Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Report
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, ik heb eerlijk gezegd getwijfeld of ik die vraag zou stellen, omdat de context waarin we leven door corona helemaal veranderd is. Maar ik heb ze toch gesteld en ik zal u zeggen waarom: ik heb berichtgeving gezien – en ik heb u ook een schriftelijke vraag gesteld – waaruit blijkt dat van de 8260 covidvacatures na drie maanden slechts een duizendtal zijn ingevuld. Dus nog geen 14 procent van de vacatures wordt ingevuld, ook tijdens corona. Dat gaat een beetje in tegen wat we denken. We denken dat iedereen zo snel mogelijk aan het werk wil, maar we zitten nog altijd met die mismatch aan vacatures.
We hadden een thematiek op de agenda gezet, namelijk dat we mensen die niet noodzakelijk een werkloosheidsuitkering genieten, maar in een ander statuut zitten – hetzij geen uitkering, hetzij langdurig ziek of noem maar op – willen verleiden om opnieuw aan de slag te gaan.
We hebben met u een zeer interessante gedachtewisseling gehad over een versterkte samenwerking met het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en toen hebt u gezegd dat u stappen zou zetten, waaronder een rondetafel, en dat u ook zou kijken naar mogelijke bouwstenen voor een samenwerking met het RIZIV.
Hebt u meer informatie over het traject sinds februari 2020? Is er al een visietekst over de uitrol van dat verhaal?
Werd het VIONA-onderzoek (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) ondertussen opgeleverd? Wat zijn de belangrijkste conclusies van dit onderzoek? Op welke manier kan de aanpak uit het buitenland inspirerend zijn voor Vlaanderen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, dit is een belangrijke vraag, maar ik moet u wel zeggen dat we de rondetafels die we voor 16 maart en 16 juni 2020 hadden gepland, hebben moeten annuleren. U zult wel begrijpen waarom. Ik vond het een beetje een raar moment om hier grote overlegmomenten rond te houden.
Dit betekent niet dat de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) stil heeft gezeten, want de dienstverlening is online verder gegaan. Verschillende personen die door ziekte afwezig zijn, zagen het als een echte meerwaarde dat er toch contact genomen werd. Er zijn ook grote inspanningen geleverd om de contacten te behouden, iets wat voor deze doelgroep van langdurig zieken wel van belang is, zo hebben we gemerkt.
We hebben vanuit de Vlaamse Regering verschillende maatregelen genomen die een positief effect hadden op de situatie van langdurig zieken. Denk maar aan bijvoorbeeld de compensatie bij de IBO-premie (individuele beroepsopleiding). We hebben 48 IBO’s van personen met een RIZIV-uitkering stopgezet door overmacht. Zij kregen hierdoor recht op een vergoeding. Ook het aanbod aan jobcoaching via de gespecialiseerde opleidings-, begeleidings- en bemiddelingsdiensten (GOB’s) werd opnieuw in de kijker gezet. De oproepen van het Europees Sociaal Fonds (ESF) rond werkbaar werk passen ook in dit verhaal.
Het systeem van tijdelijke werkloosheid heeft voor personen met een RIZIV-uitkering een aantal effecten die we nu nog steeds moeilijk kunnen inschatten. Er is de verwachting dat mensen vanwege tijdelijke werkloosheid minder geneigd waren om een doktersbriefje te halen. Het zou dus kunnen dat we straks een inhaalbeweging zullen zien. Ook kunnen we verwachten dat bepaalde diagnoses later vastgesteld zullen worden, bijvoorbeeld omdat mensen een medische behandeling onderbroken hebben. Maar dat kunnen we nu nog niet zien.
Nu, de coronacrisis heeft zijn impact ook hier gehad. Het RIZIV verwacht hier de komende tijd een duidelijker zicht op te krijgen. Van onze kant plannen we ook een reflectie om te zien hoe we lessen kunnen trekken uit deze crisisperiode. Zo kunnen we leren uit de digitale dienstverlening. Ik had met Wim Adriaens nog een gesprek en hij zei dat men vroeger heel sceptisch stond tegenover digitale dienstverlening, terwijl men daar nu positief tegenover staat. Voor een aantal mensen is dat dus heel goed en daarom moeten we dat instrument echt wel behouden.
Het VIONA-onderzoek vergelijkt een aantal buitenlandse voorbeelden om te komen tot een hogere werkzaamheidsgraad voor personen met een arbeidshandicap en richt zich dus niet specifiek op langdurig zieken. We beschikken over heel wat ondersteuningsinstrumenten, maar stellen vast dat deze niet altijd voldoende bekend zijn bij de werkgevers. De onderzoekers, Dries Van Herreweghe en Mick Lambrechts, komen het onderzoek begin september op mijn kabinet voorstellen en ik verwacht dat het een boeiende discussie zal worden. Zodra ze bij mij langsgekomen zijn en we rond zijn, kan ik het onderzoek officieel vrijgeven binnen de voorziene termijn. U moet natuurlijk wel begrijpen dat de onderzoekers eerst eens bij mij moeten langskomen, omdat wij de opdrachtgever waren.
De rondetafel was initieel in drie fases voorzien, een bijeenkomst in maart 2020, een bijeenkomst in juni 2020 en een bijeenkomst in september 2020. Ik wil nog altijd komen tot een Vlaamse visie op re-integratie op de werkvloer van personen met gezondheidsproblemen. De rondetafel van 22 september 2020 zal normaliter wel plaatsvinden, maar volgens een webinarformule. De partners van de rondetafel zijn de ondertekenaars van de samenwerkingsovereenkomst. Dit zijn VDAB, het Gespecialiseerd Team Bemiddeling (GTB) en het RIZIV, maar we willen in de vernieuwde samenwerking ook breder gaan. Zo betrekken we ook adviserende artsen, preventiediensten, het Departement Werk en Sociale Economie, het federale niveau en ook een aantal stakeholders, zoals het Vlaams Patiëntenplatform.
Ik heb dus noodgedwongen wat moeten schuiven in de planning, maar dat neemt niet weg dat de thematiek me zeer na aan het hart ligt. Het gaat hier ook niet om mensen die ziek zijn ‘over the top’ stimuleren. We willen mensen die ziek zijn, waarde laten halen uit het kunnen werken.
De heer Ronse heeft het woord.
Het verheugt mij dat de thematiek nog altijd op de agenda staat en dat uw plannen op dat vlak ongewijzigd zijn. Dat is een goede koers, denk ik. We wachten best af tot de twee momentums: 16 september, wanneer het op uw kabinet komt – ik ben blij dat het nadien ook richting parlement zal gaan, dat zal een interessante zaak zijn, misschien kan dat dan leiden tot een gedachtewisseling of hoorzitting waar ze het komen voorstellen – en naar het webinar op 22 september ben ik ook vrij benieuwd. Het is goed dat u en de Vlaamse Regering op koers zijn om daar echt iets van te maken.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik denk dat we allemaal een zekere schroom hebben als we spreken over het activeren van langdurig zieken. We zijn toch bezig met nieuwe namen te zoeken, misschien moeten we eens nadenken want als je daarover begint, ben je bijna een onmens, terwijl we allemaal weten dat dat natuurlijk een heel diverse groep is. Niemand van ons pleit ervoor – dat denk ik toch – om mensen die totaal niet kunnen werken te activeren. Maar er zitten dus heel veel mensen bij die wel aan de slag zouden kunnen gaan en voor wie het zelfs beter zou zijn dat ze aan de slag gaan. We hebben ook onze ambitie om niet-actieven te gaan verleiden, en daar zit natuurlijk een heel belangrijke groep in, in die niet-actieven. Het is belangrijk om daar toch op in te zetten.
Een van de problemen die men vaak ziet is dat VDAB nogal laat betrokken wordt in heel het proces van de werkhervattingstrajecten. Meestal hebben die mensen al een hele procedure doorlopen bij ziekenfondsen en controleartsen en is het kalf soms al verdronken, als ik het zo mag zeggen. Dat is eigenlijk het enige punt dat ik wou meegeven. In alle plannen die worden gemaakt om die langdurig zieken beter te activeren, moeten we dit echt zeker meenemen: hoe zorgen we ervoor dat VDAB veel sneller een stem krijgt in die procedure?
De heer Annouri heeft het woord.
Ik denk dat de beste manier om langdurig zieken weer aan de slag te helpen natuurlijk is ervoor te zorgen dat ze niet uitvallen. Daar bent u het ongetwijfeld helemaal mee eens, minister. De kwestie van werkbaar werk en ervoor zorgen dat zo weinig mogelijk mensen botsen op die muur van burn-out, stress en alle andere zaken, blijft prioriteit nummer 1. Ik denk dat iedereen het daarover eens is.
Als het gaat over die herintegratie, ben ik het eens met de collega’s die zeggen dat dat heel verschillende profielen zijn. Het belangrijkste is vooral dat de personen zelf centraal staan in alle stappen die gezet worden. Heel vaak zie je de redenering: er is een periode over gegaan van langdurige afwezigheid en we gaan die nu gewoon opnieuw op dezelfde positie zetten, terwijl dat natuurlijk niet de oplossing is. Als iemand is uitgevallen wegens tal van redenen op die positie zelf, moet je die daar niet zomaar terugzetten, maar moet je onderzoeken wat er fout gegaan is en hoe je dat kunt remediëren en hoe die ene persoon misschien ergens anders beter zal aarden, en ervoor zorgen dat de volgende persoon die op diezelfde plek komt natuurlijk ook niet op die muur botst. Minister, mijn oproep is gewoon: zorg ervoor dat de personen zelf ook gehoord worden in zowel wat er fout is gegaan als wat er nodig is om dat tegen te gaan en wat de eigen, op maat gerichte aanpak is die zij nodig hebben om opnieuw die stappen te kunnen zetten, voor hen die die stappen effectief kunnen zetten op de arbeidsmarkt en er zelf ook vragende partij voor zijn.
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de aanvullingen, collega’s. Ik heb het hier wellicht al eens gezegd: ik heb een ouder – mijn mama namelijk – die kanker gekregen heeft en nadien opnieuw op haar oude positie in het onderwijs kwam, wat veel te zwaar was voor haar op het moment dat ze erin kwam, en vervroegd gepensioneerd geworden is. Dat heeft enorm op haar zelfvertrouwen ingehakt, terwijl zij een ongelooflijk goede leerkracht was – ik zeg dat niet omdat het mijn moeder is, maar omdat dat objectief ook zo was.
Collega Annouri, u hebt daar de vinger op de wonde gelegd. Mensen die ziek worden: je kunt zeggen dat men moet voorkomen dat ze uitvallen. Dat is natuurlijk niet altijd mogelijk, het hangt af van het traject dat je moet gaan. Het probleem stelt zich vaak daarna, omdat je wel waarde haalt uit je job, maar je niet kunt. Als je dan terug moet naar die oude job, kan het zijn dat dat veel te zwaar is, dat weet je niet. Daar zit in onze arbeidsmarkt een probleem, vind ik, rond intersectoraliteit. Je kunt het ook de werkgever niet altijd verwijten, want het is best mogelijk dat de job die er was onmogelijk is om uit te oefenen. Dan zou je intersectoraal bruggen moeten kunnen slaan om mensen toe te leiden naar een andere job. Daar is nog werk aan de winkel. De voorzitter zei daarnet dat dat ook van de artsen een proactieve houding vraagt. Ik ben het eens met collega Ongena die zegt dat ook VDAB op tijd betrokken moet worden. Ik ben al blij dat er geen sfeer hangt van ‘het is een schande om zieke mensen te willen laten werken’. Dit is niet de essentie van de discussie.
Als je ziek bent, moet je uiteraard tijd kunnen nemen om te herstellen, maar werk kan ook een stuk helend zijn voor wat je meemaakt. Daar moeten we open naar leren kijken, vind ik. Dat vraagt een houding waarbij je gaat kijken wat mensen nog kunnen en waarbij je ook een goed gesprek met de mensen gaat voeren, zonder dwang. Het is ook geen sanctie.
Ik ben blij met jullie bijdragen. Maar besef dat het een heel gevoelig dossier is om in te werken, waarin ik ook de federale overheid nodig heb. Ik moet zeggen dat minister Nathalie Muylle sterk geïnteresseerd is om dat traject te volgen. Ik hoop dat we de komende maanden goede extra initiatieven kunnen nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.