Report meeting Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Drie jaar geleden, op 1 juni 2017, trad de hervormde rijopleiding in voege. Onderdelen van de vernieuwing zijn het vormingsmoment voor de rijbegeleider, de minimumduur voor het doorlopen van de rijopleiding van drie naar negen maanden en het verplichte terugkommoment dat binnen de zes tot negen maanden na het behalen van het rijbewijs B gevolgd moet worden. Er zijn toen een aantal weloverwogen keuzes gemaakt. Ik blijf ook nog altijd verwijzen naar de hoorzittingen die we daaromtrent hebben gehouden, waaruit toch bleek dat ervaring een heel belangrijk onderdeel is, maar ook een terugkommoment. Het gaat niet alleen over rijvaardigheid om zich op een veilige manier in het verkeer te kunnen begeven, maar ook over de attitude in het verkeer.
Deze hervorming werd geregeld in het ministerieel besluit van 9 juni 2017 wat het vormingsmoment en de minimumduur betreft en het ministerieel besluit van 28 september 2018 wat het terugkommoment betreft. Het ministerieel besluit van 9 juni 2017 is vernietigd door de Raad van State omdat de nieuwe regels, onder andere het voorleggen van het vormingsattest van de rijbegeleider, aan de federale bevoegdheid voor het uitreiken van het rijbewijs raakten.
Sinds die vernietiging zijn kandidaat-bestuurders die een rijopleiding met vrije begeleiding volgen, niet langer verplicht zich te laten bijstaan door een begeleider die een vorming heeft gevolgd. Ook de minimumduurtijd van de praktische rijopleiding bedraagt opnieuw drie maanden in plaats van negen maanden. Minister, u zei vorige week ook dat dit te maken heeft met het inhaalmanoeuvre en het uitstellen van rijexamens door corona.
In de commissie van 30 april vroeg ik u om dringend actie te ondernemen om de vernietigde wetgeving, in functie van de verkeersveiligheid, te herstellen. U gaf duidelijk aan dat u achter de hervormde rijopleiding blijft staan en dat praktijkervaring en het vormingsmoment voor de rijbegeleider essentieel blijven. Om deze wetgeving sluitend te maken, stelde ik voor om de voorwaarde in te bouwen dat op het moment dat iemand zijn praktijkexamen gaat afleggen, tegelijkertijd een vormingsattest van de begeleider moet worden voorgelegd dat minstens negen maanden oud is. Op die manier zijn er garanties dat de begeleider ook effectief die vorming gevolgd heeft. Bovendien wordt op deze manier ook het bevoegdheidsprobleem, waarvan sprake was, opgevangen. U antwoordde daarop: “Een controle van het begeleidersattest bij het praktijkexamen zoals u voorstelt, garandeert niet dat aan deze doelstelling tijdens de oefenritten effectief is voldaan, zodat dit niet zo’n goede oplossing is.” Voor de minimale oefenperiode zou er volgens de minister wel gecontroleerd kunnen worden op het moment van het praktijkexamen.
Minister, hoe ver staat u met het herstellen van de vernietigde wetgeving rond de hervormde rijopleiding? Hebt u, zoals afgesproken, rekening gehouden met de negen maanden praktijkervaring en het vormingsmoment voor rijbegeleiders? Wanneer mogen we de nieuwe regelgeving, die belangrijk is voor de verkeersveiligheid, verwachten?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Ceyssens, door de vernietiging van het besluit van de Vlaamse Regering moet er een alternatief worden gezocht voor de controle die initieel door de lokale besturen gebeurde.
Intussen zijn ook een aantal scenario’s onderzocht en hebben we meermaals samengezeten met een taskforce over alles wat met rijopleiding te maken heeft. Er zijn een aantal scenario’s bestudeerd om het vormingsmoment zo snel mogelijk opnieuw in te voeren. In elk van de scenario’s zal er voor het praktijkexamen van een kandidaat met een voorlopig rijbewijs M36 een formele controle van het begeleidersattest moeten gebeuren. Dit zorgt ervoor dat er zeker geen praktijkexamen kan worden afgelegd en dus ook geen rijbewijs kan worden aangevraagd bij de gemeente, indien de begeleider niet gevormd is of indien de begeleider korter dan de duur van de stageperiode voor het praktijkexamen het vormingsmoment volgde.
Concreet betekent dit ook dat de controle zal moeten gebeuren bij en door de examencentra. Voor deze examencentra zal dit een belangrijke extra inspanning betekenen. Niet alleen moet deze controle gebeuren naast de controles die nu al gebeuren voor een praktijkexamen, de centra zullen ook gepast moeten omgaan met kandidaten en hun begeleiders die niet voldoen aan de regels. Daarover is ook al overleg opgestart met GOCA Vlaanderen (Groepering van Erkende Ondernemingen voor Autokeuring en Rijbewijs), maar het is evident dat het opnieuw invoeren van het vormingsmoment op deze manier ook gepaard zal moeten gaan met een uitgebreide communicatie om zowel de kandidaten als hun begeleiders op de hoogte te brengen van de opnieuw ingevoerde verplichting van het vormingsmoment. Dat is waar ik de vorige keer in de commissie ook op gewezen heb.
Het is de bedoeling om op termijn de registratie van de deelnemers aan het vormingsmoment te digitaliseren waardoor zowel de kandidaat als de begeleider geregistreerd wordt op een digitaal platform. Dit zou een databank genereren van iedereen die, wat dit criterium betreft, in aanmerking komt om een kandidaat te begeleiden.
Bij de start van de oefenperiode zou de kandidaat zich dan moeten registreren zodat we weten wanneer dit traject exact start. De kandidaat geeft op dat digitaal platform eveneens aan wie zijn of haar begeleider is. Dit systeem geeft het minste risico op kandidaten die zich voor het praktijkexamen aanbieden zonder aan de voorwaarden te voldoen.
Een bijkomend voordeel van dat digitaal platform is dat fraude met begeleidersattesten aan banden kan worden gelegd. Bovendien wordt hier ook geen administratieve werklast voor de examencentra mee gecreëerd. Kortom, er zijn tal van voordelen aan dat digitaal platform. Het enige nadeel is dat het een aanzienlijk langere doorlooptijd vraagt. We weten ook allemaal wat het draagvlak is voor het herstellen van dat opleidingsmoment voor de begeleiders. Daar was een draagvlak voor. De heer Ceyssens heeft er nog naar verwezen dat het bijna drie jaar geleden is ingevoerd. Dat draagvlak is er nu, we moeten dat zo lang mogelijk proberen te behouden, maar dat digitaal platform dat het meeste rendabel en het duidelijkst zou zijn voor alles en iedereen, laat een beetje op zich wachten. Vandaar dat we binnen de taskforce voor de rijopleidingen en met GOCA Vlaanderen hebben geopteerd om te komen tot een soort getrapte uitwerking van beide scenario’s. Daarbij zeggen we heel expliciet dat het vormingsmoment zo snel mogelijk opnieuw moet worden ingevoerd waarbij de controle van het begeleidersattest zal moeten gebeuren voor het afleggen van het praktijkexamen. Tegelijkertijd moet volop worden ingezet op het digitaliseringsproject zodat het digitaal platform dat voor iedereen duidelijk zal zijn, zo snel mogelijk kan worden uitgerold.
Wat betreft de negen maanden praktijkervaring zijn we ook binnen de taskforce rijopleiding en examinering tot de conclusie gekomen dat het zo veel mogelijk oefenen en opdoen van praktijkervaring op zich een goede zaak is, maar dat het onmogelijk is om te controleren of men effectief die volle negen maanden oefent of praktijkervaring opdoet of dat dat bijvoorbeeld slechts de laatste twee maanden intensief gebeurt.
Bijkomend is de opmerking gemaakt dat die negen maanden voor een aantal kandidaten een obstakel kan zijn. Zeker indien ze het rijbewijs in het kader van een job moeten behalen of indien ze bij het kandideren voor een job onmiddellijk hun rijbewijs moeten kunnen voorleggen, wordt de periode van negen maanden vaak als zeer lang ervaren.
Aangezien we ook nog steeds een verplicht terugkommoment hebben, is het voorstel om niet terug te gaan naar een stageperiode van verplicht negen maanden, maar het verhaal van de drie maanden aan te houden.
U vraagt wanneer we die nieuwe regelgeving kunnen verwachten. Persoonlijk had ik die liever voor het zomerreces kunnen voorleggen, maar helaas is men daar niet mee klaar. Daarom zal onmiddellijk na het reces de draad weer worden opgenomen, zodat we daar zo snel mogelijk mee naar buiten kunnen komen.
Ik hoop dat mijn antwoord voldoende duidelijk was. Ik hoop dat we na het reces het nieuwe kader, de nieuwe wetgeving kunnen uitrollen.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik heb daar een aantal bijkomende vragen bij.
Wat het digitaal platform betreft, lijkt het mij goed dat we een digitalisering inbouwen op dat vlak. Op die manier wordt het voor iedereen een stuk eenvoudiger. Maar begrijp ik het dan goed dat we dat digitaal platform zullen invoeren en dat we wachten met de regelgeving daarover? Of laten we de regelgeving al starten en maken we daarna een digitaal platform? Ondertussen zal het de taak van de examencentra zijn om te controleren dat men effectief een vormingsattest heeft – van negen maanden dan, zou ik zeggen, maar ik hoor u tot mijn verrassing zeggen dat we niet terug naar negen maanden zouden gaan, maar naar drie maanden. Minister, ik wil u vragen om daar heel goed over na te denken. Tijdens de vorige legislatuur hebben we heel wat tijd besteed aan discussies over hoe we onze jongeren veilig de weg op kunnen sturen. Jammer genoeg is een verkeersongeval nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak in België en in Vlaanderen. Op dat vlak kunnen we zeker nog een tandje bij steken.
Ik herinner mij de discussie die we voerden met een Oostenrijkse verkeerspsycholoog. In Oostenrijk was men erin geslaagd op één jaar tijd het aantal verkeersdoden met 33 procent te doen dalen bij chauffeurs die pas hun rijbewijs behaalden, in het eerste jaar dat ze hun rijbewijs hadden. Attitude was daarbij een belangrijk element en daarom ook is dat terugkommoment zo belangrijk. Maar aan de andere kant is ook ervaring een heel belangrijk aspect. Ik ben het volledig met u eens, minister: het is niet alleen door te zeggen dat men pas negen maanden later zijn praktisch examen kan afleggen dat men de garantie heeft dat men voldoende oefent. Dat klopt. Het is perfect mogelijk dat iemand slaagt voor zijn theoretisch rijexamen, zijn voorlopig rijbewijs afhaalt, dat acht maanden in de kast laat liggen en dan die laatste vier weken begint te oefenen. Daarin hebt u gelijk, dat kan perfect. Anderzijds herinner ik me dat we tijdens de vorige legislatuur ook hebben gesproken over een logboek, zelfs een digitaal logboek, om te kunnen bijhouden hoeveel men had geoefend. Daarin zou men bijvoorbeeld kunnen bijhouden hoeveel men in de regen had geoefend. Met de apps van vandaag zijn er op dat vlak toch wel wat mogelijkheden.
Minister, als u dat tot drie maanden wilt terugbrengen, vraag ik u toch om daar eens goed over na te denken. Een argument dat steek houdt, is dat mensen die afgestudeerd zijn en werk zoeken snel een rijbewijs moeten hebben. Daartegenover staat dat die mensen ook voor hun theoretisch rijexamen kunnen gaan. We kunnen dat stimuleren. Langs de andere kant is er de mogelijkheid naar drie maanden te gaan en tools in te bouwen om op te volgen of iemand voldoende heeft geoefend. Ik vind dat de moeite waard om te bekijken. Ik zou graag van u vernemen of daar op dit moment aan wordt gedacht.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Ceyssens, u hebt goed begrepen wat ik daarnet heb gezegd. We zullen niet op dat digitaal platform wachten. We kiezen net voor een getrapt systeem en we zullen de regelgeving zo snel mogelijk aanpassen. Wie zich voor het praktijkexamen aanbiedt, moet dan onmiddellijk het attest van de begeleider voorleggen waaruit blijkt dat hij een opleiding heeft gevolgd. Dat is duidelijk.
Waarom kiezen we voor zo'n getrapt systeem? Ik hoop dat het digitaliseringsproces er zo snel mogelijk zal komen, maar ik vrees dat het in het najaar nog niet onmiddellijk volledig operationeel zal zijn. We zouden daar te lang op moeten wachten, waardoor het draagvlak voor het begeleidingsmoment misschien weer weg zou kunnen zijn. Ik denk dat het goed is dit alleszins te behouden. We gaan dus voor een getrapt systeem, waardoor iemand voor het praktijkexamen moet melden dat de begeleider de opleiding heeft gevolgd. Nadien kan dat langs het digitaal platform voor iedereen op een vlotte manier worden afgehandeld.
Dan is er nog de discussie over de termijn van drie maanden of negen maanden om praktijkervaring op te doen. Wat u hebt gezegd, klopt. Als iemand minstens negen maanden moet oefenen, maar er geen controlemoment kan worden ingevoerd, wordt het heel moeilijk te weten of die persoon effectief heeft geoefend. We weten allemaal dat het heel belangrijk is zo veel mogelijk praktijkervaring op te doen om zich op de veiligste manier in het verkeer te begeven.
Aangezien er geen bewijzen voorhanden zijn, kan men vinden dat we de verplichting moeten opleggen een logboek bij te houden. Ik denk dat we dan al heel ver gaan. Als iemand aangeeft dat hij voor een bepaalde job of in bepaalde omstandigheden genoopt is snel een rijbewijs te halen, bijvoorbeeld als iemand in het gezin zonder auto is gevallen of plots niet meer met de auto kan rijden, moeten we openstaan voor die problematiek en moet het sneller kunnen gaan. Praktijkervaring is natuurlijk sowieso een garantie om het examen goed door te komen. Daar wordt tijdens het examen ook rekening mee gehouden. Ervaring blijft essentieel en we zullen daar ook wel op inzetten.
De taskforce die aan de rijopleidingen en de examinering werkt, zal hier alleszins rekening mee houden en zal nagaan hoe we nog meer controlemechanismen kunnen invoeren om na te gaan of er ruim voldoende wordt geoefend. Een logboek brengt ons al ver, maar ik houd rekening met de suggestie.
Mijnheer Ceyssens, u hebt zelf aangehaald dat attitude, naast ervaring, uiteraard heel belangrijk is. De taskforce vindt het terugkeermoment hiervoor een zeer belangrijk element dat we zeker willen behouden. Op dat ogenblik wordt echt op de attitude gefocust.
Ik hoop zo snel mogelijk na het zomerreces met de wijziging te komen. In eerste instantie gaat het om de controle in de examencentra en vervolgens gaat het om het digitaal platform. In principe blijft de praktijkperiode dan ook drie maanden.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik heb de afgelopen weken in vier verschillende vragen verwezen naar de dodelijke verkeersongevallen. Die cijfers zijn niet goed. Die zitten sinds 2017 weer in een stijgende trend. We moeten alles op alles zetten om dat tij te keren. Het percentage van verkeersslachtoffers ligt nog altijd het hoogst bij jonge bestuurders. Daar is dat nog altijd de belangrijkste doodsoorzaak. En daarom mag de procedure om een rijbewijs te halen, niet de manier zijn om zo snel mogelijk een ticketje te hebben om achter het stuur te kunnen kruipen. Dat moet een traject zijn waarbinnen we ervoor zorgen dat we onze jongeren zo veilig mogelijk in het verkeer kunnen brengen. Daarom baart uw laatste opmerking mij toch wel wat zorgen. Nogmaals, ik heb begrip voor het terugbrengen van de termijn onder het mom van ‘bij negen maanden hebben we ook geen controle’. Als we dat doen, vind ik wel dat we daar iets tegenover moeten stellen en we die controle moeten invoeren. U zegt dat een logboek omslachtig is. Inderdaad, dat klinkt alsof je een logboek moet bijhouden met wat je allemaal gereden hebt, maar in deze tijden van innovatie denk ik dat er ook perfect andere oplossingen te bedenken zijn, via een app of dergelijke meer, zodat men kan controleren hoe er geoefend is en hoe er gereden is in aanloop naar het examen. Want praktijkervaring, bleek nog eens heel duidelijk, was een heel belangrijk onderdeel bij het zich scholen op weg naar een rijbewijs.
Daarom doe ik een heel uitdrukkelijke oproep aan u om dat toch heel duidelijk mee te nemen in die taskforce, dat we op de een of andere manier toch de garantie hebben dat mensen goed geoefend hebben en zich goed voorbereid hebben, en daardoor ook slagen in hun rijexamen, en niet dat het een ‘lucky shot’ is dat ze die dag slagen op hun rijexamen – want uiteindelijk is dat ook maar een momentopname – en ze daarna eigenlijk een te weinig ervaren chauffeur in het verkeer zijn. Dat kan misschien met alle goede bedoelingen zijn, om allerlei redenen, maar als daar dodelijke slachtoffers door vallen, denk ik dat we op dat vlak verkeerde beslissingen nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.
Ik kijk nu weer naar collega Ceyssens, want ik ben nu aan zet om mijn vraag te stellen. Daarna mag collega Verheyden zich klaarmaken om de laatste vraag van het seizoen te stellen. Wat collega Ceyssens zich nog levendig herinnert: vroeger was het gebruikelijk dat wie de laatste vraag van het seizoen stelde, de collega's zwaar moest trakteren. Niet waar, collega Ceyssens?
Dat klopt als een bus. Het is misschien wel een televergadering, maar er zijn creatieve manieren genoeg, mijnheer Verheyden, om ons te trakteren. We kijken al reikhalzend uit naar de deurbel.