van corona de voorbije maanden werden door Vlaanderen een heel aantal maatregelen genomen. Zo gold vanaf 14 maart van dit jaar onder meer een opnamestop in woonzorgcentra voor nieuwe bewoners die vanuit hun thuissituatie zouden worden opgenomen. Die opnamestop en het aantal overlijdens in een aantal woonzorgcentra tijdens de coronacrisis zijn mee verklaringen voor de constatatie dat de woonzorgcentra in Vlaanderen te maken hebben met meer leegstaande kamers. Een andere reden die zeker meespeelt is dat, ondanks de enorme inzet van velen, er ook een negatieve beeldvorming met betrekking tot de sector is gekomen bij veel ouderen en familieleden, wat een grotere terughoudendheid tot gevolg heeft als het gaat over verhuizen naar een woonzorgcentrum.
In Limburg en Brussel zou het percentage onbezette plekken rond de 9 procent schommelen. In de andere provincies liggen die percentages wat lager, maar het virus laat toch zijn sporen na bij de benutte capaciteit van de woonzorgcentra. Vanuit Vlaanderen wordt voorzien in een compensatie.
Anderzijds gebeurden er tijdens de lockdown toch wel heel wat opnames. Ik leerde eerder uit het antwoord op een schriftelijke vraag dat de Vlaamse woonzorgcentra ondanks die opnamestop toch meer dan tienduizend nieuwe bewoners opnamen in de periode van 13 maart tot 8 juni. Het gaat dan onder meer over ouderen die werden opgenomen vanuit het ziekenhuis, vanuit een centrum voor kortverblijf of vanuit een assistentiewoning, of ouderen die al voor de lockdown een schriftelijke overeenkomst hadden. Die cijfers bewijzen dat de woonzorgcentra bleven openstaan voor heel wat mensen die er nood aan hadden, en dat ondanks de moeilijke omstandigheden waarin moest worden gewerkt. Ik wil daar toch ook wel mijn appreciatie voor uiten.
Ook voor de coronacrisis was er al sprake van meer leegstaande plaatsen in woonzorgcentra. We debatteerden daar al over tijdens de plenaire vergadering van 5 februari jongstleden. Minister, u zei toen dat de gemiddelde bezettingsgraad 94,2 procent bedroeg en dat die lichte daling tegenover 2014, toen dat 96,17 procent was, onder meer te maken had met de investeringen in bijkomende capaciteit en het gradueel bezetten daarvan, alsook met demografische gegevens. Dat er plaatsen zijn die leegstaan in woonzorgcentra, heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat we steeds meer gericht zijn op de thuiszorg en dat mensen zodoende minder lang in een woonzorgcentrum verblijven als ze die stap eenmaal hebben gezet. Dat is doorgaans ook wat de mensen zelf willen en waar Vlaanderen op inzet. Zo groeit ook de interesse in meer kleinschalige woonvoorzieningen. Tijdens de plenaire vergadering van 5 februari zei u dat er de volgende jaren bijkomend 300 miljoen euro zal worden geïnvesteerd in de ouderenzorg en dat er tussen 2020 en 2025 een omzettingskalender zal zijn, waarbij men zelf kan bekijken hoe er kan worden herschikt naar de thuiszorg, naar gezinszorg, naar kortverblijf, naar een dagverzorgingscentrum, om ervoor te zorgen dat vraag en aanbod in de toekomst beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Ik heb toen ook al de mogelijkheid geopperd om dit bijvoorbeeld tijdelijk om te schakelen naar kortverblijf.
Minister, kunt u meer toelichting geven bij de leegstand in de woonzorgcentra? Bestaan er grote regionale verschillen, en hoe evolueerde de situatie de voorbije weken? Bent u hierover in overleg met de sector? Hoe kan ervoor worden gezorgd dat zwaar zorgbehoevenden voor wie thuiszorg geen voldoende oplossing meer is, toch de stap naar een woonzorgcentrum durven te zetten? Op welke manier kan er werk worden gemaakt van een positieve beeldvorming? Ik denk dat we dat ook allemaal samen moeten doen.
Hoe kan er meer flexibiliteit worden gecreëerd om de plaatsen die soms tijdelijk leegstaan, toch te kunnen invullen? Hoe staat u tegenover het idee om bijvoorbeeld openstaande plekken in woonzorgcentra tijdelijk in kortverblijf om te zetten?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, u hebt inderdaad in april besloten om de woonzorgcentra financieel te compenseren voor de lege bedden naar aanleiding van de talloze coronaoverlijdens in de woonzorgcentra en de opnamestop waarnaar ook collega Schryvers verwees. Leegstaande bedden worden, vooralsnog tot het einde van de maand, voor 90 procent van de gemiddelde dagprijs gecompenseerd.
Volgens de brief van Zorg en Gezondheid die ik daarover heb gelezen, zou die steun vanaf 1 oktober echter terugvallen op 40 procent, dan verder zakken en volgend jaar wegvallen. Diverse woonzorgcentra zijn begrijpelijkerwijs erg ongerust nu die compenserende maatregelen worden teruggedraaid, temeer omdat de coronacrisis nog niet voorbij is.
Vandaag zijn er gelukkig niet te veel besmettingen in de woonzorgcentra, maar wel meer besmettingen bij de algemene bevolking. Zoals we in Spanje momenteel zien, slaat dat over naar de woonzorgcentra. Laten we hopen en er alles aan doen om dat te voorkomen. Het blijft wel zo dat de werkdruk in de woonzorgcentra nog steeds zeer groot is. Er zijn veel extra taken, inzake hygiëne en beschermingsmateriaal, maar er is ook het meer regelen van bezoek, toezien op bezoek enzovoort.
De woonzorgcentra hebben erg afgezien tijdens die crisis. Zeker in de woonzorgcentra waar veel mensen zijn gestorven, is er veel meer leegstand, en voor hen zal dat terugschroeven van die compensaties een extra klap zijn. Ze dreigen niet enkel met een mentale, maar ook met een financiële kater achter te blijven als de steunmaatregelen zo snel wegvallen.
Een ander probleem is natuurlijk dat, als die financiële steunmaatregelen wegvallen, de kans bestaat dat het personeel ook niet meer kan blijven werken. Als hun inkomsten aanzienlijk verminderen, zullen woonzorgcentra moeten bekijken hoe ze daarmee omgaan. Het personeel heeft vandaag net nood aan rust, om de mensen die er vandaag wonen, alle zorgen te kunnen geven die nodig zijn, maar nu horen we al van woonzorgcentra dat ze een personeelsstop, een aanwervingsstop overwegen door die financiële problemen en de vrees dat die steunmaatregelen zouden wegvallen.
Daarnaast is het immers ook zo dat de vergoedingen voor de inzet van meer personeel ook aflopen op 30 september, terwijl er vandaag personeelstekorten zijn en men juist probeert, met die 20 miljoen euro extra, om extra personeel naar de woonzorgcentra te krijgen. Dan zou het een beetje vreemd zijn dat men nu die steunmaatregelen zou afbouwen en zo het personeel net zou doen afnemen.
Minister, in Het Belang van Limburg las ik echter dat u de woonzorgcentra extra zult beschermen tegen de gevolgen van de coronapandemie. Vindt u het dus nog steeds opportuun om die compenserende maatregelen daadwerkelijk af te bouwen? Wordt er gesproken of onderhandeld met de sector om die compenserende maatregelen toch nog te verlengen tot na 2020, ook voor volgend jaar, tot het einde van de coronacrisis? Hoeveel leegstaande bedden zijn er op dit moment in de woonzorgcentra, in percentages? Hoe groot is het probleem in het algemeen in Vlaanderen? Hoeveel zou het kosten om die steunmaatregelen wel gewoon minstens tot het eind van het jaar te behouden? Is dat zo’n grote kostprijs voor Vlaanderen, voor de overheid?
De werkdruk voor het personeel is een groot probleem in de woonzorgcentra. Tegenover de vorige jaren is er veel meer werk te verrichten net door die coronapandemie, die nog niet gedaan is. Vreest u niet dat een vermindering met tientallen euro’s per dag per leegstaand bed kan zorgen voor een vermindering van de personeelsinzet? Worden de vergoedingen voor de inzet van meer personeel in de woonzorgcentra verlengd? Zo ja, tegen welke tarieven? Zo neen, waarom niet?
Minister Beke heeft het woord.
Sinds augustus is er een nieuwe compensatieregeling van toepassing in het kader waarvan de woonzorgcentra en centra voor kortverblijf maandelijks het aantal aanwezigheidsdagen in hun voorziening meedelen. De indieningstermijn voor de maand augustus is momenteel nog lopende. Op basis van die informatie zullen we exact weten hoeveel bewoners er in augustus in de woonzorgcentra verbleven en wat bijgevolg en bij afleiding de leegstand is.
Het agentschap beschikt in de tussentijd echter wel over het aantal opgenomen bewoners in woonzorgcentra op de laatste dag van de maand. Het betreft de opnamegegevens zoals deze door de voorzieningen voor elke bewoner worden doorgegeven via het digitale platform eWZCfin. Merk op dat voorzieningen niet verplicht zijn de opnames binnen een bepaalde termijn door te sturen. Bijgevolg kunnen zeker voor de meest recente maanden de cijfers nog licht stijgen. De tendensen zijn echter duidelijk.
Op basis van de cijfers die vandaag beschikbaar zijn, zien we dat de meeste leegstand zich inderdaad ontwikkelde in de maand april en in mindere mate in de maand mei. In de maanden juni en juli zien we de bezetting gestaag opnieuw stijgen.
Brussel – min 8,12 procent –, de provincie Limburg – min 7,87 procent – en de provincie Vlaams Brabant – min 5,27 procent – werden in de maanden april en mei het zwaarst getroffen. In de maanden juni en juli was het herstel het grootst in de provincies Limburg – plus 1,44 procent –, West-Vlaanderen – plus 1,30 procent – en Vlaams Brabant – plus 1 procent.
Voor de woonzorgcentra zijn financiële compensatiemaatregelen voorzien die toelaten om enkele kamers vrij te houden, zodat men makkelijker kan cohorteren in het geval van besmettingen bij bewoners. Het viel dus ook te verwachten dat er zich op macroniveau een hogere leegstand zou aftekenen ten aanzien van de periode vóór de COVID-19-crisis.
De regeling om een verantwoorde leegstand aan te houden werd met de koepelorganisaties in de ouderenzorg afgestemd. Met hen werd eveneens afgesproken om de evoluties grondig op te volgen. Telkens als er nieuwe informatie beschikbaar is, wordt de trend overgemaakt. Met diezelfde koepelorganisaties werd overigens afgesproken om de cijfers van de maand augustus te bespreken, na de indieningsperiode van de aanwezigheidsdagen.
Woonzorgcentra worden in Vlaanderen, maar ook in de andere regio’s, jammer genoeg negatief geframed. Nochtans zijn er in de woonzorgcentra heel veel prachtige verhalen, maar die halen zelden het nationale nieuws. Vanuit het veld ligt de focus niet enkel op zorg maar ook op wonen en leven. Een zinvolle dagbesteding is onderdeel van kwalitatieve ouderenzorg.
In het geactualiseerde Woonzorgdecreet is voorzien dat woonzorgcentra werk maken van buurtgerichte zorg. Onder buurtgerichte zorg wordt verstaan de zorg die erop gericht is de sociale cohesie te versterken, vragen naar zorg en ondersteuning uit de buurt op te vangen, gebruikers indien nodig toe te leiden naar gepaste zorg en ondersteuning of die zelf op te nemen, maar ook de buurt actief te betrekken bij de werking van de voorziening, afgestemd met het lokaal sociaal beleidsplan.
Vanuit de administratie zijn er diverse projecten opgestart waarbij specifieke aandacht is gegeven aan beeldvorming. Ik denk bijvoorbeeld aan het referentiekader voor kwaliteit van leven, wonen en zorg voor personen met dementie. Dit referentiekader heeft ervoor gezorgd dat vele woonzorgcentra hun communicatie en publiciteit hebben aangepast voor de doelgroep personen met dementie. Andere projecten met impact op de beeldvorming werden opgezet rond bijvoorbeeld ethische zorg, klachtenbehandeling in WZC’s, cultuursensitieve zorg, holebi- en transgendervriendelijke woonzorgcentra en innovatieve arbeidsorganisatie.
Kortverblijf is gebonden aan programmatiecijfers. Wettelijk gezien is het niet mogelijk om tijdelijk deze programmatiecijfers te omzeilen en om een openstaande plek in een woonzorgcentrum tijdelijk als kortverblijf in te vullen.
In de praktijk kan natuurlijk een vrije kamer tijdelijk ingevuld worden als men een opnameovereenkomst voor onbepaalde duur opmaakt maar die dan op een gegeven moment opzegt.
Het grootste aandeel van de compenserende maatregelen zoals deze werden aangepast met het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020, bestaan enerzijds uit de compensaties van de basistegemoetkoming voor zorg en de dagprijs en anderzijds uit financiering voor de inzet van personeel.
Met de compensaties voor de basistegemoetkoming voor zorg worden de kosten voor de inzet van zorgpersoneel tot en met het einde van het jaar grotendeels gedekt. Daarnaast wordt een deel van de loonkosten van het personeel gedekt door de dagprijs. Dat is net een van de redenen waarom niet alleen voorzien is in een compensatie van de basistegemoetkoming voor zorg, maar ook in een compensatie van de dagprijs. Gegeven dat er tot het einde van het jaar een compensatie van zowel basistegemoetkoming voor zorg als dagprijs is, wordt de compensatie van de loonkosten voor personeel dus niet afgebouwd.
Met het besluit van 24 april 2020 werd voorzien in de mogelijkheid om extra personeelsleden in te schakelen op het moment dat de woonzorgcentra overspoeld werden door de covidcrisis. Veel personeelsleden presteerden op dat moment overuren en organisaties waren vaak niet voorzien op voldoende personeel om de crisis het hoofd te bieden en schakelden extra personeel in. Met het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020 werd besloten om de financiering voor de inzet van extra personeel te voorzien tot 30 september 2020. Dit om in de periode van het zomerverlof de mogelijkheid te bieden om extra personeel in te schakelen en om medewerkers die recuperatie opnemen, te vervangen. De voorzieningen kunnen ervoor kiezen om deze prestaties door te geven ofwel via de normale normfinanciering ofwel voor een forfaitaire vergoeding per uur buiten de normfinanciering. De voorzieningen hebben deze keuze voor prestaties van 13 maart 2020 tot en met 30 september 2020. Vanaf 1 oktober blijft het mogelijk om deze personeelsleden mee te geven binnen de normfinanciering. In het kader van de maatregelen voor 2021 zullen we bekijken of we een verdere regeling voorzien.
Mijn kabinet onderzoekt momenteel samen met Zorg en Gezondheid op welke wijze de compensaties kunnen worden voorzien in 2021. We zullen daar met de collega’s uit de regering afspraken over maken.
U spreekt in uw vraagstelling over het uitsparen van kosten, mevrouw Vandecasteele. Dat is toch een beetje straf. De Vlaamse Regering heeft immers net extra middelen ingezet om de ouderenvoorzieningen te ondersteunen. Inherent aan deze maatregelen is dat ze tijdelijk zijn – het gaat over tijdelijke voorzieningen. Het is niet correct te stellen dat dit na afloop van een einddatum een besparing zou opleveren, integendeel.
Aan de woonzorgcentra en centra voor kortverblijf werd al 54 miljoen euro aan compensaties voor basistegemoetkoming voor zorg en compensatie dagprijs betaald voor de periode van 13 maart tot en met 30 juni 2020. Aan de centra voor dagverzorging werd al 14 miljoen euro aan compensaties basistegemoetkoming voor zorg en dagprijs betaald voor de periode van 14 maart tot en met 31 augustus 2020. Momenteel zijn nog geen gegevens beschikbaar over het extra ingezette personeel in de periode van 13 maart 2020 tot en met 30 september 2020.
In de nota aan de Vlaamse Regering bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020 werd het vereiste budget voor deze maatregel over de periode van 13 maart 2020 tot en met 30 september 2020 geraamd op 22 miljoen euro.
Als ik alles samen neem, collega Vandecasteele, kom ik, wat de leegstandscompensatie betreft, voor de periode van 13 maart tot 30 september al uit op 86,9 miljoen euro. En dat loopt, zoals gezegd, nog door tot 31 december. Daar zou nog ongeveer 36 miljoen euro bij kunnen komen. We spreken dus over gigantische bedragen, en de woonzorgcentra zijn erg dankbaar dat ze die gekregen hebben.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik leerde dat er na een grote daling in april en in mindere mate in mei, sedertdien toch stilaan weer een grotere bezetting is in de woonzorgcentra. Die evolutie is op zich al goed voor wat de leefbaarheid van de woonzorgcentra betreft.
Op zich is er nu misschien nog meer leegstand dan voor corona. Het personeel heeft ook wel heel veel moeten geven. Er is een enorme inzet geweest, dus het is een goede zaak dat er op die manier een klein beetje ademruimte zou zijn voor iedereen die meewerkt in de woonzorgcentra. Dat Vlaanderen dit door middel van compensaties ook opvangt, is natuurlijk ook een goede zaak. Ook het feit dat een aantal leegstaande kamers mogelijk meer mogelijkheden kunnen creëren voor cohortering in het geval van een besmetting is op zich natuurlijk goed. Maar we moeten dit wel monitoren naar de toekomst toe, met betrekking tot die leegstand, omdat de leefbaarheid van de voorzieningen daar absoluut mee samenhangt. En dan is er ook de uitbouw van toekomstig beleid in Vlaanderen: wat is er nodig in de toekomst met betrekking tot woonzorgcentra?
Mijn grootste zorg is dat wie niet meer thuis kan blijven wonen omdat hij te zwaar zorgbehoevend is, niet de stap zou durven te zetten naar een woonzorgcentrum. En er zijn natuurlijk verschillende zaken die meespelen in die negatieve beeldvorming. U spreekt over een bepaalde negatieve framing. We moeten allemaal werken aan een positieve beeldvorming, namelijk dat de mensen in de woonzorgcentra zich enorm inzetten voor de zorg voor de heel kwetsbaren en zorgbehoevenden. Ten tweede moet er ook een goede toeleiding gebeuren door alle mensen die die thuiszorg geven. Mijn vraag is op welke manier u daar nog bijkomend op zult inzetten, zodat er een goede doorverwijzing is vanuit het netwerk van thuisdiensten naar de woonzorgcentra, als dat echt nodig is.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Bedankt. Ik ga uw antwoord nog eens goed nalezen nadien. Maar ik had graag concreet het antwoord gehad op de vraag of de steunmaatregelen – het feit dat leegstaande bedden voor 90 procent vergoed worden – effectief worden verlengd na 1 oktober, of worden die verminderd? U verwijt mij dat ik spreek over een besparing. Maar laat het mij toch vreemd vinden dat er tijdelijke maatregelen worden genomen ter ondersteuning van de woonzorgcentra vanwege de coronacrisis, en dat die tijdelijke maatregelen afgebouwd zouden worden terwijl de coronacrisis nog niet voorbij is. Ik heb net uitgelegd dat we mogelijk voor een tweede golf zitten, een tweede periode waarin woonzorgcentra serieus zullen worden uitgedaagd om de bewoners goed te verzorgen. Daarin moet het personeel de tijd hebben en krijgen om dat te doen en om het virus buiten te houden. Laat het mij dan toch vreemd vinden dat die tijdelijke maatregelen nu al zouden stoppen.
Ten tweede wil ik toch zeggen dat ik ongerust ben dat, als die financiële steunmaatregelen niet voldoende blijven gebeuren, er daardoor minder personeel in de woonzorgcentra zou worden ingezet als er leegstaande bedden zijn. Ik hoor nu heel concreet van woonzorgcentra dat er een aanwervingsstop is, en dat terwijl er eigenlijk een tekort is aan vast personeel, zowel qua verpleegkundigen als zorgkundigen. De coronacrisis heeft ons ook iets geleerd. Ik ben het er volledig mee eens dat het personeel zich enorm heeft ingezet en het uiterste van zichzelf heeft proberen te geven om mensen zorg te geven. Het personeel zegt zelf dat ze hun uiterste best doen, maar toch het gevoel hebben dat ze niet de zorgen kunnen geven die de bewoners nodig hebben, omdat ze met te weinig op de vloer staan. Dat horen wij steeds opnieuw. En laat dat toch een heel belangrijke les zijn uit deze hele coronacrisis: er is een structurele onderbezetting en onderfinanciering van de woonzorgcentra, waaruit we vandaag lessen moeten trekken.
Ik denk dat u daarom ook bent begonnen met de VIA 6-onderhandelingen (Vlaams intersectoraal akkoord), waarbij er moet worden gesproken over een verhoogde personeelsinzet, maar ook een verhoogde verloning en betere werkvoorwaarden. Daardoor is het werk aantrekkelijker en kan er meer volk op de vloer komen. Mijn vrees, samen met de woonzorgcentra en het personeel, is dat als er compenserende maatregelen worden verminderd nog voor de crisis voorbij is, er minder personeel op de vloer zal komen in plaats van meer personeel.
Maar ik herhaal nog even duidelijk mijn vraag: gaan die compenserende maatregelen nu verlengd worden of niet?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik heb een aantal vragen die aansluiten bij wat de collega’s hebben gezegd. Eerst en vooral wil ik graag onderschrijven wat collega Schryvers heeft gezegd – pun intended –, namelijk dat positieve beeldvorming heel belangrijk is in dezen. Woonzorgcentra komen tegenwoordig enkel in het nieuws wanneer er iets negatiefs gebeurt of te vertellen valt. Mijn vraag aan u, minister, is: wat kunt u doen om ervoor te zorgen dat de vele positieve aspecten van ouderenzorg in een woonzorgcentrum ook zullen worden belicht? Dat is mijn eerste vraag.
Mijn tweede vraag, minister, is: in februari 2019 moesten alle aanvragen binnen voor de erkennings- en de omzettingskalender. We zien nu dat er een aantal leegstandspercentages zijn die misschien wel wat langer zullen bestaan. De vraag is wat de impact daarvan is op die omzettings- en erkenningskalender. Als ik als voorziening tegen een bepaalde datum kies om bepaalde omzettingen niet te realiseren omdat ik leegstand heb, word ik daar dan op een of andere manier voor gepenaliseerd? Met andere woorden: is er een cut-offdate waarop die gerealiseerd moeten worden? Kan daar iets aan gedaan worden als dat zo is?
De heer De Reuse heeft het woord.
Ik wil me ook aansluiten bij de bezorgdheden van de collega’s over de relatief grote leegstand in onze woonzorgcentra. Het is natuurlijk zo dat corona voor extra leegstand heeft gezorgd. Dat weten we allemaal. Maar het is zo dat het natuurlijk geen nieuws is. Vooral in landelijke gebieden, dus minder in stedelijke gebieden, is dat niet zo nieuw en is het al een tijdje aan de gang dat er steeds meer leegstand is. We moeten dat ook onder ogen zien. Collega Schryvers haalt al wat elementen aan waarom die leegstand er komt. We hebben op heel wat plaatsen een nieuw opnamebeleid. Er is een hogere zorggraad nodig. We stimuleren ook het langer thuis wonen. We omkaderen dat en zorgen dat dat ook kan. Dan is er natuurlijk ook corona die gezorgd heeft voor de slechte perceptie van onze woonzorgcentra, hoewel we – en ik wil dat hier toch ook eens benadrukken – in de ad-hoccoronacommissie twee getuigenissen hebben gehad van woonzorgcentra die getoond hebben hoe het moet, die gezegd hebben wat hun inzet is, hoe ze het aannemen en wat ze allemaal voor hun mensen doen. Er zijn zeker heel wat woonzorgcentra die hun uiterste best hebben gedaan. Dat moet misschien wat meer in het nieuws komen. Met die voorbeelden kunnen we inderdaad de perceptie keren.
Ik stel ook in mijn eigen buurt vast dat met de woonzorgcentra die wel nog een goede bezetting hebben, voortdurend contact wordt opgenomen door de omliggende woonzorgcentra om wachtlijsten over te nemen en om constant te ronselen naar potentiële bewoners. Dat is een duidelijk teken dat er een structurele leegstand is op heel wat plaatsen. Ik denk, minister, dat dat heel grondig moet worden opgevolgd. We moeten ingrijpen. Ik versta het wel dat we nu inderdaad kijken om in het kader van de covidmaatregelen vooral wat plaats vrij te houden voor een eventuele nieuwe uitbraak van covid, maar het kan toch niet zijn dat we structurele leegstand gaan blijven betoelagen. Ik stel voor dat er dringend gemonitord wordt, dat er een studie wordt gemaakt, ook eventueel wanneer in de toekomst een omslag wordt gemaakt, wanneer er weer een stijging mag worden verwacht van de vergrijzing of van de mensen die in onze woonzorgcentra terecht gaan moeten kunnen. Ik denk dat daar toch zeker een grote taak voor de administratie ligt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is al aangehaald: de afgelopen maanden is de perceptie over de woonzorgcentra echt wel niet goed geweest. Mensen zijn bang om naar een woonzorgcentrum te gaan en ook om hun familie niet meer te mogen zien. Dat speelt natuurlijk allemaal een grote rol in de leegstand. Vanuit de getuigenissen van verschillende ouderen die we gehoord hebben, zien we toch dat we meer en meer gaan moeten evolueren naar kleinere leefgroepen en ook naar kleinere units om samen te wonen. Ik heb hier ook al een pleidooi gehouden voor een kader van cohousing. Ik denk dat dat ook iets heel belangrijks is, waar mensen toch de vrijheid hebben om te kiezen hoe ze hun oudere dag kunnen doorbrengen. De afgelopen jaren zijn er heel wat woonzorgcentra gebouwd. Er staan ook heel wat bouwprojecten in de planning. Ik denk dat we goed moeten nadenken welke woonzorgcentra we in de toekomst willen en of we inderdaad die switch gaan maken naar die kleinschaligheid en ook meer gaan investeren in die thuiszorg, waarbij we er zeker voor moeten zorgen dat er veel meer flexibiliteit is.
De heer Anaf heeft het woord.
Een aantal collega’s spreken over de perceptie van de woonzorgcentra die niet goed is. Het is natuurlijk veel meer dan perceptie. Ik denk dat het tijdens deze crisis toch heel duidelijk is geweest dat een aantal structurele problemen die er in de sector zijn, naar boven zijn gekomen en heel erg duidelijk geworden zijn in de crisis die we de voorbije maanden hebben meegemaakt. Met alle respect, maar dat zijn geen dingen die je kunt oplossen met een publiciteitscampagne. Daar zijn structurele oplossingen voor nodig. Ik ben dan ook heel erg benieuwd naar welk akkoord de Vlaamse Regering eind dit jaar zal presenteren met betrekking tot het personeel.
We zitten nu natuurlijk in een wat vreemde situatie waarbij er bedden leegstaan terwijl we vroeger altijd bedden tekort hadden. Ik vind dat we toch moeten oppassen dat we een aantal uitgangspunten van het beleid niet vergeten. Het is altijd de doelstelling geweest om zoveel mogelijk mensen zo lang mogelijk thuis te laten. Ik ga ermee akkoord dat er zaken moeten gebeuren om de woonzorgcentra in een positief daglicht te zetten. Maar daarmee los je ten eerste geen structurele problemen op en nu per se al die bedden opnieuw willen vullen omdat er leegstaan, lijkt me ook niet de richting die we moeten inslaan.
Een bijkomend iets is het mechanisme dat variabel is op basis van de dagprijs. Ik blijf dat toch een oneerlijkheid vinden. Een goedkoop woonzorgcentrum, bijvoorbeeld een dat wordt uitgebaat door een lokaal bestuur waarbij er lokaal alles aan gedaan wordt om de dagprijs zo laag mogelijk te houden en waarbij het lokale bestuur – of andere organisaties – middelen investeert, wordt een beetje afgestraft omdat het per dag minder compensatie krijgt dan woonzorgcentra die veel meer vragen als dagprijs. Dat vind ik een fundamentele oneerlijkheid in het systeem en ik zou willen vragen of er geen mogelijkheden zijn om dat gelijk te trekken voor iedereen, zodat dat er een eerlijke concurrentie ontstaat.
Collega’s, wat de perceptie en het negatieve imago betreft van woonzorgcentra, denk ik dat ook wij als parlementsleden en in het bijzonder als de commissie voor Welzijn, daarin een belangrijke rol te spelen hebben. Ik krijg – ik kan niet zeggen dagelijks maar toch regelmatig – uitnodigingen van woonzorgcentra om die te gaan bezoeken als commissie, om inderdaad in dialoog te treden. We hebben natuurlijk in de hoorzittingen al heel wat gehoord, maar ik denk dat we dan pas echt weten wat er speelt.
Collega Anaf heeft natuurlijk gelijk: het gaat om structurele problemen en die zullen niet opgelost geraken met een grote publiciteitscampagne. Maar ik vind ook wel dat wij, commissieleden, niet altijd het negatieve van die woonzorgcentra moeten benadrukken, maar dat we moeten werken naar de toekomst toe. Collega Saeys, ik dacht dat de al dan niet kleinschaligheid een van de punten was van de resolutie met 95 punten die we hier unaniem hebben goedgekeurd.
Minister Beke heeft het woord.
Ik ben het eens met uw opmerking. We moeten de problemen die er zijn, detecteren maar een aantal misstanden die er zijn geweest in het begin van de crisis, moeten we ook niet veralgemenen. Ik wil verwijzen naar mijn betoog in juni in de ad-hoccommissie. Ja, in een twintigtal woonzorgcentra is het helemaal fout gegaan. Een zeventigtal woonzorgcentra hebben uitbraken gekend, waarbij de aanpak niet op alle plaatsen fout is gegaan. Dat betekent nog altijd dat er achthonderd woonzorgcentra zijn waarbij men het op een goede manier heeft aangepakt, zelfs bij besmettingen.
We moeten niet blind zijn voor waar het fout is gelopen, maar laten we ook niet blind zijn voor daar waar het goed is gelopen. Ik heb alvast geanticipeerd op uw punt om woonzorgcentra te gaan bezoeken. Ik heb er deze zomer tientallen bezocht en gesproken met het personeel, waarbij men het soms zeer zwaar heeft gehad, maar tezelfdertijd toch ook wel fier is geweest over de manier waarop men het zelf heeft kunnen aanpakken. Men is ook wel een stukje ontmoedigd geraakt door de veralgemeende negatieve perceptie die daarrond gegroeid is. Als we allemaal werk maken van die positieve beeldvorming, dan kunnen we dat doen. Ik wil verwijzen naar het debat dat we hier in augustus gehad hebben over de bezoekregeling. Daarbij heb ik toen gezegd dat er zijn die dat misschien niet goed aanpakken, maar dat er ook zijn die dat wel goed aanpakken.
Laten we diegene die het wel goed aanpakken, gebruiken als een voorbeeld voor de andere, om hen mee op sleeptouw te nemen want ik kan begrijpen … En als u op bezoek gaat, dan zult u over heel wat dingen bij een directeur of bij een hoofdverpleegkundige of bij andere personeelsleden soms de vertwijfeling zien: wat doen we nu het best in deze of gene omstandigheden? Daarvoor, denk ik, moeten we de goede voorbeelden gebruiken. Dat is ook een oproep aan de organisaties, aan de koepels en andere. Het agentschap Zorg en Gezondheid brengt ook die goede voorbeelden en zet die online om op die manier te zeggen dat er wel degelijk dingen zijn die je ook op een goede manier kunt aanpakken.
Misschien nog een paar andere bijdragen. Het is niet de bedoeling dat we de compensatie waarin we in het begin voorzien hebben, helemaal doortrekken. We hebben dat toen gedaan omdat er een opnamestop was. Die opnamestop is er nu niet meer. Dat zou betekenen dat we er eigenlijk voor zorgen dat er leegstaande bedden gefinancierd worden en dat mensen die vandaag naar een woonzorgcentrum gaan of de families, drempels gaan ondervinden om daarnaartoe te gaan. Ik denk niet dat dat de bedoeling kan zijn. We gaan de volledige dagprijs niet betalen voor de leegstaande kamers. Er moet een drijfveer blijven zijn om mensen ook effectief op te nemen.
De vraag of we dat in de toekomst nog verder gaan doortrekken, zal mee in de komende dagen en weken op tafel liggen in de schoot van de regering. Daar ga ik nu geen verdere uitspraken over doen.
Wat de cijfers betreft: ik ga die even per provincie naar voren brengen. In Antwerpen hadden we een bezettingsgraad van 93,7 procent, in juli was dat 89,8 procent. In Brussel hadden we een bezettingsgraad van 75,8 procent, in juli was dat 67,4 procent. In Limburg was de bezettingsgraad 95,6 procent in januari, voor de crisis dus; in juli was dat 89, 5 procent. In Oost-Vlaanderen hadden we een bezettingsgraad van 96,5 procent in januari. Dat was teruggelopen in juli naar 93,5 procent. In Vlaams-Brabant zien we 93,3 procent in januari en dat is teruggelopen tot 88,9 procent. In West-Vlaanderen was er een bezettingsgraad van 96,3 procent en die is teruggelopen tot 94,2 procent. Als we het Vlaamse gemiddelde nemen, zien we een bezettingsgraad van 94,8 procent voor de crisis en 91,1 procent in juli. Het beeld van woonzorgcentra die leeglopen, klopt niet. Er is een achteruitgang, maar we zien toch ook wel dat die weer een stukje wordt ingehaald. Ik denk dat de cijfers zich verder doorzetten.
Een tweede element dat ik even onder de aandacht wil brengen, voorzitter, is dat we onze demografie voor de komende jaren goed in ogenschouw moeten nemen. De oorlog was gedaan in 1945. De babyboom was van 1945 tot 1950. Tel daar 65 jaar bij en je weet wanneer die mensen met pensioen zijn gegaan. Die zijn dus nu met pensioen. Tel daar 80 en 85 jaar bij en je weet wanneer die mensen zorgbehoevend gaan worden. Dan zien we dat dat vanaf 2025-2026 zal zijn. Dat betekent dat in de vijf jaar daarvoor, in de oorlogsjaren, we een demografische klik naar beneden hebben gezien. Dat is waar we nu mee geconfronteerd worden. Dat betekent niet dat in de komende periode de behoefte voor ouderenzorg zal verminderen, integendeel. Die zal door de babyboom alleen maar versterkt worden. We moeten daar aandacht voor hebben.
Over de kleinschaligheid is in de aanbevelingen inderdaad al heel wat geschreven. Ik denk dat we daar, voorzitter, nog wel een aantal keren over kunnen spreken. In de getuigenissen in de ad-hoccommissie heb ik toch ook gezien dat kleinschaligheid in de organisatie één zaak is, maar ook wel binnen een groter geheel moet kunnen gebeuren, wat de backoffice betreft.
Het delen van de aanwezige expertise op vele vlakken zal niet kunnen gebeuren als er louter op basis van kleinschaligheid wordt gewerkt. Hoe wij een goed samenspel gaan realiseren tussen kleinschaligheid in de frontoffice van de zorg aan de ene kant, en een grotere professionalisering in de backoffice, zal het spanningsveld zijn waar wij in de komende jaren mee geconfronteerd zullen worden. Die richting wordt de toekomst.
In heel veel woonzorgcentra die ik heb bezocht, stel ik vast dat de cultuur van een organisatie belangrijk is. Vertrekt men daarbij vanuit de bewoner? Ik ben in Pelt geweest in een woonzorgcentrum, en ik denk, collega Parys, dat u daar na mij ook bent geweest. De verantwoordelijke van het woonzorgcentrum legde uit dat het daar de cultuur is dat een kamer van een bewoner als zijn huis wordt beschouwd. Als je als zorgverlener, als zorgkundige of verpleegkundige, in die kamer komt, dan kom je in het huis van de betrokkene. Dat is een andere cultuur dan een cultuur waarin ervan uitgegaan wordt dat de mensen in kamers van het wooncentrum liggen. De cultuur in de bejegening van de bewoners is van ontzettend groot belang. Er zijn heel mooie voorbeelden van persoonsgerichte bejegening. Er zijn ook andere voorbeelden. Die moeten op sleeptouw worden genomen door de goede voorbeelden.
Als laatste punt wil ik het hebben over de omzettingskalender. Die is volledig uitgedeeld, met positieve effecten op het terrein. Zo kan men ook kiezen voor tussenvormen van thuiszorg. Daar zijn ook heel mooie voorbeelden van. We gaan met het agentschap bekijken hoe we daarmee in de toekomst kunnen omgaan. Het is niet zo een eenvoudige zaak om de erkenning en de capaciteit van een zaak af te bouwen of om erkenningen die zijn toevertrouwd zomaar te verminderen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, vandaag is er een zekere leegstand in de woonzorgcentra, en daar zijn verschillende redenen voor. Vlaanderen heeft voorzien in een bepaalde compensatie, en dat vind ik goed. Wij beseffen allemaal dat die maar tijdelijk is en maar tijdelijk kan zijn. Met het oog op de toekomst is het belangrijk te blijven monitoren hoe de situatie evolueert. Dan denk ik ook aan de demografische gegevens waarnaar de minister heeft verwezen.
Collega Anaf, u hebt gelijk: een volledige bezetting van de woonzorgcentra is geen doel op zich. Het gaat erom dat de mensen op de best mogelijke manier de zorg krijgen die ze nodig hebben. We weten dat de opvatting veranderd is en dat de mensen zo veel en zo lang mogelijk in de eigen buurt willen blijven wonen. Het beleid moet aan die vraag naar meer kleinschaligheid gevolg geven. Maar als mensen te zorgbehoevend zijn geworden om nog thuis ondersteund te worden door de thuiszorg, dan moeten zij de stap kunnen en durven zetten naar een woonzorgcentrum. Zij moeten er vertrouwen in kunnen hebben dat ze daar ook goed verzorgd gaan worden. Daarom is de positieve beeldvorming ook zo belangrijk. Ik heb daar in mijn eerste vraag al naar verwezen. Er zijn massa’s mooie en goede initiatieven, ook lokaal en met open huizen in interactie met buurten waar enorm kwalitatieve zorg wordt gegeven. Laat ons die samen in de kijker zetten.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Het gaat mij niet om de compensatie van volledige bedden met de volledige dagprijs. Dat is ook nooit gebeurd. De vergoeding van de dagprijs bedroeg 90 procent. Maar het blijft een feit dat de leegstand vandaag groter is dan voordien. Wij hebben de cijfers gehoord. Over het algemeen krijgen de woonzorgcentra minder inkomsten, en mijn vrees is dat dit een weerslag heeft op het personeel.
Ik wil nog even ingaan op het verhaal over de perceptie. Er zijn enorm veel mooie initiatieven. Elke zorgverlener die in een woonzorgcentrum werkt en die ik ontmoet, doet zijn uiterste best. Maar ik wil toch even de vinger op de open wonde leggen. Zoals ik al heb gezegd, is er een tekort aan personeel. Ik maak mij er zorgen over dat die vaststelling hier door niemand anders wordt aangehaald. Wij hebben wekenlang geapplaudisseerd voor de zorgsector. Even lang heeft de bevolking zijn steun uitgesproken, ook voor de vraag naar meer personeel in de sector. Zoals ik er vorige week op heb gewezen, was er nog voor de coronacrisis een studie van de SERV waaruit blijkt dat bij 40 procent van de mensen die in de zorgsector werken, de werkdruk, de emotionele belasting en de psychische vermoeidheid acuut problematisch zijn. Dat is een van de redenen waarom redelijk veel mensen overwegen om uit de zorgsector te stappen.
Ik denk echt wel dat wij volop werk gaan moeten maken van betere arbeidsvoorwaarden en van een hogere bezetting om de nodige zorg te kunnen geven aan de bewoners. Ik bezoek bijna wekelijks woonzorgcentra. Ik heb zelf patiënten in woonzorgcentra zitten. Ik stel zelf vast dat er in sommige afdelingen week na week andere verpleegkundigen werken die geen band kunnen opbouwen met de andere mensen die daar werken. Het wordt het personeel soms ook onmogelijk gemaakt om de zorg te bieden die ze eigenlijk wel zouden willen bieden. Dat is een heel groot probleem. Mensen werken vaak vol overgave maar het is soms niet houdbaar. Als er sprake is van een vermindering van de steunmaatregelen, vrees ik dat de personeelsbezetting in de woonzorgcentra zal verminderen in plaats van te vermeerderen.
Mevrouw Vandecasteele, ik denk dat alle collega’s in de commissie bezorgd zijn over de werkdruk bij het personeel en het eventueel tekort aan personeel. U bent heus niet de enige met die bezorgdheid.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.